DE STEM
Bewerkt oorlogsdagboek van Edith Velmans-van Hessen eindelijk uitgegeven
D1
Sympathie
JÏ.
Geleidelijk
Selectief
Gijzelaars
Yad Vashem
Grote Gids
DINSDAG 18 NOVEMBER 1997
DoorCamiel Hamans
In 1991 werd in New York de
eerste bijeenkomst van onder-
juikkinderen gehouden. De
volgende was die in Amster
dam, waar burgemeester Ed
van Thijn zoveel indruk maak
te met zijn verhaal. Ik was op
die conferentie in New York,
maar ik bleek eigenlijk buiten
de definitie te vallen. Want die
lad als thema hidden children
i ik gold eerder als een hid-
ien adolescent."
,Toen de oorlog begon en zeker
zomer 1942 toen ik in Breda on
derdook, was ik al nauwelijks
kh kind meer. In vergelijking
met onderduikkinderen ben ik
bevoorrecht. Ik heb weliswaar in
de oorlog mijn ouders, een van
mijn broers en mijn grootmoeder
verloren, maar ik heb een geluk
kige jeugd gehad. Ik heb kunnen
oen en meemaken dat ik een va
der en moeder had, die van el
kaar hielden en zij hebben nog de
gelegenheid gehad me wat mee te
geren voor de rest van mijn le
ven. En door die onderduik heb
ik er een familie bijgekregen: een
moederen een zuster."
Edith Velmans-Van Hessen (Den
Haag 1925) keert deze week van
uit de Verenigde Staten terug
aaar Breda, de stad waar zij op
let adres Cavaleriestraat 3, te
genover een Duitse Wehrmacht-
kazerne, als de hulp in de huis
houding Nettie Schierboom de
oorlog overleefd heeft. Donder-
aanstaande presenteert zij
iairin Oncle Jean haar boek Het
«haal vav.E dith.
Aan een publicatie in Neder-
Iffld heb ik nooit gedacht. Sinds
1974 wonen wij, na omzwervin-
allerlei landen, defini
tief in Amerika. Vrienden en
kennissen daar stelden vragen
het verleden. Of ik in Hol
land geweest was tijdens de
Tweede Wereldoorlog, hoe erg
let geweest moest zijn, hoe ik er
'«or gekomen was, of mijn ou-
iers het ook overleefd hadden. Je
antwoordde met facts. Een enke
met een avontuur. Met
«np kinderen, we hebben drie
dochters, spraken wel over de
•log, aar ook alleen de span
tide verhalen. Over het ver-
fa, over hoe mijn moeder aan
w eind gekomen moet zijn,
daarover nooit.
<°P oen gegeven moment bracht
met vrienden een weekend
in Vermont, in het noorden.
mijn man, was er niet. We
"pen door de weilanden en zij
wegen. Trokken het echte ver
nal uit me. Hun sympathie, hun
'isteren, bracht me aan het ver
men. Naderhand kwamen er
•re vrienden en die deden
'falfde. Zo begon ik langza
merhand te beseffen dat mijn ge-
"ienis een verhaal was, dat
in de States niet kende,
«'ar leefde het idee dat je een
too geweest moest zijn om te
'Weven, terwijl je er in feite
"erheen bent gegaan als een ge-
"wmens."
de Verenigde Staten heerst
ongeveer de overtuiging dat
Hollanders, in elk geval de
rlandse joden, vanaf het
'ment van de invalvictims wa-
liokk ie(^ereen in mei 1940
«end de kampen binnenging
dat de
paar overlevenden bij-
wezens, figurerrmet hei-
•roedjaren." -
"en een dagboekschrijfster.
|n eerst® aantekeningeirtrtam^
mijn-vroegeHakvlssenja-
«it september 1938r&rheb=-
tr, a °Örl°g overleefd. Ik las
Amerikaanse vriendin, een
nca, vertalenderwijs vO"öT~
3n oorl°gsdagboek. Ze was
ur j indruk, maar voelde
fietrustreerd dat ze het niet
Edith Velmans-van Hessen: „Het was eigenlijk bedoeld voor mijn Amerikaanse en Engelse kleinkinderen.
FOTO GERUNDE DE DEUS
'Door de onderduik heb ik
er een familie bijgekregen'
tp dat "Den Z1J wees me er-
jjj raiJn Engelstalige klein-
,nren het evenmin ooit zou-
jKunnen lezen. Ze vond dat ik
!tr», m°est voor mijn kin-
en kleinkinderen."
Sa Egodocument
a,ansPQring zette mij aan
®k- Mijn potlooddagboe
ken en brieven heb ik eerst uitge
tikt en aan Loet laten lezen. Hij
is niet gauw onder de indruk, hij
is als een scepticus de oorlog uit
gekomen."
„Als krijgsgevangene heeft hij
aan de Birmaspoorlijn gewerkt.
Desondanks vond hij het een do
cument humain of in de termen
van zijn leermeester Presser een
egodocument. Vervolgens ben ik
gaan vertalen."
„Dorothy, de vriendin over wie
ik het over had, zorgde ervoor
dat het manuscript bij een agent
kwam. Die zag er niet veel in, hij
vond het rommelig. Stukken
dagboek en brieven zonder veel
kop of staart. Ik besefte toen dat
het een lopend verhaal worden
moest. Dat was begin jaren '80.
Ik dacht nog altijd niet aan pu
blicatie. Mijn kleinkinderen
moesten hun grootouders leren
kennen, daarvoor wilde ik 'het
doen."
„Ik wilde hun laten weten hoe
het werkelijk was. Dat we er in
het begin van de oorlog nog geen
idee van hadden wat ons te
wachten stond, dat we party's
hadden, dat ik me drukte maakte
over een baljurk, over jongens,
over zoenen, dat een 6- voor
scheikunde me meer bezig hield
dan de executie van de eerste
verzetsstrijders en hoe ik op 4 ju
li 1941 nog verwend werd voor
mijn zestiende verjaardag met
een nieuwe tennisuitrusting en
een babyvleugel. Dat we niet be
seften hoe de strop langzamer
hand aangetrokken werd, dat we
bij elke nieuwe maatregel van de
Duitsers dachten, 'als dat alles is,
kunnen we het wel aan'. Dat de
vraag 'zag je het dan niet aan ko
men?' in elk geval voor mij onzin
was. En dat ik door slachtoffer te
zijn, niet automatisch held
werd."
„Mijn vader begreep op een ge
geven moment hoe slim de tac
tiek van de nazi's was. In een
brief die hij me in 1943 op mijn
onderduikadres in Breda schreef
en die ik in mijn boek verwerkt
heb, zegt hij het heel tekenend.
'Het is eigenaardig hoeveel de
mens kan verdragen zolang het
noodlot je maar in kleine hoe
veelheden wordt toegediend. Het
is net als met vergif dat je zonder
gevaar kunt slikken: als je maar
met kleine hoeveelheden begint
en de doses heel geleidelijk op
voert, zal je lichaam er uiteinde
lijk aan wennen.'"
„Zo is het de Nederlanders en de
Hollandse joden gegaan, mgar
toen we dat beseften, zat de strop
al muurvast en was het voor ve
len te laat. Dat het leven nog heel
lang vrij normaal was, dat het
van stap tot stap ging en dat de
Duitsers ons op deze manier heel
sluw zand in de ogen wisten te
strooien, waardoor het vrijwel
onmogelijk werd het heft in ei
gen handen te nemen, dat wilde
ik mijn kleinkinderen laten we
ten."
„Jarenlang kwam ik er niet uit.
Ik werkte aan mijn boek en
dat wist mijn hele omge
ving, maar het lukte niet.
Het werd één grote frusta-
tie. Ik zat te zwoegen met
stukken dagboek, fragmen
ten van brieven, vertekende
herinneringen, opmerkin
gen en commentaar vanuit
nu, maar het werd nooit het
verhaal dat me voor ogen
stond."
„Tot mijn dochter Hester,
die professioneel redactrice
is me een zetje gegeven
heeft. Zij is gaan lezen,
heeft me laten zien hoe ik
orde in de chaos moest
scheppen, heeft me voorge
houden dat ik ook de voor
mezelf minder vleiende
stukken erin diende op te
nemen, wees me erop hoe
selectief mijn memory was
en legde me uit hoe ik struc
tuur moest geven aan die
vreemde mengvorm van au
thentiek materiaal van toen
en verbindende geschied
schrijving."
„Toen het klaar was, dacht
ik nog steeds niet aan een
officiële uitgave. Zeker niet
in Nederland. Ik wilde het
boek zelf laten drukken in
de Verenigde Staten. Daar
zou ik het bijvoorbeeld
kunnen gebruiken bij de
lessen die ik jaarlijks op
uitnodiging geef aan een
school.. Met drie ooggetui
gen proberen we de Tweede
Wereldoorlog voor de kin
deren tastbaar te maken.
Drie keer twintig minuten.
Een Duitser die op zijn vijf
tiende, zestiende verplicht
in de Hitlerjugend moest.
Voor hem de Russen die op
hem schoten, in zijn rug de
SS die ze met het geweer in
de aanslag dwong door te
vechten. De ander die uit
het Oosten naar Frankrijk
gevlucht is en daar in de
maquis zijn heldendaden
beleefd heeft en ik die in de
onderduik als jodin de bezetting
doorgekomen is."
„Aan de Nederlandse markt
dacht ik echt nooit. Want in Ne
derland weet iedereen alles over
die periode, dacht ik. Via een een
studievriendin van vlak na de
oorlog is het manuscript in Ne
derland terecht gekomen. Ik heb
aan de Gemeente Universiteit
van Amsterdam psychologie ge
studeerd, met een paar dispuut
genoten heb ik altijd contact ge
houden. Een daarvan zocht ons
op in Amerika. Zij hoorde over
mijn boek en wilde het graag le
zen, want ze wist weinig over
mijn oorlogsjaren, daar sprak je
immers niet veel over."
„Zij gaf het aan een van onze an
dere gezamenlijke vriendinnen.
Die weer aan haar dochter. Die is
een beroeps-reader en heeft con
tact met de Anne Frank Stich
ting. Van haar kreeg ik een
enorm enthousiaste brief. Ze wil
de het aan een uitgever laten
zien."
„Zo is het bij Joost Nijssen van
Podium beland en die heeft het
Moeder Van Hessen met haar dochter Edith en haar beide zoons Guus
en Jules (op de voorgrondvlak voor het uitbreken van de oorlog. Edith
hield vanaf 1938 een dagboek bij. Ook in de onderduiktijd in Breda
schreef ze verder.
in een paar maanden tijd weten
te produceren en de rechten zelfs
al aan een Duitse collega ver
kocht."
„Nu het boek in het Nederlands
verschijnt, gebeurt er iets heel
vreemds. Het was bedoeld voor
mijn Amerikaanse en Engelse
kleinkinderen, een relaas van
mijn verleden. Zij moesten weten
waar ik vandaan kom en besef
fen dat er niets heldhaftigs in
mijn geschiedenis steekt. Nu het
hier gepubliceerd wordt, gaat het
toch over heldendom. Niet dat
van mijzelf, maar dat van
mijn onderduikouders en
zusje."
„In Het verhaal van Edith
beschrijf ik hoe mijn oudere
broer Jules juli 1942 be
greep dat de Duitsers het op
het leven van alle joden in
Nederland voorzien had
den. Het Joodsche Week
blad verscheen met een ex
tra editie, waarin de voor
zitters van de Amsterdamse
Joodse Raad in opdracht
van de Sicherheitspolizei
bekend moesten maken dat
er 700 joden te Amsterdam
gearresteerd waren. Deze
700 waren in feite gijze
laars. De Duitsers hadden
namelijk 4000 joden opge
roepen zich die week te
melden voor tewerkstelling
in Duitsland. Zouden die
4000 niet komen opdagen,
werden de 700 naar een
concentratiekamp afge
voerd. Dit bericht bracht
Jules tot het besluit onder te
duiken. Helaas met te wei
nig succes."
„Mijn ouders wist hij ervan
te overtuigen dat ze mij ook
beter konden laten gaan. In
Den Haag leken de Duitsers
het weliswaar alleen op jon
gemannen en jongens ge
munt te hebben, maar het
kon, was zijn juiste inzicht,
niet lang meer duren of ze
zouden ook meisjes oproe
pen. In Amsterdam gebeur
de dat al. Ik had een vriend
je in die tijd. Hij zat in het
verzet. Met hem en zijn ou
ders overlegden we wat te
doen. Bij hen onderduiken
bleek te gevaarlijk, teveel
van hun vrienden en fami
lieleden kenden me en wis
ten dus wie ik was."
„Het toeval wilde dat er die
week Bredase kennissen bij
de ouders van mijn vriend
logeerden. Tine en Egbert
zur Kieinsmiede. Zij realiseerden
zich wat de joden te wachten
stond en dachten er daarom over
een joods meisje onderdak en
schuilplaats te bieden, dat dan
meteen een goede kameraad voor
hun enige dochter Ineke zou
kunnen zijn. Zij kwamen voor
mij als godsgeschenk en zij wis
ten mij te doen geloven dat ik dat
ook voor hen was. Binnen een
paar dagen zat ik op de Cavale
riestraat 3 te Breda."
„Tante Tine en oom Eb waren
volstrekt normale, maar onver
schrokken mensen. Hij was in In-
dië hoofd van een school ge
weest, in Breda had hij zich ech
ter tevreden moeten stellen met
een positie als onderwijzer aan
de plaatselijke Nutsschool. Net
voor mijn komst was hij met pen
sioen gegaan. Tante Tine was de
baas in huis. Hun radio hadden
ze ondanks het Duitse gebod niet
ingeleverd en ze piekerden er
niet over hun vriendschappelijke
relaties met de paar joodse ge
zinnen die ze kenden te Breda op
een laag pitje te zetten.
Toen een joodse oud-collega van
meneer Zur Kieinsmiede en zijn
vrouw door de Duitsers opge
haald waren, aarzelden ze geen
moment om een andere hun be
kende joodse familie te helpen
met onderduiken. Ze kwamen te
gen betaling terecht in een
schuurtje in de Biesbosch en het
enige contact dat ze gedurende
de rest van de oorlog met de bui
tenwereld hadden, liep via de
Zur Kleinsmiedes. Die gingen op
gezette tijden 'een lekker fiets
tochtje door het platteland' ma
ken en dat betekende dat ze naar
hun vrienden in de Biesbosch
gingen."
„Ik heette in Breda Nettie
Schierboom. Mijn beroep was
hulp in de huishouding. Die taak
vervulde ik weliswaar ook voor
een deel bij de familie Zur
Kieinsmiede, want voor een ver
volgopleiding na mijn middelba
re schoolexamen was toch geen
gelegenheid, maar feitelijk was
ik meer vriendin-zus voor de iets
oudere Ineke. Onder die dek
mantel werd ik aan buren, vrien
den en kennissen voorgesteld.
Want van verbórgen houden of
verstoppen in een kast of op een
vliering, was geen sprake. Oom
Eb wist zelfs een fiets voor me te
regelen. Ik kon niet terug naar
mijn ouders, vertelden de Zur
Kleinsmiedes aan hun nieuwgie-
rige bekenden, toen het aanvan
kelijke logeren verdacht lang
leek te duren, omdatimijn moe
der met een gebroken heup en
mijn vader met kanker in het zie
kenhuis lag. Het was, helaas,
geen leugen."
„Voor Tine en Egbert zur Kieins
miede was het volstrekt vanzelf
sprekend me onderdak te verle
nen en voor me te doen wat ze
konden. Zo lang als het nog ging,
hielden ze contact met mijn ou
ders. De ondernemende en voor
niets en niemand bevreesde tante
Tine ging per trein naar Den
Haag en Utrecht en zocht mijn
ouders op in de twee ziekenhui
zen waar ze lagen en dat, terwijl
ze die voorheen nooit gekend of
ontmoet had. Mijn echte naam
noemden ze nooit, zelfs niet bin
nenshuis. Pas op de dag van de
bevrijding, onthulde tante Tine
ons geheim."
„De hele buurt was uitgelopen en
vierde feest met Polen, Canade
zen en Engelsen. Een groepje uit
gelaten Bredanaars stond wat
verderop te springen en te jui
chen. Ineens pakte ze mijn hand
en trok me mee. 'Vrienden', kon
digde ze triomfantelijk aan. 'Ik
heb jullie iets te vertellen! Jullie
hebben toch steeds gedacht dat
dit Nettie Schierboom was? Nou
dat is ze niet. Haar ware naam is
Edith van Hessen. Laat mij haar
aan jullie voorstellen. Dit meisje
van me. Dit is Edith.' Oom Eb
straalde en kon maar niets an
ders herhalen dan: 'Het is ons ge
lukt'"
„Oom Eb heeft de oorlog niet
lang overleefd. Tante Tine wel,
die is honderd geworden en bleef
even kordaat en onvervaard. Zij
reisde de hele wereld over. Toen
in Albanië het regime net geval
len was en dat land dus te bezoe
ken, hoorde zij bij de eerste
groep toeristen die de grens over
trok."
„Ze is me altijd als haar dochter
blijven beschouwen en ik haar
als mijn moeder. Op een gegeven
moment wilde ze Israël zien. Het
leek me een goede gelegenheid
haar dat land te tonen. Ik heb als
altijd een dagboek bijgehouden
van die reis. Op 14 oktober 1983
schreef ik om half tien 's avonds:
'We liggen alweer uitgekleed op
bed, klaar voor de nacht. De ka
mer en badkamer zijn klein. De
accomodaties eenvoudig maar
adequate. Als de een in de bad
kamer is, moet de ander eruit.
'We hebben het toch maar goed
samen,' zei ik opeens. 'Ja, Edith-
je, het klinkt eigenlijk heel merk
waardig, maar ik moet je beken
nen dat een van de beste dingen
die in mijn leven gebeurden, was
dat jij bij ons gekomen bent..."
„Tijdens die reis, ze was toen ne
gentig, is het me gelukt voor Haar
de erkenning als Righteous Gen
tile te krijgen. Tot het laatste
moment had ik de ceremonie die
bij het Holocaust gedenkteken
Yad Vashem plaatsvindt, voor
haar verborgen weten te houden.
Ze was verrast. De erkenning die
erbij hoort en die uitgedrukt
wordt met de eremedaille waar
op staat: celui qui sauve une vie,
sauve toute l'humanité, accep
teerde ze, maar tegen de autori
teiten die haar de waardigheid
verleenden zei ze, zoals ik bijna
van haar had kunnen verwach
ten, dat ze niets bijzonders ge
daan had. 'Iedereen zou in mijn
plaats hetzelfde hebben, ieder
een met een greintje fatsoen, ten
minste.'"
„Een enkel moment later bleek
me evenwel dat er in het pantser
van zelfverzekerdheid van Tine
zur Kieinsmiede, ook barstjes
van twijfel bestaan. Ze wilde
voor we van Yad Vashem weg
gingen per se naar de herden
kingssteen voor de omgebrach-
ten in Sobibor. Daar zijn mijn
moeder en grootmoeder in mei
1943 vergast. Bij die steen hield
tante Tine halt en heb ik haar
bijna veertig jaar na de oorlog
jaar nog horen vragen: 'Moeder
van Edith, heb ik het werkelijk
goed gedaan?'"
Edith Velmans-van Hessen: 'Het ver
haal van Edith', de oorlogsjaren van
een Haags meisje. Uitg. Podium, prijs
35. Presentatie donderdag 20 no
vember om 20.15 uur in Oncle Jean,
Ginnekenweg 338 Breda.
Op pagina D2 een exclusieve voorpu
blicatie uit het boek van Edith Vel
mans-van Hessen