Weekend Oud-minister Gerrit Braks wordt voorzitter van de Radboudstichting Museum DE STEM E2 DE STEM Ir. Gerrit Braks wordt voorzitter van de Radboudstichting Weten schappelijk Onderwijs. Een katholieke stichting die studen ten na wil laten denken over de vraag waartoe wij op aarde zijn. Vrijdag de dertiende draagt Joris Schouten de voorzittersha mer over aan de voormalige minister van Landbouw en Vis serij. Na een symposium over oude en nieuwe katholieken. Een vraaggesprek met Gerrit Braks, die nu voor het CDA in de Eerste Kamer zit. ZATERDAG 7 DECEMBER 1996 'Ik ben een volkskatholiek' Door Mick Salet w aartoe zijn wij op aarde? Gerrit Braks twijfelt geen tel. „Dat is de eerste vraag van de katechismus, hè. Daar weet ik het antwoord nog wel op. Door de oorlog heb ik een gebrekkige lagere schoolopleiding, maar de katechismuslessen hebben altijd op het programma gestaan. Want de katechismus hoorde iedere katholiek te kennen. Dus waartoe zijn wij op aarde? Om God te dienen en daardoor in het hiernamaals gelukkig te zijn." Gerrit Braks, 63 jaar, is een Brabantse boe renzoon die groot is gebracht in de glorieda gen van de katholieke kerk. Het rijke room- sche leven. Een voorbije tijd waarop de voor malige minister van Landbouw en Visserij eerder met weemoed dan met wrok terug kijkt. „Men karakteriseert mij altijd als iemand die trouw is. Trouw aan Brabant. Trouw aan de boeren. Trouw aan de katholieke kerk. Trouw aan het CDA. Dat is waar. Ik ben trouw aan mijn afkomst en aan mensen met wie ik me eenmaal verbonden heb. Ik weiger dat con servatisme te noemen. Een mens heeft ge woon wortels nodig. Ik heb mijn katholieke afkomst ook nooit willen verhelen." Dat zou ook moeilijk gaan met die voorna men, Gerardus Johannes Maria. „Ja, Maria, dat was een modeverschijnsel dat in de jaren dertig ontstond. Ineens kregen katholieke kinderen, jongens en meisjes, de doopnaam Maria. Mijn oudste broer nog niet, maar de rest van het gezin van elf kinderen wel. Van onze vijf kinderen heten de eerste twee trouwens ook nog Maria." Uw ouders kregen elf kinderen; vond u dat niet veel? „Toen niet. In Odiliapeel, waar ik geboren ben, waren gezinnen met elf kinderen vrij normaal. Dat was zo'n beetje de natuurlijke grens. Van mensen met zes of zeven kinderen werd gezegd: die hebben het maar makkelijk, die hebben niet zo'n groot gezin. Het was ook gezellig. Ik heb in mijn geheugen geen mo ment dat ik zo'n groot gezin onplezierig heb gevonden." „Achteraf denk ik wel dat mijn ouders het niet gemakkelijk hebben gehad met elf kinde ren. Het was een zware opdracht. Maar de kerk speelde een belangrijke rol in de bevesti ging dat het goed was." Was u een vroom ventje? „Nee, ik was niet zo vroom. Ik ben ook pas laat misdienaar geworden. En niet omdat het me leuk leek, maar vooral omdat het een beet je bij de traditie hoorde. De kerk interesseer de me niet zo. Ik las van alles, maar nooit iets van de kerk." De bijbel? „Die lazen wij als katholieken niet. Ik hoorde ook niet tot een familie die priesters leverde. Je had in die tijd twee soorten families in Bra bant: de ene leverde de clerus, de andere niet. Ik behoorde tot de families die de clerus niet leverden. Achteraf valt het op dat juist de mensen uit die families de kerk het meest trouw zijn ge bleven en het minst frustraties op hebben ge lopen." „Het leek me ook niets om priester te worden. Ik wilde liever boer worden. Net als mijn va der. We hadden een kleine boerderij in een ontginningsgebied. Daar verrichtte ik al vroeg hand- en spandiensten. Ik molk de koeien, met de hand, en rooide de aardappe len, met een riek." De Brabantse filosoof Cornells Verhoeven heeft eens geschreven dat Brabanders uit die tijd niet zo gemakkelijk over God spraken. Hij schreef: „Zelfs de meeste ruige boer ging dan blozen en wist zich geen raad. Hij ver wees je grimmig naar de pastoor. Die was er speciaal voor dit soort van vreemde zaken." „Daar herken ik me in. Ten voeten uit. Ik heb nooit zo gemakkelijk over God of mijn geloof gepraat. Daar wist ik me inderdaad geen raad mee. Ik ben ook niet zo'n spirituele katho liek." U bent cultureel katholiek? „Absoluut. Dat wil ik gezegd hebben: ik ben cultureel katholiek. Mijn katholieke betrok kenheid is meer sociaal en cultureel dan reli gieus bepaald. Ik voel me meer betrokken bij de katholieken dan bij de katholieke kerk. Ik ben ook nadrukkelijk volkskatholiek." Zo'n katholiek die een kaarsje aansteekt in de kerk? „Ja, dat doe ik altijd als ik er ben. Dan steek ik een kaarsje aan. Met weinig gedachten er bij, maar om de sfeer te bevestigen. Toch voel ik me wel verbonden met het instituut. Ik ga niet elke zondag naar de kerk, ik bid niet elke dag, maar op de belangrijke momenten van mijn leven voel ik me er nog helemaal bij be trokken. Ik denk dat dit voor veel katholieken zo is. Op de scharnierpunten van het leven, bij een geboorte of bij de dood, voelen ze zich weer even helemaal katholiek." Hoorde het er voor u destijds ook bij dat u een katholieke vrouw trouwde? „Dat hoorde er niet alleen bij, door de maat schappelijke situatie was het ook verstandig. Want er was geen tolerantie in de samenle ving. Nu wel. Maar iemand die toen gemengd huwde, had het maar moeilijk. Voor mij heeft het nooit gemoéten, maar het was wel ratio neel." We trouwden na negeneenhalf jaar nétte ver kering, heeft u wel eens verteld. Wat was dat precies? „Dat hoefde je vroeger aan niemand uit te leggen... Je onthield je van dingen. Dat was gemeengoed. Niet alleen omdat het voor schrift van de kerk was, maar ook uit respect voor elkaar. U werd lid van een katholieke studentenvere niging, trouwde een katholiek meisje en werd uiteindelijk ook lid van de Katholieke Volks partij. „Ja, maar dat laatste werd ik pas vrij laat. In '75 of '76. Daarvoor had ik een diplomatieke functie in Brussel en had ik een beetje een he kel aan ambtenaren die actief waren in een politieke partij. Dat vond ik niet kunnen. Omdat de objectiviteit dan in het geding kan komen. Daarom was ik geen lid van een poli tieke partij. Al wist men wel waar ik stond. Dat bleek in '73 toen Tieme Brouwer, van de KVP, wegens ziekte terug moest treden, en mijn naam in de krant verscheen als een van de mogelijke opvolgers. Het is zelfs zo ver ge- „Ik ben trouw aan mijn afkomst en aan mensen met wie ik me eenmaal verbonden heb. Ik weiger dat con servatisme te noemen. „Ik ben nog steeds van mening dat het CDA een te protestants-christelijke uitstraling heeft. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit een partij bijeenkomst meegemaakt waar katholieken de gelegenheid werd gegeven een kruisteken te slaan.foto's erik van t hullenaar komen dat ze in het ledenbestand zijn gaan kijken, maar ze konden mijn naam niet vin den. Ik ben toen niet direct lid geworden. Daar was ik iets te trots voor. Maar een of twee jaar later dacht ik: laat ik toch maar lid worden. Eerst van de KVP. Later van het CDA. En bij de verkiezingen van '77 kwam ik in de Tweede Kamer." Voelt u zich een katholiek politicus? „Ja. Ik voel me vooral vertegenwoordiger van het katholieke volksdeel. Ik ben ook zeer ge voelig voor vervelende opmerkingen over katholieken. Laatst zat ik in de auto en hoor de ik iemand op de radio, ik weet niet wie, vertellen dat hij blij was tot het betere volks deel van ons land te behoren: het protestants- christelijke. Nou, op zo'n moment ben ik ineens weer heel katholiek. Dan denk ik, zonder vijandig te willen klinken, ik ben blij dat ik tot het katholieke volksdeel behoor." „Ik ben nogal gevoelig voor discriminatie van katholieken. Ik denk dat we de verworvenheden van de katholieke emancipatiestrijd nog steeds moe ten behoeden. Dat is ook altijd mijn motivatie geweest in de politiek." Zou dat voor een protestants politicus anders zijn? „Ik denk dat ik als katholiek politicus minder met mezelf bezig ben. Ik heb het niet de hele tijd over mijn eigen geweten of mijn eigen ge loofsovertuiging. Ik haal mijn motivatie meer uit de emancipatie van de katholiek, de Bra bantse plattelandskatholiek in het bijzon der." Herkent u een protestants politicus? „Ja, alleen al aan de manier van praten... En natuurlijk ook aan hun sombere levenshou ding. Wij zijn niet zo somber. Optimisti scher." Vindt u het CDA nu katholiek genoeg? „Nee, ik ben nog steeds van mening dat het CDA een te protestants-christelijke uitstra ling heeft. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit een partijbijeenkomst meegemaakt waar katho lieken de gelegenheid werd gegeven een kruisteken te slaan. Terwijl wij altijd maar weer van die zware bijbelteksten moeten le zen, waarmee wij niet vertrouwd zijn. Maar dat ligt vooral aan de katholieken zelf, hoor, het is ook onze eigen schuld, omdat we er niets van zeggen." Moet het CDA een katholiekere uitstraling krijgen? „Een iets minder protestantse uitstraling zou al voldoende zijn. De katholieken moeten zich meer manifesteren in het publieke debat." Wie moet de nieuwe lijsttrekker van het CDA worden? „Ik ken wel mensen die het zouden kunnen, mensen uit de bankwereld bijvoorbeeld, maar die zullen het niet doen. Ik noem geen namen. Maar of het nou een man of een vrouw wordt, een katholiek of een protestant, het moet in ieder geval iemand zijn die het met gemak en gezag op kan nemen tegen Wim Kok en Frits Bolkestein." Zou Enneüs Heerma dat kunnen? „Ik noem geen namen. Ik zeg alleen dat de verkiezingsstrijd op het televisiescherm uit wordt gevochten en dat het CDA dus ook een lijsttrekker nodig heeft die op het televisie scherm weet te overtuigen. Daarbij is het ui terlijk, wel of geen baard, wel of geen wallen onder de ogen, maar betrekkelijk. Het gaat niet om het uiterlijk, het gaat om de uitstra ling. Kijk nou eens naar Tiny Muskens, de bisschop van Breda. Iemand vroeg me, met twijfel in de stem, of die nou televisiegeniek is. Nee, zei ik, maar hij is wel zo gezagheb bend dat hij toch een televisiepersoonlijkheid is geworden. Het gaat er uiteindelijk om wat je zegt. Is dat relevant, geloofwaardig en ge zaghebbend. Daar gaat het om. Het CDA heeft een lijsttrekker nodig die geloofwaardig en gezaghebbend in gevecht kan gaan met Wim Kok en Frits Bolkestein." Wanneer zou u een brood stelen? „Als ik echt in nood zou zijn. Dan weet ik ze ker dat het moreel getolereerd is. Niet meteen tien broodjes, maar een stuk brood om te voorkomen dat je dood gaat van de honger. Dat mag. En dan het liefst van iemand die het missen kan. Ik kan me ook niet vóórstellen dat iemand dit in een situatie van onmenselij ke armoede zou veroordelen. In de honger winter gebeurde dat hier toch ook? Normaal vind ik dat mensen zich moeten houden aan het bijbelse gebod, gij zult niet stelen, maar in noodsituaties kan ik me voorstellen dat het redden van een mensenleven toch iets belang rijker is." Wanneer heeft u voor het laatst gebiecht? „Dat heb ik daags voor mijn huwelijk gedaan. Dat moest toen nog. Maar dat was meteen ook de laatste keer. Daarna had ik mijn biechtva der thuis. Mijn vrouw dus." Zes jaar geleden trad u - vanwege politieke problemen met het visserijbeleid - voortijdig af als minister. Houdt dat u nog bezig? „Het was het einde van mijn ministeriële car rière. Dat was niet plezierig. Maar ik wilde niet met me laten sollen. Dat was mijn be langrijkste argument: ik hoéf niet weg, maai ik ga weg, want ik laat niet met mij sollen. Ik had namelijk ervaren hoe pijnlijk het was weest voor Gijs van Aardenne, voor zijn vrouw en voor zijn kinderen. Gijs van Aard enne had in zo'n zelfde soort situatie besloten aan te blijven als minister en werd daarna als aangeschoten wild behandeld. Dat wilde ik niet. En achteraf vind ik dat nog steeds slecht besluit." Geeiï^tjt?" „Nee. Ik vond het wel jammer, hoor, maar ik ben blij dat ik het pijnlijke besluit genomen heb." Daarna liep het niet meer zo lekker met w loopbaan. U was in de race voor een baan bij de wereldvoedselorganisatie FAO en zei daarom nee tegen de mogelijkheid on commissaris van de koningin in Limburg te worden. Daarna verloor u de race om de boa bij de FAO. Heeft u er nu spijt van dat u des tijds nee tegen Limburg heeft gezegd? „Tja, er werd met mij op twee paarden tege lijk gewed en halverwege de race moest ik kiezen... Die keus viel verkeerd uit. Maar of ik daar spijt van heb? Ach, als ik gouverneur in Limburg geworden zou zijn, had ik over an derhalf jaar ook weg gemoeten, omdat ik dat vijfenzestig word..." „Maar ik had dan mis schien wel met wat meer plezier terug kunnen kijken op mijn loopbaan, want na tien mooie jaren als minister was de afloop niet zo mooi." Heeft u daar wel eens over gesproken net Ruud Lubbers? Na een lang premierschap liep zijn politieke loopbaan ook niet zo mooi al- Hij werd geen secretaris-generaal van de No- vo en geen voorzitter van de Europese Com missie. „We vonden het allebei jammer. We hebber, er wel over gesproken, maar we hebben het niet echt uitgesproken. Misschien zijn we er alle twee wel wat voorzichtig mee, omdat ik als kandidaat voor de post bij de FAO - uit eindelijk het slachtoffer ben geworden van de verslechterde verhoudingen tussen Neder land en Duitsland. En daar zat Ruud Lubbers natuurlijk ook weer tussen." Waartoe zijn wij op aarde? De oude katholiej kon het antwoord zo ophoesten. Maar nieuwe katholiek? „Het antwoord zal anders zijn dan vroeger Persoonlijker. Reëler. De katholieken van vandaag zijn namelijk andere mensen dan de katholieken van vroeger. Niet meer zo ge; zagsgetrouw. Niet meer zo formeel. Voor rmj hoef je het hiernamaals er ook niet meer bijte halen. Ik denk nooit: kom ik straks aan de he melpoort wel voorbij Petrus als ik dit of da- doe?" „Maar voor het antwoord zou ik welt® rug naar mijn wortels gaan. Dat heeft een nieuwe katholiek ook nodig. Enerzijds hebe wortels nodig, die je verbinden met je komst en die je vasthouden aan de waard® en normen die je in je jeugd mee hebt gekre gen. Anderzijds heb je vleugels nodig, die? verder kunnen voeren en je overzicht kunn® geven over de nieuwste ontwikkelingen, M bij de tijd te blijven." „Als ik nu een antwoord moet geven op vraag waartoe wij op aarde zijn, moet ik den ken aan wat mijn moeder altijd zei sis w vroeger de deur uitgingen. Dan zei ze: 9e draagt oe eige. Ze zei er nooit bij hoe_ I® diende je zelf te weten. En dat wist je zelf Dat waren de waarden en normen die je tnu en op school mee had gekregen. Nie®3" hoefde te zeggen wat die waarden en nor®es precies waren, want dat wist iedereen. waartoe zijn we op aarde? Om ons dragen." Wie een huis op ijs bouwt, is dw twijfel mogelijk, want bouwen dc de toekomst. Opdrachtgevers, ar constructeurs, aannemers en bi weten niet beter. Eeuwigheid is voor baksteen en beton. Wat staat, mag niet meer weg. Of het misbaksel van rampineuze kw deerniswekkende lelijkheid zijn, gebrevetteerde monumentenwaï bevoegde heemschutters geen maken. leder die een kotje neer wil zette naar onvergankelijkheid. Dat het b hem moge overleven. Een bewijs manschap, vooruitziende blik en dat niet alleen in het Frankrijl Grands Travaux. Vroeger bij de Eg al. Werd daar een farao begraven, niet een simpel graf, maar een pir. tot in lengte van dagen bewijzen vakbekwaam en tegen de tand de stand het voor-Christelijk tijdperk te ontwerpen en uit te voeren. Bouwen is vooruitzien. De burge vergunning vraagt voor een garat dat het ding groot genoeg moet een volgend, luxere type autom het zo mogelijk over twintig jaar t moet kunnen worden tot kantooi en dat volgende generaties niet h deeltje erfenis aan het restaurei hebben te besteden. Opdrachtgev chitecten met enig verstand van z, ken vooruit en als het even kan ook naar eeuwige schoonheid. Niet het gemeentebestuur van B had een probleem met het Bre seurn. Dat was te klein behuisd wilde het een representatief bee collectie en de historie kunnen to een veel ruimer pand. Het gebour voormalig volkenkundig museurr van Nassau was niet beschikbaar in de stad was te aantrekkelijk voc ontwikkelaars. Daar komen nu f nenstandsappartementen in. Dus moest het Breda's Museum Chassé-terrein, het vrijkomende terrein vlakbij het nieuwe theate hectares was plek genoeg voor all van de toekomst. Het bleek ee stand. Wie de aan de gemeenter gelegde plannen secuur bekijkt, voor die toekomst geen ruimte ge Het museum wilde veel tegelijk, het gemeentebestuur zich kon pe Een bestaand pand op het Chas zou verbouwd worden. Museumst stuur stelden voor meteen een ft kapping toe te voegen, zodat er al den voor de komende jaren direct gekomen worden kon. Dat were Dus verwachtte iedereen dat in 1 bouwkundige plan voldoende rui gelaten zou worden voor latere i gen en toevoegingen. Niets daarv het museum aan is een flat gedai er nooit een meter plaats zal zijr iets aan het museum te doen. Een museum bouw je voor de kon neraties. Het gaat om forse invests het is zonde die elke vijf jaar oj doen Nog afgezien van de sc steeds weerkerende verhuizinge, collectie toe zullen brengen. Vijfe jaar is een aardige termijn voor gebouw. Niemand kan en wil zo I uit kijken. Vandaar dat het een c woonte is dit type panden neer te een plek waar voldoende leegte o Breda doet dat niet. Daar weten d( deren nu al dat het gebouw over e vijf niet meer toereikend zal zijn al te behuizing. Voor moderne mus ties is er dan te weinig plek. No sproken zou daar nu reeds reke. gehouden zijn, maar vanwege dit vervloekte financiën kan dat jar noeg even niet. Wie dan echter verwacht dat er stens ruimte gehouden is voor de dat er vooruitgedacht is, heeft het mis. Er blijven een paar vierkante r fG hfi! ibVnrrinci n\/&r IcVrctvirhtin ■jv_«uvyyiui Id UVC1l\UI LAlk-t llty dat daar iets mee moet. Een flat deloze discussies over vijftien jaai vlakte moet. Of het museum dwir volgende kostbare verhuizing.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 28