r l erst-bijlage Menselijk gesproken zijn de kloosters een failliete boedel Cijfers Redemptoristen: mondiaal: 5700 Nederland: 140 Roosendaal: 9 F Café - Bar „De Gravin" gelukkige kerstdagen Karin en Paul IJZENDMKE Café Hofzicht Luc en Sonja Seegers prettig kerstfeest G I ZAAMSLAG De Putter Alex v.d. Velde B.V. Autobedrijf prettig kerstfeest n Alle medewerksters van de afdeling Televerkoop wensen u prettige feestdagen DE STEM E5 Somber Zuster Verplichtingen 1996 X 52 EN Ook dit jaar weer met oud en nieuw open Gr. Jansdk. A 180 Westdorpe Tel. 0115-452559 Koninginnestraat 37 IJzendijke wensen allen een Taxi, aanhang- en bagagewagens, huishoudelijke artikelen en dier- benodigdheden Terneuzensestr. 47 Zaamslag 0115-431239 Mariastr. 3 Zuidzande 0117-452232 wenst u een DINSDAG 24 DECEMBER 1996 'We zijn nog maar met negenen' Het Bisdom Breda telt nog zo'n 1600 reli gieuzen: mannen en vrouwen die er ooit voor hebben gekozen om hun leven in een klooster te slijten. Een leven gewijd aan God zoals dat heet. Een leven zonder we reldlijke plezieren. Zonder partner, zon der kinderen, zonder luxe. Maar hoe le ven kloosterlingen anno 1996 dan eigen lijk wel? Door Florence Imandt Broeder Wiro van de Redemptoris ten uit Roosendaal gaat wel eens op bezoek bij een paar vrouwelijke collega's. De Redemptoristinnen in Boxmeer. Die kust hij gewoon, zegt hij. „Dat vinden ze geweldig. Maar het is niet meer dan een geste hoor. Gewoon harte lijkheid. Het zijn uitsluitend vriendschappe lijke bezoekjes. Dan neem ik wel eens een doos bonbons mee." Hij lacht. Een beetje ver legen toch wel. „Tja, daar ben ik wel mee ge plaagd." Broeder Wiro is een aardige man. Maar dat moet ook voor een portier, vindt hij. Slechts een enkele keer moet hij streng optreden, als er een zwerver of zo aanklopt. „Een boterham kunnen ze altijd krijgen, maar geld natuurlijk niet. Daar kopen ze toch maar drank voor. Tenminste de mannen. Vrouwen laat ik wel eens binnen, die kun je veel eerder vertrou wen. Die mogen wachten in de spreekkamer." Broeder Wiro Ross (69), die voordat hij intrad kleermaker was, is extra aardig voor dames, zo lijkt het. Ooit misschien wel eens een beet je verliefd...? „Neuh. Neuh, ik niet hoor." Hij schrikt even en knoopt zijn wollen vestje wat verder dicht. „Maar anderen misschien wel. Er zijn er ooit veel uit gegaan, uit het kloos ter. Daar zat meestal wel een vrouw tussen volgens mij." Broeder Wiro wordt een beetje treurig. „We zijn nog maar met negenen. Zeven paters en twee broeders. Een hele teruggang. Vroeger waren we wel met dertig. Maar ja, daar moet je mee leren leven hè. Ik zou er persoonlijk best een broeder bij willen hebben." Eerlijk gezegd, kan de verslaggeefster zich daar wel wat bij indenken. Het klooster doet op zo'n donkere decemberdag een beetje som ber en saai aan. De mooie dingen van vroeger als hoge plafonds en stenen vloeren zijn bij verbouwingen weg-gemoderniseerd. Veel le ven in de brouwerij lijkt er niet te zijn. „Nou, 's morgens gaat het nog wel,zegt rector Cox, de enige 65-minner van de club. „Dan zijn de dames van de huishoudelijke dienst er en de kokkin. Maar 's middags... luister eens hoe stil het is." Pater Cox geeft een rondleiding door het ge bouw en laat de gemeenschapsruimte even zien. De lambrizeringen en skai-leren kuip stoeltjes doen gedateerd aan. Ze staan rond een stuk of drie tafels in de richting van een groot wandmeubel met daarin de tv. Achterin Mn grote leestafel. Alles in bruine of bruin aandoende tinten. Alleen het uitzicht op de tuin met heiligenbeeld steekt er wat bij af. Elke avond wordt er een borrel of een wijntje geschonken, zegt de rector. „Dat heb ik min of meer geïntroduceerd. Ik vind het belang rijk om dingen gemeenschappelijk te doen. Niet alleen bidden, maar ook voetbal kijken, wat praten, een borrel drinken of een sigaar roken." Het kloosterleven van de Roosendaalse Re demptoristen wordt volgens pater Cox niet gekenmerkt door veel 'persoonlijke ontboeze mingen'. Aan de manier waarop hij dat zegt, kun je merken dat hij dat best anders zou wil len zien. „Ik begon eens over een nieuw boek dat ik gelezen had over de Heilige Franciscus. Dolenthousiast was ik daarover. Toen hielden M me af, zo van 'wij zijn Redemptoristen'. Nou, uitgepraat." Zijn de verhoudingen dan zo afstandelijk? »0h nee, zo wil ik dat niet omschrijven, want we vormen samen toch een soort familie, we kennen elkaar vaak al lang, al sinds de oplei ding. We zijn toch wel betrokken bij elkaar. Maar we zijn allemaal op leeftijd en dan gaan de gesprekken over vroeger. Verhalen in de anekdotische sfeer. Broeder Wiro in de kloosterkapel van de Redemptoristen in Roosendaal. Bidden gebeurt tegemooordig steeds vaker individueel. De togen worden nog slechts zel den uit de kast gehaald. foto de stem dick de boer Achterin de gemeenschapsruimte zit zuster daptista de krant te lezen. De zuster komt al Jaar bij de paters, legt ze geestdriftig uit. «Poetsen. Daar blijf ik lenig van. Als ik in het weekeinde stilzit, voel ik mezelf helemaal stijf worden. Da's niks gedaan." Zuster Baptista (in haar wereldlijke tijd Toos geheten) wekt een lieve en breekbare indruk. Maar, zo blijkt uit de loftuitingen van pater Meinders, in feite is ze hyperactief en oer sterk. „Waar zouden we zijn zonder zuster Baptista? Het zonnetje in huis. Kan alles. Doet alles. Fietst de hele stad door. Rijdt vaak door rood. En zonder haar zou het hier stik ken van de spinnenwebben." „Ja, ja. Ik ben een wilde," zegt ze. „Op de fiets bid ik altijd, hoef ik dat thuis niet meer te doen. Dikwijls ben ik gevallen met de fiets. Kijk maar eens naar mijn handen, hoe die staan, een paar keer mijn polsen gebroken." Stevige knuisten, rood en gekloofd, gaan de lucht in. Een heel contrast met haar bleke, bijna rimpelloze gezicht. De verslaggeefster schat Baptista na enig aandringen van haar kant tenslotte op 66 jaar. „Doe daar maar twaalf jaar bij," geniet de zuster van zoveel kennelijk gebrek aan inzicht. Ze wijst op haar hart. Pace-maker, fluistert ze. Maar dat slaat op pater Meinders, zo blijkt uit de richting waarin met haar hoofd be weegt. Ze wil de verslaggeefster zeker duide lijk maken dat hij lang niet zoveel meer heb ben kan als zijzelf. De pater heeft 42 jaar in Brazilië gezeten en heeft onder andere bij Dom Helder Camara gewerkt. Hij is diverse malen met de dood bedreigd, zegt hij, en is ei genlijk nog steeds niet gewend aan het luxe leven van de mensen hier in Europa. Pater Meinders, ook al zo'n sympathiek mens, praat in korte zinnen. Tussen de happen zuurkoolstamp door. Gehaast eet hij zijn bord leeg, even voordat de andere mannen om 12.30 uur komen. De oud-missionaris moet de trein halen naar Tilburg. Het is immers dins dag. De dag waarop Peerke Donders, de be roemdste der Redemptoristen, tijdens een we kelijkse gebedsontmoeting wordt herdacht. Peerke Donders was jarenlang missionaris in Suriname en werd Zalig verklaard vanwege zijn geweldige inzet voor de melaatsen. In zijn tijd, de vorige eeuw, floreerden kerk en kloos terleven. Een enkeling van de Roosendaalse Redemptoristenclub heeft in de jaren dertig en veertig van deze eeuw nog een staartje van die bloei meegemaakt. Maar het merendeel van de inmiddels bejaar de mannen werd in de jaren vijftig gewijd, de periode waarin de behoefte aan de volksmis sies van de Redemptoristen snel afnam. Volksmissies? „Dat is eigenlijk een methode. Een manier om de parochie-gemeenschappen te revitalise ren." Pater Piet Nelen heeft een zware stem en praat traag om zo correct mogelijk te for muleren. Hij is het als provinciaal overste (zeg maar de baas van alle 140 Redemptoris ten in Nederland) gewend goed na te denken voordat hij spreekt. „Om de tien jaar trokken paters Redemptoristen een bepaalde parochie in om de gelovigen een extra injectie te geven bepaalde zaken aan te pakken." De Redemptoristen (letterlijk: de congregatie van de Allerheiligste Verlosser, gesticht in 1732 in Italië door de Heilige Alfonsus) no digden alle parochianen uit voor speciale diensten met uitvoerige preken. De Rem- demptoristen wilden de gelovigen wijzen op hun katholieke plichten. „Concreet betekende dat bijvoorbeeld de mensen aansporen voor elkaar op te komen," zegt pater Nelen. „Ze heel goed na te laten denken over de politieke keuzes die ze moes ten maken... Soms werden dat wel eens pre ken over hel en verdoemenis". Hij loopt op leren muilen in zijn werkkamer. Een ruime kamer met een zithoek met rib- stoelen en heel veel tl-licht, dat enigszins wordt gedempt door de door rook hevig aan geslagen wanden. Op de een of andere manier past de bedachtzame Piet Nelen heel goed in zijn omgeving. Als een soort experiment trokken de Redemp toristen nog een tijdje met mobiele kapellen door de wijken. Maar in de jaren zestig was het echt gedaan met de volksmissies. Toen ook begon de grote leegloop uit de kloosters. Niet alleen kloosters trouwens, ook pastorieën waar de wereld geestelijken (de pastoors en kapelaans) woon den, ontvolkten snel. De wereld seculariseer de, de kerk raakte in een crisis. Nieuwe roe pingen bleven uit. Hoe houdt pater Nelen als opper-Redempto- rist de spirit er een beetje in? Over tien jaar is het ledenaantal van zijn orde wellicht gehal veerd. Of nog erger. Op die vraag had de pater kennelijk gerekend. Hij gaat er nog eens rus tig voor zitten, duwt zijn iets te zware bril wat hoger en trekt lang aan zijn sigaret. „De echte crisis begon tien tot vijftien jaar gele den. Een heel pijnlijk proces want onze men sen hebben hun leven gegeven voor de orde. Voor iets waar nu geen behoefte meer aan is. Veel collega's traden uit. Een soort rouwpro ces was dat. Maar het heeft zuiverend ge werkt. De christelijke gemeenschappen zijn kleiner geworden, maar werken wel intensie ver en bewuster. De andere vier Redemptoristenkloosters in Nederland (Wittem, Roermond, Nijmegen en Ambt-Delden) zijn omgevormd tot bezin ningscentra en conferentie-oorden. Daar wordt nu een soort opbouwwerk verricht. Zo worden er bijvoorbeeld jongeren opgevangen die in de vernieling zitten door drugs. „Wij, de overgebleven kloosterlingen, moeten leren niet meer getalsmatig te denken. Menselijk gesproken is het een failliete boedel. Maar ik let liever op kleine signalen van wederople ving. Zoals twee Redemptoristen die op eigen initiatief in de Brusselse binnenstad randfi guren begeleiden. Niet spectaculair mis schien, maar het werkt wel." Pater Nelen is ervan overtuigd dat het doel van de religieuzen in deze tijd nog best aan spreekt. „Maar de manier waarop wij leven niet meer." Het stereotiepe beeld van een strenge dagin deling met voortdurend allerlei verplichtin gen klopt niet meer. Althans niet bij de Re demptoristen. Waar vroeger soms wel drieën eenhalf uur per dag samen werd gebeden, neemt die bezigheid in Roosendaal tegen woordig nog maar een half uurtje in beslag. Een keer voor het middageten gewoon in de eetzaal en een keer voor het avondeten in de kloosterkapel om 17.40 uur precies. Dan ko men de negen bij elkaar voor een wat uitge breider gebed. Voor broeder Paschalis (75) is dat wat aan de magere kant. Daarom bidt hij veel op eigen houtje. Het liefst 's morgens vroeg. Brevieren heet dat in rooms-katholieke termen. In een brevierboek staan gebeden volgens een vaste indeling van de dag. „Het ochtendgebed doe ik graag. Maar Rozenhoedjes bidden, daar vind ik niks aan. Steeds maar weer die Onze Vaders en Weesgegroetjes. Volstrekt zinloos." Een paar paters doen nog missen in de Paters kerk die min of meer als parochiekerk fun geert of werken voor het provincialaat. De rest is na jarenlang werken in Brazilië of Su riname 'in ruste', die mag doen waar ze zin in heeft. De twee overgebleven broeders zijn portier en koster. Knechtjes van de paters zijn ze niet echt meer, maar het broeder-tweetal doet wel de meeste huishoudelijke klussen in het Roosendaalse klooster. Broeder Paschalis is een klein manneke met blozende wangen en guitige ogen. „Ze zeggen hier wel eens 'je doet wel vroom, maar je hebt je gezicht niet mee'." De vrolijke broeder, ge boren in Nispen, kan 'goed meedoen met de gewone mensen'. Dat komt, denkt hij, omdat hij pas op zijn 25e voor het klooster koos. „Ik had al wat levenservaring. Ik ging uit dansen, heb wat gescharreld. Verkering gehad zelfs. Maar dat werd niks. Zij werd non. En ik broe der. Ondanks dat ik zomaar de boerderij van mijn ome Harry kon overnemen. Het was een drang, een gevoel dat je niet weg kunt duwen, een soort verliefdheid naar dit leven toe". Sinds kort heeft hij 's zondags als hij kostert zijn toog weer aan. „Dat vinden de mensen leuk. Er waren er hier in huis die zeiden 'ga je je aanstellen?' Want die waren indertijd blij dat de togen werden afgeschaft. Maar ik heb 'm buiten op straat niet aan. Alleen hier in huis. De mensen mogen best zien dat je reli gieus bent en dat je dus anders bent." Anders omdat je bepaalde geloftes hebt afge legd. Hoe zit het eigenlijk met de geloftes? Die van armoede bijvoorbeeld? De Redemptoris ten van Roosendaal zien er goed doorvoed uit. Nette kleren, mooie horloges en op de kamer allemaal een eigen teevee en stereotoren. „So berheid betrachten wij vooral in het gemeen schappelijke", legt pater Cox uit. „Persoonlij ke wensen zijn moeilijk af te wijzen." Alle negen kloosterlingen krijgen vijftig gul den zakgeld per maand, zo blijkt. Dat is voor een kopje koffie als ze gaan fietsen of zo. Gro te uitgaven moeten worden aangevraagd bij de rector, die dan bij klooster-econoom pater Odenkirchen aanklopt om te kijken of het kan. „Een aanvraag voor een nieuwe kerstgroep zal eerder afgewezen worden dan een verzoek om een nieuw pak. Persoonlijke wensen af wijzen, dat kan in deze tijd niet meer vind ik... Tamelijk onzelfstandig ja. Maar de mees ten hier in huis vinden die ongecompliceerd heid juist prettig."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 31