erst-bijlage 'Hij was een misdadiger, maar ook de vader van mijn vader' DE STEM DE STEM Pacifisme De derde generatie De eerste generatie Stereotore Oudvade De tweede generatie De derde generatie Psychotherapie Klok Familiemens Proces - DINSDAG 24 DECEMBER 1996 E2 Helmut, de andere Seyss-Inquart Helmut Seyss-Inquart wil zich niet ver schuilen. Hij peinst, praat en weegt. En hij zoekt naar een afgerond beeld van zijn grootvader, Hitiers bewindvoerder in Nederland. „Arthur Seyss-Inquart was een vriendelijk mens, maar hij heeft ook meer dan honderdduizend joden laten deporteren." Door Twan van den Brand Hij draagt een bril. Een bijna rond brilletje op een scherpe neus, on der een hoog voorhoofd, op een mager gezicht. Helmut Seyss-Inquart (39) is zich bewust van de gelijkenis met zijn grootvader. Hij verwijst naar een brief van vorig jaar. Een Nederland se vrouw attendeert hem daarin nadrukkelijk op de uiterlijke overeenkomsten. De post is welkom, de boodschap niet nieuw. De-kleinzoon-van krijgt wel vaker brieven uit het land waar zijn achternaam synoniem is voor Het Kwaad. Ze vallen niet elke week in de bus, maar zo nu en dan. Als mensen weer eens iets over hem hebben gelezen of ge hoord, dan weten ze de jonge Seyss-Inquart ook te vinden. De een wenst hem het beste, volgens de ander is hij een Judas die zijn grootvader verloochent. De kleinzoon van Arthur Seyss-Inquart woont in Bürmoos, Oostenrijk. Een dorp van 5000 zielen. Het ligt boven Salzburg. Bij hel der weer, met een sterke kijker voor de ogen en enige fantasie in de ransel kun je de Ober- salzberg zien liggen. Hitiers privéberg bij Berchtesgaden, waar Arthur Seyss-Inquart meer dan eens te gast was. Deze Seyss-Inquart (1892-1946) was de Oos tenrijkse kanselier van de Anschluss, later plaatsvervangend gouverneur-generaal in be zet Polen en vanaf mei 1940 Rijkscommissaris in Nederland. De vazal van Hitler was voor bestemd als minister van buitenlandse zaken van het groot-Duitse rijk. Van zijn biograaf Henk Neumann krijgt Seyss-Inquart veel kwaads aangewreven en een beetje krediet toegespeeld. Met een ver wijzing naar de wreedheden op de Balkan schrijft Neumann in de biografie uit 1967: „Hitier had naar Nederland een 'Draufgan- ger' kunnen sturen. Hij stuurde ons Seyss-In quart." De hoogste nazi in Nederland, die zijn Führer tot onder de strop trouw bleef, werd vijftig jaar geleden in Neurenberg gehangen. Kleinzoon Helmut Seyss-Inquart is van een ander slag. Hij heeft 'in een periode van ro mantisch pacifisme' dienst geweigerd, noemt zich sympathisant van de Groenen/Alterna tieven en spuugt op de even rechtse als popu laire Jörg Haider, de politicus die lof aan het adres van de nationaal-socialisten niet schuwt. Seyss-Inquart ziet de parallel met het verleden, maar vreest niet voor een herople- VERVOLG VAN VOORPAGINA Kerim was laatst in een muziekwinkel. „Ik keek wat rond, samen met een Nederlandse jongen. Toen zei op een gegeven moment een van de verkoopsters, nou, ik kan ook heel hard rennen hoor. Begrijp je? Alsof ik van plan was een cd weg te pakken. Donkere jon gens, hè. Ach, dat soort dingen blijven." Volkan voetbalt bij MOC uit Bergen op Zoom. In het Bl-juniorenteam. „Nou ja, ik zit vaak op de bank. Nee, dat heeft niets met mijn af komst te maken. Ik ben gewoon net niet goed genoeg voor een plaats in de basis. Maar de laatste tien minuten mag ik er meestal wel in." Natuurlijk worden er bij de club en in zijn team wel eens grapjes gemaakt over zijn ach tergrond, maar dat is nooit kwetsend bedoeld. „Man, maar wat de tegenstanders zeggen. Vuile Turk! Dat soort opmerkingen. Ik laat ze maar van me afglijden. Wat moet je anders?" Kerim: „Op school vroeg een leraar eens wat ze doen met iemand die alcohol heeft gedron ken. Nee, dat was geen grapje. Hij vroeg of dan hun hand werd afgehakt. Tja, wat moet ik daar dan mee?" Ebru: „Soms word ik daar wel eens moe van op school. Als het over Turkije gaat, zegt de leraar vaak, Ebru vertel eens, hoe zit dat bij jullie? Weet ik veel, ik ben er alleen met va kanties! Dan zeg ik, ik woon in Nederland hoor." Het leventje van de afgeli 24 jaar geworden John T( neuzen is het afgelopen j: veranderd. God sprak tot den: „Gaat dan henen, or de volkeren en doopt hen Vaders, des Zoons en des tes," wat voor John het t« God wilde dat hij domind de er zelfs zijn baan als z voor op. Dat hij daarmee - zijn vrouw Elsbeth verv hun tweede kind - afsluit bron van inkomsten, neei op de koop toe. „God hee dus zal hij zelf ook wel gc zorgen". Door Jan van Z De Zaanstraat Een gewoon rij wone nieuwboi je er op let is as hier minstens week een kerkdienst wordt Niet zo maar een kerkdiens in het enige ware woord Gc digd. Althans dat is de rots van de bewoner des huizes, lenaar, John voor zijn vrouu voor zijn familie, maar sind Ambt geroepen heeft, laat liefst bij zijn doopnaam Joh past beter bij een dominee dominee van het soortelijk Tollenaar. Zwaardere broeders dan Jc nis van 'zuiver in de leer') z hemzelf niet. Dat geeft met probleempje, namelijk dat d nee in Johns ogen geschikt dikant kan bevestigen. „Z maal Gods Woord en ik kar door een leugenaar tot domi gen." Niet dat John er mee zit. „D mij bevestigd. Meer kan Sinds hij zich door God gei gelijkt John zich graag met „Die is ook nooit officieel t< tigd, maar niemand zal tocl dat Paulus geen goede prof e Het gesprek vindt plaats bi woonkamer. De ontvangst i geeft een stevige hand en achternaam voor, wat overi is in de streng geref ormeerd' John van huis uit behoort, stelt voor te tutoyeren. „Zo u maar zelf blijft hij conseque De inrichting van de woonk burgerlijk: voor een zithoi bloemde stoffen tweezits wandmeubel, achter een g< hoek met open keuken. Eei staat echter wel een stereoto radio is niet eens aangeslc „Die installatie staat er eigc om cd's te kunnen draaien". We begrijpen zonder woon dan niet heeft over cd's met maar over massaal psalmge: ren. „Dat vind ik prachtig. I rust een beetje harder." Verder staat er een standda: opengeslagen en stukgele; „Die gebruikt John tijdens als kansel," vertelt Elsbeth. het midden van de kamer naar de zithoek, waar de st hoek tussen zijn gezet, zoda in een halve cirkel rond hu ten. Het enige wat een beetje uit de foto's van hun trouwrepo hn en Elsbeth poseren voor i iets werelds verwacht je nie van Johns kaliber, maar E weet het nog precies. Een Dat is toch leuk." Wiens id ons samen, hè John," zeq knikt, maar geeft toch te ki hij het over mocht doen, nie to zou trouwen. „Het dient c John is van huis uit lid van c Gemeente in Nederland, een thodox protestantse kerker Echt wat je noemt een zwarl Terneuzen telt deze kerk zo Het is ook nog een echte zui een eigen basisschool. Tro tweemaal naar de kerk gaa kend. „Vanaf dat je kunt loJ 1e ouders mee naar de kerl John. Hij zelf ging graag, ze van de kerkdienst, de samen Zlng, de preek, het kon me e genoeg duren." Joch geeft hij toe dat hij ooi leu een buitenbeentje was. we naar de verjaardag van e ik een boek van een v; wilde meenemen om in een 1 runnen lezen. Dat vond i goed. Doe niet zo raar, zei ze c ere mensen wel niet van je Musa lacht. „Weet je wat ik frappant vond toen ik hier kwam? Nou,ik was eens ergens op bezoek en toen zag ik dat een oudere me vrouw haar schoondochter koffie inschonk. Ik was hier pas in Nederland en wist echt niet wat ik zag. Een jongere die door een oudere bediend wordt, nee, in onze cultuur was dat absoluut niet mogelijk." Nu wel. „Want ook in Turkije is veel veranderd. Zeker in de gro te steden. In sommige afgelegen dorpen heb je nog wel de oude tradities, daar is het nog con servatief. Maar ook dat wordt minder." Hij wijst naar de televisie. In zijn dorp is een bruiloft. Uitbundig, met veel familie en ken nissen. „Of we dat missen? Wat is nou missen? Als we hier in West-Europa een feest hebben, vieren we het ook op zijn Turks. Binnenkort gaan we naar vrienden in Duitsland. Heel ge zellig, een Turks feest. Maar dat wil dan toch niet zeggen dat je je niet aanpast?" Ze moesten wennen aan al dat geregel. „Dan bedoelen we niet alle wetten en dat soort za ken, al heeft er dat ook mee te maken. In Tur kije is het onderling allemaal spontaner, veel vrijer. Loop over straat en de kans is groot dat je met iemand een praatje aanknoopt. Ge beurt in Nederland niet." Vrolijk praten ze verder over Nederlanders die zo weinig weten over hun land. Omer Du- man: „Dan zeggen ze, ha, lekker bij de Griek wezen eten. Heerlijk. Maar ze weten niet dat ons eten vrijwel hetzelfde is. Griekenland is onze buur, de verschillen zijn echt niet groot." Zafer: „Je gelooft het zeker niet, maar mij werd nog niet zo lang geleden eens ge vraagd of we wel koelkasten hebben in Tur kije." „Maar eerlijk, als Nederlanders terug keren na een vakantie in Turkije zijn ze en thousiast. Dan komen ze heel anders terug, omdat ze gezien hebben dat Turkije meegaat met de moderne tijd. In steden natuurlijk sneller dan op het platteland, maar is dat in Nederland anders?" Ze gaan er eens goed voor zitten als gevraagd wordt wat ze nou van die Nederlanders vin den. „Nou, ze zijn wel gierig. En ook wel wat zedenloos. Moet je eens naar dat programma van SBS kijken, dat programma waarin je duizend gulden kunt verdienen door van alles te doen. Ongelooflijk. Moet iemand bijvoor beeld tien tongzoenen geven aan vreemden. Of kleding uittrekken." Geen haar op him hoofden die die daar aan denkt. Wel aan een oorbelletje, geeft Volkan toe. „Maar ik heb er geen," zegt hij, kijkend met een schuin oog naar zijn moeder. Die zegt: „Ik vind het niet mooi voor een jongen. Maar als hij nou doorzet en zegt, ik wil het toch. Ja, dan laat ik het maar." Murat: „Dan doe je het toch niet, uit respect. Respect voor je ouders. Ik zal nog een voor beeld geven. Als hier iemand binnen komt, staat iedereen op om op die manier een plaats vrij te maken. Dat doen Nederlanders ook niet. Die zeggen hoi en blijven zitten. Moet je maar zien waar jij kunt zitten. Vertaal dat nou niet als onderdanig of niet vrij zijn, zeggen ze. „Onze ouders zijn zeker niet te streng. We zijn vrij. Zoals de meesten van ons. We kunnen over van alles praten. Zoals Nederlanders, maar dat zijn wij dus ook." Musa Demirel tijdens zijn dagelijkse bezoek aan de Hema. foto oe stem ben steffen maakt het voor mij gemakkelijker." Helmut en Doris Seyss-Inquart hebben twee dochters: Angela (10) en Julia (13). Zij stellen vragen, ook over het verleden. „Mijn oudste dochter heeft wel eens naar mijn politieke ideeën geïnformeerd, gevraagd of ik de poli- tiek van mijn grootvader afwijs. Die vragen probeer ik zo normaal mogelijk te beantwoor den. Pas had de jongste op school wat opge vangen. Ze kwam thuis met de waag of we ook familie zijn van Hitier." In Oostenrijk valt best te leven als een Seyss- Inquart. „De naam zegt veel mensen weinig of niets. Op school komen de meeste leraren niet toe aan de moderne geschiedenis, die achter aan in het leerplan is opgenomen. Ze halende stof niet, maar willen die misschien ook niet halen. Oorlog en nationaal-socialisme zijn een generatie later nog delicate thema's. Oos tenrijkers hebben lang geworsteld met de vraag of ze nou slachtoffer waren of dader." Tijdens de vakanties in Nederland, een land dat hem op vele manieren trekt, hoeft Seyss- Inquart slechts zelden zijn volledige achter naam te gebruiken. „Maar toen een keer mijn bril kapot was, de opticien naar mijn naam vroeg en ik die in zijn geheel noemde, keek hij me erg merkwaardig aan." Al even vreemd keken de bestuursleden van de Anne Frank Stichting, toen Seyss-Inquart daar zijn diensten als vrijwilliger aanbood. Ze wezen zijn aanbod af. Het is geen toeval dat Seyss-Inquart juist tien jaar geleden een helder beeld kreeg van zijn grootvader. Hij verkeerde toen in een periode waarin hij zich zeer intensief met het verleden bezig hield, mede door zijn opleiding tot psychothe rapeut. „Ik ben in het kader van mijn oplei ding en later ook in mijn praktijk regelmatig joodse mensen tegengekomen, die over de pijn uit het verleden wilden praten of over hel huidige anti-semitisme. Ik vraag me dan af wat dat voor mij betekent, gezien het feit dat mijn grootvader honderdduizend joden naar de concentratiekampen heeft getranspor teerd. Wat heeft het met mij te maken, wat heb ik er mee te maken?" „In mijn praktijk komt nu een oude joodse vrouw, die in de oorlog veel heeft moeten doorstaan. We hebben intensieve, vaak emo tionele ontmoetingen. Maar het geeft bevredi ging, er is sprake van verzoening." Helmut Seyss-Inquart vindt niet dat hij ziel te veel bezighoudt met zijn grootvader et diens kwaad. Zoals het de laatste twee, drie jaar gaat, zo sporadisch een overpeinzing zo als nu, zo zal het wel blijven duren, denkt hij. „Het is voor mij een therapie, ik word weer nadrukkelijk geconfronteerd met mijn groot vader." Tijdens de stiltes na elke vraag is al leen de grote Weense klok hoorbaar aanwe zig. Ze was eens bezit van Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart. Nu staat de pendule in de huiskamer van de kleinzoon. Het is, zegt Helmut, de enige materiële erfenis. „Ik wil me niet verschuilen. Ik heb de naam Seyss-Inquart meegekregen en moet daar mee omgaan. Het is een soort van opdracht. foto felix janssens ving van het bruine gevaar. „Haider is rück sichtslos en skrupellos, maar Haider is geen Hitier. Hij heeft geen ideologie. Of die zou op portunisme moeten heten." Van beroep is Seyss-Inquart Beratungslehrer aan de basisschool in Bürmoos, begeleider van kinderen met (psychische) problemen. Hij praktiseert daarnaast als zelfstandig psycho therapeut en draait mee in de zogenoemde Hospizbewegung, een organisatie die aan stervensbegeleiding doet. Het gesprek is pas na enige correspondentie en enig telefoonverkeer tot stand gekomen. Seyss-Inquart is voorzichtig, ook tijdens deze ontmoeting vol vragen en antwoorden. De stiltes zijn lang. Helmut ordent zijn gedach ten en weegt zijn woorden. Hij oogt nerveus. Pas tijdens het tweede gesprek lijkt hij meer ontspannen. Toch valt juist dan ook de lang ste stilte, bij de laatste vraag. „Ja," zegt hij na de aarzeling van bijna een halve minuut, „mijn grootvader was een misdadiger." In een aanvulling die Seyss-Inquart enkele dagen later via het faxapparaat stuurt, licht hij toe: „Ik verzet me tegen een verdeling van de wereld in goede en slechte mensen, in bra- verikken en misdadigers. Mijn grootvader heeft zijn slechte kanten afgescheiden van de goede. Hij was een vriendelijk, hoffelijk mens en een liefhebbende vader. Maar hij heeft ook gijzelaars laten doodschieten, een onschuldig land bezet gehouden en meer dan honderd duizend joden op bevel van Himmler laten deporteren." Helmut Seyss-Inquart heeft zijn grootvader nooit ontmoet. Hij kwam pas in '57 ter we reld. Met lezen, praten - ook in Nederland - en analyseren probeert de kleinzoon zich een beeld van hem te vormen. Niet alleen van de nationaal-socialist, maar ook van de familie mens Arthur Seyss-Inquart. De huiselijke taferelen zijn hem geschetst door onder anderen zijn oma Gertrud. De vrouw van Arthur Seyss-Inquart - volgens de overlevering was ze een (nog) straffere anti semiet dan haar echtgenoot, maar in Heimuts ogen ook een beminnelijk grootje - overleed in 1973, vol wrok en onbegrip over wat haar naasten was aangedaan. Van één belangrijke bron heeft hij slechts zel den iets over zijn opa gehoord. Heimuts vader Richard Seyss-Inquart zwijgt over belangrij ke episodes uit het verleden. Sinds hij in 1955 met een van de laatste lichtingen uit Russisch krijgsgevangenschap werd ontslagen, ver haalt senior wel over zijn belevenissen aan het Oostfront. Maar de rol van Arthur Seyss- Inquart is taboe. Ook nu nog. Helmut heeft het geprobeerd, zegt hij, maar voelde al snel aan dat het zinloos was in hui selijke kring te beginnen over de rol van zijn grootvader. Vader en zoon verkeren op ver schillende golflengtes. Ook met zijn tantes, de beide dochters van de Rijkscommissaris, is de oorlog geen gespreksonderwerp. In het huis in Mattsee, waar zijn tante Dorothea woont (vroeger met haar moeder Gertrud), hangt nog een karakteristieke sfeer met portretten van SS'er Seyss-Inquart in vol ornaat. „Vere ring? Ik weet niet of dat het woord is. Een ei gen sfeer? Ja." Sinds een jaar of tien heeft Helmut Seyss-In- quart een goed beeld van zijn grootvader. „Ik kan me voorstellen wie hij was en hem plaat sen in de historie. Hij was mede-verantwoor delijk voor het ontstaan en het groot worden van het nationaal-socialisme en de misdaden die in naam daarvan zijn gepleegd. Maar hij was niet de militante, agressieve anti-semiet waarvoor hij nogal eens wordt versleten. Ja natuurlijk, hij heeft wel braafjes meege daan." „Ik probeer Arthur Seyss-Inquart als een ge heel te zien. Zover ben ik nog niet. Hij is voor mij aan de ene kant de nationaal-socialist die ik nadrukkelijk afwijs. Aan de andere kant is hij een mens, de vader van mijn vader. Hij heeft voor mij nog verschillende persoonlijk heden." Helmut stelt zich aan de telefoon voor als Seyss. Gemakshalve. „Ik wil me niet ver schuilen. Ik heb de naam Seyss-Inquart mee gekregen en moet daar mee omgaan. Het is een soort van opdracht. Ik kan en wil duide lijk maken dat ik het nationaal-socialisme veroordeel, dat ik de misdaden, de oorlog, het leed en de mensenlevens betreur." „Aan de ene kant zit ik met die persoonlijke gevoelens. Zo van: waarom heb je geen nor male opa voor mij kunnen zijn. Anderzijds komt zoiets naar boven als woede, veront waardiging, afwijzing, Wiedergutmachung." „Nee", zegt Seyss-Inquart, „ik heb geen ge voel van schuld. Ik kan de weg die mijn groot vader is gegaan en de weg die ik ga goed scheiden. Bovendien speelt mee dat hij in Neurenberg is veroordeeld en terechtgesteld. Daarmee is een hoofdstuk afgesloten. Dat

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 26