de stem
Een week op Unit 32, afdeling cardiologie van Ignatius Ziekenhuis
E1
die dagelijks buiten
en eten uitsluitend
ten en peulvruchten.
grazend lekker.
Bloemen
Alarm
Duizeligheid
Hectisch
Lijf&leven
WOENSDAG 11 JUNI 1997
Er breken roerige tijden aan voor het Bredase
Ignatiusziekenhuis. De hartoperaties die tot 1 januari plaats
vonden in De Klokkenberg worden nu uitgevoerd onder de
verantwoordelijkheid van het algemene ziekenhuis.
Binnen een jaar of vijf moet de hartchirurgische poot ook
fysiek onderdeel uitmaken van het Ignatius. Pakweg tachtig
bedden moeten beschikbaar komen, er zullen operatiekamers
bijgebouwd moeten worden en ruim tweehonderd nieuwe
collega's zullen een plaatsje moeten vinden tussen de
vijftienhonderd personeelsleden die al rondlopen aan de
Bredase Molengracht.
De voordelen van huisvesting onder één dak worden alom
gezien. Immers, de nauwe samenwerking die er al is tussen de
afdeling cardiologie van het Ignatius en de hartkliniek, wordt
er alleen maar eenvoudiger op.
Toch heerst er ook onzekerheid over wat de toekomst zal
brengen. Een weekje meelopen op Unit 32, waar op monitoren
de toestand van het hart van de patiënten in de gaten
gehouden wordt, leert echter dat de samenvoeging niet het
gesprek van de dag is.
De patiënten van nu staan centraal en niet die van
over vijf jaar.
Van de CV krijg je het er niet warm, als het
over AC gaat, blijkt er geen etentje op het
programma te staan, SR betekent geen se
nior en AS niet aanstaande. De eerste dag op
Unit 32 duizelt het een mens van de afkor
tingen die over en weer vliegen. Unithoofd John Bartels
die me die maandag op sleeptouw neemt, is zo vriende
lijk me een lijst te laten zien waarop de werkelijke be
tekenissen staan. Niet dat het dan duidelijker wordt,
want wat zeggen een leek termen als cardioversie, ast-
cardiale, sinus ritme en aorta stenose tenslotte. Be
grijpelijker zijn PODB (pijn op de borst), NH (naar
huis) en GB (geen bijzonderheden). Op Unit 32, ofwel
de afdeling TM (telemetrie), is de eerste reeks afkortin
gen net zo veelgebruikt als de tweede.
Dat blijkt al meteen tijdens de eerste overdracht die ik
's ochtends om zeven uur. Het werk van de
nachtdienst zit erop maar naar huis kunnen ze pas als
alle patiënten met alle bijzonderheden besproken zijn
met de vroege dienst. Dat gebeurt aan de hand van een
persoonlijk dossier waarin alles genoteerd staat. Ik be
grijp er niets van, de patiënten hebben nog geen ge
zicht. Het vreemde is dat ik wel hun hartslag kan waar
nemen, al kan ik die niet duiden. De mensen die aange
sloten zijn op de telemetrie hebben een klein kastje om
hun nek hangen dat verbonden is met elektroden op het
lichaam. Via het kastje zenden die de hartsignalen naar
de monitor. De verpleegkundigen weten precies wat de
pieken, dalen en rustperiodes betekenen. Af en toe ziet
het scherm eruit als een grillig berglandschap. Maar
dat zegt blijkbaar niets, want ze komen niet in actie.
Pas als er een alarm klinkt en een rood licht naast een
van de lijnen gaat branden, is extra aandacht gewenst,
il een dag later blijken.
De dag begint met een rondje langs en een praatje met
de patiënten. Waar nodig worden ze geholpen met was
sen en aankleden. Het wordt drukker op de afdeling, de
voedingsassistente komt het eten rondbrengen en be
spreekt het menu van de volgende dag. Speciale wensen
worden genoteerd en waar nodig wordt advies gegeven.
Bij sommige patiënten moet bloed afgenomen worden,
de secretaresse gaat aan het werk, de schoonmaakploeg
komt en vrijwilligers lopen de kamers op om bloemen te
verversen of een gesprekje te voeren.
Onophoudelijk gaat de telefoon of belt de verpleging
zelf: meneer A kan naar beneden voor de catheterisatie,
i mevrouw B morgen gepland worden, de heer X
moet morgen de inspanningstest doen en hoe luidde de
uitslag van de test van meneer Y? Ondertussen vragen
enkele patiënten waar de specialist blijft. Ook daar
wordt over gebeld. Het is onduidelijk wie er zou komen
en tegen twaalven luidt de boodschap dat er helaas
vandaag geen visite gelopen zal worden.
„Dat is heel vervelend voor de patiënten. Die liggen
toch te wachten op de cardioloog die hen het laatste
nieuws komt vertellen, zegt of ze naar huis mogen, wat
de uitslagen zijn, wat er gaat gebeuren. En als er nie
mand komt, worden ze onrustig. Wij kunnen daar ver
der ook niets aan doen, want meestal wordt pas laat
duidelijk dat er niemand komt."
H. Corbeij, een van de negen cardiologen van het Igna
tius legt bij een later bezoek uit dat dat een zeldzaam
heid is. „In principe is het zo dat er iedere dag een van
ons de afdeling langs gaat. Heel soms gaat er iets mis in
de communicatie of valt iemand plotseling uit en dan
schiet het er bij in. Maar dan is er altijd nog de zaalarts,
«n gediplomeerd arts die bezig is met zijn specialisa
tie, die antwoord kan geven op prangende vragen."
Dat mag zo zijn, de patiënt op 317 heeft daar geen
boodschap aan. De specialist zou hem vandaag vertel
len welke behandeling hij zal moeten ondergaan. Zelf
denkt hij er met pillen van af te komen. Hij zal nog een
dag moeten wachten op uitsluitsel,
issdag komt wel de cardioloog. Met slecht nieuws: het
wordt een catheterisatie. En wel op woensdag. Dat valt
itter tegen, het is duidelijk dat hij het er moeilijk mee
li Als de specialist weg is, klampt de man een ver-
Ij regkundige aan. Dan pas komen de tranen,
en gebruikelijke gang van zaken, zegt de ploeg tijdens
e koffie. „We merken dat veel specialisten emotionele
gesprekken uit de weg gaan. Dat is wel eens frustre-
®d. Het komt deels omdat ze het hartstikke druk heb-
en dat soort gesprekken kost veel tijd. Maar som
gen weten ook niet hoe ze ermee om moeten springen
cnontlopen emoties bewust."
mvi]l de patiënt zijn verhaal aan het doen is, gaat het
D, vai)een 85-jarige man op kamer 318. Een ver-
vra ?Ut -e'00P' sne' maar rustig naar hem toe en
sen h f Z'C'1 ®0ec'voe^- Dat blijkt het geval. Intus-
eelt een ander het systeem een printcommando ge-
en f0'4 er een uitdraai uit. „Kijk, die lijn is vijf se-
uit n tl en ^at 's te 'an§'" verpleegkundige
heeft' it i. levensbedreigend zijn. Bij deze meneer
dan rt ^ehzelf weer hersteld. Gebeurt dat niet
Dat ï6 er sne' kijom te reanimeren."
jaard k'i ^e overbuurman van de hoogbe-
kiaeht ,v'ift'Ser is vrijdag opgenomen met vage
benanf^'J1^ eens omc^at hij erge pijn had of last van
d. Hij werd aangesloten op de telemetrie.
Door Els Grosfeld
'Een pacemaker,
dat is Engels hè'
Een verpleegkundige houdt de bloeddruk van een patiënt in de gaten terwijl haar collega een hartfilmpje maakt. 'De handelingen die wij verrichten zijn kunstjes
die vrijwel iedereen kan aanleren.foto de stem/johan van gurp
Tijdens de eerste nacht van zijn verblijf kreeg hij een
hartstilstand die dankzij het kastje tijdig werd geregis
treerd. Hij werd gereanimeerd en er zijn sindsdien geen
noemenswaardige problemen opgetreden. Hij staat
toch op de lijst voor een catheterisatie. Die zal donder
dag plaats vinden. Hij loopt wat heen en weer. Ver kan
hij niet, want de telemetriezendertjes in het plafond
houden halverwege de gang op. Hij meldt dat hij van
nacht voor het eerst sinds zijn hartstilstand een paar
uur heeft geslapen. Met een slaapmiddel, ,,'s Nachts is
het gebeurd hè. Als je slaapt, heb je geen controle, dan
kun je de pijp uitgaan zonder dat je er iets van merkt."
Toch heeft hij het gevoel dat hij op een of andere ma
nier gewaarschuwd is. „Ik had eigenlijk geen acute re
den om naar de dokter te gaan. Misschien zijn er wel
hogere machten aan het werk geweest. Normaal ge
sproken zou ik gewoon door zijn blijven lopen met die
vage klachten. Dan was ik er nu niet meer geweest."
Bij de overdracht 's middags om kwart voor drie aan de
late dienst die tot elf uur zal blijven, worden de nieuwe
ontwikkelingen doorgesproken. En voor de zekerheid
ook de wat oudere gegevens in vogelvlucht voor het ge
val iemand een patiënt nog niet kent. Er is er een voor
wie ze allemaal een speciaal plekje hebben: de me
vrouw op 323. Ze is 74 en ligt al drie maanden alleen op
een kamer, in afwachting van een plaats in een ver
pleeghuis. Ze is in het academisch ziekenhuis in
Utrecht geweest waar ze op het nippertje aan de dood
ontsnapte. Klinisch gezien was ze gedurende een kort
moment niet meer in leven. Ze heeft er geen bezwaar te
gen dat ik op de derde dag van mijn 'weekje ziekenhuis'
's avonds een tijdje bij haar kom zitten. „Als ik te moe
word, zeg ik het wel."
„De dokters in Utrecht zeiden dat ik niet meer beter
zou worden. Ik had daar vrede mee. Ik ben hier geko
men, heb afscheid genomen van mijn kinderen en klein
kinderen. Maar ik ben er nog steeds en nu ben ik bang.
Ik bid veel dat ik beter mag worden. Of in ieder geval
een beetje zodat ik weer eens iets leuks kan doen met de
kinderen of dat ze op bezoek kunnen komen voor de ge
zelligheid." Ze weet eigenlijk wel dat dat niet meer kan
en regelmatig stromen de tranen over haar wangen.
„Als ik toch dood moet, dan moet het maar snel gebeu
ren. Eerst kon het me niet schelen, maar nu wel". Ze
kan niets meer zelf, krijgt zuurstof omdat ze het zo be
nauwd heeft en een morfine-injectie als ze er om
vraagt. „Dan kan ik tenminste slapen. Als ik slaap, hoef
ik niet te piekeren." Ze zorgt er regelmatig voor dat er
voor iedereen een chocolaatje bij de koffie is. Zo ook
vandaag. „Het is een lief menske," zegt de verpleegkun
dige die haar vandaag onder zijn hoède heeft. Hij speelt
gitaar en vertelt dat hij op een avond voor haar ge
speeld en gezongen heeft. „Ze lag me met die glimoog-
jes aan te kijken, heerlijk. Ik maak er geen gewoonte
van, maar als ik zo'n vrouw op deze manier een beetje
vreugde kan geven, geeft me dat een goed gevoel." „Ze
had al lang in een verpleeghuis moeten liggen. Dat dat
nog niet gebeurd is, komt niet alleen omdat er geen
plaats is, maar ook omdat de aanvraag er zo lang over
doet. Die loopt via het maatschappelijk werk en moet
een lange bureaucratische weg gaan voordat aan alle
formaliteiten is voldaan. En pas dan wordt iemand op
een wachtlijst gezet."
Deze patiënte houdt dus eigenlijk ongelegitimeerd een
bed bezet. Het probleem van mensen die te lang in een
ziekenhuis blijven omdat er te weinig verpleeghuisbed
den zijn, is alom bekend. Maar ook om andere redenen
blijven mensen te lang in het ziekenhuis. Bijvoorbeeld
de meneer op 321 die ligt te wachten tot zijn kinderen
zijn nieuwe huisje in Zeeuws-Vlaanderen hebben inge
richt. Of de vrouw wiens huis aangepast moet worden.
Ook zij blijft tot dat klaar is en ligt in feite twee dagen
te lang op Unit 32. „We hebben er wel eens discussies
over, in hoeverre het onze taak is om rekening te hou
den met thuissituaties van mensen. Maar je stuurt ie
mand niet weg als je weet dat hij thuis niet opgevangen
kan worden. Daar schiet je niets mee op. Dan weet je
zeker dat je hem snel terugziet." Soms gebeurt ook het
tegenovergestelde. Gaat iemand naar huis terwijl hij
beter nog had kunnen blijven.
De patiënt op 319 bijvoorbeeld mag op donderdag naar
huis. Hij kwam binnen met hart-ritmestoornissen en
klachten over duizeligheid. Na drie weken heeft hij een
pacemaker gekregen en nu kan hij het ziekenhuis verla
ten. Zijn duizeligheid is echter niet verdwenen. Hij had
al afspraken lopen voor neurologische onderzoeken, die
zal hij nu poliklinisch ondergaan. Hij moet ze thuis af
wachten. „Die hokjesgeest staat ons weieens tegen.
Waarom zo'n man niet hier laten blijven en de neurolo
gische onderzoeken doen vanuit de veiligheid van de
cardiologische afdeling. Dat duurt maar een paar da
gen langer. Nu gaat hij naar huis, voelt zich onzeker
want waar komt die duizeligheid vandaan. En dat heeft
weer een negatieve invloed op zijn algehele gestel. Maar
ja, het cardiologisch probleem is opgelost en neurologie
moet zijn eigen werk opknappen. Die muren tussen de
verschillende specialismen zouden best wat lager mo
gen."
Terwijl de man van 319 met zijn vrouw op huis aan
gaat, krijgt de patiënt van 317 van de specialist de uit
slag van zijn catheterisatie gisteren. „Er zitten een paar
flinke verstoppingen. Ik ga uw gegevens naar De Klok-i
kenberg sturen. Daar hebben we elke maandagavond
een patiëntenbespreking met de chirurgen. Volgende
week zullen we bekijken wat we in uw geval het beste
kunnen doen. U moet rekenen op een bypass-operatie."
Die uitslag valt bitter tegen. En weer is het een ver
pleegkundige die de emoties moet opvangen.
Dat wordt de volgende ochtend ook gemeld tijdens de
overdracht. Dramatisch wordt ,er niet over gedaan. De
verpleging is het gewend. Ook de patiënt die tijdens
zijn eerste ziekenhuisnacht een hartstilstand kreeg, had
het gisteravond moeilijk. Hij moet nog meer onderzoe
ken ondergaan want zijn catheterisatie heeft niets uit
gewezen.
Verpleegkundige Hennie meldt tijdens de overdracht
dat ze 's avonds een gesprek met hem heeft gehad 'op de
rand van het bed'. Die bedrandgesprekken vormen het
belangrijkste onderdeel van de taak van de verpleeg
kundigen, zeggen ze allemaal. „Je moet je kunnen inle
ven in de gevoelens van de patiënt. De handelingen die
wij moeten verrichten, zijn niet meer dan kunstjes die
vrijwel iedereen kan aanleren. Maar niet iedereen heeft
genoeg emotionele bagage om patiënten te kunnen be
grijpen, of liever gezegd om ze het gevoel te geven dat
ze begrepen worden."
Nu zit Unit 32, in tegenstelling tot veel anderë afdelin
gen, goed in het personeel. Met vijftien mannen en
vrouwen voor maximaal negentien patiënten, zitten ze
ruim in hun jasje. Tenminste, als er niet veel patiënten
liggen die algehele verzorging nodig hebben. „Het is
hier ook regelmatig hectisch. Dan zijn we de hele tijd
bezig met verzorgen, opnames, ontslagen. Dan blijft er
weinig tijd over voor extra aandacht. Maar vaak is het
ook als nu: twee patiënten die we overal bij moeten hel
pen, de rest kan zichzelf bedruipen. Toch is het noodza
kelijk dat we met velen zijn, want de hele dag door
moeten er mensen naar beneden voor onderzoeken of
kleinere operaties. Die brengen wij meestal zelf weg.
De andere afelingen doen daarvoor altijd een beroep op
de vervoersdienst van het ziekenhuis. Wij kunnen dat
niet omdat onze patiënten aangesloten zijn op de tele
metrie en die werkt niet voorbij de liften. Als er onder
weg iets gebeurt, moeten wij dus handelen. En als er
collega's van de afdeling zijn, moeten er genoeg over-
blijven voor de rest van de patiënten. Je bewaakt of je
bewaakt niet." Vrijdags hoort de 85-jarige patiënt dat
hij maandag een pacemaker krijgt. Hoewel hij in het
begin van de week aangaf dat het allemaal niet meer
hoefde, is hij er nu blij mee. Achter zijn looprekje
schuifelt hij tien meter verder naar een stoel en gaat
dan zitten om uit te rusten. „Hoe heet het ook weer wat
ik krijg?" Hij verstaat het antwoord niet en vraagt om
het op te schrijven. Als hij het ziet, roept hij uit: „O, een
pacemaker, ja natuurlijk, dat is toch Engels hè? Dank
u." En hij stopt het papiertje in zijn zak om aan zijn
sporadisch bezoek te laten zien. Want zijn kinderen
kunnen niet meer komen, die zijn alle vijf al dood, zegt
hij. Zijn beste vriend, negentig jaar oud, is vier weken
geleden overleden. „Een fijne vent, een kerel."
Brabant is
nog lang niet
van overlast
rupsen af
Onderzoek naar
'virtueel'
ontwerpen van
botsveilige auto
De wondere
wereld van
de familie
van de papaver
pagina
pagina
pagina
ïn zetfouten voorbehouden-