fa, Ontwikkelingen tussen Jan van Eyk en Maria Roosen in Beyerd in Breda 1796 - KUNST IN BRABANT - 1996 Verrassing Vanderheyden Huiskamer Verscheidenheid Schoonheid PTEMBER 1996 ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1996 5 ;U s #V :eum voor een ordening naar erwerp. Er zijn onder meer lagen van onder meer David /ne (1753-1805), schilderijen onnatuurlijk licht van Jan drik van Grootvelt (1808- 5) en vooral veel landschap en stadsgezichten, onder an- en van Constant Huysmans en {is broer Victor. Enkele schil- zijn ook nu nog bekend zoals Slager en vooral Jan Sluij- J, maar het grootste deel van exposanten is inmiddels ver- (blijkt het eerste deel van De als Motor toch een 1 I opsomming van kunstenaars weinig meer met elkaar v hebben dan dat ze ooit bant zijn geboren en dat -de sten althans - ze vervolgens r vertrokken, opleving van Brabant als het |t om de beeldende kunst toont i pas net voor de Tweede We ioorlog als het Noordbrabants beum er al aan denkt het Indel over te dragen aan De ;erd. Dan komen de mooiste rken. De doeken van Antoon jysen (1898-1907) bijvoor- fld, al gold ook voor deze in Jttel geboren kunstenaar meer buiten Brabant vertoef- dan erin. Maar Maison hollan- jse/Brabantse hut met boom is een soort 'Brabant meets nkrijk'. Ook de in de protes- enclave Sprang get hdrik Chabot (1894-1949), van een schoenmaker, ver en snel uit Brabant. Zijn k blijft in een robuust aan de ing Permeke verwante stijl wege zijn onderwerpkeuze Iter wel 'Brabants' aandoen, waardevolle van De Muze als tor zit 'm dan ook vooral in in kaart brengen van de ge- liedenis van de laatste 200 jaar abant. is tot op heden niet of nau- ijks gebeurd. De tentoonstel- in het Noordbrabants Mu- i is daarbij een fraaie ill® |tie. Niet meer, maar zeker ook minder. be Muze als Motor I', kunst uit rabant tussen 1795 tot 1940..In Jet Noordbrabants Museum, ver- Herstraat, Den Bosch. Tot 2 jember. Geopend dinsdag «m Erijdag 10-17 uur, zaterdag, z°n" i feestdagen 12-17 uur. Pen overzicht van de periode ,045-1990 vindt plaats m De Beyerd in Breda, die om de circa Werken te kunnen tonen tiidelijk met twee grote loodsen het Chassé-terrein is uitge breid De exposanten zijn on derverdeeld in vier generaties. Generatie 1: Kees Bol, Jan van Evk Jan Gregoor, Willi Martina, jean Nies, Niel Steenbergen. Generatie 2: Gerrit van Bakel, i Arie Berkulin, Joan Claassen, ilia van Eyk, Jacques Frenken, Theo Kuijpers, Johan Lennarts, Hubert Leyendeckers, Guido Lippens, Jos Manders, Paul panhuysen, Ad Snijders, JCJ Vanderheyden, Frans Zwartjes. Generatie" 3: Leon Adriaans, Hans Biezen, René Daniels, Teun Hocks, Hans van Hoek, Thine Horvers, Peter Kantel berg. George Korsmit, Thomas van der Linden, Bert Loerakker, Pieter Laurens Mol, Kees Mol, Paul de Nooyer, Sef Peeters, Kars Persoon, Moniek Toebosch, Peer Veneman, Alex Vermeulen, Dick Verduit, Henk Visch, Tine van de Weyer, Hans de Wit. Generatie 4: Korrie Besems, Piet Dirkx, Guido Geelen, Mare Mil dere, Martin Peulen, Carola Popma, Maria Roosen, Elly Strik, Roos Theuws en Jaap de Vries. Blik in een van de twee loodsen die De Beyerd heeft in gericht voor 'De muze als motor'. FOTO COR VIVEEN Van het oude Brabant naar de vervreemding Door Frits de Coninck Brabantse kunst bestaat niet, eenvoudigweg omdat echte kunst zich nu juist nooit aan grenzen houdt, en dus zeker niet aan geo grafische. Kunst kan om de meest uiteenlopende en individuele re denen goed zijn, maar nooit om dat ze van een bepaalde plek af komstig' is. Moniek Toebosch (1948) is een kunstenaar met een uitgesproken artistieke houding. Haar werk is amper te determineren, omdat het zich op elk denkbaar gebied kan afspelen: beweging, schilderen, beelden, stemgeluid, electroni- sche muziek, een vat vol ideeën die altijd ergens een uitweg zoe ken. Haar naam is met Brabant ver bonden, met name met Breda waar haar vader, de componist, organist was en waar zij is gebo ren en opgeleid (Sint-Joost) en met Tilburg waar ze een conser vatoriumopleiding heeft gevolgd. Monumentaal vooraan in de grote loods, ingezet als dependance van de Beyerd, staat een schilderkun stige installatie van haar. Grote doeken die zo tegen en op elkaar geplaatst zijn dat ze een gesloten schuilplaats vormen, een hut in de tentoonstellingsruimte. Maar wij zien alleen maar de achter kanten van de doeken, de voor kanten waar het eigenlijk om zou moeten gaan, zijn slechts zeer ge deeltelijk zichtbaar door de kie ren aan de hoeken. Paint box heet dit object dat dat de illusie van de schilderkunst in beeld brengt. De voorstelling die verborgen wordt, een achterkant die niks is. Door dit werk zo dui delijk aan het begin te plaatsen 'an het overzicht van de jongste kunst, werkt het als een spoor 'oor de rest van de tentoonstel- hng. Het geeft een thema aan dat w de hele na-oorlogse periode zo als die in Breda in beeld gebracht wordt, doorwerkt. Het overzicht in De Beyerd is min of meer chronologisch geordend. Een grote verrassing bevindt zich in de eerste zaal van De Beyerd zelf. De schilder Jan van Eyk, ruim voor de oorlog in Helmond geboren en inmiddels gestorven, een kunstenaar wiens persoonlij ke geschiedenis afgesloten is. Toen de Nieuwe Brabantse Kunststichting (NBKS) in 1985 een door Brabant reizende ten toonstelling inrichtte over de Schilderkunst in Noord-Brabant na 1945, vergezeld van een cata logus in drie delen, kreeg Van Eyk een plaats in de eerste generatie. In gezelschap van schilders als Kees Bol en Jean Nies die nu ook te zien zijn, maar veel groter was de groep van kunstenaars die nu afwezig zijn. Wier werk niet is ge selecteerd omdat de inzichten sindsdien zijn veranderd en de geschiedenis dus wordt herschre ven. Waar Jan Gregoor, Nico Mo lenkamp, Marius de Leeuw door uiteenlopende oorzaken een voet noot zijn geworden in de Neder landse kunstgeschiedenis, beleeft Jan van Eyk een nieuwe actuali teit. Dat zijn werk in deze tentoonstel ling aanwezig is, betekent dat het bevrijd wordt van het provincia lisme dat de NBKS-catalogus sterk kleurde. In een context als deze word je gedwongen met andere, frisse ogen naar zijn werk te kijken. Hij is hier met een aantal werken ver tegenwoordigd en daaruit spreekt een waardering. Van Kees Bol bij voorbeeld hangt er maar één olie verfschilderij. De doeken van Jan van Eyk spreken van de nieuwe vormen die de wereld vlak na de oorlog zocht, net zo goed als van de nieuwe mens en van een nieu we inhoud. Bij hem betekent dat het balanceren tussen het oude Brabant dat voorbij was en de vervreemding die de moderne mens ervoer en die universeel was. De eenling Van Eyk is de scharnier tussen tussen het oude en het nieuwe, men zou ook kun nen zeggen tussen het Brabantse en de moderne kunst. Veel later kom je zo'n kanteling tegen bij Theo Kuijpers, Jac. Frenken, Jo han Claassen en anderen van wie hier werk is. Is De muze als motor een merk waardige (en lelijke) titel die om trent de bedoeling alles te raden laat, in de beeldende kunst in- Noord-Brabant na de oorlog zijn er wel degelijk kunstenaars aan te wijzen die als motor fungeren. Wier werk en opvattingen van in vloed zijn op andere kunstenaars en een positie innemen in de ont wikkeling van de eigentijdse kunst in Nederland en daarbui ten. Henk Visch is dat bij de beeld houwers, Moniek Toebosch is dat, René Daniels en JCJ Vanderhey den zijn dat. De gang van de ei gentijdse kunst lijkt in samenvat ting zichtbaar in het oeuvre van de Bosschenaar JCJ Vanderhey den, maar een jaar jonger overi gens dan Jan van Eyk. De steeds verder doorgevoerde abstractie van de schilderkunst die hij zocht, bepaalt het grote vierluik uit 1962 Chapelet. Geschilderd in witte verf op een zwarte onder grond en omgekeerd, met zwarte verf op wit. Elk van de panelen is grofweg verdeeld in vakken waar hij na drukkelijk en expressief geschil derde tekens in zet. De tekens kunnen letters zijn, of poorten, kaders of lijnen, ze trekken gren zen die ze weer overschrijden. De panelen wisselen elkaar af in de mate waarin ze meer naar binnen of juist strek naar de buitenwe reld gericht zijn. Een belangrijk stuk, net als zijn Horizontale ruimte uit 1986. Het formaat heeft zich enorm verbreed, ten dienste van de horizon, onze kijk- grens, die Vanderheyden trekt. Ander werk laat zien hoe hij met behulp van spiegel, fotocamera en video-installatie het kijken tot onderwerp maakt, de waarne ming en vooral van de abstractie daarvan. Hij geeft niet langer meer een voorstelling van iets wat concreet waarneembaar is, maar bewerkt het beeld daarvan. Hij reproduceert zijn eigen werk en Jaap de Vries: 'Etalagepoppen' manipuleert het beeld daarvan; hij gebruikt afbeeldingen van an dermans werk zoals dat van Leon Adriaans. Een aparte hoek in de grote loods op het Chassé-terrein is inge ruimd voor de beeldhouwer Peer Veneman en de schilders Peter Kantelberg, Kars Persoon en Ge orge Korsmit. Het zijn allen kun stenaars die in de jaren tachtig nauw betrokken waren bij de The living room, een huiskamergale rie op een etage in Amsterdam- Oost, opgezet uit verzet tegen het Nederlandse galeriewezen dat he lemaal gericht was op de geves tigde namen en waar dus voor bright young men geen plaats was. Dan maar zelf een galerie beginnen. Het waren de student kunstge schiedenis Bart van de Ven en Peer Veneman die zo startten, beiden uit Eindhoven en zoals zo veel kunstenaars uit Oost-Bra bant met de grote meesters in contact gekomen via het Van Ab- bemuseum. Tot de eersten die daar exposeerden behoorden de Brabanders George Korsmit, Peter Kantelberg, Henk Visch, Kars Persoon en natuurlijk Peer Veneman. Pas later kwamen daar namen bij als Rob Scholte en Martin van Vreden. Maar het Brabantgehalte was opvallend hoog, en niet alleen door afkomst maar ook zichtbaar in de benade ring van de kunst. De Brabanders kenmerkten zich in 't algemeen door een losse schilderstijl, meer intutief geleid dan rationeel, meer aandacht voor subjectieve aspec ten als verfhuid, kleur hand schrift dan voor vorm. Maar vooral was veel van hun werk poëtisch en verhalend en bijna al tijd figuratief. Eind jaren tachtig was het succes van The living room, inmiddels gevestigd in een echte galerieruimte in de Jor- daan, enorm. Altijd uitverkochte tentoonstellingen en door deelna me aan de grote beurzen veel bui tenlandse verzamelaars als koper. In 1993 was de laatste tentoon stelling, een afscheid, ondanks het succes. Het is mooi om enkele van deze Brabanders hier in Breda weer samen te zien; het is even goed een tekortkoming dat Frank van den Broeck afwezig is. Een van de belangrijkste tekenaars in Neder land, geboren in Eindhoven, op geleid aan de academie in Den Bosch waar hij nu ook doceert, en van het eerste tot het laatste uur betrokken bij The living room. De meeste van de beelden zijn tentoongesteld in de tweede loods. Hier is van chronologie of van andere ordening amper spra ke. Dat heeft veel te maken met het karakter van het beeld dat meer dan een schilderij solitair van aard is. Een beeld laat zich moeilijk ordenen. Wellicht heeft het ook te maken met het klimaat in Noord-Brabant waar het ma ken van beelden tot in de jaren na de oorlog sterk in dienst stond van het religieuze doel. Toen dat wegviel, werden er nieu we sporen getrokken die vele kanten uitgingen. Een aantal daarvan zijn hier zichtbaar, waarbij het opvalt dat relatief veel beelden vertellend zijn. Na tuurlijk hoort daar het werk van Henk Visch toe die soms beklem mende en soms toverachtige beel den schept van de mens: noch man, noch vrouw, maar van een geslachtloosheid die de beelden uittilt naar het niveau van de me tafoor. Zoals ook de twee reeën, hoog op de poten, een romp van kleine houten latjes en een lang gerekte zwarte kop waar de ogen van mensen in staren. Maar dat verhalende karakter past ook bij de beelden van Caro la Popma, Tine van de Weijer en eigenlijk ook Guido Geelen. Ty pisch is het dat conceptuele kunst in Brabant zo weinig aanwezig is. Er mag dan van Brabantse kunst geen sprake zijn, er is natuurlijk wel zoiets als een klimaat, bij voorbeeld aan de academies, waarin de ene kunstopvatting een vruchtbaarder bodem vindt dan de andere. Een typische eenling in dit over zicht is Pieter Laurens Mol, die het ondertussen heeft geschopt tot het Museum of Modern Arts in New York. Een beeldend kunste naar die al lang niet meer in Bre da woont (net als Teun Hoeks woont hij in Breukelen), die zich afzet tegen het Brabantse maar dat toch als thema in zijn werk laat opduiken, getuige bij voor beeld een aantal titels. Zijn werk is altijd betoverend en voert weg van deze wereld. Hij zoekt de nacht, de lucht, het universum, het landschap van de verbeelding. In de zaal van de beelden hangen ook schilderijen van twee schil ders die in dit verband tot de jongste generatie behoren van kunstenaars die in Brabant werk zaam zijn. Jaap de Vries uit Breda en Mare Mulders uit Tilburg, in dezelfde tijd opgeleid aan Sint- Joost in Breda. Op het eerste oog lijken ze iets gemeen te hebben, in zoverre ze zich inlaten met schoonheid in de schilderkunst. Bij Mulders is dat de schoonheid van het lijden, bij De Vries de schoonheid van de zinloosheid. Van Mare Mulders hangt er een doek voorstellende het corpus van Christus op de ateliervloer. Het lijden en de dood schildert hij in dikke lagen verf op linnen waar door de dood een schilderkunstig verhaal wordt en daarmee een plaatje. Lijken en kadavers wor den als beeld opgeroepen en tege lijk ook weer geneutraliseerd. In zijn mentaliteit als kunstenaar gaat Jaap de Vries een flinke stap verder. Hij zoekt in zijn schilde rijen (geschilderde stroken papier op doek) wat verontrustend en angstaanjagend is en wat wij lie ver buiten de kunst houden. Waar wij geen raad mee weten. Wat raakt aan de zin van ons bestaan zoals geweld, krijgt bij hem een schilderkunstige vorm. Kunst moet confronteren en provoceren en niet de schoonheid zoeken als afleidingsmanoeuvre. Twee opvattingen, twee uitersten, en passend binnen de gang van de moderne kunstgeschiedenis in Nederland waarvan Brabant deel uitmaakt. Een ontwikkeling die in het overzicht in Breda begint met Jan van Eyk en die symbo lisch eindigt bij Maria Roosen (Oisterwijk, 1957). Van haar hangt in de zaal waar vooral de beelden staan midden op de lange muur een halve glazen bol. Het is een directe verwijzing naar de glazen bol op het Arnolfiniportret van de Middeleeuwse Jan van Eyk. Op de voorgrond het bruids paar en achter tegen de muur de glazen bol die de ruimte weer spiegelt achter en om het paar, een ruimte die wij niet zien maar die het schilderij wel suggereert. Weerspiegelt zich in het werk van de Helmondse Jan van Eyk de geest van zijn wereld en zijn tijd, in de bol van Maria Roosen spie gelt een andere wereld, die van deze zaal en daarmee van de hele tentoonstelling. Dat is de wereld van de kunst, in Brabant. De muze als motor: beeldende kunst in Noord-Brabant tussen 1945 en 1990 in De Beyerd, Bo schstraat 22, Breda en in twee loodsen op het Chassé-terrein, in gang aan de Keizerstraat in Breda. Alleen op maandag gesloten. De tentoonstelling duurt tot 25 november. 'Jan van Eyk: 'Verzoeking IV' (1966) »JCJ Vanderheyden: 'Horizontale ruimte' (1986) Maria Roosen: 'Jan van Eyck was here'

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 53