E
Weekend
V
Voorpublicatie uit boek
A.F.Th. van der Heijden
fECHNIEK
M/V
'erk. PN
bewerker (m/v)
531
dBSTEM
E4
R
Volgende week zaterdag verschijnt het langverwachte derde
deel van de romancyclus 'De tandeloze tijd' van A.F.Th, van der
Heijden. Het bestaat uit twee boeken: 'Het Hof van
Barmhartigheid' en 'Onder het plaveisel het moeras'.
De voorpublicatie op deze pagina is een hoofdstuk uit
'Het Hof van Barmhartigheid' en exclusief voor De Stem.
Een gedeelte van dit boek is gebaseerd op de geruchtmakende
Bemmelse moordzaak van 1974 voor de rechtbank en de straf
kamer van Arnhem, de zaak-Annie E.
ZATERDAG 15 JUNI 1996
mteurs van energie
verkmaatschappij -
vee miljard gulden,
kelijke en particu-
aarnaast actief met
Jen. NV Regionaal
Irkmaatschappijen.
■rs de energiedistri-
eeft districtskanto-
famsdonksveer. Het
ten van het district
zaamheden. Verder
lerricht u ondersteu-
Seling interne zaken.
bid met het diploma
fchiefwerkzaamheden
jverwerking. Vanzelf-
lerichte en flexibele
Inteel overwerk in de
If 4282,- (op basis van
nt u contact opnemen
jen Algemene Zaken,
pe weken richten aan
district Breda, t.a.v.
f)J Breda. Op de enve-
NECKERMANN NEDERLAND B.V.
pn zoeken wij op korte termijn een
40 uur per week
la. uit:
pan de leiding van de afdeling Financiën,
pn management informatie,
ren bij:
pts
'portages, alsmede analyses
mische en ad hoe onderzoeken.
.leiding bij afwezigheid.
onderstaand profiel:
iding.
en Word Perfect,
raktische instelling,
taal.
gelijke functie.
deel uit van de sollicitatieprocedure.
Hen met dhr. W. de Ruiter: (0115) 64 05 21
deze functie, verzoeken wij u schriftelijk
ollicitatietermijn is 14 dagen na verschijning
icitatie stuurt u vergezeld van uw curriculum
B.V.
jrg,
Algemene zaken,
ijzen.
SI OP ZOOM en ZEELAND-
iiriftelijke sollicitatie richt u aan:
BV t.a.v. de heer E. Jacobs, PZ. s
is 30, 5550 AA VALKENSWAARD- 3
aterdag 15 april 1972 (Al-
bert Egberts)
letterlijk met droge keel volgde Albert,
vanaf het eerste korte bericht bij de faits di
ms, alles over de Lummelse moordzaak. Al
jj een vroeg stadium wist hij dat als het tot
rechtszaak zou komen, hij die zou bij
wonen. Maar wat was hij met het uitpluizen
elk nieuw aan het licht gekomen feit
tnkelijk aan het uitpluizen? Wat zei het
over zijn eigen leven?
Zocht hij in dat tuinderslandschap, waar de
als stenen van geslepen glas in ver
zonken lagen, het verleden en de achter
van Milli Handel, die hem kort voor
ïemoord in de steek had gelaten? Was Hen-
nieA., zoals ze in de pers heette, een extre
me gedaante van Milli H., een die de moed
lad gehad zich van haar fruittelende ouders
te bevrijden?
Zich Hennie A. voorstellen als tuinders-
wouw betekende voor Albert terugkeren
jaar de zoetgeurende aardbeienvelden van
Mierlo. Geen kassen, nee, eindeloze rijen
groene planten, die nergens stukliepen op
een glazen wand; evenwijdige grijze voren
daartussen, als door een haarkam getrokken,
met soms een onverklaarbare hapering erin,
een lichte glooiing op of af. In de eerste helft
van zijn vakantie, vanaf eind juni, verdiende
Albert er het geld voor de tweede helft van
die vakantie. Midden jaren zestig, hij was
veertien, vijftien, zestien. Met zijn knieën
ploegde hij door de grijs en droog geworden
aarde, het veilingkistje op de ijzeren stan
daard telkens een halve meter verplaatsend.
De aardbeien waren voor de jamindustrie,
dos ze moesten zonder kroontje in de kist,
behalve dat ene dat, zwart geworden en ge-
konfijt, vanwege de authenticiteit in elke pot
werd aangetroffen. De tuinder, die - lang en
mager en in een te wijde overall - als een vo
gelverschrikker uit zijn landerijen oprees,
bad hem voorgedaan hoe hij 'zo droog als
maar mogelijk' met een simpele draaibewe-
ging de kroon van de vrucht kon scheiden,
ïa ge moet ze in 't kistje leggen, niet gooi
en.'
Altijd scheen de zon, in die dagen. De vruch
ten voelden warm aan, alsof ze zojuist waren
modgestoofd. Een enkele keer hing er een
door en door rotte tussen, beige met een halo
tan witte schimmel, die bij het wegslaan van
dtbladeren verstoof en een smaak van giftig
hof op de tong achterliet. Hele juni- en juli
dagen kroop Albert tussen de rijen planten
door, aardbeien plukkend met dat minuscu-
1'gebaar alsof hij onafgebroken rode kerst
boomlampjes uit de fitting schroefde. Op de
'kook ontvelde rug onder het omhooggekro-
pen T-shirt kerfde de zon de uren, en turfde
tr het aantal voor een gulden plukloon ge-
™We kistjes. Enkele gangen verderop
zwoegde de dochter van de woonwagenfami-
uit Helmond voort, in haar versleten
lichtblauwe broekpak, dat de sporen van ge
pelte aardbeien droeg. Alberts schoolvriend
"attie, die kort tevoren aan leukemie was
Sestorven, had bij haar, zo werd verteld, te-
?en de buitenmuur van een danstent in Nue-
zijn eerste ervaring opgedaan. Niet de
>oorstelling van die ervaring, maar de ter
loopse mededeling dat het bij terugkeer in
lft café aan hem te ruiken was geweest,
®aakte dat Albert, over de planten naar de
"Olmondse turend, zich met een pijnlijke
ttectie door zijn gang voortsleepte. En ner-
Ws was een bosje, voldoende dicht om zich
'n 'enrg te trekken en zich van zijn knelling
e ontdoen, zodat het meisje dat zich verder
op met de billen op haar hakken van plant
Plant bewoog vanzelf naar overrijpe
ardbeien begon te geuren, die soms dicht
'1 beige en de stoffige schimmel kwa
len.
jjlhert stopte niet eer hij twintig kistjes vol
ad, en fietste dan naar het zwembad De
melen. Maar hoe lang hij ook in het chloor-
r bleef, tot aan het rimpelen van zijn
hetzf?'*'-611 t0S' ^eur van §estold bloed
van het
Aan het werk op de zoetgeurende aardbeienvelden van Mierlo. tekening mat rijnders
'De tandeloze tijd'
eindelijk voltooid
niet verdrijven. Pas met het begin
nieuwe schooljaar zouden de sporen
aardbeienpluk zijn weggesleten.
laa8 Vroe§e ochtend van vrijdag 7 april had
f r ergens aan de overkant van de rivier
vij oune vrouw vermoord onder aan een
gelegen, in een slijmerige poel
'tem ^oa^s aftijd bij dit soort berich-
stin r°e® ^bert zich af wat hij rond het tijd-
zelf Ian moord gedaan had, alsof hij zich-
liik 311 een. moes1 overtuigen. Natuur-
ku^t hij het nog... hoe zou hij het ook
MariknVer?eten- Hil bad die morgen met
ra® 6 m Z^n armen gelegen in het souter-
te oóbtaaj'let no® donkerder was dan ande-
vuile k d00rdat de kerselaar met zijn
Cor j n bijna tegen het raam aan lag.
e verloofde van zijn hospita, had hem
de avond tevoren in zijn dronken drift omge
hakt... of liever, hij had het geprobeerd, met
zijn speelgoedbijltje, en was toen vertrokken
in zijn nieuwe Toyota. Later viel de boom
alsnog om. Het was of zijn dronken vader,
zwaaiend met zijn kniep, eindelijk een van
zijn gruwelijke dreigementen had uitge
voerd. Albert onderging het als zo'n grote
bevrijding dat het hem voor 't eerst van zijn
leven lukte een vrouw binnen te dringen.
Onder zijn vaders dreigende gebral had hij
als jongen nachtenlang roerloos wakker ge
legen, op zijn rug, terwijl zijn onaangeroerde
erectie het dekendek ophield. Een aanraking
zou betekenen het grootste onheil over het
huis afroepen. Albert kon alleen maar den
ken aan die bundel verhard vlees, die de tent
rond hem ophield. Hoe er de schoot van een
vrouw mee te doorsteken... Het getier van
zijn vader tegen zijn moeder werd in Alberts
oren meer en meer een gevloek uit onmacht
omdat de vrouw zich niet voor haar man wil
de ontsluiten. Hij dreigde met zijn mes haar
een handje te helpen... De jonge Albert Eg
berts wist zeker dat hij nooit in staat zou
zijn zonder mes, met alleen zijn hard aange
stampte vlees, een meisje open te breken.
Misschien was hij op het moment van de
moord even wakker geweest. Nu ben ik een
man, zei hij bij zichzelf, maar voelde alleen
vreugde voor zover hij zich voorstelde zijn
nieuwverworven vleselijke kennis op Milli
Handel toe te passen, en ook daarbij sloeg de
schrik hem om het hart. Hij streek met zijn
hand over zijn onderbuik, waar de huid als
schuurpapier aanvoelde: het opgedroogde
bloed van Marike, met wie hij te kort na haar
abortus gemeenschap had gehad. 'Ik ben een
man. Ik ben ontmaagd.' Hij was niet langer
een engelachtige uitzondering. Hij voelde
zich bekocht.
Albert nam zich voor op te staan, en Marikes
fiets binnen te zetten. Cor controleerde 's
morgens altijd of hij er stond, en bespeelde
dan het gemoed van zijn verloofde, in de
hoop dat zij Albert de huur zou opzeggen.
'Dat je dat toestaat, Aaf... alleen al tegen
over die jongen zijn ouders kun je 't niet ma
ken.'
Albert had Cor niet thuis horen komen. Hij
sliep weer in, zonder de fiets binnen te heb
ben gezet. En al die tijd lag er een oude
vrouw leeg te bloeden onder aan de trap
naar haar vliering, terwijl haar hondje pie
pend in ovalen om haar heen liep. Toen Al-
bert wat later boven naar het toilet ging, trof
hij zijn hospita, mevrouw Bekkema, bezig
met het leeg gieten van flessen sherry in de
gootsteen. Zij had ze beter aan Albert kun
nen geven, want Cor kwam niet meer terug,
die dag niet, en nooit meer. Zijn zwijgende
telefoontjes begonnen veel later pas.
Marike wilde hem terug in bed hebben, maar
in de tuin gingen mannen van de plantsoe
nendienst met kettingzagen in de weer om de
trotse kerselaar verder te slopen. Toen ze
naar huis ging, moest haar fiets over een deel
Door A.F.Th, van der Heijden
A.F.Thvan der Heijden
foto dijkstra
van de stam heen getild worden, dat dwars
over het tegelpad lag.
Zo was de dag van de moord voor Albert be
gonnen. Pas in de loop van de week die erop
volgde, had hij erover in De Gelderlander
gelezen. Nu, op zaterdag, waren paginagrote
stukken in de weekendbijlagen aan de zaak
gewijd. Bleek dat de moedermoordenares
ook al eens bijna veroordeeld was voor
moord op haar vader, wat zij op zelfmoord
had willen doen lijken. Zij was toen vrijge
sproken 'wegens gebrek aan bewijs'. Het viel
Albert op dat de meeste verslaggevers, ook
van de landelijke bladen, de moedermoord
als een soort ontbrekend bewijsstuk behan
delden inzake de vadermoord. Een vrouw die
allebei haar ouders ombracht - het was te
mooi om waar te zijn, en juist daarom was
het waar. Ook Albert wilde maar al te graag
geloven dat de vrouw, door haar moeder te
doden, met terugwerkende kracht haar
schuld aan de dood van haar vader bekende.
Net als de journalisten, en de Nijmegenaren
om hem heen, zwolg hij in het verhaal, wat
in zijn geval ongetwijfeld ook te maken had
met zijn recente genezing. Door Marike tot
bloedens toe te overmeesteren had hij zich
van zijn tierende vader en van zijn lijdzame
moeder ontdaan.
Hij vroeg het Thjum, die tegenover hem aan
de leestafel met een zucht het katern met het
moordverhaal openvouwde. 'Wat denk je,
Thjum... heeft ze die ouwe destijds ook
koudgemaakt?'
'Allicht.'
'Je zegt het wel heel stellig... Ze heeft toen
vrijspraak gekregen. Hoe komen wij opeens
zo lichtvaardig te denken dat...'
'Ja, hoor 's, Albert. Die kans laten we toch
niet lopen. Het kind dat z'n ouwelui een kop
je kleiner maakt... dat pikzwarte sprookje
leeft in ons allemaal. We willen het, koste
wat kost, wel eens werkelijkheid zien wor
den... in de gedaante van iemand anders, ui
teraard. Het is een Oedipusverhaal veel gru
welijker nog dan dat van Sophocles en
Freud. Het Oedipuscomplex van de jongen
en het meisje ineen. Hij vermoordt zijn vader
om met zijn moeder te slapen, zij doet het
omgekeerde. Verdachte Hennie A. in Lum
mel keelt ze allebei, zonder dat er sex aan te
pas komt. „Alles heeft altijd met sex te ma
ken," zegt Oscar Wilde, „behalve de sex
zelf... die heeft met macht te maken." Het
liefst zouden we die hele sex overslaan, en
meteen de macht grijpen. Zo zitten we in el
kaar, het is zonde dat ik het zeg. Nu is er een
Betuwse huisvrouw die inderdaad de hele
poespas lijkt te hebben overgeslagen... recht
op de macht af... en dat laten we ons zo maar
niet afnemen, ben je gek. In God geloven we
niet meer, maar dat wil nog niet zeggen dat
we ons geloofsorgaan kwijt zijn. Integen
deel. We geloven in dat gruwelsprookje met
zo'n kracht dat het... nou ja, bewaarheid
wordt. Politie, ondervragers, rechter-com-
missaris, officier van justitie... noem ze alle
maal maar op... en dan de pers, de mensen
thuis, jij en ik... alles slooft zich uit om van
de mythe keiharde werkelijkheid te smeden.
Iedereen is dronken van een groot en duister
iets... van zwart, incestueus bloed... We dan
sen allemaal een dans die we niet hebben in
gestudeerd, maar die op de een of andere
manier al in ons was... van voor alle tijden..-.
Het bewijs wordt met vereende krachten
rond gemaakt, nu eens niet uit hoofde van de
waarheid, maar uit hoofde van de mythe. En
niet alleen door een justitieel apparaat, ook
door de krant en door het volk... het is één
grote samenzwering. Voor mij is die vrouw
al veroordeeld. Het wordt een schijnverto
ning straks, voor de rechtbank. Het met offi
ciële middelen naspelen van een volksge
richt, let op mijn woorden.'
In de weken die volgden stortten ook de
boulevardbladen zich op de zaak-Hennie A.
Het waren stukken van pure poëzie... een
poëzie die ook door de minder doorknede le
zers gemakkelijk werd opgezogen, en voort
gezongen. Alles viel op zijn plaats, dat wil
zeggen... in de onderste laag van hun ziel.
Thjum haalde er een verhaal van Harry Mu-
lisch bij, en zocht de passage op, ooit aange
kruist, waarin de schrijver het manuscript
van zijn 'hermetische speurdersroman' ver
scheurt. 'Hier... „De lezer zou de dader zijn.
Aan het eind van het boek moest onomstote
lijk worden bewezen, dat de lezer de moor
denaar was. Na het lezen van de laatste
bladzijde moest hij angstig naar het raam lo
pen om te kijken of de politie al voor de deur
stond. Maar dat moest voor iedereen gelden:
man en vrouw, jong, oud, in alle landen, nu
en later; op een of andere manier moest de
situatie aan het eind van het boek samenval
len met iedere mogelijke situatie. Maar dat
boek bestond al: het Nieuwe Testament. T'en
zijn de Joden niet. Ick bent." Zo'n hermeti
sche speurdersroman zou je over de zaak-
Hennie A. kunnen schrijven...'
'En hem dan verscheuren.'
'Nee, maar daarvoor moet je wel een stapje
verder gaan. De lezer is de dader, akkoord,
want elke lezer is een oudermoordenaar... al
leen moet de schrijver ervoor zorgen dat de
lezer zijn schuld op iemand in het boek kan
projecteren. Hennie A. In haar veroordeling
wordt de lezer veroordeeld. Hij weet van
zichzelf dat hij de schuldige is, maar gaat
vrijuit.'
Het was voor 't eerst dat Albert begon te
twijfelen... nee, niet eens zozeer aan de
schuld van Hennie A., maar aan de rechtma
tigheid van de omstandigheden waaronder
zij naar het schavot gevoerd werd. Thjum
had gelijk: in de gevangen heks straften zij
de duistere, in henzelf aangetroffen gevoe
lens af - met hoon en haat en opsluiting.
Heimelijk juichten ze haar daden toe, die
werden bezongen met opentrekking van alle
registers van de afschuw.
De oude Avezaath, geveld door het gif waar
mee hij altijd de vruchten van zijn arbeid
had beschermd, was op zijn bed neergeploft,
en niet meer opgestaan. Ja, een paar jaar la
ter hadden ze hem opgegraven, alleen maar
om na te gaan hoe hij was gevallen, of ge
duwd, en daarna was hij weer even diep in
de aarde neergelaten. Weer zo veel jaar later
viel de moeder onder aan haar vlieringtrap -
niet van de treden, maar onder de slagen en
de wurggreep van haar dochter. Ook zij
stond niet meer op.
Albert dacht aan zijn eigen vallende ouders.
Zij waren door eigen misstap gestruikeld en
gevallen, en op eigen kracht telkens weer op
gestaan ook. Hoe vaak ze ook vielen, zijn
ouders, ze bleven als schaduwen aan zijn
voeten gehecht, en richtten zich vroeg of laat
weer op om hun zoon tot stikkens toe in te
sluiten. Hij had zich van ze willen ontdoen,
aan hun definitieve val willen bijdragen,
maar nog voor hij een vinger naar ze had
kunnen uitstrekken, wierpen ze zich alweer
voor hem in het stof... en krabbelden over
eind eer hij zijn voet had opgeheven om ze te
vertrappen. Het was onverdraaglijk. In
plaats van zijn vader en zijn moeder in heel
hun onverzettelijke grootheid te kunnen ver
stoten, in de afgrond te kunnen werpen,
maakten ze keer op keer een knieval voor
hem... keken smekend naar hem op... wentel
den zich nog wat door het stof... en daar
stonden ze alweer op hun benen, trillend
nog, bebloed, alleen maar zieliger geworden,
verder niks. Zo vraten ze de tijd en de liefde
van hun zoon op. Zo likten ze zijn leven leeg.
Totdat ze, verzadigd van zoveel parasitisme,
neervielen en niet meer opstonden, en in een
graf werden gelegd, maar nog altijd, als een
zwart geworden bananeschil, aan de enkels
van hun kind gehecht waren... een zwaar te
verslepen nagedachtenis van zwarte lap
pen...
Nee, dan de vrouw die dat, met aardse
kracht en bovenaardse intuïtie, allemaal
voor geweest was...!