DE STEM
In Yerseke zijn ze bang dat het ijs, net als in het rampjaar '63, de oesters vernietigt
E1
Weer wintert het in Zeeland.
De ongenadige vorst die al voor
de kerst van 1996 inviel, stolde
het water van de Oosterschelde
tot een poolkap. Een oneindig
lege vlakte van alleen maar wit
ijs, alles bedekkend wat onder
water leeft. Een vlakte die barst
en plooit, schotsen die vechtend
met elkaar over de bodem schu
ren, al wat daar leeft, meesleu
rend en kapot drukkend. Vanaf
de dijk zie je dat niet, want zelfs
het getij lijkt door de kou ver-
d. „Wreed mooi," zeggen ze in
Zeeland. Maar ook de oesters
zijn door een ruw-zouten ijsde-
henbedekt. Net als in 1963, het
iaar van de Oesterramp.
Herinneringen en nieuwe angst.
UARI 1997 D5
45 o
c vu on CU
<D£.£c
nj cn c
Weekend
ZATERDAG 11 JANUARI 1996
De wreed mooie Oosterschelde
t/rf-
Paul de Schipper
T
oen de oesters doodvroren was
Huib Cornelisse bijna twintig jaar
kleine zelfstandige. Daarna niet
Dagelijks fietste hij langs de geteerde
J fen langs de dijk.
i]a waren er wel mensen bezig: met een
'e J^storbroedjes los steken van dakpan-
y. delfde pannen 0p rijen zetten en weer
j®- Daar stonden ze, honderdduizenden
nSe rijen, gereed om in het water te gooi
en als broedvangers voor jonge oesters.
Er waren tientallen loodsen daar in Yerseke.
En overal deden ze dat werk. Rappe handen:
dakpannen schrapen, dakpannen kalken,
buiten, altijd blootgesteld aan de winden die
over de Oosterschelde aan kwamen waaien.
Zo ging het al tientallen jaren op het ritme
van de seizoenen.
Toen kwam de winter van '63.
Voor de kerst van 1962 begon het zo hard te
vriezen dat de oesterwerkers het ijs niet meer
van het water gehakt kregen. Het ijs schoof
over de oesterbanken. Nog voor oudejaarsdag
stopte de oester-export. Eenenzeventig dagen
zou de temperatuur van het water van de
Oosterschelde onder nul blijven.
Wreed was de winter van '63 voor het hard
werkende volk van de zeekant.
Nu het streng wintert, denken ze in Yerseke
vaak terug aan de Oesterramp. Wat toen be
gon als een stevige winter, werd uiteindelijk
bijna de nekslag voor het Zeeuwse Klondike,
want toen het ijs smolt, waren er geen oesters
meer, althans geen wereldberoemde platte
Zeeuwse oesters.
Machteloos
Met de handen in de zakken, gekerfde kop
pen, gespannen gezichten onder de pet, ston
den de mannen van Yerseke destijds elke dag
aan de kaai, keken uit over het ijs dat niet be
woog. Machteloos waren ze, overgeleverd aan
de krachten van de natuur.
Die konden vernietigend zijn, wisten ze. De
oorlog had de handel gespaard, bij de waters
nood hielden ze in Yerseke droge voeten,
maar ijs kon de dorpssamenleving ontwrich
ten.
Ze wisten het uit de overlevering en uit eigen
ervaring.
In de winter van 1891 vroor de helft van de
buitengaatse oestervoorraad kapot.
Het ijs van 1929 drukte de palen uit de houten
steigers over de dijk.
„In 1963 liepen we bij eb tussen de gletsjers."
Zeiden ze later tegen elkaar.
Af en toe gingen ze maar weer eens naar hun
schip om het ijs van de gangboorden te hak
ken. Dan weer naar huis. Wachten tot de
wind wilde draaien.
Driekwart van de Yersekse bevolking leefde
in die jaren van de oestercultuur.
Eindelijk, half maart draaide de wind.
Yerseke ontdooide huilend bij een bries uit
het zuidwesten.
Het poreuze zee-ijs dreef op de stroom weg en
het werd dunner.
Dood, dood, dood
De voor j aars warmte maakte eerst een door
zichtige glasplaat van het ijs en de eb nam de
papperig geworden zoute schotsen mee. Oes
terkweker Rinus Scheele: „Toen kwamen de
de banken vrij. De oesters waren dood, dood,
dood. Hier en daar vond je er nog een. Voor de
rest was het één groot kerkhof, allemaal
schelpen."
Op een middag in maart 1963 ging Huib Cor
nelisse naar 'de hoek van Nieuwlande'. Langs
de dijk, ver buiten het dorp, daar waar het ijs
de fundamenten van het verdronken dorp
Nieuwlande blinkend schoon had geschuurd.
Nog lagen de schotsen in stapels tegen de
glooiing van Vilvoordse steen. Cornelisse
kroop op handen en voeten over het ijs, liep
langs Nieuwlande over de slikken. Naar 'het
zuiden', zoals de Yersekenaren deze banken
noemen. Hij schouwde zijn perceel, zijn oes
ters. „Allemaal open. Er zat geen vlees meer
in. Ik pakte er een paar op. Die brak ik open:
vol zand. Hier en daar vond ik nog een leven
de, maar het was een groot slagveld, broed,
zaaigoed, volwassen oesters, totale verwoes
ting. En m'n pannen? Allemaal kachelhout,
helemaal aan gruzelementen gedrukt."
Voor zijn ogen lag zijn bedrijf, vermorzeld
door het ijs.
Op de aloude Yersekse Oesterbank glommen
de lege schelpen in de eerste lentezon.
In de loodsen zetten andere oestermannen
hun klompen bij de kachel en schoten in hun
lieslaarzen, klommen langs de steigers naar
beneden en liepen de slikken op, de zee in:
„Om eens te kijken." Allemaal kwamen ze
met dezelfde boodschap weerom: „Alles
dood."
Van straat naar straat sloop het gerucht door
het dorp: „De oesters zijn dood." Gesprekken
verstomden en het lachen verstilde. Het volk
van de zeekant reageerde alsof er een nieuwe
oorlog begonnen was: „Heb je 't al gehoord.
De oesters zijn dood...allemaal schelpen op de
bank."
22 miljoen
Van de honderdtachtig oesterboeren maakte
de winter van '63 er honderdzeventig rijp
voor de steun. Voortaan zou 1963 het jaar van
de Oesterramp heten.
In de zomer van 1963 trokken schade-taxa-
«De Oosterschelde, een on
eindig lege vlakte van alleen
maar ijs.
FOTO DE STEM /LOHAN VAN GURP
1963ijsschotsen kruipen
naar de oesterloodsen op de
dijk bij Yerseke.
teurs van het rijk langs de
stilgevallen bedrijven. Veel
oesterkwekers gaven te
hoge schades op. Onder
het ijs bleek zich een
wonderbaarlijke verme
nigvuldiging van oesters
te hebben voltrokken.
Den Haag keerde uit
eindelijk 22 miljoen
gulden uit. Geen werk
loosheidssteun maar een
voorschot op de Deltaschadewet.
In die dagen hield de de maritiem bioloog dr.
Bram Drinkwaard regelmatig lezingen met
dia's over de oester-en mosselcultuur in Zaal
Nolet. „Volle zalen hoor," weet een oud-kwe
ker, „in maart was-ie er weer. Toen kwamen
de vragen. Drinkwaard vertelde dat het niet
alleen de vorst was, maar ook de werken aan
de Haringvlietdam, waardoor het zoete water
van de Rijn via het Volkerak naar de Ooster
schelde werd gedrukt, die dus sneller bevroor.
Rijkswaterstaat had zijn hand overspeeld."
Scheele: „De zoete schollen uit de Biesbosch
dreven hier in de Oosterschelde, dat kwam
door de Deltawerken."
Drinkwaard kreeg een soort spreekverbod,
maar minister-president Marijnen motiveer
de het kabinetsbesluit tot schadevergoeding
aan de Yersekse oesterkwekers met 'een coïn
cidentie van vorstschade en Deltaschade.'
In april en mei ruimden de oesterboeren hun
percelen op. De schelpenhandelaren kochten
de lege schelpen op en maakten er kippenvoer
van. Huib Cornelisse haalde er nog negentig
manden goede oesters af: „Maar ik was er ze
ker zeven- tot achthonderd kwijt."
V-1
Cornelisse begon zijn bestaan als zelfstandig
oesterboer dramatisch op de namiddag van
dinsdag 27 februari 1945 toen, midden op de
Oosterschelde een V-1 het scheepje van zijn
vader trof. Het eindigde met de Oesterramp
van 1963. Nooit kwam Cornelisse meer terug
naar zijn perceel: „De dakpannen zullen er
nog wel liggen."
Ze liggen er nog. De palingen wo
nen er in, een domein van slijk en gruis. Hon
derdduizenden holgevormde door de stroom
gesleten pannenscherven in verlaten met rode
plavuizen betegelde bassins in de Ooster
schelde.
„Een enorme opdoffer," zegt Cornelisse,
„twintig jaar als kleine zelfstandige je brood
verdiend en dan alles in een klap weg."
„Er zijn toen heel wat hartaanvallen geweest.
We moesten opnieuw beginnen. Niemand hier
was gewoon om met bankkrediet te werken,
met schuld," herinnert zich oesterkweker Ri
nus Scheele, 78 jaar oud, toen een van de vol
houders en nog steeds actief.
De winter van 1963 was op een haar na het
einde van de zo zorgvuldig gecultiveerde
platte Zeeuwse oester. Slechts één procent
overleefde de kou, te weinig om een nieuw be
stand op te bouwen. Het dorp waar ze ooit
oesters als paardenpoten aan wal brachten en
waar de betere platte oester de adellijke naam
imperiaal kreeg, leek ten onder te gaan.
„Toen zijn we hier zowat de moord gestoken,"
verklaarde een oestervisser veel later in een
radio-uitzending „we hadden geen oesters
meer, die winter had ons vreten kapot ge
maakt. Wat moesten we? We zeiden tegen el
kaar: dit is het einde."
Maar Yerseke rechtte de rug. Met het geld van
Den Haag presenteerde burgemeester C. Pijl-
Hogeweg zijn economisch reddingsplan 'De
Omschakeling'. Een paar
jaar later stonden de Zeeuw
se oestersvissers dagelijks in
het halfdonker met hun han
den in de mest te roeren, in de
vochtige hitte van met veel
subsidie opgetrokken champig-
nonioodsen. Anderen lieten zich
omscholen tot kippenboer. Dat
was in een tijd dat je dat je met
zes-, zevenhonderd kippen nog
de kost kon verdienen.
Een enkeling verhuisde naar Har-
lingen, Wieringen of Texel om daar
een mosselbedrijf te beginnen. Twee
handenvol kwekers met kapitaal
achter de hand en met een schade-
uitkering van vier miljoen gulden,
bleven op de gok in oesters handelen.
Ze haaiden zaaigoed uit Frankrijk en
Portugal en mestten dat vet om het als
consumptie-oesters te verkopen. 'Sche
ve', noemden ze dat spul in Yerseke
minachtend omdat ze niet de aristocratische,
ronde vorm van de Zeeuwse oester hadden.
Pas in 1973 werden de laatste schade-uitke
ringen betaald. Sommigen in het dorp spre
ken daar nog schande van.
De handel van de gokkers leek een korte toe
komst beschoren, want in 1978 zou de Ooster
schelde waterdicht worden afgesloten als be
scherming tegen stormvloeden. En in zoet
water kan geen oester leven.
Maar de tien kwekers gokten goed, geholpen
door het ontluikend milieubesef. De Ooster
schelde ging niet dicht. Rijkswaterstaat
bouwde een stormvloedkering die slechts bij
extreem hoog water dicht gaat.
De tien gokkers, verenigd in de organisatie
Vervoex, roken nieuwe kansen, maar anderen
ook. Er ontstond een jarenlange politieke
strijd om het recht op oesterkweekpercelen,
stukken onderwatergrond, waar jonge oesters
volwassen kunnen worden.
Het experimenteren met uitheemse oesters ter
vervanging van De Zeeuwse Oesters ging
door. Zo kwamen er,ook Japanse oesters die
zich als onkruid uitzaaiden in de Oosterschel
de.
Het Rijksinstituut voor Visserij Onderzoek
(RIVO) waarschuwde: „Stop met de import.
Het is te gevaarlijk."
LEES VERDER OP DE VOLGENDE PAGINA
lis s
■a |-l JKSg 5
at
'1
Schokkende
stemmen
uit
het
Jappenkamp
PAGINA
Het trieste
sprookje
van
Monaco
PAGINA
Oost-Java
is bezaaid
met
verleden
VAKANTIE REIZEN
PAGINA
MMX
maakt
computer
weer
wat
sneller
4