Weekend Voor minister Van den Brink was het Marshall-plan onontbeerlijk E3 I Het leven is een film. Zeker als je het gevoel hebt in Deze maand wordt in Den Haag herdacht dat vijftig jaar geleden George Marshall een omvangrijk hulpprogramma voor het door de oorlog zwaar geteisterde Europa aankon digde. Zonder de Marshall hulp was Nederland er niet zo snel bovenop gekomen, vindt Jan van den Brink, toentertijd minister van Economische Za ken. 10 MEI 1997 ZATERDAG 10 MEI 1997 er anderhalve minuuut FOTO ANP 'juyn is het die, in een in leeft aangeboden te hei- es. Hij denkt nog altijd (hééft gedaan. De Neder- bedwang houden van de orkwam dat de Serviërs in, zegt hij. Hij heeft niet ir levens van vrouwen en de om de Nederlandse het maar 'bij suggestie', komen ze uit zijn boek -slachtoffers. Srebrenica %os\ schrijft hij ergens, fet onvermogen en het cy- fionale gemeenschap te- s crisis. Het Nederlandse I was, geheel in strijd met kl van het internationale fenië, bereid om Neder- offeren om de moslim- renica te redden. Neder- s, Van Mierlo) koos voor f Srebrenica te redden, voor zijn blauwhelmen ournaal van maandag 10 .ar Voorhoeve de 'onver- chtacties aan. Hij noem- iederlandse slachtoffers het Navo-luchtwapen is terwijl dat van meet af het uiterste middel - in arlijke onderbewapening i, het enige middel - om vluchtelingenenclaves te Jegt zich in een breed ge lschuldigen aanwijst: de nard Janvier, comman- pen in voormalig Joego- kashi, de speciale afge- ptros Boutros Ghali. Dat lerd door pro-Servische vast. Akashi deelde met uitgangspunt dat de vei- 'helmen belangrijker was ook Boutros Ghali pro- weet ik uit eigen erva- 'nste diplomaten in New i de val van Srebrenica, rmee die zich voltrok, n 'Epiloog'. Precies die atie met de weigerachtig- rchtwapen in te zetten - Jttheorieën tot leven ge- i of Srebrenica is verre nen, de VN-bureaucra- Jegering. iarde te hechten aan het jvier, midden in de gijze- irs hadden blauwhelmen pp luchtaanvallen, en ve- i deal sloot met Mladic, geen luchtaanvallen oe dan ook tot een einde 'eal of geen deal', schrijft irscrisis versterkte de Frankrijk, Groot-Brit- r de oorlog heen aan de adden gegeven: het wes- om het tegen jullie op te me, the betrayal and fall :'s worst massacre since arrar, Straus Giroux, New 10 decor te stappen. En zo'n indruk krijgt ieder- I ten die voor het eerst New York bezoekt. Natuur- I a zijn de hoogte, drukte en luxe van Manhattan I enorm, maar niet overweldigend. Want alles is ei- Lnlijk'al bekend. Van foto, film en televisie. De Kerkelijkheid biedt eerder herkenning, dan ont- I ,yking. Zoals het verwacht was, is het. De buik- I «huivende Lincolns, toppunt van chic en onge- I aak, want wie zich door zo'n meterslange, geblin- I deerde limousine naar zijn afspraken rijden laat, I aoet zich eerst op onwaardige wijze dubbel vou- I wen om een zitplaats te bereiken. De tienduizen- I den kanariegele taxi's die van het stadsverkeer een I kralenketting maken, slechts her en der onderbro- I ken door een contrasterende kleur privé automo- I hiel. De in de zon weerkaatsende kerstpieken en hruiloftstaarten van vroeg twintigste eeuwse wol- I tenkrabberarchitectuur, die aangeven dat bizar toen de functie had van efficiency nu. De boven al- I les uittorende dakhuizen in de vorm van een mid- f deleeuws kasteel, van een chalet of door meters 1 witstrand omringd badvillaatje, als om aan te to- I een dat de kapitaalkrachtige New Yorker over een 11 exclusieve individualteit beschikt. De slechts aan i kant van de straat groen uitlopende boom- Ij pjes, die bewijzen dat natuur en hoogbouwscha- duw tegenwerkende krachten zijn. En de vaak beschreven, maar desondanks onver- tvachfe harmonie tussen geldstad en buiten, want wie in het immense Central Park opblikt naar de igende bebouwing krijgt even het idee dat [I hij in een Alpenlandschap staat. De dreigend om toog stekende toppen zijn even onregelmatig ge vormd en ontoegankelijk hoog als de bazalttop- penvan een hooggebergte. De bezoeker denkt al les al te weten van Amerika en reageert dus niet verbaasd als hij aangesproken wordt door een aids-bedelaar. Ook niet als hem opvalt dat de post beambte die de brievenbus op straat leegt uit angst voor naalden grote sjouwershandschoenen draagt. Evenmin als zijn Engels door de Libanese, Armeense, Iraanse, Pakistaanse of Bulgaarse taxi chauffeur niet verstaan wordt. Of als hij op het vliegveld rijen moedertjes met hoofddoekjes en jerrycans vol moslim-Lourdeswater op paspoort controle ziet wachten. Nog minder dat de aanwij zingen in keukens en andere personeelsruimtes veeleer in het Chinees, Spaans, Italiaans of Grieks gesteld zijn dan in het officiële Engels. Tweetalige straatnaam- en subwaybofdjes in wijken met een grote concentratie buitenlanders van dezelfde af komst verrassen hem vanzelfsprekend dus ook niet. Taxi's met op hun dak een bord waarop een ro kend doodshoofd en de geschreven toelichting kankerland passen in zijn verwachtingspatroon van Amerika gezondheidsland net als aanbiedin genvan alcoholvrije wijn in een supermarkt. Maar een etalage waarin een bewegende pop van een rebbe met de Thora in zijn hand de zegen uit spreidt over de uitgestalde niet altijd koshere wijn- voorraad, blijft vreemd. Een vluchtig bezoek be vestigt de vooroordelen. Bijvoorbeeld dat Amerika een land is van religie en show, zo mogelijk zelfs in combinatie. Geen wonder dat de overvolle St Pa trick's Kathedraal op de vijfde zondag na Pasen met regelmaat in applaus losbarst. Als kardinaal I O'Connor zijn mompelende preek beëindigt, als de celebrant koor, dirigent en organist bedankt en als het gehele ensemble voorgangers in de sacristie verdwijnt. Of dat de Verenigde Staten een land zijn van groot, groter, grootst. Zodat de episcopale kerk een eeuw geleden besloot dat haar kathedraal groter diende te zijn'dan die van de katholieken, zelfs nog groter dan welke ook, de grootste ter wereld. Geslaagd is dat triomfalistisch streven nog niet. Het bouwwerk is pas voor drievierde klaar. Oplevering is voorzien op de dag van het eeuw feest. Of dat er in de witte Amerikaanse maatschappij "iets boven carrièere gaat. Zelfs het in publiciteit en verkiezingscampagnes zo op de voorgrond ge zette gezin niet. in het World Trade Centre is daar om een winkel geopend die zich specialiseert in positiekleding voor de jonge carrièrevrouw. Of dat de Amerikaan slecht geïnformeerd is, voor al over het buitenland. Je kunt hem dus alles op de mouw spelden en dat gebeurt ook. Zoals in een restaurant dat zich authentiek Russisch noemt. De wodkalijst bevat echter geen enkel distillaat van Russische afkomst. Wel uit Canada, San Francisco, ■lien, Londen, California, Zweden en zelfs Neder land. De wodka blijkt dan echter de goed Holland je Ketel Een-jenever. Met de wijn van hetzelfde la ten een pak. De kaart begint met twee pagina's snoeverij over hoeveel wijn er uit de Unie van On afhankelijke Staten komt, hoe goed die is en wei- te bekroningen waar verkregen zijn. De dorstige geïnteresseerde die doorbladert, constateert ech- jer sbt de meest Russische wijn uit de Russian Val- ley komt, een wijngebied in California. De rest wndt zijn oorsprong in Frankrijk, Italië, Spanje en Nieuw Zeeland. Dat de Amerkaanse cultuur iets kinderlijks houdt, zelfs in haar serieuste uitingen, want wie herdenkt nu de overlijdensdag van een dierbare, op drie en dertig jarige leeftijd overlede- M- J161 een op z'in gra* 9edeponeerd feestelijk Mickey Mouseballonnetje dat de afgestorvene in J«e letters gelukwenst? dat het blanke Amerikaanse leven doordrenkt is van de bezorgdheid van de jiddische memme. rh t-.vva3rom zou een busmaatschappij in het nassrdische Williamsburg anders adverteren met de kreet dat zij op hun dagtochtjes nog nooit ie mand zijn kwijtgeraakt? Maar Amerika blijkt ook en land van slechte verstaanders te zijn. Een par- eerverbod dat als extra informatie geeft dat hier 'e auto geen vijf minuten, zelfs geen dertig secon- en, neen helemaal niet achtergelaten mag wor- °en' Is ar|ders onverklaarbaar.Het leven is een film fit xen Steeds vaker een tocht door een bekende Hm a ^et ze'* meemaken en zien, toont aan de werkelijkheid met meer nuance dan in cine mascope te belichten valt. 'Zonder die hulp had ik het niet aangedurfd' Door Caspar Cillekens Als die lichtstraal uit Washington van mogelijke Marshall-hulp er niet was geweest, had ik het niet aangedurfd," De econoom Jan van den Brink twijfelde enorm toen premier Beel hem eind 1947 als jonge senator van de Katholieke Volkspartij vroeg zijn zieke partijgenoot Huysmans op te volgen als minister van Economische Za ken. De taak, waarvoor de zoon van een Gooise tapijtfabrikant stond, leek onbegon nen werk. De wederopbouw van de leegge plunderde, zieltogende Nederlandse econo mie stokte. „Ik was jong, 32, een beetje overmoedig mis schien. Ik weet niet of ik het als gesetteld bankier aangedurfd had," zegt Van den Brink (82), voormalig Amro-bankier, in de woonkamer van zijn villa in Hilversum. „Ik rekende er vast op dat de Marshall-hulp er zou komen. Mijn stelling was: als de Mars hall-hulp er komt, kunnen we eindelijk orde op zaken stellen in Europa." „Toen ik begin 1948 aantrad, dreigde er een bestedingsbeperking van vijftien a twintig procent. Dat zou catastrofaal geweest zijn. Zowel voor de investeringen als voor de con sumptie. Zonder Marshall-hulp had ik die bestedingsbeperking misschien niet kunnen voorkomen." Rampjaar „De bevolking heeft het misschien niet zo gemerkt, maar 1947 was in economisch op zicht een rampjaar. Een strenge, lange win ter, een heel droge zomer. Nederland moest veel kolen importeren - de Limburgse mij nen konden daar niet in voorzien - en veel tarwe. Het deviezentekort was in 1947 opge lopen tot tweeëneenhalf miljard gulden. Dat was twintig procent van het nationaal inko men. Een heel penibele situatie. Omgere kend in het huidige nationale inkomen kampten we met een betalingsbalanstekort van meer dan honderd miljard gulden." Geld voor de aanschaf van goederen en ma chines, op dat moment bijna uitsluitend in de Verenigde Staten te krijgen, was er nau welijks meer. Het ontbrak Nederland in 1947 net zoals de overige Europese landen aan dollars. Het dollartekort dreigde het economisch herstel in Europa in de kiem te smoren. Met alle sociale en politieke gevol gen vandien. De communisten, die in Frank rijk en Italië al de wind in de zeilen hadden, zouden nog meer invloed kunnen krijgen in West-Europa. Een verzwakt West-Europa mocht niet een willoze prooi van Moskou worden, vonden de VS. Hulp was dus geboden. Als Europa zou wegvallen als belangrijke exportmarkt, zou bovendien Amerika in een economische malaise meegesleurd kunnen worden. George C. Marshall, de Amerikaanse minis ter van buitenlandse zaken, kondigde dan ook op 5 juni 1947 in een rede voor de Har vard University een grootscheeps Ameri kaans hulpprogramma aan om de door de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen Euro pese economie weer op de been te helpen. De rede van Marshall paste in de doctrine, die de Amerikaanse president Truman in maart van dat jaar afgekondigd had. Kern van de ze Truman-doctrine was de indamming van de toenemende Sovjet-invloed in Europa. Het Amerikaanse Congres stemde op 2 april 1948 in met de Marshall-hulp. Tussen 1948 en 1952 vloeide meer dan twaalf miljard dol lar voornamelijk richting West-en Zuid-Eu ropa. Vier miljard Daarvan ontving Nederland bijna vier mil jard gulden. 1,Nederland heeft zeer geprofi teerd van de hulp. Per hoofd van de bevol king kreeg Nederland bijna tien keer zoveel Jan van den Brink: „Ik rekende er vast op dat de Marshall-hulp zou komen. als België. De Marshall-hulp kwam neer op een extra vier procent van het nationale in komen gedurende vijf jaar. Dat lijkt niet veel, maar was in termen van toen een fors bedrag. Kijk, als je over weinig middelen be schikt, is een toevoeging ter grootte van vier procent van het nationale inkomen een enor me steun in de rug." Of het bezoek van Averell Harriman ten hui ze van premier Drees, die in 1948 Beel als premier van de rooms-rode coalitie opvolg de, bijgedragen heeft tot de genereuze op stelling van Amerika, weet Van den Brink niet. Feit is wel dat Harriman, de Special Representative in Europa voor de Marshall hulp, nogal onder de indruk was van de so berheid in huize Drees aan de Haagse Beek laan. Bij de thee, zo gaat de anekdote, kreeg Harriman van mevrouw Drees één kaakje geserveerd. Een land waar de premier zo so ber leeft, daar kan Amerika zich geen buil aan vallen, moet Harriman gezegd hebben. Van den Brink reageert een beetje geïrri teerd als ik hem de kritiek van historici voorhoud dat zonder Marshall-hulp het her stel ook wel was opgetreden, maar dat het dan langer had geduurd. „Mischien hebben ze wel gelijk. Maar ik zal maar niet fantase ren over wat er zou zijn gebeurd als de Mars hall-hulp er niet was gekomen. De Marshall hulp heeft het mede mogelijk gemaakt de in dustrialisatie-schema's uit te voeren, om de innovaties en uitbreidingsinvesteringen te financieren. En vergeet niet, zonder de hulp zouden we in een zware bestedingsbeper king zijn beland." Duitsland De Amerikanen stelden wel hun voorwaar den: Europa moest met een gezamenlijk plan komen, ook Duitsland moest erbij betrokken worden. „Dat laatste was heel belangrijk," zegt Van den Brink. „Dat was het cruciale verschil met de aanpak van na de Eerste We reldoorlog. De Amerikaanse president Wils on streefde toen ook naar economische sa menwerking tussen overwinnaars en over wonnenen. Dat kwam er niet van vanwege de revanchepolitiek van de Fransen en Brit ten ten opzichte van de Duitsers. Bovendien had Wilson geen flinke bankrekening bij zijn plan, waarmee je iets kon beginnen. Dat was in 1947 heel anders. Voor het herstel van Europa durfde de regering in Washington bovendien extra geld te vragen aan de belas tingbetaler." Van den Brink pakt een boek. „Kent U dit? The economie consequences of the peace van John Maynard Keynes. Als student in Til burg in de jaren dertig was ik vooral onder de indruk van Keynes' analyse dat de her stelbetalingen, die in Versailles aan Duits land opgelegd werden, de kiem bevatten voor een nieuw conflict. Bij mijn inaugurale rede als hoogleraar economie in Nijmegen na de oorlog heb ik ervoor gewaarschuwd niet in dezelfde fout te vervallen." Helemaal gerust was Van den Brink er niet op. „Na de bevrijding was er ook weer een zekere neiging tot revanchepolitiek. Sommi ge Nederlandse opiniebladen waren voor stander van annexatie van Duits grondge bied. Als die tendens zich zou hebben door gezet, had ik geen brood gezien in de functie George C. Marshall, de Amerikaanse mi nister van buitenlandse zaken, kondigde op 5 juni 1947 een grootscheeps hulppro gramma aan voor de Europese economie. Een van de doelen van die hulp was om de toenemende Sovjet-invloed in te dammen. op Economische Zaken." Voor Van den Brink was het juist essentieel dat de handelsrelatie met Duitsland zo snel mogelijk hersteld moest worden.'De Neder landse economie was nu eenmaal voor een groot deel afhankelijk van de Duitse. Het Marshall-plan, dat beoogde Duitsland te in tegreren in West-Europa, beschouwde hij dan ook als een steun in de rug. Geheime ontmoeting „Ik was een paar maanden minister toen een ambtenaar me attent maakte op een zekere professor Erhard. Die zou wel eens de toe komstige minister van economische zaken in een souverein Duitsland kunnen worden. Ik dacht: met die vent moet ik snel in contact komen. Ik heb Erhard in 1948 in het grootste geheim naar Nederland laten halen." Lachend: „Zaken doen met Duitsers lag toen nog heel gevoelig. Op kasteel Oud-Wassen aar hebben we uitvoerig gepraat hoe we zo snel mogelijk een handelsverdrag zouden sluiten als Duitsland weer souverein was. Dat verdrag kwam er dan ook snel na de op richting van de Bondsrepubliek in 1949. In menig opzicht voelde ik verwantschap met Erhard, vooral met zijn visie op de aanpak van herstel. Erhard was net zoals Van den Brink een voorstander van markteconomie. In Neder land woedde, toen Van den Brink aantrad als minister, juist een debat of er al dan niet een strakke planning van de economie moest komen. Van den Brink was afkerig van al te sterke overheidsbemoeienis, zoals de PvdA wilde. Met de sociaal-democraten was hij het eens dat Nederland moest industrialise ren. De voornaamste taak van de overheid was volgens hem echter het uitstippelen van de weg daartoe en het scheppen van zo gun stig mogelijke voorwaarden voor een ver nieuwende industrie. Niets meer. „Mijn visie, zoals verwoord in de eerste In dustrialisatie-Nota uit 1948, was: als we de markt niet herstellen, als er geen liberalisa tie van de handel komt, dan heeft Nederland geen kans in een aanvaardbaar tempo uit de malaise te komen. Ik vond voorts dat de be lemmeringen op het gebied van het interna tionaal betalingsverkeer zo snel mogelijk opgeheven moesten worden, dat Europa moest gaat samenwerken. In de Marshall hulp vond je hetzelfde gedachtengoed te rug." Investeringen in industrie en landbouw achtte Van den Brink van wezenlijk belang om het economisch verlies van Nederlands- Indië, voor de oorlog goed voor zo'n dertien a veertien procent van het nationaal inko men, op te vangen. De meeste doelstellingen van zijn Industrialisatie-Nota werden be reikt. Tussen 1948 en 1952 werd mede dank zij de Marshall-hulp vijfeneenhalf miljard gulden geïnvesteerd in de industrie. Het aantal banen in die sector groeide met 135.000. Weliswaar tachtigduizend minder dan begroot, maar daar stond tegenover dat de snel uitbreidende dienstensector zorgde voor een groei van 85.000 banen, terwijl er in die sector slechts 42.000 gepland waren. Toen Van den Brink in 1952 opstapte was ook de betalingsbalans weer positief. Een weinig belicht aspect van de Marshall hulp is de kennisoverdracht vanuit de VS. „De Nederlandse industrie was wat kennis betreft achterop geraakt bij het Amerikaan se bedrijfsleven. Dat had tijdens de Tweede FOTO ENGEL LAMEIJER/WFA Wereldoorlog een enorme technische voor uitgang geboekt. Die achterstand was ge vaarlijk. We hebben in 1950 de Contact groep Opvoering Productiviteit opgericht, die studiereizen naar de VS ging organise ren. Op die manier hebben we veel know how naar Nederland gehaald." Werkgevers, werknemers en technische spe cialisten uit verscheidene branches reisden naar de VS om binnen hun eigen vakgebied rond te kijken. De belangstelling ging voor al naar nieuwe management-technieken om de arbeidsproductiviteit te verbeteren. Hu- man relations management werd voor meni ge Nederlandse ondernemer een begrip. Rond het Marshall-plan werd een enorme publiciteitscampagne opgezet. Het doel was tweeledig: de Nederlanders aansporen hard te werken aan de wederopbouw en de Ame rikanen ervan overtuigen dat de hulp wel besteed was. Van den Brink: „Het Congres moest de hulp jaarlijks goedkeuren. De Amerikanen moesten dus het idee krijgen dat de Marshall-hulp bijdroeg aan het her stel, dat hun geld goed besteed was." Telefoongesprek Zo konden de bezoekers van de Utrechtse voorjaarsbeurs op 3 april 1949 het volgende verzonnen telefoongesprek tussen een Ne derlandse en een Amerikaanse arbeider be luisteren, ontsproten aan de persdienst van Van den Brinks ministerie. Jimmy:Zou het voor jou verschil maken als er soms geen Marshall-hulp was?' Jan: 'Dat zou het, en niet zo'n beetje ook. Het zou betekenen dat wij bijna alles wat wij in de laatste jaren bereikt hebben, zouden moe ten prijsgeven. Vele artikelen die nu vrij zijn, zoals brood, suiker, zeep, banden en schoenen, zouden waarschijnlijk weer op de bon moeten. Zonder Marshall-hulp zou de fabriek waar ik werk te weinig grondstoffen krijgen om op volle toeren te draaien en dat zou misschien zelfs betekenen dat er voor mij geen werk meer zou zijn.' Jimmy: 'Je begrijpt, wij kunnen met deze steun niet eeuwig doorgaan. Wat doen jullie er nu eigenlijk aan?' Jan: 'Harder werken, Jimmy, en zuinig zijn.' Jimmy: 'Ja, het Marshall-plan maakt een sterk en onafhankelijk Europa mogelijk en verstevigt de vriendschapsbanden tussen de Oude en Nieuwe Wereld.' Jan: 'Zo is het, Jimmy, en dat jullie ons daar toe de kans hebben gegeven is prachtig. Als wij alles op alles zetten - en dat zullen we - hoeven jullie in 1952 voor ons geen belasting meer te betalen. Dan zullen we op eigen be nen kunnen staan. Jimmy: 'Geen dank, Jan, een welvarend en onafhankelijk Europa is ook in ons be-

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1997 | | pagina 39