Weekend
b.v.
rn
Weerman Johan Verschuuren voortaan ook op tv
'ERPER/
I bana i n 7.fweernaal plassen liet. Voor wie
I plan rip '16t eerstvolgende bestemmings-
I vuiltje r?es vader samen met anderszins ver-
I 'erbranH a 9evoerd wordt naar een tweede
I üikhpiH ?s°ven, is er nog een uitwijkmoge-
I CednnrJ r niet vo"edi9 legaal, maar reeds
Iwliit ui coedaiilon als relikwie en urn te-
KS w eon goede echtgenoot nog
1 sen Hp h !e ie warm hengelend tus-
Meborsten die hij zo trouw heeft bemind.
EB
jers Graphics
IE (M/V)
1/V)
r e,rrledene °f in het b°s waar bii fr°-
Sinds vorige week óók eenmaal
wekelijks op de beeldbuis: Jo-
han Verschuuren, wereldbe
roemd weerman in Brabant. En
omstreken. De man wiens ronde
'Goedemorgen' een cultuurver
schijnsel genoemd mag worden.
Om het met zijn woorden te zeg
gen: „In september warme re
gen, brengt de boeren rijke ze
gen."
ZATERDAG 13 SEPTEMBER 1997
i een vormgever, die
:kende veelzijdigheid,
t in teamverband originele
bdenkt en uitwerkt
[lega's ondersteunt om
lardigheden te optimaliseren
satie actief meedenkt bij
en ontwikkelen van ons
unicatie-beleid
en in de gaten houdt en er
i is om zich in nieuwe stijlen
:n eigen te maken
ictuele eigenschappen heeft,
is en zich volledig geeft
?,m je mee
.de opleiding aan de
oor Beeldende Kunsten in
grafische vormgeving
oonbare werkervaring
rografische kennis
conceptueel inzicht
kennis in 't gebruik van de
software op een Macintosh
i? Je schriftelijke sollicitatie
binnen twee weken richten
iurgers, Burgers Graphics bv,
1, 4791 HH Klundert.
Is COMMUNICATIONS GROUP
jilde zoekt met spoed een
"uitbreiding tot volledige
le mogelijkheden)
;che vakken, affiniteit met in-
Ikken
fe onder vermelding van func-
naar:
Ivan Tonnie van Goethem,
ke kunt u terecht bij Tonnie
groep en dergelijke kunt u zich
nleider administratie), tele-
5-641600.
chnisch bedrijf dat zich onder
illaties en regelpanelen, waarin
n, micro-processoren e.d. wor-
cwaliteit verhouding nastreven
terken met een:
e bent u verantwoordelijk voor
en van elektronisch installatie
automatisering. „k
heden bent u verantwoorde^
>r, de planning en ureninvuira
n de bedrijfsleiding.
>on die zeer inventief en correct
iveau met een gedegen ervaring
imen waarbij ervaring met Auto
en en kan andere medewerkers
aag bereid zich verder te verdie
ie gaan voor resultaten en
in tot zelfontwikkeling
idigheid.
itie naar de directie van:
kwaü-
Afscheid leidt tot verafgoding. De jonge min
naar die zijn vriendinnetje met een kort katte
belletje de liefde en verkering opzegt, loopt
meer kans door haar geïdealiseerd te worden
dan verafschuwd. Ze wil hem terug, het verlo
ren gebied heroveren en al zijn slechte eigen
schappen waarvan ze nu verlost is, bestaan in
eens niet meer. Een moeder die als troost aan
voert dat hij toch altijd te laat kwam, slechts
zelf gekregen en versmade cadeautjes mee
nam als bewijs van zijn diepdoorieefde gevoe
lens en dat hij, als klap op de vuurpijl, haar
dochter met regelmaat op feestjes liet zitten,
kan rekenen op een fikse woedeaanval.
Als de deur dicht valt, weerklinkt nog uitslui
tend een echo van harmonie en melancholie.
Over de doden niets dan goeds. Jaap van Mee-
kren was de beste en meest gerespecteerde in
terviewervan het scherm, schreven de necrolo
gieën. Dat hij zo gewaardeerd werd door zijn
gesprekspartners, omdat hij nooit een imperti
nente vraag stelde, wil niemand zich herinne
ren.
Joop van Tijn was de charmantste, sympathiek
ste en best voorbereide journalist van het wes
telijk halfrond. Dat hij zelden een brief beant
woordde, nooit een afspraak nakwam en het
bijna altijd moest hebben van de research die
zijn mederedacteuren verricht hadden, geen
woord erover. Zijn herdenkingsartikelen staan
vol boeketten, taarten en andere presentjes.
Dat hij die wel moest aanslepen om de schade
door zijn eerder verzuim aangericht enigszins
te herstellen, blijft onvermeld.
W.L. Brugsma was de ruimhartigste en be
schaafdste hoofdredacteur ooit op de Amster
damse Nieuwe Zijds aangetroffen. Dat hij zijn
eigen verdedigingspositie en zodoende zijn ei
gen blad verkwanselde aan opdringerig aan
wezige directeuren, wordt met de mantel der
liefde bedekt. En hij kon de zon zo goed in het
water zien schijnen. Gunde elke collega zijn
succes en zijn primeurs. Maar dat hij het zelfs
op zijn sterfbed, toen hij vernam dat collega
Joop van Tijn net voor hem het tijdelijke met
het eeuwige verwisseld had, niet kon laten
zuur vast te stellen dat die akelige rotjongen
van Vrij Nederland hem weer voor geweest
was, wordt slechts in beperkte kring verhaald.
Sir György Solti was de aardigste dirigent die in
de laatste halve eeuw op de bok gestaan heeft.
Dat hij diezelfde vijftig jaren in een moorden
de concurrentie met Herbert von Karajan
streed om succes, roem en goudgefineerde pla
ten, stilte. Orkestmusici verhalen over de sym
pathieke wijze waarop hij hen tegemoet trad.
Dat hij ze evenvaak zeer scherp terecht wist te
wijzen en dat hij daarom decennia een Haus-
verbot had bij verschillende gerenommeerde
symfonieorkesten, niemand die er iets over
zegt.
Aldo Rossi was de inspirerendste architect van
zijn generatie. Dat opdrachtgevers gek werden
van zijn eisen, pretenties en budgetoverschrij
dingen en dat gemeentebesturen hemel en
aarde moesten bewegen om ergens een ach
terplaatsje te vinden waar ze zijn kunstwerk-
vuurtorentje uit het zicht konden opstellen,
geen necrologist die er aandacht aan besteedt.
Moeder Theresa was de beste mens aller tijden.
Geen barmhartiger en liefdadiger persoon dan
deze non uit de Albanese bergen. Dat meisjes
ie nood door ongewenste zwangerschap hard
vochtig van haar drempel gejaagd werden, dat
ze zich zonder schroom verbond met de grote
dictators dezer wereld en dat de boekhouding
van haar caritasimperium in ondoorzichtigheid
doet denken aan dat van haar maffiose streek-
genoten-bendeleiders, is hooguit een voet
noot. Moeder Theresa's zaak voor het kerkelij
ke rostrum staat ijzersterk. Haar Nobelprijs
maakt haar nu al bijna heilig. De kleine ver
schrijvingen in haar administratie en politiek
zijn les defauts de ses qualités. Een zo drukbe
zet wonder van goedheid kan zich niet bekom
meren om kleinigheden als debet en ethisch
credo.
I "'dan Lady Di, de Jacques Perk van de liefda-
I digheid. Want hoe vroeger in de knop gebro-
I ken, hoe luider de positieve herinneringen aan
I wat ze nog beloofd had. Lady Spencer was zo
I ®™adig geest dat een Amerikaanse glossy
I de dag voor haar dood uitkwam met de be-
I kentenis dat ze nog nooit de beschikking over
I een minnaar gehad had die het zo goed deed
I nu muse'man' Ü'ings uit de rekken terug-
I j moest worden. De prinses van Wales
I eeo op het moment van overlijden een testa-
I mentaire schenking met de warme hand aan
mensheid. Een nieuwe, ongerepte piëta
I komende millennium. Kritiek op haar
dn gehoord worden. Een mevrouw
I ..oreen journaliste om reactie gevraagd, die
I „j?13 een 'e'lebel noemde, zag haar woorden
11.JPf tar,u9 in de krant. Een bezorgde ad-
IL l acteur schrapte ze uit angst
12liT,reacties van ziin Publiek-
I dpol se staat 's sneller van begrip dan
I on a. nu '<om.t meteen een aangepaste wet
I tan ezor9'n9- Nabestaanden die niet los
I opn i!n van bun overleden afgod, mo-
I dp hl? 1 zich houden-ln asvorm vanwege
I tprtiu Die ma9 nu uitgestrooid in de ach-
I bpmi'li °Ver lievelingsplekje strand van de
Door Ed van de Kerkhof
egen de avond viel de regen met
bakken uit de hemel, 's Middags,
toen ik bij hem wegfietste, had het
er nog tamelijk zorgeloos uitgezien - een
wolkje her en der, maar ogenschijnlijk niks
om je zorgen over te maken. Het was zomer.
Zoals het al weken zomer was. Maar hij had
de regen voorspeld. „En d'r kan onweer bij
zitten," had hij ook nog gezegd. En: „Hou
doe!," toen ik ging.
's Avonds had ik hem nogmaals aan de tele
foon. M'n cassetterecorder had me tijdens het
gesprek geruisloos in de steek gelaten en daar
kwam ik pas achter toen ik goed en wel thuis
was. Ik nam de gelegenheid te baat hem te
vragen hoe hij dat nou had geweten, dat van
die regen. Hij: „Ik had toch gezegd dat ik gin-
derwijt een onweerskopke had gezien? En die
duif die hierachter zit, die was steeds aan 't
roepen. Dat doet-ie altijd tegen dat er regen
valt."
En er waren meer tekens geweest. „Ik hoorde
vandemorgen al de Jcraaien krassen. Krrr. Kr-
rr. Niet in groepsverband, maar alleen." Als
of ze de mensen wilden waarschuwen dat er
regen kwam. En: „Toevallig dat ik vanmor
gen al iemand om kwart voor zes heb gespro
ken en die vroeg of ik de hanen had horen
kraaien. Ik zeg: al vóór vijf uur. Toen zei hij:
ik al voor drie uur. Toen zeg ik: Als de hanen
kraaien ter avond en nacht, dan wordt er an
der weer verwacht. En dat komt uit hè." Op
hetzelfde moment klonk er door de telefoon
hoorn ergens op de achtergrond een haan.
Hij: „Hup, daar hoor ik 'm weer! 't Is nog lang
niet afgelopen."
En bovendien deed zijn lichaam zeer. „Ge
moet daar maar niet al te veel over schrijven,
maar ik heb een paar jaar op krukken gelo
pen. Na een ongeluk. Da's al negentwintig
jaar geleden. Vier jaar pijn gehad. En nou
nog, als 't begint te regenen."
De meeste mensen, had hij 's middags al ge
zegd, beseffen nauwelijks dat het lijf op iede
re weers verandering reageert. „Als d'r voch
tigheid komt, krimpen de spieren. Da's de
pijn die de mensen dan voelen. Alsof ze 'n
stijve nek hebben. Daar lopen ze dan mee
naar de dokter, maar die kan d'r ook niks aan
doen, want 't ligt aan 't weer."
„Warm houden. Dat helpt. En de mensen die
er veel last van hebben, moeten hun ochtend
gymnastiek wat beter doen. Dat doe ikzelf
ook. Elke morgen. Ik lig hier al om kwart over
vijf in d'n herd m'n oefeningen te doen."
Waarop hij was gaan staan en moeiteloos zijn
handen naar het tapijt had gebracht, „mi ge
strekte knies en op m'n tweeënzestigste, want
dat ben ik intussen." Zelfs ik zou zoiets kun
nen, zei hij, maar dan moest ik wel „zoetjes
beginnen, anders trek je de spieren kapot."
'Goeiemorgen'
„Ik moet 't afkloppen, maar ik ben nu bijna
vijftien jaar bij Omroep Brabant en ik heb
nog niet één dag gemist. En zet er maar bij
dat 't is begonnen met Thieu Wich." Die laat
ste is postbesteller-in-ruste en hartstochtelijk
verzamelaar van het dagelijkse nieuws van
Aarle-Rixtel. Heer Wich wees 'd'n omroep' op
zijn dorpsgenoot Johan Verschuuren, die toen
al enige bekendheid genoot dankzij zijn we
kelijkse weerpraatje bij een lokaal zendsta
tion in Someren. Daar hadden ze Johan toe
valligerwijze ontdekt. Hij had een plaatje ge
raden - „De titel weet ik niet meer. Maar de
zanger was Leo van Helmond. Dikke Leo, ge
kent 'm wel" - en ze waren hem de prijs thuis
komen overhandigen. Het had onderweg flink
gestonken naar de gier en Johan had ze voor
speld dat er dan regen zou komen. „Want met
een lagedrukgebied," had hij gezegd, „blijft
die geur dicht bij de grond hangen." Ze had
den hem ter plekke ingehuurd.
Zijn 'Goeiemorgen' is inmiddels een ver
maard Brabants cultuurverschijnsel. „Ik zeg
altijd dat ik drie talen spreek. Da's Aarles.
Da's Brabants. En da's Nederlands. Dat gooi
ik gelijk door mekaar en dan verstaat 't héél
Brabant. En daarbuiten. Ik heb veel luiste
raars. Gruwelijk veul. Ze hebben wel eens ge
zegd: anderhalf miljoen, maar dat kan ik niet
staven. In Zeeland. Tot aan Antwerpen en
Rotterdam toe. En in Venlo. En aan d'n ande
re kant tot achter Arnhem."
„En dan belt er een meneer uit Tilburg, do
cent Nederlands was-ie, en die zegt dat ik de
woorden verkeerd uitspreek. Ik zeg: 'Zo.' En
dat-ie zelf zo te horen niet uit Brabant kwam.
Nee, dat klopte. Hij was in Amsterdam gebo
ren. En daar was-ie nogal trots op. Ik zeg te
gen 'm: 'Bij jullie zeggen ze 'doei' en hier
'houdoe'.' En toen gooide ik 'm erop. Want ik
ben n'n Brabander en ik blijf n'n Brabander
en ik kom er voor uit ook."
„Heel veul reacties. Echt. D'r belde laatst ie
'Bestel maar gerust
een winterjas'
„Als de hanen kraaien ter avond en nacht, dan wordt er ander weer verwacht.
mand uit Rotterdam. Dat-ie een broer had, in
Sas van Gent, die óók elke morgen luisterde.
En die had nog maar een paar dagen te leven.
Hij had kanker, 't Enige dat-ie nog 's graag
zou hebben was dat ik 'm éne keer zou bellen.
Ik zeg: 'Geef me dat nummer maar. Dan bel ik
'm morgenvroeg."'
Even is 't stil.
Dan: „Dat zijn dingen die ge niet graag doet.
Want da's zwaar. Maar ik heb 'm gebeld. En 't
worde stil. En ik hoorde 'm snikken. En ik:
'Nou bèl ik en dan moete gij gaan zitten jan
ken.' 'Ja', zei hij, 'maar ik ben zó blij dat gij
belt. Ik heb nog maar 'n paar dagen te leven,
maar nou ik jou aan de lijn heb gehad, pro
beer ik er nog 'n week bij te vatten.'"
Hij wrijft door een oog. „Dan zit ik zelf be-
kant te huilen aan de telefoon."
Er zijn, zegt hij, mensen die móeten bellen als
ze hem 's morgens gemist hebben. Niet om de
voorspelling, maar om zijn stem. Johan, ik
heb u nou gehoord, en da's zat, vandaag ben
ik niet meer zenuwachtig.' Dat zei d'r laatst
nog ene."
De weerman als laatste toeverlaat?
„Nou, zo erg is 't ook weer niet. Maar de men
sen hebben vertrouwen in mij. Anders bellen
ze niet. Er zitten mensen in de knoei. Dan
zeggen ze: als gij nou eens komt, dan was 't
misschien opgelost. En dan ga ik er heen. Als
ik kan tenminste..."
„D'r belde d'r ene en die kon ik niet verstaan.
'Verschuuren', zei die man toen, 'ik ben d'r
ook al tachentig. Maar ik bel niet voor m'n ei
gen, ik bel voor m'n vader. Die wordt morgen
honderdenvier en die luistert nog elke mor
gen naar jou. En ik moet zeggen dat ge 't ver-
dories goed doet met jouwe maan.' Ik belde
die mens d'n anderen morgen, direct na de
uitzending. Om 'm proficiat te wensen. Ik zei
dat-ie met Johan Verschuuren sprak. 'Da
kende gij nie zijn', zei die, 'want ge waart net
nog op de radio.'" Hij schaterlacht. „Da's
toch mooi, zoiets?"
Ik vraag hem hoe dat zit met die maan. „Door
het schijnen van de maan," zegt hij, kunt ge
u in het weer verstaan."
Kliedernat
Hij is de tweede uit een negen kinderen tel
lend boerengezin. Als zevenjarige moest hij al
mee helpen. Eigen volk, al was 't nog zo klein,
spaarde nu eenmaal een Itnecht uit. 's Mor
gens keek hij dan vanonder de koeien naar de
lucht. „We hadden een buurmenneke, Jantje
van Alphen. Die was toen al oud. Die wist al
les over 't weer. Van hem heb ik veel van die
rijmspreuken. Die schreef ik op. Zoals andere
jongens postzegels verzamelen."
Hij herinnert zich hoe zijn vader hem eens
maande op te schieten, want er moest óók nog
gehooid worden. „Toen zei ik: 'Vader, doe dat
maar niet, de lucht is rood en morgenrood
geeft water in de sloot'. En hij: 'Houdt oewe
mond, snotneus, daar weet jij niks van.' Ik
moest naar school zonder jas aan. Ik kwam
FOTO TON VAN DE MEULENHOF
's middags kliedernat thuis. Het régende.
Maar ik durfde d'r niks over te zeggen. Want
dan had ik er nóg ene gehad." Hij grinnikt.
„Dat kunde net denken: zijn hooi was in 't
water gevallen..."
Jantje van Alphen, zo zegt hij, had geen KN
MI nodig om het weer te voorspellen en zo
heeft hijzelf niks van doen met computers. Er
hangt weliswaar een fors uitgevallen barome
ter binnen en een thermometer buiten en dan
nog een electronische windwijzer aan de ka
mermuur - „In d'n donkere kunde 's morgens
niet zien hoe de windwijzer op 't dak d'r bij
staat" - en dan heeft hij nog een regenmeter,
maar een computer? „Nee, nee. Ze douwen al
les maar in die computer en dan hebben ze
niks meer in de eigen hersenkast."
Hij moet het hebben van de eigen waarne
mingen, meestal vanuit de tuin (met daarin
palmstruiken kunstwerkjes in de vorm van
een keeshond, een vleermuis en een teddy
beer. Er is ook een mini-uitgave van de Are de
Triomphe als palmstruik - 'want ik ben n'n
echte liefhebber van de Tour de France'.
Eveneens in diezelfde tuin een volière met
kampioenkanaries
Vieze boom
Om vijf uur is hij al buiten. „En dan schrijf ik
drie verhaaltjes. Elke morgen. Kijk." Hij vist
een handbeschreven vel van zijn bureau. „Er
was plaatselijk veel mist vanmorgen." Hij:
„Da's van vanmorgen. Ik heb al die briefkes
nog. Van '82 af."
Nee, zegt hij, doctorandussen in het milieu
moet hij niet zo. Net zo min als ambtenaren
die omwille van de zuinigheid maar overal ei
kenbomen willen neerzetten omdat die zo
weinig onderhoud vragen. „Een eik hoort
thuis op eikengrond. Wat eikengrond is? Da's
grond waar d'n eik net zo hoog wordt als een
populier, n'n kanidassen boom. Maar tussen
Eindhoven en Tilburg staan ze al twintig jaar,
en ze komen nog niet eens tot aan de goot. Ge
kunt niet zomaar overal eiken neerzetten. En
bovendien," zegt hij, „is een eikenboom een
vieze boom."
Pardon?
„Net wat ik zeg. N'n eikenboom is een vieze
boom. Het blad zit vol looizuur. En looizuur
is lelijk spul. Dat blad wil de hele winter
maar niet vallen en als 't gevallen is wil 't
maar niet vergaan." Hij grinnikt, ietwat
boosaardig. „Gelukkig heb ik vorig jaar hulp
gekregen van de processierups. Die komt op
de rotzooi af..."
„Maar neem de populier. Daar heeft nog
nooit iemand zure regen op gevonden. En al is
't buiten 35 graden heet, loopt er maar onder
door, dan moet je de bloes nóg dicht doen.
Da's 'n goeie boom, ook in de winter. In veer
tien dagen tijd valt al het blad er af, en dan
moet je eens kijken, als de zon schijnt, wat 'n
prachtig hout je ziet staan. Kijk, ik weet wel
dat veul boeren de schurft aan de populier
hebben omdat die z'n wortels in het land
steekt, maar sinds er zoveel in Brabant ge
kapt zijn hebben we elke zomer en elke win
ter windstoten van acht a negen a tien! Die er
vroeger niet waren. Omdat de populieren de
grote windvangers waren."
„Maar ja, hij moet om de vijfentwintig jaar
gekapt worden en da's te veel werk. Vinden
ze. En onder de weg maakt-ie ook ooit een
bultje. En dat kan niet. Dan moet-ie weg. En
dan egaliseren ze zo'n weg en dat kost dan
een miljoen en dan rijden ze te hard en dan
moet er weer een bultje in gemaakt worden.
Snapte?" Hoofdschuddend: „Wat zijn ze toch
stom..."
Waar hij ook zo'n hekel aan heeft is aan de
houtsnippers die kwistig uitgestrooid worden
aan de voet van gemeentelijke bomenbestan-
den. „Ze doen dat alleen om personeel uit te
sparen. Iedereen pleit voor méér werk en de
overheid gooit ze eruit. En dat gemalen hout?
Da's een zeer zure bedoening. Iedereen die
dat spul ooit op een tuinpad heeft gestrooid
begrijpt wat ik bedoel. D'r groeit nog geen
sprietje gras meer!
Nee, zegt hij, dor en gekapt hout moet ver
brand worden. De rook van een houtvuur zui
vert de lucht en dempt al te fel zonlucht.
„Vroeger zaten ze bij d'n herd en werden
bruin van de rook waar ze de hele dag inza
ten. Die waren op den duur helemaal doorge
rookt. Maar ze werden wél honderd jaar!
En wat de natuur betreft: voor Johan Ver
schuuren is er niks mooiers dan een overzich
telijk en met boerenhand geordend landschap
- hoewel hij van maïs niks moet hebben, 'nee,
nee, ik ben gene maïsmens'. Pogingen om het
cultuurlandschap te veranderen in wilde na
tuur, zoals momenteel gebeurt met de oude
kloostergronden van de Achelse Kluis, vindt
hij godgeltlaagd.
„Wat heb ik aan die rotzooi waar geen mens
mag komen en waar n'n haas doorloopt die ik
nooit zie? Over twintig jaar kunnen ze 't weer
allemaal ontginnen."
Lange winter
„Ik denk," zegt hij als ik het hem gaandeweg
het gesprek vraag, „dat we een behoorlijke
winter krijgen. Ik heb dat al in januari ge
zegd. Kijk, die Erik Hulzebosch is 'ne ko
miekmaker, en die kon 'm net niet winnen,
maar ik heb toen al gezegd, mensen, da's niet
zo erg, dat doet-ie volgend jaar wel."
De Elfstedentocht?
„Precies. Dan moet er een heel warme eerste
augustusweek aan voorafgaan. En die hebben
we gehad. D'r is ook stilstand geweest in de
natuur. Door die hitte. D'r zijn veul bomen
die al n'n hoop bladeren kwijt zijn. Ge zult
een dezer dagen zien dat er weer appelbomen
gaan bloeien. En struiken. Omdat die stil
hebben gestaan, menen ze dat ze weer mogen
beginnen. En ge weet 't: als bomen en strui
ken tweemaal bloeien op rij, zal de winter du
ren tot in de maand mei. En dat komt héél
vaak uit."
Dus wordt het tijd om een nieuwe winterjas
te bestellen
Hij: „Wat mij betreft moogde gij dat gerust
doen..."
Van Johan Verschuuren is een bundel weer
spreuken in de handel, met als titel 'Het Weer
en de Kalender, volgens eeuwenoude spreu
ken'. Uitgeverij Helmond te Helmond.