Weekend
Het blije gesjoemel
De Oost-,
West- en
Noord-
Brabander
door de tijd
achterhaald
E3
pe provincie Noord-Brabant
bestaat dit jaar 200 jaar.
pat wordt gevierd met een
reeks activiteiten en
evenementen. Een klacht van
veel organisatoren is dat
'200 jaar Brabant' nauwelijks
leeft bij de Brabanders.
Dat zou wel eens kunnen
komen, doordat die Brabander
zich moeilijk laat categoriseren.
De verschillen tussen oost en
west en tussen zand en klei zijn
weliswaar aan het vervagen,
maar ze bestaan nog wel.
I Hij, Noord-Hollander, werkt sinds jaar en
in Oost-Brabant en woont in West. De
st-Brabander, merkt hij, is wat meer geslo-
I ten, wat meer op zijn eigen vierkante centi-
I metertje gericht. De West-Brabander is toch
I meer gewend om invloeden van buiten te ver-
I werken. Maar dat de verschillen zo groot zijn
I als beide partijen zelf vaak beweren, vindt hij
leen tikje overdreven.
I De Noord-Hollander spreekt uit ervaring.
I Dat gold destijds niet voor mijn Amsterdam-
I se studiegenoten. Hoewel ze nauwelijks een
I voet buiten de grachtengordel zetten, meen-
I den zij zich een onwrikbaar beeld over Bra-
I bant te kunnen permitteren. En ons, het club-
I je studenten die er zijn wortels had, als die uit
I de Generaliteitslanden te kunnen denigreren.
1 Niet helemaal bij de hoofdstedelijke tijd,
I vooronderstelden ze. Zoals ze ons even van-
I zelfsprekend een grenzeloze gemoedelijkheid
en gastvrijheid toematen.
Eensluidend
Landschap en historie
Breder venster
Minder binding
Hardnekkig
\G 25 MEI 1996 ^2
pre van een windroos waarvan
KTIE ZEEUWS DOCUMENTATIE CENTRUM
liet meer bedreigd werd, wilde
paar zag zijn koopvaarders ge-
jr de Zeeuwse oorlogsvloot.
Idmiraliteit, de provinciale ma-
idoor in de schulden. Weer bood
uitkomst. Bovendien werd in
nigde Oostindische Compagnie j
nt. Raadspensionaris Johan van I
fit zag de VOC als instrument in j
en Spanje. Regels voor het ne- J
pen van de vijand werden al bij
.•vastgelegd.
bven groeide de VOC binnen vijf
In multinational in de piraterij:
fartcompagnie." Door de VOC
pedities namen niet allen ?che-
j vloten in beslag. En niet alleen
«Spanje. Tijdens het Twaalfjang
en schepen van de VOC naar
ijkbeladen Chinese jonken. Hun
pn ze in Japan, waar de pakhui
aren om de ladingen te bergen.
Ltig jaar van haar bestaan, bleef
Hnd dankzij de kaapvaart. Zeer-
Lugo de Groot schreef een jun-
pardiging. Historicus Enthoven l
op dat de familie van De Groo l
e VOC had.
in Antwerpen maakt Zeelan
ped van rijke vluchtelingen aan-
grote bloei door, maar door we^
cotmaatregelen stortte de nan
jk volledig in en verschoof n
ran de economie definitief nc
em.
Int overduidelijk aan dat ov
lieren en oorlogsvoering m
n de Republiek één pot nat
eren belegden oorlogsschep
reven handel, voerden oorloga
et land. Juist dat vruchtbare
'de, aldus Enthoven, de 8
verbazingwekkende hande s j
re bijdrage kwam uit ZeelaubJ
ieke en administratieve elite i
in de ondernemingen van
de 'wereldhaven' Amemu
tot een mistroostig visser
de slijkerige gewesten aa
h in het begin van de zeven
3t centrum van de wereldhande
ippij waarin poltitiek, com
i diefstal met elkaar in be I
we nu een maffia-staat e I
ïg Afrika. In de zestiende
e Nederland met de e'geJ^ I
linistaatjes Holland en ze j
van ontwikkelingslanden j
e koopliedenclans gewe
joliseren.
PESTEM
\^0
ZATERDAG 25 MEI 1996
Door Joyce Ernest
Buiten de provincie gaat hij nog
steeds door voor een simpele,
goedmoedige levensgenieter. Dé
Brabander die, zijn Brabant-deskundigen het
i, niet bestaat. Brabanders kennen ze wel.
I Om de klassering heel eenvoudig te houden:
I die van oost en die van west. Die van zand en
die van klei. De gemoedelijke Peelwerkers
i Anton Coolen versus de ruige stropers
I tan A.M. de Jong. Verschillen die voortkomen
I uit landschap en historie. En die in de ver-
I beelding worden gekoesterd, hoewel de tijd ze
I steeds sneller achterhaalt.
ag de gemiddelde Nederlander van nu
een typering van de Brabander en hij
I schetst het beeld dat mijn Amsterdamse stu-
I diegenoten erop nahielden. En dat de toeris-
I tensector gretig in stand houdt. 'Een land
I waar het leven goed is, de nachten lang zijn,
waar je met de 'Brabantse poffer' betaalt en
"'d achterom voor een tas koffie terecht
I kunt' verkoopt nu eenmaal beter dan mega-
varkensstallen, smog en nieuwbouwwijken
waar de mensen zich zoals overal 's avonds bij
'e tv opsluiten. Maar dat beeld, stellen Bra-
ant-deskundigen, is wel zo reëel. Van de ka
rikatuur van Brabant als karresporenland vol
gezelligerds met bier, worstebrood, carnaval
I enBrabants kwartiertje houden zij zich verre.
Zo die gemoedelijke, wat lakse Brabander be
lt, dan is het er maar één uit een rij divers
I 'geaarde proviciegenoten.
I Anton van Duinkerken, dr. L. van Egeraat,
te. Jan van Oudheusden, dr. Cor van der He
ijden, dr. Gerard Rooijakkers, Jan Naaijkens,
tol wat Brabanders te noemen die zich in de
rantse ziel verdiepten, zijn eensluidend:
Brabanders kun je niet over een kam scheren.
Ze zijn zelfs tegenpolen. Zoals het stropers-
wik van A.M. de Jong en de Peelwerkers van
Anton Coolen. Of zoals dr. J. van den Dam,
tod-gemeentesecretaris van Breda, ze tegen-
wer elkaar zet: de extraverte, cosmopoliti
sm schrijver/geleerde A. Van Duinkerken en
bjn pendant Frans Peelen, door Geert
Hiisstege in 'Zo herinner ik mij Brabant' be
schreven. Een simpele, gemoedelijke Bra
bantse boer die je liever gelijk dan tegengas
W. Dat Peelen-beeld van de Brabander is
buiten de provincie het meest blijven hangen,
bns clubje Brabantse studenten liet zich door
de Amsterdammers niet tot een vermeende,
universele Brabander bestempelen. Waren
wj niet afkomstig uit Helmond en Halsteren
en van alles daartussen? Alleen al het vertrek
»et de weekendtas wasgoed op Amsterdam
leidde tot een splitsing van oost en west.
Als we al een collectieve identiteit bezaten,
™n was dat die van Oost- en West-Braban-
;et' Hie uit oost zouden wat gemoedelijker en
"tochietelijker zijn. Die uit west wat nuch
terder en ondernemender. Zo hadden wij van
nuisuit meegekregen.
'1 het opmaken van de balans der verschillen
wonden we ons in goed gezelschap van Van
"wkerken, geboren en getogen in Bergen op
Die van oost..
FOTO'S DE STEM BEN STEFFEN
en die van west
Zoom. Die merkte al als kind wanneer hij bij
zijn grootouders in Waalwijk logeerde, dat
daar een ander slag mensen woonde. Maar
dat verschil viel in het niet bij wat hij later
ondervond toen in het nog oostelijkere St-
Michielsgestel op kostschool zat. „Ik merkte
een onderdanigheid bij de Meierijers waarin
wij nooit zijn opgevoed. Een gehoorzame ar
geloosheid," schrijft hij in 'Brabantse herin
neringen'.
De aan oost en west toegekende eigenschap
pen komen niet helemaal uit de lucht vallen,
zegt professor dr. Peter Nissen - geboren in
Limburg, nu wonend in Den Bosch en part
time bijzonder hoogleraar 'Cultuur in Bra
bant' aan de KUB Tilburg. Dat hangt samen
met de verschillen in landschap en historie.
Landschappelijk gezien valt Noord-Brabant
grofweg uiteen in zand en klei. Tevens de
scheiding van katholiek en protestant en van
de voormalige keuterboertjes en de meer gest-
rukteerde lanbouwbedrijven. Om die tweede
ling aan te houden moet je een horizontale
lijn door de provincie trekken. Maar de grens
wordt vaker verticaal gedacht langs de rug,
die vroeger met moerassige heidevelden was
bedekt, ongeveer van Waalwijk naar Alphen.
Min of meer dezelfde lijn die de vroegere
Meierij van de heerlijkheden Breda en Bergen
op Zoom scheidde. Een grens die door de ver
schillende tongval aan beide kanten is te ho
ren, maar niet te zien.
Die onzichtbare grens ben ik, student-af ooit
wonend in Oost-Brabant op weg naar geboor
testreek West-Brabant, talloze keren gepas
seerd. Er zou aan weerszijden een ander soort
mens wonen. Om eerlijk te zijn, ik hing het
idee dat het in het oosten gezelliger zou zijn in
mijn Oost-Brabantse tijd even aan. Meege
sleept door buren die, eenmaal vanuit de
Randstad in de Brabantse nieuwbouwwijk,
fervent de veelgeprezen gemoedelijkheid en
gastvrijheid in praktijk brachten. Tot de op
gelegde hartelijkheid mij wat veel werd. Had
het te maken met mijn West-Brabantse jeugd
waarin ik vaker 'rust roest' dan 'gezelligheid
kent geen tijd' in het vaandel zag voeren?
Mijn speculaties berustten volgens professor
Nissen zeker op een kern van waarheid. West-
Brabant, al vroeg door wegen en bruggen ont
sloten, had van oudsher een breder venster op
de rest van de wereld. De economische ont-
wikkeling kwam er eerder op gang. Het had
in de late Middeleeuwen al veel handelscon
tacten met Holland en Antwerpen. Bergen op
Zoom was vrij lang een belangrijke haven. In
de 19e en 20e eeuw kreeg de regio een sterk
contact met de havens van Rotterdam. Velen
gingen er werken en vaak ook wonen.
„De West-Brabander trok van oudsher ge
makkelijker weg om elders een bestaan op te
bouwen. Hij is altijd wat cosmopolitischer
dan de Oost-Brabander geweest. Hij had van
oudsher meer ondernemingslust, was zelf
standiger en meer gehecht aan autonomie. De
prikkel om iets nieuws te proberen was er
groter dan in het oosten. De landbouw, an
ders gestructureerd dan in Oost-Brabant,
ging het eerst mee met moderniseringen. In
1860 was er al suikerindustrie. De West-Bra
bander is materialistischer, werd gezegd. Hij
voelt zich ook minder Brabander."
Ook een uitspraak die ik, van West-Brabant
se afkomst, kan plaatsen. Mijn eerste 'verre'
uitstapje voerde naar de dierentuin in Ant
werpen. Gevolgd door een aan de Rotterdam
se havens. Brussel, Amsterdam, Londen en
Parijs leerde ik voor Den Bosch kennen.
De West-Brabander, verklaart professor Nis
sen, heeft niet zo'n binding met zijn provin
cie. Hij heeft er minder behoefte aan dan de
Oost-Brabander om het Brabants eigene te
beklemtonen. Boeken over de 'Brabantse ziel'
gaan niet voor niets vooral over de Meierij.
Niet voor niets wordt met name daar het dia
lect in ere hersteld. En niet voor niets zie je
vooral in die streek in de twintigste eeuw de
schuttersgilden, model voor het oude ideaal
van de hechte gemeenschap, herleven.
„De West-Brabander heeft minder behoefte
om zich aldus als Brabander te profileren. Als
hij zich al een collectieve identiteit aanmeet
dan is dat als Wést-Brabander. Dat specifiek
West-Brabantse is tegelijk opgekomen met de
emancipatie van heel Brabant dat tot in de
19e eeuw een wat ondergeschikte positie in
nam in Nederland. De West-Brabanders gin
gen zich toen afzetten tegen de rest van de
provincie. Ook omdat daar de grote investe
ringen werden gedaan, denk maar aan Phi
lips, en het bestuurlijk zwaartepunt in Den
Bosch kwam te liggen. Daar worden de be
slissingen genomen."
Na de Tweede Wereldoorlog is Noord-Bra
bant, net zoals de rest van het land, met brug
gen, wegen en moderne vervoers- en commu
nicatiemiddelen verder ontsloten. Naarmate
de barrières verdwenen - en zich meer men
sen van steeds verder in Brabant vestigden -
vervlakten de verschillen tussen Brabanders
onderling en met de andere Neder- en mede
landers. Toch blijven wij onze ooit toebe
dachte eigenschappen koesteren. Zodat Gro
ningers stug, Zeeuwen zuinig en Brabanders
gemoedelijk blijven. Het komt, legt professor
Nissen uit, omdat mensen identiteit graag on
der één noemer brengen en daarvoor vaak te
ruggrijpen op de geografische herkomst.-
„Er bestaat een hardnekkig verlangen om ie
mands identiteit in verband te brengen met
de bodem waarop hij is geboren of woont en
werkt. Allerlei gedrag, opvattingen en uit
spraken van mensen worden dan in verband
gebracht met hun gebied van herkomst. Het is
echter slechts een van de rode draden die je
identiteit bepalen. Je levenservaring, beroep,
levensbeschouwing, seksuele geaardheid spe
len net zo goed een rol. Gezamenlijke karak
tertrekken bestaan in werkelijkheid trouwens
niet. Een collectieve identiteit bestaat alleen
in de geest van de mensen."
Dat verklaart waarom de Noord-Hollander,
zich dagelijks van West- naar Oost-Brabant
bewegend, nog nooit een prototype van de
Oost- en de West-Brabander in levende lijve
is tegengekomen.
„Misschien loopt er nog ergens een op een
heideveldje of in een polder. Ach, voor een
steekhoudende vergelijking tussen Oost- en
West-Branders ben je gewoon tientallen jaren
te laat."
Jan Jansen
kaatst moest de universele man mij iets be-
Nfflen. Hij is van het soort dat overal meteen
aardt 'Daar wonen ook mensen', zou hij zeg
gen bij een fluitend volbrachte verhuizing,
aarheen ook. Mijn eeuwige tirades over
fabantse oppervlakkigheid en onbetrouw-
- versus Zeeuwse diepgang en dege
lijkheid
- wierp hij dus altijd verre van zich.
„rinistische, calvinistische querulant!
wv ene te'ef°ontje. 'Nou moet ik je mis-
riien toch nog gelijk geven.'
jn dochtertje was op het idee gekomen een
beriWafSenenPartijtje te geven. Tja, kinderen
outl r™ Soms 2u^e dingen en de moderne
eer had toch niet gedacht daar een stokje
01Te steken... Goed. Tien grote mensen had
uitgenodigd en bereid gevonden. 'Ja hoor,
één nen' .'E'n wat denk je? Er komt er maar
®n dat is nota bene een Zeeuwse.' Uiter
aard speelde dit zich af in een Brabantse stad.
Goed dat, met enige triomfgevoelens, het
voorval me te binnen schiet nu ik geacht
wordt een duister kantje van het persoonlijk
gedachtegoed te belichten. Dit is namelijk
een lastige vraag: Wat vond ik als Zeeuw ook
alweer van Brabant en de Brabanders? Ik
werk hier alweer een tijdje en dat slijpt ken
nelijk de scherpe kantjes eraf, verstoft de me
morie.
Vaststellen dat Brabanders 'best gezellig'
zijn, schiet niet op. Ze moeten 'er van langs
hebben', is mij op het hart gebonden. Het ver
zoek vloeit voort uit de wetenschap dat ik ze
aan de borreltafel niet spaar. Maar een be
zonken kolommetje is andere kost; de rapen
willen slecht gaar worden.
De ervaring dat je het dan even in de groep
moet gooien, brengt ook nu uitkomst. Een
Zeeuw, twee Brabanders met zelfspot en een
Amsterdammer stoken het vuur onder dit
potje schelden danig op. 'Nou, ze moesten al
lemaal emigreren hè...' Naar Nieuw-Zeeland
bijvoorbeeld? 'Nee, Limburg, laten we ze daar
maar allemaal stoppen.' Dat bedoel ik.
Zelf dacht ik aan de vergelijking met Frank
rijk. Een leuk land, waar niet zoveel Fransen
moesten wonen. Maar Limburg kan er ook
mee door. Het is geen gekke plek om al die
even gezagsgetrouwe als gewetenloze KVP-
roomsheid, het blije gesjoemel, bij mekaar te
brengen. Maar ja, zucht de Zeeuw, ze willen
nog niet verhuizen ook, zo verandert Brabant
nooit.
Nee, eerlijk is eerlijk. Op de een of andere
manier weten ze je hier altijd een voor-wat-!
hoort-wat-gevoel te geven. Ik een positier
stukje, jij een leuke tip, ik in de gemeente
raad, jij mag jouw tuinhuisje bouwen, ik geef
jou een kerstpakketje, jij neemt mijn grof vuil
mee, ik vergeet een afspraak, jij vergeet het
gauw. Niks voor niks.
Het lijken potdome wel Vlaamse toestanden,
om niet te zeggen Italiaanse. Maar ja, waarom
zouden ze niet... Ze kunnen tot het uur van
hun dood al die zondetjes afkopen, is hun al
tijd wijsgemaakt. Dus wat ritselt daar in het
struikgewas? Aloude roomse zeden.
Wij Zeeuwen menen onze zwakke plekken ,te
kennen. Nuchter, bescheiden, spaarzaam, be
trouwbaar. Ja is meestal ja, nee doorgaans
nee, op die verleidingsscène na. Bij een Bra
bander niet. Ik heb het hem zelf horen toege
ven: Je treft mekaar 's avonds in de kroeg -
als je de eenkennigheid tenminste weet te
doorbreken - en het wordt zo gezellig dat je
voor de volgende ochtend een gezamenlijk
uitstapje afspreekt. De Zeeuw zal er zijn; en
vergeefs wachten op de Brabander.
Gezelligheid kent hier geen tijd, wordt ons
verder in een lied over Brabant op de mouw
gespeld. Vrienden maak je zo. Weer roep ik
een getuige op. Een Zeeuw die jaren in Bra
bant woonde en bijkans gek werd van het so
ciale gebeuren in zijn buurt, waar men elkaar
schouderkloppend in de achtertuin de ene na
de andere goudgele rakker voorzette. Schla
gers zingend. 'Maar het is een zeer oppervlak-
kige vriendschap die amper een decimeter
diep gaat,' zegt de getuige.
Het merkwaardige is dat de pretenties van
Brabanders net zo groot zijn als hun minder
waardigheidscomplex. In de Randstad wor
den ze steevast voor boeren uitgescholden.
Dat doet zeer, daar beklagen ze zich over,
maar wat doen ze er meer aan dan 'jood' te
rugroepen? Zoals ze ook iedere ochtend op
nieuw vaststellen dat hun stoute dromen
luchtkastelen waren, verbaasd dat ze nooit
uitkomen. Dagdromend. Als je 't mij vraagt
vooral in Breda, die krampachtige grote stad.
Ik geef toe: dit gaat over West-Brabanders,
die uit het oosten ken ik niet, maar is er reden
om aan te nemen dat het daar anders, Iaat
staan beter is? Wel zegt men dat ik een uit
zondering moet maken voor de noordweste
lijke kleibewoners. 'Wij zijn net Zeeuwen
joh,' hoor ik er een roepen. Hij kan die van het
zand niet meer verfoeien dan ik hierboven
heb gedaan.
Genoeg gescholden. Genoeg gegeneraliseerd.
En ik zal dat nu niet in één klap weer goed
maken. Maar de universele man misgun ik
zijn uitsmijtertje niet: Brabanders, het zijn
net mensen...