NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIGE 4 DISTRICT VAN ZEELAND. INCONSEQUENTIE. N°. 2. Vierde jaargang. A0 1803. BUITENLAND. ÉHSCHIWHIHU JDit Weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prijs per drie Prijs der Advertenliën, van 1-5 regels 0,75; elke regel maanden voor de gemeenten in het voormalige vierde district Vvnrlorv O iannarii daarboven f 0-12behalve het zegel. Groote letters naar van Zeeland, f 1.15; voor de overige plaatsen des Rijks U O clilLlcil IJ. mate van de ruimte welke zij beslaan.Brieven, Stukken en franco per post f 1,30. Afzonderlijke Nummers 0.10. Advertentiën franco bij den Uitgever J. Schansman te Sluis. Een zonderling licht is er over de te genwoordige Regering opgegaan De Mi nister van Koloniën ziet zijne Begrooling door de Eerste Kamer met schier eenpa rige stemmen verworpen. Die verwerping geschiedde hoofdzakelijkomdat de Kamer de rigting van dien Minister op koloniaal gebied afkeurde. Uit de discussion Idcek daarbijdat de Regering ook die rigting deelde. Het hoofd toch van het Ministerie erkendedat er hoegenaamd geen grond iswaarom hij zich niet homogeen zou achten met den Minister van Koloniën (zie lijblad II hl. 108). Wat zou nu het consequente gevolg moeten zijn Dit na melijk dat de geheele Regering hare rig ting op koloniaal gebied als veroordeeld door de Eerste Kamer moest achten. En wat is er nu gebeurd? Dv Minister van Koloniën verzoekt en ontvangt van Z. M. den Koning zijn ontslag en de overige Ministers behouden hunne portefeuilles. Omnia jam frnntfieri quae posse negatlam. Deze Latijnsche spreuk is volkomen oe- passelijk Er gebeurt thans alleswat ik ontkendedat gebeuren kan. Welke gevolgtrekkingen zijn er verder uit te maken1". dat de tegenwoordige Regering niet homogeen iswantware zij datde politieke waardigheid had ge boden datals één Minister met zulk een verpletterend votumals dat van de Eerste Kamer, getroffen werd, allen hun ontslag den Koning hadden aangeboden. Dat toch zou het zegel op de ware homogeniteit geweest zijn. 2". Daar echter de Minister van Koloniën en de Premier (de Heer Tiiorbecke) tot het laatst toe hebben vol gehouden dat zij eenstemmig waren heeft het nu allen schqndat al de Ministers behalve de Minister van Koloniën, voor hunne beginselen niet hebben willen vallen, maar hunnen Collega van Koloniën hebben opgeofferd. Nu schijnen de overgeblevenen zich wel op de rede van den Minister van Finantiën den 8 December gehouden te beroepen als of in die rede meer de hoofdbeginselen zijn uiteengezetwaaruit de homogeniteit van deze Regering is op te maken maar dit is moeijelijk aan te nemenomdat de Minister van Koloniën ook hetzelfde gevoe len deeldeals de overige Ministers nopens de onafhankelijkheid der Indische baten de toepassing van art. 56 van het Regerings-reglementbetreffende het cul tuurstelsel en de regeling der particuliere industriezoo als die in de cultuurwet is voorgedragen. Wij willen ons echter in dit opzigt in gecne verdere beschouwingen verdiepen. De zaak is te duidelijkom te kunnen worden geloochend. Maar wat zal nu praktisch het geval zijn De opvolger van den Minister van Kolo niën zal óf de door de Eerste Kamer ver oordeelde rigting volgenóf eene andere rigting aannemen. In het eerste geval kan hij nu reeds voorzien dat hij schip breuk zal lijden bij die Kamerin het tweede gevalals dan de overige Ministers zich weêr met hem homogeen verklaren, zullen wij getuigen zijn van het spelen met beginselenals wij niet mogten verwachten van een Ministerie Tiiorbecke. En dat het laatste min of meer gebeu ren zalmoet men wel veronderstellen. Want het gaat toch niet aaneene afkeu ring zoo als de Eerste Kamer gegeven heeftvan de Regerings-politiek in kolo niale zaken, als nictsbeteekenend te beschou wen. Men zal water in den wijn moeten doen. Hoe dat door de Eerste Kamer en door de Natie zal opgenomen worden is vrij duidelijk. Klke inconsequentievooral in zaken van zulk een belangstraft zich zelve. Men raakt in eigen netten verward en het vonnis der veroordeeling helpt men zelf opmaken. Hoe de zaak verder ook moge Ioopcn wij mcenen regt te hebbenom de ver- klaring af te leggendat de tegenwoordige Regering zich in een zonderling licht ver toont. Of hier toepasselijk iswat de Heer Groen eens zeide Een Ministeriedat niet weg wil gaan blijft lang zittenmogen ande ren beslissen. Naar onze overtuiging heeft de Regering hare zedelijke waarde op het spel gezet. Ook in het politieke leven gekitwat in het maatschappelijke waar is Ongelukkig degene, die de achting voor zich zeiven verliest De Nieuwjaarsdag is, in politieken zin gespro ken, rustig voorbijgegaan. Nog altijd is bij velen de indruk aanwezig, dien hij in het jaar 1858 maakte op allen die met de politiek zich ecnig- zins bemoeijen. Na dat jaar is hel weer de oude formule ge worden ik verheug mij dat ik met de Mogend heden in vrede leef en ik hoop dat dit zoo biijvcn mag, tot heil van de wereld, van nu aan tot in lengte van jaren! Hierop kwam de speechdoor Keizer Napoleon, op die receptie, in tegenwoor digheid van de diplomatieke mannen, de verte genwoordigers der verschillende Mogendheden neer. En daarna gaf de Keizer handjes aan de bevoorregten en vleijcude woorden aan de vriend jes. Onder de eersten stak vooral uit de heer von Mettcrnichde Oostenrijksehe gezant, die dus wat beters naar huis had te bcriglcndan een zijner voorgangers, de heer von Hübncr. op den hierboven door ons bedoelden dag. Ook met den Pruissischcn gezant en met dien van Rusland scheen de Keizer goede maatjes te zijn en dat verwondert ons nietwant duidelijk helt 's Kei zers staatkunde in de laatste dagen over naar de Noordsche Mogendheden. Nu de Keizer minder sympathie vindt bij zijn buurman regts, wendt hij zich tot zijne buurlui links. Hoe moeijelijk het scheen met dcu eersten op den duur in har monie te blijvenwij vreezendat het met ds laatsten zoo drie te gelijk ook niet gemak kelijk zal gaan Ieder van die drie heeft zijn eigen zin en bui tendien zijn alle drie geene 'zeer dikke vrienden. Deuk maar aan Oostenrijk en Rusland en ge hebt genoeg. Maar buitendien de Keizers van Oostenrijk en van Rusland gaan vrij gelijk den weg van vooruitgang op; maar de Koning van Pruissen doet een stap voorwaarts en dan weèr twee stappen terug. JIct zal dus een hard baan tje zijn voor Keizer Napoleon om het met die drie uit te houden. Doch om op die Nieuwjaars receptie weer terug te komenwij hadden wel eens gaarne den Keizer willen zien slaan voor den Engelschen gezant, lord Cowley. Ooggetui gen verzekerendat op 's Keizers strak gelaat niets te bespeuren was. Wij geloovcn het gaarnemaar wat daar om gegaan is in de harten der beide Staatsluiwie waagt het te beschrijven? De Keizer ziel en weet nog beter dan wijhoe veerkrachtig do slimme lord die Engeland's Staalsroer bestuurt in de laatste weken voor den dag is gekomen hoe dreigend Engelands staatkunde die des Kei zers zoekt te overschaduwen hoemaar wij kunnen in deze rubriek niet te uttvoerig wor den. Lord Cowley, die natuurlijk weet, wat er omgaat in de verborgen schuilhoeken van Enge land s staatkunde, zal wel met een eigcuaardigeu blik den Keizer aanschouwd en eenige fierheid gevoeld hebben, al bedwong staatskunst haar, bij de gedachte, dat Engeland zich van den smaad hem aangedaanzich langzamerhand zal herstellen en eens. hoopt hij: Victoria! kraaijen. Binnen kort zal de Wetgevende Vergadering te Parijs weèr geopend worden, liet gerucht, dat de Keizer haar niet openen zou met een speechis niet bewaarheid. Wij verwachten weèr levendige debatten. Het verslag, dat do minister van finantiënde heer Fouldonlangs van de finantiën aan den Keizer gaf, hoe meesterlijk ook gesteldzal tot velerlei discussiën aanleiding ge venvooral als die ongelukkige Mexicaanscho expeditie ter sprake zal komen. Deze laatste toch drukt vooreerst nog tot 18(»izoo als de minister uitrekent, loodzwaar op 's lands finan tiën! Gewis, Frankrijk verkeert in eene moeije- lijke positie het is oj) eene helling. Ook Victor Emmanuël heeft gesproken op den Nieuwjaarsdag tot degenendie^ bij hem hunne opwachting kwamen maken. Hij uitte niets an ders dan woorden van hoop: o.'a. „dat de Ka mer van Afgevaardigden ecodragtig mogt blijven streven naar de verwezenlijking van de lotnog onvervuld geble\en weuschen der Natie!" Vcel- beteekenend gezegde zoo er aan beantwoord wordt! Naar Venetië! Naar Rome! zullen velen er uit halen. Over het leger was Z. M. hijzonder tevreden. „Vertrouw op mij, gelijk ik otik op u vertrouw.'' Wij gelooven het gaarne; want de Koning gevoelt goed, dat hij zijn leger nog wel eens duchtig noodig kan he'bbeii en dat hijzon der zijn leger, niet veel vermag. Opmerkelijk daarentegen is wat de Paus sprak op dien zelfden Nieuwjaarsdag. Hij hoopte, dat Piemont zich eenmaal vol berouw voor den Stoel van St. Petrus zou ncderbuigengelijk de aarts vader Jacob knielde voor de voelen des Engels met wien hij den gcheelen nacht gestreden had zonder hem te kennen De Paus plaatst zich hier op een hoog stand punt. Wij weten, dat de Pausen zulks gewoon zijn; maar als de zaken nu eens niet uitkomen als zij verwachten v.at moeten wij dan wel den- keu van hunne groolsche taal Of zijn die woor den slechts uitgesproken om cfiekt te maken en om der goede gemeente te beduiden dat Victor Emmanuël zóó schuldig is? Wij weten hel niet; maar wij zien uit al die reception, dat er op Nieuwjaarsdag ook comedie gespeeld wordt. Tussehcn Oostenrijk en Pruissen schijnt het hommeles te zijn. Sommigen spreken reeds van erge bedreigingen, welke de laatste legen do eerste gebezigd heeft. Hoe het zij, dit is waar

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1863 | | pagina 1