'nS Opeens werd alles anders I ?fe voor Z 0 <2. to m 3 za 1: CT to to Gi 1l st! (geSS Ill i. ZD rï So- ÖS^O» M,g<SS?|a 2?ss" an to to bgSio 81» &Sg "Sg^l g g gr to CD c S?i'<D Q CD O 0) §|Scq' gpSS pi Él§° r? I3'£f i5'#3 S® 8- CT to OS o rt->3 to to CT o rnmm mmm Marline krijgt de 3e prijs Ik fiets hard door. Over tien mi nuten begint school en het is algauw nog acht minuten fiet sen. Als ik op school ben, moet ik aldoor aan dat ene zinnetje denken: 'Vandaag wordt alles anders'. Zou dat bij mij ook zo wezen? Ik heb scheikunde. De leraar heeft het over molecu len, maar ik snap er niks van. Als de bel gaat, komt hij naar me toe. „Karin, wil je de vol gende keer een beetje beter op letten? Anders haal je een laag cijfer op je repetitie en dat zou je niet graag willen, ofwel?" „Nee meneer", antwoord ik. Oordeel van de jury: het begin is niet 'zo sterk, maar als je het verhaal uit hebt, is het toch mooi. het is eerlijk geschre ven. Meestal be gint een verhaal met problemen, gevolgd door een oplossing en_een h JVIartines verhaal eindigt helemaal [appy end. Maar 3rha. emaj niet happy. dat is eerlijk; zo is het leven vaak. CT CT CT CT /CT y CT CT Wout, Bert, Aart, Christiaan, Kim en Joanne: rrs' I'® ojO ,05 2o.a g- S"i|«p CD J h. o COTCT 10 3. o P5 D C CD ja J 3 a.® oq- 1° to CD CD CD o CO 3 to to QCT to to 9- 3<®(Q S C= -n 111 f— -?§§ ■O ffl C m j, a Q »PS Oo„ rn 3D O 2.^1- S O CO m 2gb Z ro°o O ro 3> 01 rn o N 2- 3 Q. g(§ 3 3- rr Q.C to co c 3 o 3 o. üwg ""c' 01 5r °1< CD to CD P 18 rp o) en o en f- ct ct O) CD CD 5 o o CD* F= co m 5 (Q 5 CD Q- 3 3 .so-a. <lp§ 2°§ C7> lx e° 2 o°o eo c CD c O -s c CD O -n CD in m pi! CD °i si o 1 00 m 30 SS o rn cd 2: 2. o 55 Sa M 1—3 CO CD O JD D3 (Q CD CD -» 5" CO to to to S3® 3. CD <L2c5' »-*■ O ,Tv ®-o<Q g SsM CD 2 a cd CD =5 Si ÖCQ CD 3 to C -n Ho CD &w 9. 0 3 to -S (Q n- 0 CO 3 Q. w O oars 11 11 c o 2? CD n c: 0 CD o 3 2 3 Q.O CT Srto r CD CD 3. 1 (Q 3 §9- I I 1 CO CT to Q. CQ 3 O 2.§S| CD 0 CD CO O nj CD O O Q-gjO 23 CD 0 CT 2.5 CD 3 33 0 CT |s?S CD P ocoz ~d IO m 50-DH f^O |g!z zjmc/) 3**2. srs CD CT 0 2 3 CD "ON P 00 CD Oct 3" N> cq -n sr M CD 3 tn 0 CD 4' >2 CD co' 3 =5 13 CD CQ =3 c O ^C»3 g en -m o 0 b^3 0+ 3 o OCT Q- q I S CD T» 3 3 n 0> - 0 CD ën to ^3 en cocd o sr.- T3 O T3 2.CO' _S5^w to 2"S u A 51! oSlfi.' - (Q 7T zr o 7, CD <P ffl O "■5? ^=3 3" O Sk'rö-spgf CQ to CQ CD CD CT® 3 rn CTJQIct en 2.(3 P CT CT N) CT CQ ®?R" CD 3 3 CD f 1- S- z s10 o. o 9-IQ ,2 rn o p/ -s) ,3 C_ CD^^S O 1 3 -5' CD _L to 9: O «--- to <CT OO g CD rn - H 3 m a|g gtS G)P I qQ-X Sm m co 3 m CO to o CQ CÖ' to o s a 3 - I CT CD_ to - CD UJ. O -^3 ^0 CJ) )=- roi£. >to s® 23 c <&?M ffl 01 3-< 7; Ng 3 to h- cd w q J0 Q_ CD ^n" to O3 D)«Q OCD§ O CD 0 to 0 3 N 3 to ,pr- Q. q_(Q O O 3 "O CL O am to 3" 3 g_ro CD CT 0 pOci) "9K 1 J. Dü en rv) ro _L ro cj _L CO o eo -sj co O CD =-® O N CT.° Ï"1 ct 0 95 12. w o. S5 gSf g- ,sg® co 0 od 1 2<cr o D) 10 en 1 x 3 i. 3 00 c_ CD o c lOica 3 ffl O.D c Q 3 CT £i 0?® ioio^ -toi O ^00^3 0-0 ffl m C 9: Q- Q- -s CT 0 CQ O CD CD^—j en en LOO^ eo -ts -fc>. -sl 3 o< 1- o® i- 9= N) S CDC 1. g' to m 3 3 N 3" CD O CO CD Sm<o o X Q CD O 3 10' p to 3 CO^ OCQ c to 0"° E. an CO Q3to •- 3 N T •og.0- o ro O to en P. fN O CT -■ -DkO 3 N> CO ro j*" én o 3 3. .8 u O ro I CO CD X CD to z - o O Q) CQ3 0:1 CT^- fn O 0) C CQ to3 CT Ë.to 3 Q. to CQ 3 - <rS 3 Q_ CD 3- CD s §:cS eg g® o> S iialSia Q.I K Q- J to 3.<Q 3. to CD CA m, an i-S®- ffl i^O CO 73 CT co. _roc Z CD 3 °°3- "ro a> ^-o. =3 Z<a T o C -s3 "0- i- O ;CQ T] T CT A c< C> I oogo5 nG 1 3 ro a door Martine Huizinga Onder geschiedenis komt de concierge naar me toe en zegt dat mijn vader heeft gebeld. Of ik direct naar huis kom. „Mazzel!", schreeuwen een paar jongens door de klas. ,,lk denk niet dat het zo'n mazzel is", zegt de concierge. On der het fietsen bedenk ik wat er aan de hand kan zijn, maar ik kom er niet op. Als ik thuis kom, komt mama direct naar me toe. Ik zie dat haar ogen rood zijn van het huilen. „Wat... wat is er?", stotter ik. M'n moeder be gint weer te huilen en ik moet ook huilen, zon der dat ik weet wat er aan de hand was. „Wat \s er nou?**, vraag ik aan papa. „]e opa is overleden", klinkt het uit zijn mond. Nu begin ik nog erger te huilen en ik ren naar m'n kamer. Ik wil even alleen zijn. Er wordt op de deur geklopt. Ik weet niet pre cies hoe lang ik heb liggen huilen. Mijn vader komt binnen. Ik vraag hem hoe het is gebeurd. dat van opa. Hij vertelt over een hartaanval, toen opa voor de caravan zat met oma. „Maar dat kan toch niet?!", roep ik. Die lieve opa, met wie je zo kon lachen. Opa, die voor hij met va kantie ging, zei: „Als ik terug ben, herkent nie mand mij meer, zo bruin zal ik zijn." Dat zei hij, terwijl hij wel wist dat ze niet zo'n best weer hadden voorspeld. „Opa bleef altijd optimistisch", zeg ik tegen papa. „Weetje wat kleine Henk zei tegen oma? 'Oma hoeft niet te huilen, want opa is nu in de hemel bij de Here God'." 's Middags gaan we naar oma. Als we daar ein delijk aankomen, vlieg ik haar om de hals. We beginnen allebei te huilen. En toch vind ik dat oma flink is. Ze zegt: „Wat zal Hendrik nu wel niet denken: staan ze daar beneden een beetje om mij te huilen." „Gelukkig", gaat oma verder, „is hij nu bij God". Ik kijk papa aan. Hij glimlacht naar mij. Het wordt maandag, de dag dat opa begraven wordt. Papa heeft met nog twee zwagers van mama de psalmen uitgezocht. We zingen ook psalm 17:3, opa's lievelingslied. Als we het zin gen, zie ik dat over oma's wangen tranen rol len. Toch probeert ze uit volle borst mee te zin gen. Nu ik zie dat ze zich zo flink probeert te houden, moet ik denken aan wat oma zei toen we bij haar waren. De rest van de dienst doet ze alsof het een ge wone dienst is. Ik weet wel beter. Alleen op het moment dat opa de kerk wordt uitgedragen, moet oma huilen. En nog wel meer mensen. Als de kist het graf in gaat, sta ik bij oma en be gin hard te huilen. Oma niet. „Stil maar Karin, opa is nu in de hemel. Hij heeft het daar veel beter dan hier", fluistert ze. En dan moet ik aan die zin denken die op de auto stond, een paar dagen geleden. 'Vandaag wordt alles anders'. Ja, voor opa werd alles anders, alles werd beter voor hem. De volgende dag ga ik gewoon naar school. We hebben het eerste uur geschiedenis. Een vak waar ik nu een hekel aan heb gekregen, weken na de begrafenis. Het gaat op schooi niet goed, sinds opa er niet meer is. Ik kan me niet con centreren, haal slechte cijfers, 's Avonds lig ik te huilen in bed. Altijd spookt opa door mijn hoofd. Waarom hij, waarom uitgerekend hij, waarom? Dan moet ik opeens denken aan die zin op die vrachtauto: 'Vandaag wordt alles an ders'. Inderdaad, na opa's dood werd alles an ders. 0 rn rn -rt m j 3» c- m m rn 2. m f m "7T I L co a m O m 00 m 33 co co CT! ï§-o 5. S-ö g ro" ro o 1SH1 n 0 ft. Tl -J- i8°ï 2 to s; pj 8 to to pi qp (JQ ilSlitif Iff, 1 "O Si <-*■ o 2 rr> =- ;S5|« o co mCTCTCTr~»co3>3>3>J>ï> tnjitu-»aiwooooini»M «-Nd

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1997 | | pagina 30