Een witte vlek in kaart gebracht Mega-expositie in Noordbrabants Museum: DE STEM 1796 - KUNST IN BRABANT - 1996 Fenomeen Identiteit Luns DE STEM Beverd in Breda, die om d Generatie 2: Gerrit van Bal Verrassing ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1995 Vincent van Gogh: 'De zaaier' Door Gerrit van den Hoven Ruim zes jaar werkte het Noordbrabants Museum in Den Bosch aan de expositie De Muze als Motor I. Een witte vlek moest in kaart gebracht worden in het kader van het 200-jarig bestaan van Bra bant: de ontwikkeling van Brabantse kunst en Brabants kunstenaarsschap in de perio de van 1796 tot 1940. Met be hulp van veel bruiklenen en puttend uit de eigen collectie pakt het Noordbrabants Mu seum uit: zo'n 270 werken van circa 70 kunstenaars, onder steund door een ruim 200 pa gina's tellende catalogus; het eerste naslagwerk over Bra bantse kunst. Maar wat is nu eigenlijk Bra bantse kunst? En is er wel een Brabantse identiteit in de kunst? Het zijn vragen die na het zien van de expositie en het doorlezen van de catalogus niet echt beant woord worden. Zijn het de Brabantse boerenta- ferelen, de landschappen die aan het einde van de vorige eeuw en begin deze eeuw werden geschil derd? Zijn het door leden van on der meer de Haagse School begin 1900 in Zuidoost-Brabant ge maakte schilderijen van een langzaam verdwijnende platte landscultuur? Die laatste schilde rijen, nu nog te zien in Museum Kempenland in Eindhoven in een expositie over het Brabants boe renleven, ontbreken in Den Bosch en waren kennelijk niet wat het Noordbrabants Museum voor ogen had als het over Bra bantse kunst gaat. Een belangrijke plaats is inge ruimd voor Vincent van Gogh (1853-1890), van wie veertien werken te zien zijn. Van Gogh werd geboren in Zundert en woonde en werkte even in Etten en een paar jaar in Nuenen (1883- 1885). De expositie toont zijn voorliefde voor het nostalgische beeld van Brabant; enkele doeken met boe rinnen hangen er, enkele stille vens, het uitgaan van de Her vormde Kerk in Nuenen. Schilde rijen uit de tijd dat het platteland van Brabant bestond uit rulle zandpaden en de pastoor nog een autoriteit was. De prominente plaats voor deze domineeszoon lijkt op zich te recht. Een Brabander die Bra bantse taferelen vastlegde en - zo toont De Muze als Motor- op het einde van zijn leven terugkeerde naar de motieven die hij in zijn Brabantse jaren schilderde. Knotwilgen bij ondergaande zon uit 1888 is een kleurrijk werk dat ook een Brabants tafereel zou kunnen zijn en De Zaaier (naar Millet) uit 1889 treft de eenvoud van een zaaiende boer. Maar Van Gogh is tot boven-Brabantse pro porties uitgegroeid, als fenomeen door vele andere exposities en kunsthistorici nauwgezet in kaart gebracht en dus in wezen bekende kost. Het is typerend voor het probleem van de Muze als Motor. Is het nu een zoeken naar de Brabantse identiteit in 200 jaar kunst of is het een met voetnoten versierde parade van kunstenaars die - toevallig - uit Brabant kwamen? In de begeleidende catalogus doet dr. Jan van Oudheusden een po ging om 'de Brabantse identiteit' te grijpen. Dat valt niet mee. De traditie van het gemoedelijke en gastvrije Brabant is kunstmatig, aldus Van Oudheusden en vanuit dat uitgangspunt is maar weinig cultuur met een grote C van eigen bodem tot ons gekomen. Van Oudheusden ziet slechts twee pe riodes die de kunsten activeer den: de neo-gotische kerkebouw aan het einde van de negentiende eeuw en de vervaardiging van ro mantische uitbeeldingen van de Brabantse historie in het begin van deze eeuw. Van Oudheusden betwijfelt echter of die uitingen als voertuig van de Brabantse identiteit hebben gediend, sim pelweg omdat ze te weinig talrijk waren, niet voor iedereen waren te verstaan en vaak kwaliteit misten. Exit Brabantse identiteit dus. Maar de ambities van het Noord brabants Museum gaan toch ver der dan louter het tonen van uit Brabant afkomstige kunstenaars. Directeur Margriet van Boven Jacobus Huysmans: 'Gezicht op Breda' Jan Sluijters: 'Lezende vrouw' Vincent van Gogh: 'Knotwilgen bij ondergaande zon' spreekt van een 'historisch over zicht'. Het beeld dat naar boven moet komen is dat van een Bra bant dat zijn aanvankelijke cul turele achterstand heeft ingelo pen. Want 200 jaar geleden was er nauwelijks sprake van cultuur in Brabant. De weinige Brabant se kunstenaars die er waren, ver trokken rap. Dat er zo weinig wa ren had te maken met het ontbre ken van goede opleidingen. Wie kunstenaar wilde worden, moest vertrekken en had geld nodig. Dat de Tilburgse broers Gerard en Cornelis van Spaendonck hun kans grepen, was niet vreemd. Van Spaendonk senior was tot 1762 burgemeester van Tilburg en kwam uit een welgestelde fa milie. Gerard (1746-1822) zou uitgroeien tot een belangrijk hof schilder in Parijs en ook Cornelis (1756-1840) speelde in Franse kunstkringen een vooraanstaan de rol. Ook Adriaan de Lelie (1755-1820) verliet Brabant. De ze Tilburger ging naar Amster dam en werd een veelgevraagd schilder die zich specialiseerde in het genrestuk. De Lelie is ruim vertegenwoordigd op de tentoon stelling. Nadrukkelijk aanwezig is ook de Knip-familie. Josephus Augustus Knip (1777-1847) ver liet Brabant begin 1800. Hij ver trok naar Parijs, waar de vader lijke Gerard van Spaendonk hem een beurs wist te bezorgen. Knip bracht ook drie jaar in Italië door en die invloeden zijn duidelijk te rug te vinden. Joseph Augustus was de oudste zoon in een familie van kunstenaars. Zijn zus Hen- riëtte Geertrui Knip (1783-1842) legde zich toe op bloemenstille- vens. Mattheus Derk Knip (1785- 1845) maakte voornamelijk land schapgouaches. August (1819-1859/61) en Hen- riëtte Ronner-Knip (1821-1909) waren kinderen van Josephus Augustus. August had als specia lisme het veestuk. Van hem wor den enkele stalinterieurs ge toond. Henriëtte is de meesteres van het dierenschilderij, een gen re dat in Nederland weinig be langstelling had en heeft. In samenwerking met de Amster damse interieurarchitect Jowa, die de inrichting van De Muze als Motor verzorgde, heeft men niet gekozen voor een chronologisch overzicht, maar voor een orde ning op basis van thema's. In ver schillende kabinetten worden verschillende thema's belicht. Diverse historische voorwerpen geven de expositie meer reliëf. De tentoonstelling start met een ka binet waar Brabantse vaandels en de eerste stemkistjes worden getoond. Het thema economische ontplooiing wordt aangestipt in een volgend kabinet. Het museum heeft daarbij ge bruik gemaakt van een deel van de glas-in-loodramen die Huib Luns - de vader van de latere mi nister Jozef- in 1931 maakte voor het trappenhuis van de ves tiging van Vroom Dreesmann in Den Bosch. Die gerestaureerde ramen hangen inmiddels in het gebouw van de Hogeschool in Den Bosch. Luns' ramen tonen de Brabantse bloeiperiode ten tijde van Hertog Jan, het verval en het weer oplevende Brabant in de 20e eeuw. Verder zijn er kabinetten die het katholieke Brabant, het kunstonderwijs en de Brabantse idylle illustreren. Voor de kunstwerken koos het museum voor een ordening m onderwerp. Er zijn onder m zeeslagen van onder meer Darl Kleyne (1753-1805), schilderij# bij onnatuurlijk licht van li] Hendrik van Grootvelt (1801 1855) en vooral veel la pen en stadsgezichten, onder® deren van Constant HuysmanseJ diens broer Victor. Enkele schi ders zijn ook nu nog bekendzoal Piet Slager en vooral Jan Slif ters, maar het grootste t de exposanten is inmiddels h| geten. Zo blijkt het eerste deel van fl Muze als Motor toch een bttljl een opsomming van die weinig meer met elk; doen hebben dan dat ze Brabant zijn geboren en meesten althans - ze vervolgt weer vertrokken. De opleving van Brabant als gaat om de beeldende kunst tt zich pas net voor de Tweede We reldoorlog als het Noordbrabail Museum er al aan denkt k vaandel over te dragen aan Beyerd. Dan komen de mooi werken. De doeken van Auto Kruysen (1898-1907) bijvoor beeld, al gold ook voor des Boxtel geboren kunstenaar hij meer buiten Brabant vertoef' de dan erin. Maar Maisonkolk daise/Brabantse hut met (1923) is een soort 'Brabantmet Frankrijk'. Ook de in de protts- tantse enclave Sprang Hendrik Chabot (1894-194! zoon van een schoenmaker, dween snel uit Brabant, werk blijft in een robuust aan d Vlaming Permeke verwante sti vanwege zijn onderwerpkei® echter wel 'Brabants' Het waardevolle van De Muzen Motor zit 'm dan ook het in kaart brengen van de ge schiedenis van de laatste 200 jaisj in Brabant. Dat is tot op heden niet of nat welijks gebeurd. De tentoonsta ling in het Noordbrabants ft seum is daarbij een fraaie tratie. Niet meer, maar niet minder. 'De Muze als Motor I', kunst - Brabant tussen 1796 tot 19® het Noordbrabants Museum, W werstraat. Den Bosch. Tot t1 cember. Geopend dinsdag vrijdag 10-17 uur, zaterdag, en feestdagen 12-17 uur. r de J( Fen overzicht van de perio 1045-1990 vindt plaats m I 325 werken te kunnen tone: tijdelijk met twee grote loo Thet Chassé-terrein is uit hreid De exposanten zijn O Herverdeeld in vier generat reneratiel: Kees Bol, Jam Fvk Jan Gregoor, Willi Ma tan Nies, Niel Steenbergei Arie Berkulin, Joan Claasst SavanEyk, Jacques Frenl Theo Kuijpers, Johan Lenn Hubert Leyendeckers, Guit" T inpens, Jos Manders, Pau Panhuysen, Ad Snijders, J( Vanderheyden, Frans Zwar Generatie 3: Leon Adriaan Hans Biezen, René Daniëls Teun Hocks, Hans van Hoe Toine Horvers, Peter Kante berg George Korsmit, Tho van der Linden, Bert Loert pieter Laurens Mol, Kees Paul de Nooyer, Sef Peeter Kars persoon, Moniek Toel Peer Veneman, Alex Verme piek Verduit, Henk Visch, van de Weyer, Hans de Wit Generatie 4: Korrie Besem Dirkx, Guido Geelen, Mar ders, Martin Peulen, Carol Popma, Maria Roosen, Elb Strik, Roos Theuws en Jaa Vries. Door Frits de Coninck Brabantse kunst bestaat niet, eenvoudigweg omdat echte kunst zich nu juist nooit aan grenzen houdt, en dus zeker niet aan geo grafische. Kunst kan om de meest uiteenlopende en individuele re denen goed zijn, maar nooit om dat ze van een bepaalde plek af komstig is. Moniek Toebosch (1948) is een kunstenaar met een uitgesproken artistieke houding. Haar werk is amper te determineren, omdat het zich op elk denkbaar gebied kan afspelen: beweging, schilderen, beelden, stemgeluid, electroni- sche muziek, een vat vol ideeën die altijd ergens een uitweg zoe ken. Haar naam is met Brabant ver bonden, met name met Breda waar haar vader, de componist, organist was en waar zij is gebo ren en opgeleid (Sint-Joost) en met Tilburg waar ze een conser vatoriumopleiding heeft gevolgd. Monumentaal vooraan in de grote loods, ingezet als dependance van de Beyerd, staat een schilderkun stige installatie van haar. Grote doeken die zo tegen en op elkaar geplaatst zijn dat ze een gesloten schuilplaats vormen, een hut in de tentoonstellingsruimte. Maar wij zien alleen maar de achter kanten van de doeken, de voor kanten waar het eigenlijk om zou moeten gaan, zijn slechts zeer ge deeltelijk zichtbaar door de kie ren aan de hoeken. Paint box heet dit object dat dat de illusie van de schilderkunst in beeld brengt. De voorstelling die verborgen wordt, een achterkant die niks is. Door dit werk zo dui delijk aan het begin te plaatser van het overzicht van de jongste kunst, werkt het als een spooi voor de rest van de tentoonstel ling. Het geeft een thema aan dat in de hele na-oorlogse periode zo als die in Breda in beeld gebracht wordt, doorwerkt. Het overzicht in De Beyerd is min of meer chronologisch geordend »Antoon Kruysen: 'Lentebloesem in Oirschot' Mattheus Derk Knip: 'Gezicht op 's Hertogenbosch' Jan van Eyk: 'Verzoeking IV

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 52