de stem
Jacques Vriens, schrijver, onderwijzer en acteur
CITY
kapster
D1
HOOIT
SP HET PLATTELAND
ïdenen om UNICEF
Ido's te kopen...
ten kinderen
'ERKOOP
Dicteersnelheid
Leesblind
Hart
Ouderavond
Sprookjes
Stukje
th
E Ft
MUZIEK
FILM
KUN
BOEKEN
IDISCH
Restaurant
OKTOBER
h) bestaand uit:
zoetzure saus
27.50
vlsselend menu)
iterdag en zondag vanof
tet
|l AC Breskens.
x.: 0117-386537.
11.00 tot 23.00 uur.
feestdagen,
uur behalve feestdagen, p
Grote Gids
DONDERDAG 3 OKTOBER 1996
haarverzorging
D STUDIECENTRUM
n werkt u onder
aan uw bedrijfsplan
Uw vakken:
ïomie, bedrijfsrecht,
1 plaats voor 2
het platteland
ederland.
2 dagen onderwijs en 4
fstudie.
,i Zeeland Studiecentrum te
rg en ten dele in een locatie
Schelde.
1996 en 15 mei 1997.
•pakket via tel. 0117-492292.
Jacques Vriens en de jonge verslaggeefster. „Ik heb altijd geschrevenvan jongs af aan. Mijn verhalen zaten wel vol spelfouten, want ik ben leesblind.
FOTO VAN DE MEULENHOF
'Ik vertel mijn verhaal
Door Leah en Camiel Hamans
„Ben je ook zo zenuwach
tig?" vraagt de jonge on
dervraagster zodra Jacques
Vriens de voordeur opent.
Ze heeft zich zo goed voor
bereid op het bezoek aan
haar favoriete auteur dat ze
geen seconde ongebruikt
wil laten. De kinderboe
kenschrijver lacht ontwa
penend. Vroeger was hij
ook wel nerveus voor dit
soort gesprekken, maar nu
is hij is er door ervaring
aan gewend geraakt.
We gaan naar boven. Op een mo
derne, lichte doorzonzolder
blijkt zich de Parnassus te be
vinden. Tekstverwerker op het
bureau, Lundiastellingen tegen
de muur en een zitje onder het
schuine dak. Wat de gasten wil
len drinken en of we zin hebben
in een Milky Way? Jacques
Vriens geeft zelf het goede voor
beeld. Met het oog op het bezoek
heeft hij 's ochtends een familie
zak aangeschaft, maar snoeplust
heeft het van zijn geduld gewon
nen. Hij heeft er al een paar ach
ter de kiezen.
Vriens verdwijnt even naar be
neden. De debuterende journa
liste prefereert cola en die moet
uit de keuken komen. Het biedt
haar de gelegenheid de boeken
kasten te inspecteren. Boven
haar hoofd staan zij aan zij Lo-
dewicks literaire geschiedenis en
Rogers' Leren in vrijheid. De
schoolsfeer is de voormalige on
derwijzer Vriens blijkbaar nog
niet geheel ontgroeid.
De jeugdige onderzoekster ont
dekt een meter eigen werk. Vijf
en dertig titels Vriens. De beken
de Tommie en Lotjes, de kater
Napoleon, zijn eersteling uit
1976 Die rotschoot met die fijne
klas in diverse herdrukken, het
twee jaar geleden bekroonde En
de groeten van groep acht, Het
raadsel van de regenboog, het
kinderboekenweekgeschenk uit
1992 en de befaamde Bende in de
bovenbouw en Het achtste groe-
pie tegen het soepie. Bijna alle
maal uitgaven van Van Holkema
Warendorf of Van Goor.
Als Jacques Vriens terugkomt,
blijkt het onderzoek tot een ope
ningsvraag geleid te hebben. Hoe
het komt dat hij voor alle leeftij
den schrijft, en of dat verschil
niet moeilijk is?
Vriens gaat over op dicteersnel
heid en onderwijzerstoon. „Toen
mijn eerste boek, Die rotschool
met die fijne klas, verscheen,
kwam ik er zo trots als een pauw
mee thuis. Ik liet het Boris en
Casper zien, toen drie en vijf jaar
oud. Ze konden nog niet lezen,
maar waren gewend dat ik ze
voorlas. Dus wilden ze uit dat
boek voorgelezen worden. Dat
kon niet, legde ik ze uit, want het
was een boek voor oudere kinde
ren. Boris werd heel erg kwaad,
liep schreeuwend en stampend
de trap op en sloeg met zijn deur:
'Jij schrijft boeken voor andere
kindjes, niet voor je eigen kinde
ren.'
Ik heb hem toen beloofd dat ik
ook een boek voor hem en zijn
broer zou schrijven. Dat werd
Zaterdagmorgen/Zondagmor-
gen, tegelijk voorleesboek en
zelfleesboek voor de tweede helft
van groep drie. Mijn eerste Zil
veren Griffel. De jongens waren
tevreden en zodoende ben ik op
die manier met twee soorten
boeken doorgegaan. Een deel om
aan mijn eigen kinderen voor te
lezen en de rest voor groteren.
Kinderen van jouw leeftijd, zo'n
jaar of elf."
„Moeilijk vind ik het niet om
voor verschillende leeftijden te
schrijven. Natuurlijk moet je
voor kleuters geen te lange zin
nen gebruiken en zeker niet op je
hurken gaan zitten. 'Centjes' en
dat soort kinderachtigheden, die
werken niet. Maar ik vind het ei
genlijk geen probleem. Ik ben
zo'n 25 jaar onderwijzer geweest
en dan leer je hoe je met alle kin
deren om moet gaan. Als ik aan
een boek begin, voel ik me in een
bepaalde groep. Ik zit in mijn ge
dachten bij de kleuters of in
groep acht. Alsof ik een televi-
sietje in mijn hoofd heb, waarop
ik mijn eigen programma af
speel.
Ik zie, terwijl ik schrijf, maar
ook als ik lees, alles voor me. Ik
leef op zo'n moment in het ver
haal. En dan is het dus niet
moeilijk, ik begin in feite ge
woon te vertellen, zoals ik dat
ook voor de klas zou doen. Ik
spreek tegen mijn computer. En
die is dus de ene keer vijf en bij
het volgende verhaal twaalf jaar
oud. Thérèse, mijn vrouw, moet
wel eens wat boven op zolder
doen en dan denkt ze dat ik met
iemand zit te praten. Vertel ik
mijn verhaal hardop tegen de
computer, terwijl ik schrijf."
Schrijver en tegelijk onderwij
zer, is de volgende, uitgelokte
vraag. Hoe heb je dat al die jaren
gecombineerd?
„Ik heb altijd geschreven, van
jongs af aan. Mijn verhalen zaten
wel vol spelfouten, want ik ben
leesblind. Dus kreeg ik, als ik
een opstel gemaakt had, niet
meer dan een 1 of een 2. Stond
eronder: 'leuk bedacht, maar
jammer van de taalfouten'. Toch
weerhield me dat niet om verder
te gaan. We woonden vroeger in
Helmond, mijn ouders hadden in
de naoorlogse jaren daar een ho
tel, waar een toneelzaaltje bij
zat. Met de kinderen uit de buurt
voerden we daar zelf stukken op.
Die schreef ik. Toen ik jaren la
ter moest kiezen wat ik wilde
worden, had ik drie dingen in
mijn hoofd. Toneelspeler, schrij
ver of onderwijzer."
„Om aan het toneel te komen,
moest je een toelatingsexamen
voor de academie doen. Er meld
den zich elk jaar achthonderd
kandidaten voor acht plaatsen.
De kans om erop te komen was te
klein. Dus bleven er nog twee
keuzes over. Mijn moeder zag
meer in het onderwijs dan in
boeken, want daar viel geen fat
soenlijk brood mee te verdienen.
En schrijven kon later altijd nog.
Dus werd ik onderwijzer, maar
toch kon ik het schrijven niet la
ten. Op school maakte je zoveel
mee, daar wilde ik wat mee doen.
Een boek over wat er gebeurt op
school. Niet over sommen, spel
ling en ontleding, maar over wat
er echt aan de hand is. Ruzie,
verliefdheid, verdriet, vertellen
over thuis, pesten, vriendschap.
Dat soort onderwerpen."
„Want zo werkt dat bij mij. Ik ga
niet zitten en verzin dat ik een
boek ga schrijven. Het verhaal
zit eerst in mijn hart, dan gaat
het naar mijn hoofd en dan be
denk ik dat er een boek van kan
maken. Ik heb iets meegemaakt,
gehoord, beleefd en ben daar
boos, verdrietig of opgewonden
over. Ik loop ermee rond, denk
erover na en op een gegeven mo
ment krijg ik het gevoel dat het
een boek wordt. Dan ga ik
schrijven."
„Niet dat ik alles zelf heb meege
maakt, wel veel, maar ik verzin
of combineer ook wel dingen. Ik
heb overal kleine rode opschrijf
boekjes liggen. Een in mijn kof
fertje voor als ik onderweg ben,
een op mijn bureau hier en een
naast mijn bed. Daarin schrijf ik
op wat ik meegemaakt of be
dacht heb en wat me bruikbaar
lijkt voor een verhaal. Ik ben dus
eigenlijk altijd met het schrijven
bezig. Toen ik onderwijzer was
ook."
„Schrijven is natuurlijk werk,
maar voor mij is het heel span
nend en tegelijk ontspannend. Ik
vertel nu eenmaal graag en dat is
de manier waarop ik schrijf.
Toen ik nog directeur van een
basischool was, kwam ik vaak
pas 's avonds laat thuis. Van een
vergadering of een ouderavond,
bijvoorbeeld. En dan ging ik niet
meteen naar bed, maar lekker
naar mijn werkkamer. Nog een
uurtje schrijven. Zo heb ik on
derwijs en schrijven altijd ge
combineerd. Tot drie jaar gele
den."
„Toen ben ik met school gestopt.
Ik heb er lang over nagedacht.
Als onderwijzer krijg je elke
maand je geld, als schrijver weet
je het niet. Drie jaar geleden kon
het. Ik had al zoveel boeken ge
schreven, die nog steeds ver
kocht worden, dat er een finan
ciële basis was. Maar toen het
eindelijk kon, begon ik opnieuw
te twijfelen. Niet over het inko
men, maar over de vraag of ik ei
genlijk wel wilde stoppen. Ik
vind het zo leuk om voor de klas
te staan. Zou ik dat niet gaan
missen? Niet de breuken of het
lijdend voorwerp, maar wat er
gebeurt in een groep. Het kring
gesprek, samen dingen doen en
vooral het verhalen vertellen.
Want daar heb ik altijd de mees
te lol in gehad. Geschiedenis was
mijn favoriete vak. Zo'n verhaal
als over de moord op Willem de
Zwijger, dat speelde ik helemaal
voor. En als de prins dan neerge
schoten was, liet ik me op de
grond vallen en met mijn laatste
adem kwam er dan uit: 'O mijn
God, heb medelijden met. mijn
arme volk.' De leerlingen ap-
plaudiseerden."
„Daar was ik bang voor, dat ik
dat zou missen. Maar ik heb er
wat op gevonden. Ik treed nu op
met sprookjes. Als een echte ver
teller-acteur. Mijn uitgeefster
heeft kleine kinderen en die leest
ze voor. Sprookjes onder andere,
maar ze merkte dat die voor
kleuters veel te moeilijk zijn. Ze
begrijpen er niets van en dus
heeft ze mij gevraagd of ik de be
kende sprookjes niet op mijn
manier kon navertellen. Dat is
een nieuw boek geworden Groot
moeder wat heb je grote oren....
Alle klassieke sprookjes staan
erin, maar anders. De nieuwe
kleren van de keizer begint bij
voorbeeld met heel eenvoudig uit
te leggen wat een keizer is en wat
het vreemde aan deze keizer is:
'Heel lang geleden leefde er eens
een keizer. Eigenlijk moet een
keizer op zijn troon zitten en de
baas spelen over zijn land. Maar
deze keizer zat de hele dag in
zijn klerenkast om mooie kleren
uit te zoeken.' Het eindigt ook
niet met 'De keizer is naakt', zo
denken kinderen van nu niet
meer. Ik heb ervan gemaakt:
Toen de keizer vlakbij was, riep
het jongetje: 'Ik zie zijn piemel!'
'Stil toch,' siste de vader. De kei
zer liep voorbij en het jongetje
riep: 'En nou zie ik zijn billen.'
Enzovoorts."
De jonge verslaggefster valt uit
haar rol en vraagt op bijna sme
kende toon: „Kun je niet een
stukje voordoen." Vriens lijkt er
op gewacht te hebben. Zijn ogen
poppen bijna uit hun kassen, rol
len angstaanjagend rond en ein
digen met een felle blik op het
beperkte publiek. Hij verdwijnt
achter een kamerscherm dat een
wastafel en een koffiezetappa
raat aan het zicht onttrekt en een
diep gebromde bas brengt van
uit die verte de twee toeschou
wers in de beklemmende sfeer
van de wolf en de zeven geitjes:
'Doe open lieve kinderen, ik ben
jullie moeder en ik heb allemaal
lekkere dingen bij me. Dat wordt
smullen.' Applaus is het resul
taat.
Toch is de interviewster nog niet
helemaal tevreden. Er staat nog
een vraag in haar notitieblok.
Wat voor een nieuw boek Jac
ques Vriens op stapel heeft
staan. Eigenlijk wil hij er niet op
antwoorden, want een auteur
mag nu eenmaal niet in zijn
creatieve proces belemmerd
worden. Maar tegen jeugd heeft
hij geen verweer.
„Een dezer dagen verschijnt een
nieuw boek. Dat is dus al klaar.
Het zijn de meester-Jaap-verha-
len uit 'de Taptoe'. Bijna .alle
maal dingen die ik zelf voor de
klas meegemaakt heb. Maar be
zig ben ik met iets heel nieuws.
Hier in Bakel heb ik de oudere
mensen veel horen vertellen over
hun jeugd. Vroeger toen het hier
in de buurt nog de echte Peel
was. Een heel arm gebied, waar
de mensen leefden van turf ste
ken. Kinderen moesten zo snel
mogelijk meewerken, want dan
kwam er een beetje extra geld
binnen. Het verhaal gaat over
die tijd, zo rond 1910."
„Voor mij wofdt dit een heel bij
zonder boek, want ik heb nog
nooit een verhaal geschreven dat
zich vroeger afspeelt, maar het
moet geen historische vertelling
met afstand worden worden. Al
mijn boeken zijn verhalen met
handjes en die handjes trekken
de lezer erin. Dat moet bij dit
boek ook."
Jacques Vriens komt met zijn ver
telvoorstelling op zondagmiddag
13 oktober naar het Kinderboe-
kenweekfeest in de Biblio
theek/Nieuwe Veste te Breda.
Sacco Vanzetti:
een aanklacht op de planken
Willem Breuker
stunt in de
kerk van Veere
iperette en nog veel meer!
g Bellamystraat, Terneuzen
Nieuwste Disney op filmfestival van Vlaanderen
100 Bredase
kunstenaars
roeren zich
PAGINA D4
PAGINA D6
Matsier en de
kleinste
kleinigheid
PAGINA D7