IT- j*
want liet Buitenland, mijnheer! heeft wel een
kopen staart, maar waar is het ligchaam? Dat
.zullen wijhoop ik, spoedig te zien krijgen. Ik
ben er nieuwsgierig naar, want aan de politiek
doe ik ook wat.
Die Keizer Napoleon inaakt den boel wat
aan den gang! Dan spreekt hij van vrede en
zié, het wordt oorlog en zoo omgekeerd. Ik
begrijp dien man niet.
Zijn oom heeft ons veel kwaad gedaan; als
zijn neef het ook maarniet doet. Ik geloof het
echter niet, want, hoe heeft hij den Prins van
Oranje onthaald! Nu wil hij wel een stukje hij
zijn landdat in zijne buurt ligt, hebben; maar
ons landje, wel een begeerlijke brok, is wat
ver van honk en dan moest hij België ook ne
men. Ik denk maar, mijnheer, als de Keizer
wat teveel hooi op zijn vork wilde nemen, hij
slecht van de reis zou komen. Ook houd ik hem
voor een verstandig man: die, om te houden
wat hij heeft, niet te veel zal willen hebben.
Nu ben ik heel nieuwsgierig hoe die Schrijver
van het Buitenland het aan zal leggen. Alle
week! wat een pleizier! Ik houd veel van de
politiek, daarom heb ik zoon pleizier.
Wat hebt u een geleerde lui aan do krant
Die heer, die de Geschiedkundige Bijzonder
heden in de Mengelingen schreef, is, geloof
mij, zóó knap als de domiué en de schoolmees
tervan ons dorpIk had u wat te vragen. Zou
u niet wat over koeijen, paarden, vlas en tarwe
schrijven en over de bouwgereedschappen?
Het begin van uwe krant belooft veel. Die
advocaat, die het schreef, zegt dat er veel te
vragen is en met grond te vragen, maar ik wou
hem vragen, of hij niet aan den koningw il vra
gen, of wij niet wat minder belasting zouden
kunnen betalen? Ik ben maar blij, dat die
spoorwegen niet gekomen zijn, want hel kwam
op onzen zak aan. Nu heb ik in de krant gelezen
dat zij aan het zoeken zijn van nieuwe Minis
ters, ook een Minister voor de Finanticn. Ik
ken een heel knap man, die er goed in
staat toe was. Ik wou, dat de Koning hem
kendehij zou hem vast nemen. Een man met
een kop, en zoo eerlijk als goud. Ook is hij
goed voor de armen. Hij zou zeker zijn best
doen voor de landbouwers en burgers! God
geve, dat de nieuwe Minister op hem lijkt Dan
gaan wij eene goede toekomst te gemoet!
Maar die Advocaat, die het eerste stuk zoo
deftig schreef, heeft wat vergeten. Mijne vrouw
en dochters, die den Sluizenaar lazenzeiden:
wel man er staat voor ons niets in. Toenzeidc
ik: wat wildet ge dan? Wel, zeiden zij, wat
aardigheden en nieuwtjes van ongelukken en
wat over het huishouden en de meiden! Nu,
mijnheer, nu weet u het. Wil u de vrouwtjes
op uwe zijde hebben: doe wat voor haar, zij
doen zoo veel voor ons. Uwe krant zou dan nog
perfektcr worden. Wij hadden allemaal er
wat aan
Mijn buurman wou meer Mnrktberigten en
ik zei hem, dat ik tl zou schrijven. Wat, zeide
hij, begint gij nu? Gaat ge alzoo schrijven?
Hoe durft gij het! Welweet ge niet, zeide
ik, dat ik rijmpjes maak en dus wel een brief
kan schrijven op mijne manier. Ik ben maar
een eenvoudig menschmaar houd niet van de
estaminet, maar wel van boeken. Daarom lees
ik graag en schrijf ik gaarne. Nog nooit heb
ik iets van mij gedrukt gezien. Als mijne vrouw
en kinders het zien zullenwat een pretDe
heele gemeente zal op uwe krant inteekenen
want ieder zal het willen lezen, de een uit nijd,
de ander uit pret. Zij hooren het allemaal, al
vertel ik het niet. Er zijn menschendie niet
zwijgen kunnen. Ik zal ze maar niet noemen.
Nu, mijnheer, ik hoop niet, dat u het mij
kwalijk zult nemen, dat ik u zoo veel vraag en
aanmerkingen maak op uwe krant. Het is goed
gemeend. Ik teeken hij u in. Ik zal de krantjes
netjes bewaren en zoo ik eens een rijmpje heb
mag ik 11 dat zenden? Voor de verandering
zou het niet kwaad staan. Ik heb u nog meer
te vragen maar voor nu genoeg. Ik hoopdat
u veel inschrijvers krijgt! en een heden' boel
advertentiën.
Doe je best! Schrijf rond en goed Zecuwsch
Maak, dat we goede vervoermiddelen krijgen
en trek onze partij. Het is tegenwoordig zoo n
mooije maar ook zoon slimme tijd! Spreek
lusschen beiden ook ecu ernstig woordZeg
de waarheid! Dan zult gij veel goed doen!
Ontvang de groeten van mijne vrouw en kin
ders! Denk aan mijne vrouw, wat zij hebben
wil en aan de paarden en 't vlas en 't bouwge
reedschap en v ergeot de anekdotes niet
Goéu dag!
li., 19 Februarij 1860. Uw lezer,
A B I{ A II A VI.
Ps. (De Redactie wilde aanden bovengenoemden
brief geen plaatsje weigeren. Zij geeft de
verzekeringdat zij reeds het plan had,
om dit Weekblad zoo veelzijdig mogelijk
te maken.)
Vernam men korten tijd v oor het verschij
nen van dit weekblad, uit de Hollandsehe
dagbladen, dat het onzen Koning behaagd had,
aan den Heer Jonkheer I'. Ramus van Cillers,
lid der Gedeputeerde Staten van Zeelandver
gunning te verleenen om de versierselen van
Officier der Leopolds-orde, hem door Z. M.
den Koning der Belgen geschonken, te dragen,
en uit de Belgische bladen, dat het hunnen
Koning wederkeerig behaagd had, aan den
Heer 71. Vrarnhoet. thans Gouverneur der pro
vincie West-Vluanderen, de vergunning te ver
leenen, om de Orde rati den Nederlandschcn
Leeuw te dragen, aan Z. E. door onzen Koning
geschonken, niet te laat achten wij het, om
alsnog onze opregte v reugde en ware ingeno
menheid opentlijk uit te spreken, met die zoo
hooge als zeer eervolle onderscheiding, door
de wederzijdsche Vorsten, am^in den vreem
de geplaatste ambtenaren toegekend!
Te meer gevoelen wij a<m die openbare
uiting onzer meening omdat wij in
de hooge onderscheiding niet Jbnc bloote eti
quette, beleefdheid of eerbcvvps der respective
Vorsten zien, maar een vvcjLcrdiend hulde-
hevvijs aan de kunde, verdiensten en voorko
mendheid van beide hooggeplaatste Staats
ambtenaren, vviei krachtdadig streven met
hunne medebestuurders het reeds jaren was,
aan beide l'rovincien meerderen bloei, wel
vaart en vooruitgang te verschaffen en niet
minder, om de-goede verstandhoudingen het
onderling verkeer der wederzijdsche grensbe-
vv oners meer en meer te bevestigen en bevor
derlijk te zijn, getuigende daarvan onder meer
de door den lieer Gouverneur ran Wcst-Vlaan-
deren, tegen gehoudene bedreigde tweejarige
stremming der vaart van Sluis op Brugge
bevorderde verbreeding der brugbij Oosl-
kerkewaardoor thans de grootste binnen
vaartuigen, ja zelfs eene stoomboot Sluis
kunnen binncnloopen, de medew erking tot die
stoombootvaart, enz., enz.
Juichen wij alzoo van gansfher harte de
verworven eerbewijzen toe, met de meening
uitgedrukt in het jYcuzens Nieuws- en Adver
tentieblad. Van 1 Februarij jl. omtrent de oor
zaak der benoeming, kunnen wij ons echter
niet v ereenigen, en gelooven deze benoemingen
veeleer te mogen toeschrijven aan de interna
tionale Commissie, in het begin van 1857 te
Sluis bijeen geweest, omtrent zekere aange
vraagde bedijking in het Zu in, en waarin de
benoemden, als Voorzitters hunner respective
Provinciën, door wederzijdsche welwillend
heid, w aarschijnlijk eene, voor hunne gouver
nementen gcwenschte schikking hebben weten
te erlangen.
Is die meening juist, zooals wij durven ge
looven, dan vertrouwen wij vurig in het zoo
groot belang der beide Rijken, Provinciën en
belanghebbende grensbewoners dat door hen
en hunne medebestuurders spoedig op dien
minnelijken grondslag moge voortgebouwd
worden, en dat de Regeerders van beide Provin
ciën, aangemoedigd door de blijken van goei
keuring der Vorsten, aan kunne gedelegeerdent
dus ook aan hunne collegien verleend, eerlau
eene finale beslissing in de Zu-in-kvv estie:
zullen weten te bewerkstelligen en dat zij oo'
in lager splicer geplaatsten in hunne onver
moeide en belanglqpze pogingen, om aan de
zee te ontwoekeren, wat daaraan niet meer
behoort, krachtdadig zullen ondersteunen en
dat zij alzoo door eene (reeds te lang uitge
stelde) afdamming van het Zwinaan hunne
beide Provinciën, eene vergrooting en rijkdom
zullen weten te geven, waarvan omvang en
belangrijkheid, zoo wij meenen, bij Hoogere
besturen niet genoegzaam bekend is of ge
waardeerd wordt, en waardoor zij, en alvvja
aan de beëindiging dier geschillen iets toe
brengen kunnen zich tevens de dankbare
Imrgcrjauvvcrkroon der grensbewoners van
Zeeland en West-Vlaanderen zullen waardig
maken.
Te lang, veel te lang reeds, hebben die heer
lijke onuitputtelijke schorgrondeu, inproductif
gelegen; schenkt ze aan de noeste vlijt van
land en handvverkman.
Te lang, veel te lang reeds, hebben beide
Rijken daarvan de tonnen schats moeten
missen.
De tijd van handelen is daar. Late 1860 zich
daardoor kenmerken.
Voormalig 4de district van Zeeland,
22 Februarij I860.
Geschiedkundige bijzonderheden betrekke
lijk het Oostvrije in Staats-Vlaander en.
Vcrkiaars en annolatiën wflW
resolutionconcernerende't llH H
van den Vrije, genomen bij
gemeester en Schepenen j
voorzeiden lands, ter ordini^|
vergaderingen als anders.
Het bovenstaande is het opschrift boven de
resolution van het bedoelde collegie, aanvan
gende den 10 Maart 1603. Op genoemden
datum werden Jonkheer Nicolaas Utenhove en
meester Adriaan de Block aangenomen als
v rijlaten, de eerste in Snellegem-ambacht, de
tweede in IJzendijker-ambacht, onder borg-
togt van de Ncve en Broucgsaiilr. Tevens werd,
ten zelfden dage, Marinus Minne aangenomen
als vrijlaat in Aardenburger-ambacht, naar
bijwezen der keuren van den Vrije verbin
dende zijn aandeel in 18 gemeten 147 roeden
lands, liggende in den Jeronimus-polder, bin
nen de parochie van Sint Margriet. Genoemde
Schepenen vertoonden den 22 April de com
missie of acte vaii aanstelling, hun als zoodanig
door de Algemeene Staten verleend, waarna
zij den behoorlijken ambtseed aflegden.
Den 23 April werd den hoofdmannen van
Kadzand, Jan Lambrecht en Claes de Meulenare
vermaan gedaan nopens het Berijderschap, ter
wijl in het eiland van Kadzand één schutter
en vier schuthouders aangesteld werden, te
weten
Jan van Lantschoot, schutter.
Adriaan Tlazaert, schuthouder op
het dorp.
Willem fluwijnop ter Hofstede.
Adriaan Tiers, op Sint Jan, ook
genoemd het kwartier van Sint
Jans. (1)
Charel Adriaans, op Sinte Pier.
Den 10 Mei werd besloten meester Nicolaas
de Blocq in de comparitielijst pensionaris
genoemd te beschrijven, opdat hij ter eerst
komende vergadering, 20 Mei, compareren
zoude, ten einde in alles zijn advies te hebben.
Den 20 Mei werd bepaald, dat de stadhouder,
dat is plaatsbekleeder, van den hoogbaljuw
de Grijse, de usantie en costumezou moe
ten volgen, waaraan zelfs de hoogbaljuw zich
T Aldus scheden naar den Sint Janspolder?