-EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIGE 4e DISTRICT VAN ZEELAND. DE HEER FRANSEN VAN DE PUTTE. N°. 7. Vierde jaargang. A0 1803. BUITENLAND. Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag.Prijs per drie Prijs der Adverlentiën, van 1-5 regels f 0,75; elke regel maanden voor de gemeenten in het voormalige vierde distriet Vrnrloo* 1^ Ï7óïvi»narii daarboven f 0-12/2behalve het zegel. Groote letters naar van Zeeland, f 1,15voor de overige plaatsen des Rijks J n uUIUdliJ. mate van de ruimte welke zij beslaan.Brieven, Stukken en franco per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers 0.10. Advertentiën franco bij den Uitgever J. Schansman te Sluis. Zoo iets verwondering en verbazing in den lande gewekt heeftdan is het ge weest de benoeming van den Heer Fransen- van de Putte tot Minister van Koloniën. Na de jongste beschouwingen toch door den interimairen Minister van Koloniën aan de Eerste Kamer medegedeeldmeende men algemeen te mogen verwachtendat de Regering een meer gematigden weg zon opgaan in de behandeling der Oost-Indische aangelegenheden. Tc meer verwachtte men dit, daar in de beruchte redevoering van den lieer Betz op 8 Dec. jl. in de Tweede Kamer gehouden reeds het element van behoud in hoogc mate was op den voor grond gezet. Buitendien achtte men het allezins Staatsmanswijsheidom de opinion en wel in een zinals de Eerste Kamer zulks deed, uitgebragt, niet te braveren, maar liever een minnelijk vergelijk uit te lokken. Daar echter niets van dit alles gebeurd ismaar de Natie onverwachts den naam van den Heer Fransen van de Putte bekend om zijne vrijzinnige begrippen be treffende de vrije industrie op Java in de ooren hoorde klinken was verwondering en verbazing de natuurlijke gewaarwording, welke menigeen overviel. Ja, een paar dagen vóór die benoeming, toen de waarschijnlijkheid dier benoeming in sommige kringen reeds besproken werd waren de meesten op dit punt zóó onge- loovigdat zij de benoeming van den Heer Fransen aan di; Putte als ecne onmoge- I jkheid beschouwden. Die onmogelijkheid is nu een feit ge- Avorden een feitdat tot velerlei be schouwingen aanleiding geeft. De meeste organen der vaderlandsehe dagbladpers hebben zich reeds in ongun stige» zin over den nieuwen Minister uit gelaten ja zelfs enkele voorstandersin de pen, schijnen niet zeer op hun gemak te zijn met den nieuw benoemden. Hoe dit zijvaak algemeen hoort men de een den ander in de ooren fluisteren den lieer van iie Putte beklaag ik, want hij zal het niet lang maken Allendie zóó oordeelen gaan te regt uit van het denkbeeld, dat de Heer van de Pitte consequent zal zijn enhoewel thans op ecu Ministerieel standpunt ge plaatst toch zijne beginselen in de Tweede Kamer reeds geopenbaard, niet wraken zal. En ai at voorziet men dan? Zeker cene lievige botsing met de Eerste, zoo niet eene dergelijke met de ÏAveede Kamer. En te regt. De groote meerderheid der Kamers is het daarin eens met de Natie dat menten opzigte van alle mogelijke hervormingen in Indiöte kverk ga met de grootste voorzigtigheid en telioedzaambeid het bestaande eerbiedige enzoo er ver beteringen aan te brengen zijnze eer overlatc aan de prudentie van onzen Land voogd aldaar en het Indische bestuurdan eene beslissing doe nemen door onze Ka mers welke minder competente regters zijn. De Heer Fransen van de Putte moge nuop zijn tegenwoordig standpuntdooi de verschillende adviezen en nieuwe be schouwingen welke hem onder de oogen zullen komen niet zoo radicaal zijn als hij vroeger zich betoondeniemand kan ver wachten dat hij zijne vroegere beginselen zóó zal laten varendat hij geacht zou kunnen Avorden die zijner tegenpartij groo- tendecls te omhelzen. Botsing is dus alle zins natuurlijk te verwachten. Die botsing is vooral door den Premier uitgeloktdie den Heer van de Putte riep tot Minister van Koloniën. Men verhaalt, dat de „Premier" eerst vruchtelooze pogingen bij andere mannen om hen te bewegen als Minister op te tredengedaan heeft en toen die allen mislukt waren in den uitersten noodden Heer van de Putte liet uitnoodigendie aanvankelijk niet bereid scheen te zijn om de ministeriële portefeuille te aanvaarden maarop inslantelijk aandringen van den „Premier" en vooral, toen deze laatste dreigde zijn ontslag te zullen nemen en dus het geheelc Ministerie op losse schroe ven te stelleneindelijk toegaf. Iloe dit echter zijde Natie heeft met de bijzonderheden der wording van den nieuwen Minister niet zoo veel te maken als sommigen wel denken. Zij vraagt slechts: Avat belooft de Heer Fransen van de Putte als Minister van Koloniën En dan onder schrijft zij ons, in het vorig nommer reeds uitgesproken oordeeldeze benoeming is na de antecedentenieder bekendallezins geschikt 0111 de Natie en de Eerste Kamer vooral te braveren. In hoeverre nu „braveren" een rege- ringsbeginse! kan zijndat opgaatlaten wij gerust aan het onpartijdig oordeel on zer Lezers over. Buim ZESTIG mannen in onze heide Kamers hebben de koloniale politiek van onze llegering afgekeurd en nog geen veertig een tegenovergesteld oordeel uitgebragt maar zoo duister, dat men nog niet zeg gen kandat zij die politiek hebben goed gekeurd. Kortom het aantal der afkeur- ders was grooter dan dat der goedkeurders. Zij vertegenAVO'ordigcn de Natie en mitsdien wordt de Natie gerekend de koloniale poli tiek van de Regering af te keuren. De Heer Fransen van de Putte nu be hoorde tot de goedkeurders. Is het nu geen slag der Natie in het aangezigt gege ven door juist dien Heer tot Minister van Koloniën te benoemen Wij voorzien dan ook in beide Kamers hevige debattendie het geheele Ministerie nog meer zullen schokken en aan den rand van den afgrond brengen. Thans is op nieuw gebleken hoe on nationaal de tegenivoorilige Regering te werk gaat. Verre van haar dus de titel van echt nationaal bewinddoor laffe vleijers haar toegeworpen Hoe gebrekkig ook vorige Ministeriën mogen geweest zijngeen hunner behoeft jalo.ersch te zijn op de eeretitels van liet huidig Ministerie. Hoe kwalijk ook beoor deeld door de nieuwe bewindsmannenbe hoeven de Oud-Ministers niet te blozen over hunne daden. /tonder tegenspraak is de troon van Grieken land weder vacant. Zoo als men weet, had In geland én te Athene, éu door den Morning—Post verklaarddal de Hertog van Sakscn-Cobürg de kandidatuur had aangenomenmaar de Cob urge r Zeilung meldde onverwachtsdat de Ilertog defi nitief voor de kroon van Griekenland bedankt had en reeds heeft cene deputatie uit de Kamer van Golha den Hertog hare vreugde te kennen gegeven over den door hem gedanea stap. Wat do redea is van de mislukking der onderhande lingen weet men nog niet regt. Zoo het heet zou de Hertog niet alleen lot bescherming van zijn Griekschcn troon een builcnlandsch bezcl- tings-corps geëischt hebben, maar ook eene aan zienlijke renle verlangd, om van zijne nieuwe onderdanen zoo onafhankelijk mogelijk te zijn eischen, waaraan het Hof van St. James niet kon voldoen. Volgens eeuo andere lezingwas de bepaalde weigering van den verdreven Koning Otloom formeel afstand te doen van den troon, die hem ontnomen wasde reden waarom de Hertog geweigerd had. Hoe dit zijde toestand' daar te lande doet Griekenland niet goed en toch schijnen de Hellenen dien nog zoo lang te moe ten dulden, tot dat een Koning het waagt de Regering over hen te aanvaarden. Van het onaangename schouwspeldat Grie kenland buiten Europa oplevert, worden wij naar een niet minder onaangenaam iu Polen ais van zelf gebragt. De Poolsche opstand heeft meerdere uitbreiding erlangd dan men in den beginne dacht. De en kele hier en daar verstrooide henden van opstan delingen zijn zoo gelukkig geweest van zich to kunnen vereenigen, zoodat er eenige duizenden, wel geconcentreerd op de been zijn. De bewe ging is van het Westen, naar het Oosten voortge gaan in de rigliug van de Oud-Poolsche pro vinciën, waar zij, gelijk in Ei! hanen op mede werking rekenen kan. De versterking der Rus sische legeruiagt in Polen, de plaatsing van vier Pruissische legercorpsen in Polen de zamentrek- kiug van Oostenrijksche regementen op de G.il- ücische grenzen, de zending van den Pruissischen luitenant-géneraal von Alvensleben naar St. Pe tersburg en van den vleugel-adjudant von Ranch naar Warschau, dit alles bewijst, dat men inden opstand gevaren meent te ziendie men in den beginne uict duchtte. Desniettemin twljfeii men er niet aanof Rusland zal den opstand wèl meesier worden hoe lang of hoe kort het ook duren moge. In de gevechten met de opstande lingen zijn de Russen niet altijd de overwinnaars maar overalwaar het lot een strijd in het opea

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1863 | | pagina 1