NIEUWS-EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIGE 4* DISTRICT VAN ZEELAND.
HULPONDERWIJZER
GEEN TWIJFEL MEER.
Vrijdag 30 Januarij.
/f£
/S
t\to_ 5 Vierde jaargang. A° 18Ö3./fc
sumlmBLiD
Dit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prijs per drie
maanden voor de gemeenten in het voormalige vierde district
van Zeeland, f 1,15: voor de overige plaatsen des Rijks
franco per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers 0.10.
Prijs der Advertentiën, van 1-5 regels f 0,75; elke roget
daarboven f 0-12 '/2, behalve het zegel. Groote letters naar
mate van de ruimte welke zij beslaan.Brieven, Stukken en
Advertentiën franco bij deii Uitgever J. Schansman tc Sluis
Die genegen zijn te staan naar de
Betrekking van tweeden
hij dc Openbare Lagere School Ie SLUIS
onder den Hoofdonderwijzer J. H. VAN DALE,
waaraan is verbonden cene Jaarwedde van
f 250-,,gelieven hunne Stukken franco
in te zenden aan den Heer Burgemeester
van SLUISvóór den 10 Maart 18G3.
Het votumdat de Eerste Kamer den
29 December jl. uitbragt, waarbij werd
verklaarddat zij zich niet kon verecnigen
met het stelsel en de beginselen van den
afgetreden Minister van Koloniën en van
het tegenwoordig Kabinetheeft zeer veel
indruk in den lande gemaakt. Daardoor
werd dan ook de dubitalive aanneming van
de Begrooting van het Hoofdstuk over de
Koloniën in de Tweede Kamer in het regte
licht geplaatst. Een strijd toch over het
koloniale vraagstuk waarbij zoo vele groote
belangen voor het geheele Vaderland op
het spel staanmagin redelijken zin
niet door de eene. helft van de Kamer,
zoo het heetaangenomen en door dc an
dere helft verworpen worden. Dit wekt
al ligt het vermoeden hij dc Natie opdat
er op de aanneming van een tegenoverge
steld gevoelen veel af te dingen valt. Wij
willen thans niet onderzoekenhoe het
mogelijk wasdat in de Tweede Kamer
zulk cene dubitativc meerderheid verkregen
is. NV ij spraken er reeds van en consta
teren alleen dit, dat alle deskundigen, die
de stemmen weten tc wegen en niet bloo-
telijk te tellenin geenen deele verblind
zijn geworden door die zoogenaamde meer
derheid in de Tweede Kamer, bij het
stemmen over het Hoofdstuk der Koloniën
van de Staatsbegrooting voor 1863.
De Eerste Kamerwaar eene meerder
heid van dertig stemmen stond tegenover
rierheeft ondubbelzinnig gesproken en
niets te raden gegeven. Men moge zelfs
aannemendat er meer dan eene nuance
is in de opiniënwelke de Kamer bezielen
dc slotsom toch was dezedat dertig leden
een afkeurend votum uitspraken.
Hoe duidelijk deze uitspraak ook was
niet alleen sommige dagbladen en enkele
leden der Tweede Kamer, maar zelfs de
Minister van Finanticn thans Minister ad
interim van Koloniëngaf eene uitlegging
aan het votum van 29 Decemberwaar
tegen de Kamer jl. Zaterdagin het Ver
slag der Commissie va» Rapporteurs voor
het Ontwerp van Wet tot voorloopige vast
stelling van het IXde Hoofdstuk der Staats
begrooting voor het dienstjaar 1863te
regt is opgekomen.
Met te meer verwonderingzoo luidt
het Verslag, had de meerderheid" (vol
gens geloofwaardige geruchten 27 van de
34 leden)van deze verklaring (des inte-
rimairen Ministers) kennis genomennu
het verslag over de Staatsbegrooting voor
1863, in deze Kamer uitgebragt, zoo dui
delijk de hoofdstrekking van liet gevoelen
der meerderheid omtrent de Staatkunde
der Regering op koloniaal gebied heeft doen
uitkomen." In dat Verslag toch wordt ge
lezen Zeer aanzienlijk was de meerder
heid die zich tegen het regeringsbeleid in
koloniale zaken verklaarde. Men achtte
het beginsel van den Minister van Koloniën
dat het streven nu moet zijn, de belasting,
welke door den inlander thans ten deele in
arbeid wordt opgebragtran hem in haar
geheel in geld te kunnen heffengelijk te
staan met eene slooping van het geheele
Cultuurstelselen verderMen kwam
evenzeer op tegen het beginsel der Rege
ring, om aiic Indische aangelegenheden
van eenigzins ingrijpenden aard bij de wet
te doen regelenenz.en nadat deze ver
klaringen van de algemeene beschouwingen
over de Staatsbegrooting van dit jaar wa
ren medegedeeldgaf men ten slotte in
het Verslag over Hoofdstuk IX te kennen
De slotsom van deze verschillende be
schouwingen wasdat de meerderheid der
leden zich met de rigting of liet stelsel des
Ministers niet kon vercenigen en dat zij
hem niet wilde volgen in de toepassing
zijner beginselen.
Men heeft zich afgevraagdhoe het
toch mogelijk isdat omtrent dc strekking
van het afwijzen der Eerste Kamer eenige
twijfel zou bestaandaar zoowel uit de
gewisselde stukkenals uit de gehouden
beraadslagingen blijktdat die afstemming
evenmin was gerigt tegen de cijfers der
Begrooting, als tegen den persoon des Mi
nisters maar wel degelijk tegen de begin
selen der Regeringdie zelfs bij de open
bare discussie door niemanddan door
haar zijn verdedigd.
De meerderheid was eenstemmig van
gevoelen, dat zoowel het belang der zaak,
ais de waardigheid der Kamer tegen deze
miskenning van haar votum een ernstig
protest moet doen aanteekenen. Zij wilde
daarom ten overvloede bij dit Verslag uit
drukkelijk verklarendat hare verwerping
der Regrooting van liet Departement van
Koloniën de strekking heeft gehad eene
bepaalde afkeuring uit te spreken van de
Rcgcrings-beginselen op koloniaal gebiedzoo
als die meermalen zijn gebleken uit de rac-
dcdeclingcnwelke de afgetreden Minister
van Koloniën zoowel mondelingais in ge
wisselde stukken aan deze Kamer heeft
gegeven welke mededeelingen door niet
een zijner ambtgenooten zijn wedersproken
en mitsdien geacht kunnen worden de ko
loniale politiek van het Kabinet te kenmer
ken."
Verder waren zelfs die leden in de
Eerste Kamerwelke zich zoo stellig niet
wilden uitlatenhet toch daarin ééns
dat dc bestaande toestanden in onze Oost-
Indische bezittingenzoowel in het belang
dezer laatsteals van het Moederlandbe
houden moeten worden."
Andere leden wezen op dc niet geringe
wijzigingwelke in de koloniale politiek
der tegenwoordige Regeringblijkens de
beruchte rede van den Minister van Finan-
tiënop 8 December jl.in de Tweede
Kamergehouden was.
Dachten deze leden dus iets gunstiger
over de koloniale politiek der tegenwoor
dige Regeringzij vergaten echter niet
alleen wat vroegermaar wat ook in de
laatste dagen van December de thans af
getreden Minister van Koloniën gesproken
heeft in de Eerste Kamerwelke Minister
door geen zijner Ambtgenooten is weër-
sprokenintegendeel door hen en vooral
door den lieer Tiiobdf.cke, homogeen in
gevoelensis verklaard.
Ieder, die bedaard al het gebeurde na
gaat en al de gedrukte stukken vvèl over
weegt zal dus tot de conclusie komen
dat het votum van 29 December thans bui
ten alle kijf zoo duidelijk mogelijk is op
gehelderd.
Met welk cene verwonderingja verba
zing lazen wij nu de Memorie van Ant
ieoord geteeker.d door den Minister van
Finanticnook van jl. Zaturdag24 Jan.
Daarin toch zegt die Minister dat het
Regeringsbeleidzoo als men dat óf bij de
Regering verondersteldeóf uit sommige
bewoordingen van den afgetreden Minister
van Koloniën meende te kunnen afleiden
niet dat iswat de Regering bewust is te
zijn toegedaan."
Dus de Eerste Kamer heeft tegen wind
molens gevochten en haar votum zweeft in
de lucht I Zulk een antwoord van den
Minister kan men nu we! gemakkelijk ter
neder schrijven maar volledig aantooncn
dat het juist iskan men zoo ligt niet.
Wel beroept zich de Minister op eene vo
rige stemming van de Eerste Kamerd. d.
4 Januarij 1862; maar dit is niet voldoende.
Alle antecedenten hebben beteekenis en
alléén hij die ze allen heeft ontwikkeld en
juist zamengevatkan een oordeel uitspre
ken en hoe dit ook luiden mogeniemand
zal zich op een geheel op zich zelf staand
feit van 4 Januarij beroepen.
Dit is eene éénzijdigheiddie duidelijk
in het oog spiingt.