DE STEM
'Ik ben een buitenbeentje gebleven'
'La Vie en
Roosendaal swingt'
D1
Hans Warren (75):
halve eeuw
literatuur en
voorlichting vanuit
Zeeland
ris meer gebeurd dan het sim-
je verglijden van de tijd. De
eestdriftige vogelkijker van het
orsselese paradijs is een met
Espect bejegend letterkundige
i criticus geworden. Dichtbun-
:1s, proza, een rij Geheime Dag-
Éen, bloemlezingen, een do-
ipoëziekalenders, vertalingen
duizenden recensies voor de
tovmciale Zeeuwse Courant
aan op zijn naam. De onzekere
an die in zijn net versche-
smatuurdagboek 1936-1942 Ik
mar de Noordnol niet wist
'at van de toekomst te verwaeh-
i, heeft zijn plaats in de lette-
gevonden. Het enige dat ge-
1 laven is, lijkt het isolement,
'een telefoon, geen deurbel en
i He eeuws landarbeiders-
rsjein de schaduw van een sta
le boerderij.
aar ook dat is meer schijn dan
erkelijkheid. Aan de overkant
ist het af en aan gerij van het
tsterscheldeziekenhuis, op een
ffl honderd meter steken de
arkassen van een Goese nieuw-
«wwijk in aanbouw dreigend
de horizon omhoog en in
antieke interieur detoneert
high tech fotocopieerappa-
oen is veranderd, maar van
it routineuze en zelfverzekerde
van de gemiddelde homme de
jhes bij hem geen spoor
Schrijven blijft moeilijk. Hoe-
dik nu al vijf en veertig jaar
dieken schrijf voor de PZC, is
in artikeltje nooit routine ge
iden. Eigenlijk doe ik het nog
ttger. In '45/46 ben ik voor een
i hier in Goes, De Vrije
■®men, begonnen met stukjes
■er gedichten en recensies. Als
'Pje heb ik de redactiesecreta-
van de PZC wel eens ge-
"gd of ik niet aangemeld
'-■est worden voor het Guiness
ook of Records. De langst
Wvende criticus, maar heeft
-•■I E. van Leeuwen het niet
8 vanger volgehouden?"
toch kost het me elke keer weer
*te Het valt nooit te voor
d-en hoe lang je erover doet. Ik
iangzaam en ik schrijf niet
ten. Ik wil het boek laten be-
jen en als ik het nog niet hele-
°l j>ePe'ld heb, geheel of ge
melijk kunnen herlezen. De
-keer gaat het vlotter dan de
«I"*! de ene keer ben ik ook
itu de andere. maar elk
betekent opnieuw een uit-
jfS Steeds blijft de vraag:
Pak ik het aan?' Daar heb ik
vast antwoord op."
«nuddeld werk ik een dag of
Ai?an een recensie. Nu mijn
en via de GPD ook in ande-
/vgionale kranten verschijnen,
ll! op zondag afsluiten. Ik
mand van het laatste ogen-
°us doorgaans gebeurt het
I zondag. Alleen in een pe-
aatenu, de hectische we-
^"•ooSt"Veriaardag' W6rk
«wfp. zïjn tegenwoordig
tlmnulri besPrekmg moet zo
't hl l verschijnen. Ik vind
«eten°!n °,nPlezierig- Waarom
hdppa kanten op dezelfde
v 'aterdag de nieuw-
«lledl ebben?DePZC1aatme
n 1,1v^' de hele tijd dat ik er
och een voorkeurspositie,
ik h 2e het wel op prijs
bepaalde boeken zo snel
Hans Warren, zoals de schilder Reynier de Muynck hem afbeeldde
mogelijk doe. Daar verzoeken ze
soms ook om. Er is dan nauwe
lijks gelegenheid tot een bezon
ken oordeel."
Drukproeven
„Ik heb de pest aan drukproeven,
het systeem dat de uitgeverij te
genwoordig hanteert om actueel
te kunnen zijn. Het leest niet al
leen anders dan een boek, maar
ze staan vaak nog vol met fouten.
Val je daarover en vermeld je dat
in je stuk, blijken ze verbeterd in
de boekuitgave."
„Mijn beste recensies vind ik als
ik in gesprek ben met de schrijver
zelf. Confrontaties, dat vind ik de
plezierigste stukken. En geen dis
cussie met de wetenschap of col
lega-recensenten, maar met de
auteur. Ik schrijf niet voor de
vakgenoten of de deskundige
liefhebbers. Ik ben geen Carel
Peeters, die weken lang in zijn
krant bezig is met het laatste
boek van A.F.Th van der Heijden.
Wie leest dat? Voor mijn eigen ge
voel heb ik me mijn hele leven
niet tot de high brows gericht."
„Ik heb altijd zo geschreven dat
iedereen die enige belangstelling
voor boeken, voor literatuur
heeft, het kan lezen. Niet te moei
lijk, niet te ingewikkeld, niet te
veel details, maar toch op een re
delijk peil. In die functie, zeker
nu mijn stukken overgenomen
worden door de GPD, heb ik,
naar ik hoop, veel mensen tot le
zen gebracht. Ik ambieer in te
genstelling tot de moderne criti
cus geen rol in het intellectuele
discours. Op die manier bevind ik
me nog steeds in een isolement. Ik
zie me als middelaar tussen boek
en gewone lezer."
„Door het dagboek ben ik uit mijn stilte gehaald. We leven nog
altijd enigszins teruggetrokken, maar de fans komen nu met de au
to tot aan het hek.foto's piet davidse
Flaptekstjes
„Het wordt toch gewaardeerd. Ik
merk het aan uitgeverijen dat er
rekening gehouden wordt met
mijn uitspraken, ik word geci
teerd in flaptekstjes. Ik heb er
niets voor gedaan. Door eenvou
digweg te doen wat ik vind wat ik
in deze rol behoor te doen, ben ik
blijkbaar mee gaan tellen."
„Niet iedereen is even ingenomen
met mijn manier van werken. In
alle bescheidenheid, want ik
vraag me nog steeds af wie ben ik
dat ik zo'n grote mond op mag
zetten en ik kan het volledig mis
hebben, blijf ik de hoogste eisen
stellen. Ik ben hopelijk in de loop
der jaren wat wijzer geworden,
maar zeker niet milder. Ik blijf
eigenzinnig.
Mijn vriend Mario Molegraaf
heeft in het liber amicorum dat
uitgekomen is ter gelegenheid
van de tentoonstelling die nu
rond mijn vijf en zeventigste ver
jaardag ingericht is in de Provin
ciale Bibliotheek te Middelburg
geschreven dat een vijand van
Hans Warren een hele goede re
censie kon krijgen en een vriend
een vernietigende. Dat is juist.
Het is een minder prettige kant
van het vak, want het heeft tot
breuken geleid. Maar je kunt je
oordeel over een werk toch niet
aanpassen aan je gevoelens voor
de persoon? En moet je zo'n boek
dan maar niet bespreken of het
aan een ander over laten? Je le
zers verwachten een kritiek over
dat bepaalde boek en omdat' jij de
functie van middelaar vervult
voor dat publiek moet jij het
doen."
Verplichtingen
In meer dan veertig jaar heeft de
ervaring Warren niet van mening
doen veranderen. Schreef hij toen
na een paar jaar recensenten
praktijk in zijn dagboek: 'Als cri
ticus zou je niemand uit de lite
raire wereld moeten kennen, het
schept enkel verplichtingen', nu
zegt hij: „Het prettigste zou zijn
als je van niemand iets af zou we
ten."
„Ik heb nooit iemand opzettelijk
gekwetst, toch gebeurt het. Ik be
sef het, maar het valt elke keer
weer tegen. Ik heb ook zelf wel de
smoor in gehad over een eerlijke,
afbrekende kritiek, maar je dient
jezelf voor te houden dat je daar
tegen moet kunnen. Kossmann en
Van Oorschot hebben mijn een
van mijn eerste, gelukkig nooit
uitgekomen proza-proeven ver
nietigend beoordeeld. Ik heb ze
dat nooit kwalijk genomen. Het
was terecht. De aanval van Adri-
aan Venema, die me van onbe
trouwbaarheid beschuldigde, die
heb ik me daarentegen zeer aan
getrokken. Ik voelde me als met
een rot ei bekogeld, de viezigheid
blijft hangen."
Vriendin
„Dat anderen meer moeite heb
ben met eerlijke kritiek, heb ik te
accepteren. Het stelt me wel te
leur. Niet iedereen beschikt ken
nelijk over dezelfde groothartig
heid. De breuk met Mensje van
Keulen had ik niet verwacht.
Haar boek De rode strik heb ik
bijna vernietigend besproken,
geenszins oneerlijk of gemeen,
maar juist omdat zij een vriendin
was met égards. Gecombineerd
met mijn beschrijving van haar
dronken, sentimentele buien in
ZIE RAGAZZI OP ACHTERPAGINA - D5
Gids
ZATERDAG 19 OKTOBER 1996
Camiel Hamans
'lijkt niets veranderd, Rond
(t verscholen huisje heerst
«lelijkheid. Een buurman
huid in boerenblauw werkt
de moeshof, vanuit de bo-
Een klinkt tjoeoek tjoek tjoe-
Jfc en duiven verdwijnen
[lerend in het voorhuis. Alsof
;sinds de eerste woorden van
natuurdagboek niets ver-
is. Het 'is schijn. Het
dat zich als van een
ivaan over het halve onder-
turtje naar buiten rekt, is
uidelijk zestig jaar ouder ge-
Hans Warren wordt
lorgen vijfenzeventig.
het deel van mijn dagboek, dat
ongeveer in dezelfde tijd uit
kwam, bleek het voor haar te
veel. Ik had er nooit op gerekend.
Mensje is een vrouw van zo'n gro
te allure dat ik niet dacht dat er
iets van benepen kleinzieligheid
in haar zou zitten. Een vergis
sing, ze is een beetje door de
mand gevallen."
„Met mijn werk als boekbespre
ker heb ik niet uitsluitend vijan
den gemaakt, zeer tot mijn verba
zing leidde het tot de uitnodiging
Van Vrieslands standaardbloem
lezing Spiegel van de Nederland
se Poëzie voort te zetten. Heel
verwonderlijk. Ik ben er geen
mandarijn door geworden, maar
tengewoon nauwgezet, calligra-
feert haast wat hij opschrijft, laat
niets aan zijn aandacht ontgaan.
Wanneer ik hem zo bezig zag
dacht ik wat ben jij een aardige
kerel, jou zou ik graag beter leren
kennen." Lezers van het Geheim
Dagboek weten dat het niet bij
een wens gebleven is.
Wedijver
De verhouding met Komrij is, on
danks de werkzaamheden aan
concurrerende bloemlezingen,
nimmer verstoord. i,Als er al ge
voelens van wedijver tussen ons
waren, dan hebben we dat vrese
lijk goed voor elkaar verborgen.
Niet dat we niet met elkaar spra-
ik belandde er vanzelf door iets
meer in het centrum van de let
terkundige wereld. En net als bij
Van Vrieslands leven de meest
onvriendelijke dingen over hem
gezegd werden, gebeurde dat
daarna over mij. Door vrijwel ie
dereen, tot mensen toe die nader
hand nog staatssecretaris konden
worden."
Gerrit Komrij
„Tot echte problemen heeft de
Spiegel niet geleid. Ook niet met
Gerrit Komrij, die op hetzelfde
moment aan zijn poëziebloemle
zing werkte. Gerrit had ik een
aantal jaren daarvoor leren ken
nen, toen Maatstaf, hèt blad van
de oude Bert Bakker, een speciale
aflevering voorbereidde over
Zeeland. Martin Ros en Gerrit
vroegen Andreas Oosthoek en mij
ook een duit in het zakje te doen.
De ontmoeting met Gerrit was er
een zoals je die maar een paar
keer in je leven hebt."
Wederom heeft de tijd Warrens
herinnering niet vertekend. Op
14 augustus 1969 schreef hij in
zijn dagboek: „Ik had redactie
vergadering van Maatstaf.
Omstreeks kwart over twee arri
veerden Martin Ros, Gerrit Kom
rij en Andreas. We hebben tot
half zeven intensief gewerkt.
Voor Gerrit voelde ik direct gene
genheid en ik meen dat het we
derkerig is.' Hij lijdt aan tics,
maakt schokbewegingen, heeft
een zenuwkuch. Maar hij is bui
ken over ons werk en de ontdek
kingen die we deden. Ik herinner
me hele gesprekken, we bleken
beiden over eenzelfde zeer over
eenkomende smaak en voorkeur
te beschikken. Alle twee waren
we zeer verrukt toen we onafhan
kelijk van elkaar stuitten op de
vergeten gedichten van Augusta
Peaux, een tijdgenote van Hélène
Swarth. Lyrisch waren we alle
bei, zonder dat we dat van elkaar
wisten, over haar Eenzaam kerk
hof. Ik heb mijn Spiegel met haar
geopend."
„Via het bloemlezen voor de
Spiegel, een uitgave van Meulen-
hoff, ben ik op de poëziekalender
voor dezelfde uitgever gekomen.
Maar ik heb voor meer uitgevers
gewerkt. Vaak voor het geld. Ik
vertaalde natuurboeken van Lo-
rentz en Nico Tinbergen. Op een
gegeven moment vroeg de oude
Bert Bakker mij wat het schan
daligste boek was dat ik kende
uit de wereldliteratuur. De Sa-
de's 120 dagen van Sodom was
mijn onmiddellijke reactie. 'Dan
moet je dat voor me vertalen,'
wilde hij even spontaan. Ik
'maakte bezwaren, want hij zou
problemen krijgen met de uitga
ve. Nog kort ervoor was een
Franse editie voor intekenaars
direct in beslag genomen. Bert
Bakker zag echter nooit enig pro
bleem. Toen ook niet. Hij heeft
gelijk gekregen. Het boek kwam
in 1969 uit en is nooit een stro
breed in de weg gelegd."
„Met Kavafis is het niet veel an
ders gegaan. Ieder heeft een paar
kunstenaars waarvan hij denkt
dat is het voor mij. Toen ik Kava
fis' gedichten leerde kennen, wist
ik dit is de grootste dichter voor
mij. Blanken had een aantal van
zijn verzen vertaald. Zijn homo-
erotische en dat zijn de aller
mooiste had die keurige mijnheer
echter opzij gelegd. Voor mijn ei
gen bundel uit '76, Zeggen wat
nooit iemand zei, had ik voor de
verwijzing Kavafis nodig. Ik heb
er toen twee vertalingen van Ka
vafis in opgenomen.
Een paar jaar later leerde ik Ma
rio kennen. Hij had al een grote
Kavafis-bewondering en be
heerste door zijn studie theologie
voldoende Grieks. We gingen
door met Kavafis, vertaalden af
en toe een gedicht en publiceer
den die in kleine bibliofiele uit
gaafjes. Uitgeverij Bert Bakker
vroeg ons vervolgens de hele Ka
vafis te vertalen. We weigerden,
want dan moesten we ook de
mindere teksten doen. Maar na
verloop van tijd, toen we eerst
vijftien gedichten klaar hadden
en daarna dertig, stelden we ons
zelf de vraag 'zullen we toch
niet?' Zo is de editie van 1984 tot
stand gekomen. Herdruk volgde
op herdruk. Tegen elkaar zeggen
we wel eens, als we ons realiseren
hoe we door stom toeval nog zo
behoorlijk verdiend hebben aan
deze vertaling: dank je wel, mijn
heer Kavafis."
Onvoorspelbaar
„Wie had ooit kunnen denken, en
Kavafis zelf al helemaal niet, dat
die ruim honderd gedichten ge
schreven in het Nieuw-Grieks
van de diaspora van Alexandrië
en uitgekomen op losse velletjes,
nu de eeuw bijna om is be
schouwd worden als een der
hoogtepunten van deze eeuw?"
„Waardering van werk is onvoor
spelbaar. Toen ik voor het eerst
publiceerde in Parade der Profe
ten werd ik al een Zeeuwse Griek
genoemd. Ad den Besten noemde
me in de jaren veertig de Griekse
god in het Zeeuwse landschap.
Vanaf mijn eerste bundel Pasto
rale uit 1946, nu vijftig jaar gele
den, ben ik een buitenbeentje ge
bleven in de Nederlandse dicht
kunst. Voor mezelf is dat vreemd,
want wat ik maak is voor mij
vanzelfsprekend. Ik schrijf die
poëzie omdat ik niet anders kan.
Ik hoop wel dat die flink verschilt
van alle anderen, want dat bete
kent een eigen stem. Maar ik doe
het daar niet om. Op het feestje
bij de opening van mijn Middel
burgse tentoonstelling, waar ook
mijn vroegere schilderwerk
hangt, hadden Gerrit Komrij en
Tom Lanoye het er weer over. Ik
schijn onnederlands te zijn, ber
hept met een hang naar het zui
den."
„Ook met mijn proza bevind ik
me enigszins in een isolement. Ik
heb gelukkig veel minder proza
uitgegeven dan ik geschreven
heb. Drie boeken: Steen der hulp,
Demetrios en Indigo, een klein
grapje, een zelfportret als oude
vrouw. De rest ligt hier in een
kastje te wachten tot het naar een
museum afgevoerd wordt. Ze zijn
niet goed, maar ik zal ze zelf niet
vernietigen. Er zijn een paar
mensen razend enthousiast over
mijn gepubliceerde proza. Lezers
die de moderniteit ervan inzien
en die het herkennen als stilis
tisch postmodernistisch, maar bij
het grote publiek zijn die boeken
niet aangeslagen. Toch zijn ze
herdrukt. Steen is zelfs in het es
peranto vertaald Stono de Hei-
po."
„Hoe het komt dat mijn proza
niet echt op waardering rekenen
kan, weet ik niet. Misschien om
dat het mij heel moeilijk afgaat,
omdat ik er evenmin veel behoef
te aan heb. Maar helemaal begrij
pen doe ik het niet. Mijn dagboek
kent veel liefhebbers en in Deme
trios zitten hele stukken autobio
grafie. Over Parijs en het huis op
de Zeedijk. Toch is de waarde
ring anders. Ligt het aan de
vorm? Maar met Kavafis was het
in zijn tijd precies eender. Mis
schien maak ik in de volgende
eeuw ook nog een klein kansje."
Bewondering
„Door de dagboeken ben ik in de
schijnwerpers terecht gekomen.
Wederom onbedoeld en in literai
re zin nog steeds buiten het cen
trum. In Nederland bestaat het
dagboekgenre immers niet. Anne
Frank en Etty Hillesum uitgezon
derd en voor die twee vrouwen
heb ik de grootste bewondering.
Los van hun lot, waar ik niets
over hoef te zeggen, zijn die boe
ken de moeite waard. Zo ver
schrikkelijk goed geschreven en
dat terwijl ze geen gelegenheid
meer gekregen hebben voor vijlen
en slijpen. Het is meteen raak ge
weest." „Door het dagboek ben ik
uit mijn stilte gehaald. We leven
nog altijd enigszins teruggetrok
ken, maar de fans komen nu met
de auto tot aan het hek. Mario en
ik noemen het Warrentoerisme.
Liefhebbers die in clubjes een
Warren-dag doen. Bezoeken
plekken waar ik gewoond heb of
waarvan ze denken dat ik er ge
woond heb, doen hier een briefje
in de bus, eten in een restaurant
waar ik graag kom en besluiten
de dag in mijn stijl met Scarlat
ti."
Laatste wens
„Op een signeersessie in Amster
dam stond er ineens een meisje
voor mijn neus. Ze kocht een
boek voor haar moeder. 'Waar
schijnlijk het laatste boek dat
moeder nog kan lezen.' Enige we
ken later komt er op een signeer-
middag in Rotterdam een mijn
heer naar me toe, die me vertelt
dat zijn nichtje in Amsterdam
met me gesproken had. Het bleek
de broer van dë aan baarmoeder
kanker lijdende moeder. Of ik
haar een keer wilde bezoeken.
Het was ongeveer haar laatste
wens. Hoe je je ook afzijdig op
wilt stellen, dat kun je toch niet
weigeren." Warren begint te
rommelen in een la, verteld geë
motioneerd hoe mooi de vrouw,
ondanks haar door medicijnen
veroorzaakte opgeblazenheid, in
haar ziekenhuisbed lag, dat ze
champagne en roemers had laten
komen. „Ik kon me niet goed
houden, zij was sterker. Ik zal u
wat laten zien, dat ik niemand
ooit nog heb laten zien." Met tril
lende handen haalt hij een foto
uit een pakketje vandaan. Het
toont Warren en een mevrouw
met van opwinding schitterende
ogen. In haar handen heeft ze
opengeslagen Warrens Verzamel
de Gedichten 1941-1981.
„Als dit soort dingen je overko
men," zegt Warren met een brok
in de keel, "dan heb je niet hele
maal voor niets geschreven."