Weekend i De wreed mooie Oosterschelde Een ontstellende reactie op een ontstellend boek Denk ook eens aan de inbrekers Mammon DE STEM Ell dESTEM Een nieuwe druk van Henk Hovinga's boek over een doden- spoorweg in Midden- Sumatra bevat behalve ontstellende nieu we cijfers ook een merkwaardig fenomeen: een cd met daarop de stem van onder anderen 'Oom Karei' Cornelis, de 'heilige' van het Jappenkamp Pakan Baroe. Een man die door schrijver/jour nalist Rudy Kousbroek herkend wordt als een Engel des Doods. Birma w, ZATERDAG 11 JANUARI 1996 o<4. Door Dirk Vellenga 9 De buren zagen 't het eerst. Ze waarschuwden ons, want in deze winter doen Nederlanders opeens alles voor elkaar. We keken door het achterraam. Tegen de garagedeur stond een man in een vreemde houding. Kort leren jasje, gymschoenen, bivakmuts. Zijn blote handen zaten vastgeklonken aan het koude staal van de kanteldeur. We maakten hem voorzichtig los met lauw water en zetten hem in de keu ken ter ontdooiing. „Hoe lang hebt u daar vastgezeten?," vroeg ik. Klappertandend bracht hij uit: „De halve nacht." Wij keken elkaar verbaasd aan. „Is er dan nie mand die voor u zorgt?" Hij schudde zijn hoofd langzaam. Zijn ogen traanden en de huid onder zijn baardstoppels was vaalblauw. De stakker was kennelijk gewoon aan zijn lot overgelaten. Het was een barre schande. Ouden van dagen worden dagelijks verwend met een dampend pannetje. Zwervers vinden onderdak in de fraaiste accommodaties. Het Leger des Heils zoekt in portieken, stegen en containers naar koukleumen die wel een bord warme soep lusten. Uitslovers hakken wakken, zodat vogels kunnen poedelen en vissen kun nen happen. Verslaafden en hoertjes worden overladen met tijdelijke liefdadigheid. Voor ie der mens en dier ligt de gevoelstemperatuur zo langzamerhand op plus 20. Hij trilde en schokte nog een tijdje na. „Wilt u iets eten?," vroeg ik. „Een boterham misschien?" Hij keek me voor het eerst recht in de ogen en zei: „Met pindakaas. Ze zeggen datje er sterk van wordt." De ironie was raak, ik probeerde mijn schaam te weg te praten: „Ik wil je ook een bord pad do's voorzetten. Of iets met spruitjes. Dan word je de sterkste." "Hij snoof. „Wat was u aan het doen? Was u ergens voor op pad of zo?". „Het dievenpad," zei hij en zocht in zijn bin nenzak naar zijn zware Van Nelle. „Een inbre ker heeft een rottijd, meneer. We hebben al weken niks te doen. Sloten zijn bevroren, de sloten van de deuren, bedoel ik dan. Dakpan nen zijn spiegelglad. Regenpijpen zijn onbe trouwbaar. Gaat u maar eens een paar hon derd meter hardlopen met een ijskoude geluid storen of een koelkast. Trouwens, je komt niet weg, want in de steegjes is nog steeds niet ge strooid." „Ga eens op Soestdijk kijken," zei ik in een po ging hem met een kwinkslag op te beuren. „De bewoners zitten ver weg in Afrika." Hij reageerde niet. Humor kon hem gestolen worden. „Krijgt u geen koudetoeslag van de regering? Of subsidie van Europa? Of een pakket van de gemeente? Daar hebt u toch recht op?" Hij inhaleerde diep. „Ik pak de koudetoeslag van een ander wel. Maar dan moet het eerst dooien." „Wat deed je in mijn tuin?" Ik wilde het ge sprek afronden. „Ik? Ik deed mijn werk. Tenminste, ik probeer de er iets van te maken. Ik zag bij u een mooi vogelhuisje staan en daar zitten vaak nootjes of broodkruimels in. Soms een trouwring. Ik liep er een paar keer omheen om te kijken wat er te halen viel. Kijk, ik doe van alles om mijn vakbekwaamheid op peil te houden. De vin gervlugheid, de stressbestendigheid, de norm loosheid. Je mag het niet verwaarlozen." „Maar zo'n vogelhuisje..,." „Er is toch niks anders! Maar dan ben je wel diep gezonken, ja. Ik testte voor de zekerheid ook nog even de garagedeur. Ais die open gaat, heb je nog wel eens kans op een mooi stuk gereedschap of een kratje bier. Toen zat ik even fout." Ik gaf hem een strippenkaart. Hij zette zijn bi vakmuts op en verdween door het wc-raam. We waren sprakeloos van medelijden. We moeten hulp bieden aan deze groep. Dit kunnen wij als gemeenschap toch niet verant woorden voor ons geweten? Breek het ijs en neem een insluiper in huis. Open een warme kamer met wat spullen die u best kunt missen of een Friese staartklok van karton. Zet er een pot thee bij of een pannetje soep op een licht je. En vergeet de rol closetpapier niet. Doodsengel in een Jappenkamp Door Rob Ruggenberg De cd draait. We horen een man huilen. Hortend en stotend doet hij zijn verhaal: „De vrijheid... In het kamp vlogen ze alle maal naar buiten. We hadden nog angst voor de Jap. Maar er zat niemand meer in het wachtlokaal. We gingen naar buiten. Vrij heid, vrijheid, vrijheid, we zijn... we zijn vrij..., ja jongens.., we zijn..., we snikten het allemaal uit. We zijn vrij, vrij, het is afgelo pen... we zijn vrij...!" Een rilling loopt over je rug, als je 'Oom Ka- rel' Cornelis, de weldoener, de heilige van het Japanse kamp Pakan Baroe in Midden- Sumatra, hoort vertellen hoe hij - in augus tus 1945 - door de Amerikanen werd bevrijd. Wie blijft onberoerd bij de door tranen ver stikte stem van deze verpleger van de ster venden, deze laatste-troostbezorger? Of is er iets anders aan de hand? „Een gejammer, zo theatraal, zo nep, zo door en door fake," vindt Rudy Kousbroek het. „Ondragelijk, niet om aan te horen." En over dat heilige van Oom Karei Cornelis zegt Kousbroek: „Ik herkende het onmiddel lijk: zulke mensen had je in alle kampen, ze manifesteerden zich vooral toen het werke- Oom Karei Cornelis in 1975. Hij stierf op 31 augustus 1985, negentig jaar oud. FOTO HENK HOVINGA VERVOLG VAN WEEKEND-E1 Ze kregen gelijk bij het RTVO. Vanaf 1980 moordde de Bonamia-parasiet, een soort oes- terpest, in hoog tempo het nieuw opgebouw de bestand van Zeeuwse platte oester. Om de ziekte te bestrijden vernietigden de kwekers het totale bestand en zaaiden nieuwe ziekte- vrije oesters uit. Het leek te werken, maar in de herfst van 1988 visten de Yersekse oester vissers louter schelpen en wat magere schar minkels op. Ondertussen, op een dag, eind jaren zeventig, gebeurde er een wonder. Op de afgesloten Grevelingen werd naar een lijk gevist, maar er kwamen oesters boven. De goudkoorts sloeg toe in Yerseke. Pas na jaren strijd slaagden opnieuw gestarte oesterkwekers er in het door Vervoex gevormde kartel te bre ken. Dat strijd mondde vorig jaar uit in een herverdeling van kweekgronden, onder zo'n dertig oesterkwekers. Aanno 1997 is het nog steeds kwakkelen met de oorspronkelijke Zeeuwse oester, al is de Oosterschelde nu Bonamia-vrij verklaard. Uit de allochtone oester is inmiddels de creu- se voortgekomen, een Franse benaming voor gebogen. Die 'scheve' heeft de Zeeuwse oes- terhandel gered. De Mercedessen en BMW's zijn in Yerseke niet uit het straatbeeld ver dwenen. „De creuse is een redelijk product," meent Scheele. De creuse-omzet haalde in 1996 meer dan 15 miljoen stuks, de platte Zeeuw se 2 miljoen. De Zeeuwse kost gemiddeld drie keer zoveel als de creuse. De productie-ver houding maakt duidelijk dat de oorspronke lijke Zeeuwse oester de klap van '63 nooit meer te boven is gekomen. Rond de kerstdagen van 1996 lagen er weer schelpdieren met de aanprijzing Zeeuwse oesters bij Albert Heijn. Het waren geen im perialen, geen supers en geen paardenpoten, maar scheve, creuses, dat ordinaire, geïm porteerde neefje dat tegen alle verdrukking ingroeit en dat minder last heeft van virussen en parasieten. Opnieuw bedekt Nu 1997 bedekt het ijs opnieuw de oesters in de Oosterschelde. In de binnendijkse bassins bij Yerseke ligt nog een exportvoorraad voor één maand. Weer kijkt het volk uit over het ijs. Op de kop van de ha vendam is de hele dag door een komen en gaan van mensen. Ze zeg gen niet veel. Daar buiten in de openbare zee en onder het lijk slecht begon te gaan: de Engelen des Doods, zoals mijn vader ze noemde." „Het was of zij er een neus voor hadden wan neer iemand ten dode was opgeschreven. An deren hadden nog niets in de gaten maar zo'n Doodsengel begon dan al zorg en aandacht aan hem te besteden en met hem over geeste lijke zaken en het hiernamaals te praten. Ik herinner me hoe mijn vader eens zei: als die- en-die zich voor mij begint te interesseren, dan weet ik dat het met me gedaan is." Dodenspoorweg De al jaren lopende discussie over hoe erg het nou werkelijk was in de Japanse kampen, slaat ineens een nieuwe weg in. Aanleiding is de zojuist verschenen nieuwe druk van Henk Hovinga's boek 'Eindstation Pakan Baroe - dodenspoorweg door het oerwoud'. Deze vierde druk bevat opzienbarende nieu we gegevens - plus een cd met daarop de stemmen van mensen die het Japanse gevan genkamp in Pakan Baroe, op Sumatra, heb ben overleefd. Het meest opmerkelijk is de reactie op dit boek van Rudy Kousbroek, schrijver en jour nalist. Kousbroek verbleef zelf, als kind, in zo'n Jappenkamp. In 'Het Oostindisch Kampsyndroom' schreef Kousbroek dat er weliswaar erge dingen gebeurden in deze kampen, maar dat die niet vergeleken mogen worden met de Duitse vernietigingskampen. Die mening is hem door andere overlevenden van de Japanse gruwelkampen niet in dank afgenomen. Deuk De nieuwe feiten in Hovinga's boek lijken een deuk te slaan in Kousbroeks tot dusver onverzettelijke houding. Bij de aanleg van de Pakan Baroe-spoorweg in midden-Sumatra zijn geen 9000 Javaanse dwangarbeiders om gekomen, zoals Hovinga twintig jaar geleden nog in de eerste druk van zijn boek schreef. Ook het cijfer van 25.000 doden in zijn derde druk is te laag geschat. Nu gaat het om maar liefst ruim 85.000 doden (onder wie 2500 Eu ropeanen). Hovinga heeft Kousbroek gevraagd een voorwoord in zijn boek te schrijven. Kous broek heeft dat gedaan en schrijft: „Deze cij fers zijn zo verschrikkelijk dat je er met on geloof naar kijkt en denkt: er moet ergens een fout zitten. Maar dat lijkt helaas niet het geval te zijn. Het sterftepercentage onder de Javaanse dwangarbeiders blijkt van een orde te zijn geweest die in de buurt komt van de Duitse vernietigingskampen: meer dan 80 procent." Enkele dagen geleden schreef Kousbroek in NRC Handelsblad precies dezelfde passage neer, maar daar voegde hij er, tussen haak jes, een zin aan toe: al blijft het waar dat hier geen sprake was van doelbewuste vernieti ging, zoals in Duitsland; maar bij dergelijke aantallen vervaagt het onderscheid. Als de aantallen van Hovinga juist zijn, is aanleg van de 220 km lange Pakan Baroe- spoorweg volkomen vergelijkbaar met die van de Birma-spoorweg. In Birma stierven 190.000 mensen - tweemaal zoveel dus, maar die dodenspoorweg was dan ook bijna twee maal zo lang: 415 km. Hovinga baseert zich vooral op een notitie van 28 maart 1946 van kapitein R. IJzerman van de NEFIS, de militaire inlichtingen dienst. Daarin staat dat tijdens de oorlog in totaal 120.000 Javanen en Chinezen van Java naar Sumatra zijn gebracht. Volgens een rapport van het Rode Kruis van 26 juni 1946 zijn na de Japanse capitulatie nog maar 23.000 van deze zogeheten romus ha in leven: een sterfte derhalve van 80,84 procent. Het zwakke punt in Hovinga's redenering is ««L, Javaanse dwangarbeiders, ook wel romusha genoemd. Volgens Hovinga stierven er meer dan 80.000 bij de aanleg van de Pakan Baroe-spoorweg. FOTO RIJKSINSTITUUT VOOR OORLOGSDOCUMENTAII dat hij, net zomin als kapitein IJzerman, fei telijke bronnen kan aanvoeren. Hovinga meent dat 'mag worden aangenomen dat IJ- zéfttfcÜilfcijfefs zijn géïrè!sétef£F(Jp?'£égevens van de lokale autoriteiten op Java. De depor tatie gesehiedde weliswaar •aplasbvaH de Ja panners, maar werd praktisch uitgevoerd door Javaanse bestuurders.' Overigens krepeerden na de bevrijding ook nog tallozen. Ons land liet de stervende Ja vaanse romusha - toch ook Nederlandse on derdanen - eenvoudig aan hun lot over en redde alleen de Europeanen. Stemmen De nieuwe druk van Hovinga's boek is ook bijzonder door de toevoeging van een cd. Ho vinga is radiojournalist. De cd bevat als het ware één lange radioreportage, met daarin de stemmen van mensen die in het boek ook aan het woord komen. Een belangrijke plaats - zowel in het boek als op de cd - is ingeruimd voor Karei Corne lis. Hovinga ontmoette 'Oom Karei' voor het eerst in 1973 tijdens een reportagereis door Indonesië. Cornelis was na de oorlog in Indo nesië gebleven en woonde toen in een huisje in de koele heuvels van de Punt jak op Java. Hij was de eerste die Hovinga vertelde over de tot dan toe vrijwel onbekend gebleven tragedie van de Pakan Baroe-spoorweg. Hovinga raakte onder de indruk van Cor nelis. In het boek beschrijft hij diens welda den in het Jappenkamp: 'Hij, de ex-kok, fun geert als priester en dominee tegelijk. Hij troost de bijna-doden met een herderlijk woord of met een grap en speelt ze nog een ei, een banaan of een sigaretje toe als hij die te pakken kan krijgen. En als het einde daar is, begeleidt hij de doden op hun laatste gang en spreekt bij het zanderige graf een plechtig woord.' Verkeerd Het zijn passages als deze die, tezamen met omschrijvingen als 'verpleger van het laatste uur', 'dodenbezorger' en het huilen van Ka- rel Cornelis op de cd, bij Kousbroek verkeert! vallen. 'Oom Karei' is een Engel des Doods, meent Kousbroek,, „een van diegenen die izich jij^egi kamp op een opvallende manier 'inzetten om hulp te bieden aan stervenden, ook aan mensen die zij totaal niet kennen. Zij helpen daarna bij het afleggen, zij lopen mee in de begrafenisstoet en spreken gevoe lige woorden bij het graf." Kousbroek: „Door velen werden zulke men sen bijna als heiligen gezien, iets dat zij ziek met nederige bescheidenheid lieten aanleu nen: 'O, 't is niets, 't is niets, dat moet je tocl voor je medemens overhebben'. Ik word aan ze herinnerd wanneer ik over Moeder Teresa lees - er is iets dat ik herken en ik huiver." In zijn voorwoord in Hovinga's boek zwijgt Kousbroek hierover. In de NRC echter schrijft hij het 'een moeilijke zaak' te vinden dat Hovinga in Oom Karei een soort heilige ziet. „Dat nummertje snikken over de bevrij ding ontroert hem (en hij is de enige niet) - terwijl het voor mij ondragelijk is, niet on aan te horen." Essentie Het is duidelijk, zegt Kousbroek, dat Hovin ga het verschijnsel niet herkent. „Voor mij is het juist de essentie, iets dat de bodem bloot legt van de verschrikkingen van het laatste jaar in het kamp. Niets heeft die tijd ooit met zo'n gevoel van werkelijkheid teruggeroepen als dit." Na al die jaren weet Kousbroek ook een ver klaring voor de ijver en zorgzaamheid van deze Engelen. Het is een ontstellende verkla ring: „Het was voor die mensen een akkoordje mei de voorzienigheid: 'Als ik al die stervenden begeleid, hoef ik zelf niet'; 'Ik zal je al die do den aanleveren, als je mij spaart'." H. Hovinga - Eindstation Pakan Baroe, uitgeverij Buijten en Schipperheijn, prijs is,5 'poolijs' liggen de jaarproducties van platte oesters voor 1997, 1998 en 1999 in het water. En twee jaarproducties aan creuses, voor tientallen miljoenen guldens aan handel. Scheele: „Op de ondiepe gronden kan het ijs de oesters meesleuren, kapot drukken, de mossels ook, de schelpen glad aan splinters hoor. Of het '63 wordt? Ik durf geen prognose doen. De winter is net begonnen. We weten niks, we kunnen niks, we zien alleen maar ijs." Met 'De Omschakeling' in Yerseke is het niks geworden. Er zijn nog een champignonkwe kerij waar een oud-oesterboer actief is en in de kippenschuren staan caravans of boten. De vorig jaar overleden oud-oesterkweker Jaap Glerum zei het zo: „Een oesterboer is geen kippenboer. Ze zijn bijna allemaal ge stopt, de champignonboeren ook, weg of fail liet." Oesterkweker Huib Cornelisse zette er nog in de zomer van 1963 een punt achter. Hij ging in de politiek, werd wethouder van de nieuwe gemeente Reimerswaal. „Moeilijk te verkroppen," zegt hij nog eens, "maar zo is de natuur. Tegen de natuur sta je machteloos. Het is Gods almacht. Dat heb je te accepteren." Oesterkweker Rinus Scheele: „De oesters waren dood, dood, dood. Hier en daar i ond er noq een. Voor de rest was het één groot kerkhof, allemaal schelpen. y foto de stem/johan van guur fc Kennis is als geld. Wie het heeft, laat merken. Behalve natuurlijk de nouveJ de patser die zo trots is het gemaakt ben, dat hij zichzelf met buitensporig van'zijn eigen prestatie probeert te ove Hij rinkelt met goud, strooit met f" ronkt met duizenden cc's. Opdat maar beseffe dat hij boven Jan geraa autodidact doet hetzelfde. Die doorsi verhalen met buitenlandse citaten, geleerde termen, omdat hij wat te heeft. Oud geld en waarachtige gel hebben dat niet nodig. Daarover besc in stilte. Wie noch over geld of kennis besch beert ze te verkrijgen. Nu ligt de prit geld, in de eerste helft van deze eeuw nis. De socialistische beweging gaf organiseerde volksconcerten, iclomf groepen en mandoline-ensembles en volksuniversiteiten, bibliotheken en i voor natuureducatie. De vader-scho van Sal Santen, een kleine joodse mid der in de Amsterdamse Pijp, las Va Gorter en Henriëtte Roland Holst, dit de met klanten en collegae uit de buu teratuur, economie en de wereldrev probeerde op zaterdagmiddag in de het Concertgebouw een paar matei op te vangen. Paul de Groot, de Stalin van de pol hoewel hij nimmer school gegaan h; lijks Duitse, Franse, Spaanse, Italiaans seen Russische kranten. Hij ried, zoal; Igor Cornelissen5 biografie, zijn jonge noten en leerlingen aan zich te sc Multatuli te bestuderen. Hem zou danks het feit dat hij nergens doctoi was, nooit overkomen zijn Willem ve bij Dokkum te laten vermoorden. Ke zo belangrijk dat hij Ger Harmsen, een beginnend partijgenoot en geen leerde te Groningen, adviseerde zich ziek te melden. Anders kwam je nooit en schrijven. Maar het was niet alleen links dat inzag van kennis. In de negentiende ren het de eerste Nederlandse vrijn die zich het lot van het ongeschoold» riaat aantrokken. Zij zaten achter schappij tot Nut van het Algemeen kwamen volksscholen voort, institu MO-opleiding en initiatieven voor Ie over taal. De vrijmetselarij had een b Verheffing van het totale volk was hu stonden aan de wieg van de blindenzr derland, maar zorgden eveneens voc risering van de nieuwste wetenschap zichten. In de sociëteit Felix Meritis, Groots dagen het bolwerk der gest ders, werden voordrachten gehoude nieuwe filosofische ideeën van Kant, Amsterdamse burgerij de gelegenhi den de sterrenhemel te observeren e natuurkundige experimenten vertoc concertzaal trad het wonderkind Amadeüs op en droegen dichters als Helmera hun natuurfilosofische poert Dat is allemaal zo goed als verdwem de mammon, die de rol van de eng overgenomen heeft. Her en der zi leesclubjes voor grijs gekapte hoofd vlechtmiddagen voor vrijgestelde h; gen en bijbelbijeenkomsten voor gre ze zoekers, maar geen vakbond, po weging of religieus geïnspireerde c die geestelijke verheffing in het vaan kennis is uit. Een sociaal-democratis 'id met doctoraal diploma ge schaamt er zich geenszins voor niet dat de vooroorlogse eerste minister dienstknecht was van het national! taal. Alsof er niet om de paar jaar e studie over deze eertijds invloedrijk verschijnt. kennis is macht, leren leerlingen of school. Maar die macht wordt hen meegegeven. Het draait om positie, inkomen. Die bepalen aanzien en inv hoeft nauwelijks iets te weten om veau te komen. Feitenkennis, opleit ploma's zijn overbodig. Een grote krachtige elleboog en dus een dii monnaie, die zijn voldoende. Wan sl|jk der aarde wordt zelfs de grij: goud. a

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1997 | | pagina 42