Weekend V Ik ben even naar Tumbolia Hans Brader neemt afscheid van De Stem 3E TEN? INTERFACE DE STEM E3 iVorige week werd hij zestig. Na [eenentwintig Stem-jaren neemt irecteur drs J. (Hans) Brader (vanavond in het Bredase Chassé Theater afscheid van de krant, jfscheid dus van de grofweg ■vijfhonderd mensen die de werkgemeenschap vormen die ■ervoor verantwoordelijk is dat lie krant elke ochtend op tijd [bij u op de mat valt. Hans Brader is een tevreden man. Hij is ervan overtuigd een ■dagbladonderneming achter te laten die in het grimmige media landschap nog volop gezonde [toekomstmogelijkheden heeft. „Als ze maar in de gatèn blijven [houden dat de lokale en de re- jgionale binding essentieel zijn." 'Zonder een fusie met BN zou De Stem op den duurte klein zijn geworden' 996 X 61 ZATERDAG 30 MAART 1996 de bedrijfsvoering Terneuzen. TOC werkt caanse Jim 400 Megawatt, en is eelte van de elektriciteit zullen r proces. Het resterende deel ing van de plant ators), welke in votcontinu- duktie/warmtekracht en zowel de werktuigbouw- sussen op het gebied van leiding chtomgeving Ie op stoom en elektriciteit /sternen uit te voeren ie-omgeving; ervaring met e systemen, zowel vanuit de >ud I'S met VAPRO net gasturbines is een pré oinnen de plant gelijke beschikbaarheid van de vante applicatiecursussen op ;ering erinstallaties hnieken binnen de plant gelijke beschikbaarheid van de |Door Eugène Loomans len Peter Schouten M igenlijk heeft hij het van geen I l vreemde. Zijn vader was in de ja- A ren veertig, vijftig en zestig direc teur van De Stem. En onder een appelboom ■vallen gemeenlijk immers geen peren. Maar ■toch haast hij zich dat beeld te corrigeren. 1 „Vooral in de eerste jaren dat ik bij de krant [werkte, hoopte ik er niet op aangesproken te lworden dat ik de zoon was van mijn vader. ■Uiteindelijk heb ik er weinig last van gehad." ■Brader junior, geboren en getogen Bredanaar, I wilde namelijk helemaal niet in die voor de Ihand liggende voetsporen treden. Hij wilde ■piloot worden. Na het diploma Gymnasium (3 |('Ik was een echte alpha-klant maar om vlie- r te worden moest ik wel beta doen') aan Ihet OLV-Lyceum in Breda belandde hij in zijn militaire diensttijd bij de Luchtmacht, Idie hem in De Bilt opleidde tot meteoroloog. Dat vak mocht hij daarna op de basis Woens- 1 drecht in de praktijk brengen. ■Na een succesvolle studie bedrijfseconomie laan wat toen nog de Katholieke Hogeschool ■Tilburg heette, begon hij eind 1964 als 'direc- |tie-assistent' bij Het Binnenhof in Den Haag. „Een kleine katholieke krant die qua sfeer [wel een beetje te vergelijken was met De [Stem. Maar er waren ook duidelijke verschil- len. Het Binnenhof had in Den Haag te maken t een moordende concurrentie. Er waren in Ide residentie nóg drie kranten. Daar moest [geweldig geknokt worden." [Wat weet hij eigenlijk van de sfeer en de be- [drijfscultuur van de Stem in die dagen? „Als [scholier en werkstudent was ik er vaak bin- l'nen. Ik heb er kennis gemaakt met alle moge- facetten van het krantenbedrijf. Ik heb er geholpen bij het 'insteken', zeg maar het [vouwen van de kranten, bij de correctie en in lie administratie. Ik herinner me daar aan de Reigerstraat nog dat oude herenhuis met die [houten schuifjes voor de loketten, waarachter [Diny Schenkels de scepter zwaaide. Ik herin- [ner me ook nog Woutje Boelaars en Piet van [Beveren. En een gangetje met een raar scheef [trapje waarachter zich de redactie moest be landen." Langzaam maar zeker werd Hans Brader toch leen echte dagbladuitgever. In 1969 werd hij |hij het Binnenhof benoemd tot directeur. „Ik [was 33, de jongste dagbladdirecteur van Ne- feland. F. Hazewinkel van het Nieuwsblad [vanhet Noorden, tot dan toe de Benjamin in [uitgeversland, stuurde me het 'laureaat' per [hrief," herinnert hij zich lachend. »Hoe uitgeversland er toen uitzag? Bij een Een tevreden man „Ik weet dat ik de naam heb een man te zijn die vooral op de penningen lette. Maar ik heb daarbij altijd het voortbestaan van de on derneming en dus van de werkgelegenheid voor ogen gehouden.foto de stem johan van gurp vergadering van de NDP (de Nederlandse Dagblad Pers) was de Amstelzaal van het Amstel Hotel te klein. Dan moest je op tijd zijn, anders had je geen stoel. Daar zaten nog heel wat van die oude traditionele 'couran tiers', directeuren die ook vaak nog eigenaar waren van hun eigen bedrijf." Hoe snel veranderden de kenmerken van dat landschap. De ene na de andere fusie bracht het aantal zelfstandige dagbladen in Neder land in razendsnel tempo terug. Minder kran ten, minder directeuren. Dus toen ook het Binnenhof ten prooi viel aan de onvermijde lijke consequenties van de dagbladconcentra ties en de uitgeverij Sijthoff er de baas werd, vond Hans Brader het tijd om zijn horizon te verruimen. „Ik werkte in Amsterdam zestien maanden aan de Beurskrant. Dat is een leer zame tijd geweest. Niet te geloven welke on zin bankdirecteuren en effectenhandelaren af en toe wisten uit te kramen. Op hun specifie ke vakgebied waren ze keien. Maar op andere terreinen konden ze nog geen ei bakken." Dus raakte Hans Brader op dat métier snel uitgekeken. „Ik wilde weer terug naar de dag bladuitgeverij. Laat ik nou toch een adver tentie lezen waarin De Stem eem adjunct-di recteur vraagt." Blij vooral omdat het De Stem was, de krant waarvan zijn vader voor heen directeur was geweest? „Nee, dat was puur toeval. Op een advertentie van De Lim burger in Maastricht of van Het Centrum in Utrecht zou ik ook gesolliciteerd hebben." Hij viel met zijn neus in de boter. „Ik was vooral verantwoordelijk voor de commerciële hoek. En die kenmerkte zich in die dagen door groei, groei en nog eens groei. We kon den het aantal advertenties niet aangesleept krijgen. De zorg om voldoende advertentie verkopers in huis te hebben was veel groter. En ook met de oplagecijfers ging het in die dagen crescendo. Dat was een echte boom- tijd. Binnenhalen wat je kunt binnenhalen. Waarbij toen misschien toch iets te weinig werd gekeken naar de toekomst op middel lange termijn." Dat is er volgens Brader dan ook de oorzaak van geweest dat zijn rigide maatregelen voor kostenbesparing en generering van meer in komsten bij een teruglopende conjunctuur niet altijd door alle bedrijfsgenoten even goed begrepen werden. Hij kreeg al snel de reputa tie een 'krentenier' te zijn die - net als zijn va der in de beste Neerlandia-traditie - de hand graag op de knip hield. „Ik weet dat ik de naam heb een man te zijn die vooral op de penningen lette. Maar ik heb daarbij altijd het voortbestaan van de onderneming en dus van de werkgelegenheid voor ogen gehouden. Ik redeneerde zo: je moet zorgen dat je in staat bent om je eigen broek op te houden. Een onderneming moet op eigen benen kun nen staan. Zoniet? Dan komt de concernlei ding onvermijdelijk maatregelen nemen. En dan weet je nog niet wat het eindresultaat is. Was er veel oppositie tegen die houding? Hij peinst glimlachend. „Met de redactie viel het niet mee in het begin. Ik herinner me nog dat ik een notitie maakte over de marktpositie van de krant en de rol die de redactie daarbij zou kunnen spelen. Het ging erom dat ook de redactie moest gaan begrijpen dat er in de markt bepaalde prioriteiten gesteld moeten worden. Dat werd maar mondjesmaat begre pen. De redactie wilde zich helemaal niet voor een karretje laten spannen. Later, toen het begrip was doorgedrongen en de redactie becijferde dat bepaalde strategische plannen op jaarbasis extra mankracht en extra papier moesten opleveren, werd ik zo'n beetje de 'be- roeps-afremmer'. Toen moest ik zelfs het re dactionele enthousiasme een halt toeroepen." Hij meent niettemin dat in die late jaren ze ventig en het begin van de jaren tachtig tus sen de redactie enerzijds en de andere afde lingen anderzijds een veel betere verstand houding is ontstaan. „Er zijn toen tóch hele goede prioriteiten gesteld. Dat heeft geresul teerd in bijvoorbeeld de vier-katernenkrant. En in een veel betere profilering van De Stem ten opzichte van de concurrerende PZC en het Brabants Nieuwsblad. Vooral de vormgeving en de presentatie van het nieuws hebben toen definitief een volwassen karakter gekregen." In de loop van de tijd gaven dagbladuitgevers niet louter kranten uit. In de jaren zestig deden de weekbladen hun intrede. „Dagbladuitgevers vonden dat in het begin een vorm van kannibalisme," zegt Bra der. „Ze wilden daar niet aan." Dat verander de op het moment dat de Ster met tv-reclame begon. Uitgevers oriënteerden zich vanaf dat mo ment meer op het uitgeven van weekbladen. „De drukpers stond er toch en draaide alleen voor de dagbladen." Meer weekbladen betekenden ook dat de pers langer kon draaien en dus rendabeler werd. Rond 1977 durfde hij de wat prikkelende stel ling aan dat een uitgeversmaatschappij zon der weekbladen niet winstgevend kón zijn. „Dat was natuurlijk niet helemaal waar, maar die opmerking gaf wel het belang weer van weekbladen voor de uitgevers". Een eigen kabelkrant onder de naam Stem- TV was een andere 'vreemde' activiteit van Uitgeversmaatschjappij De Stem. Opgezet als een proef voor twee jaar en na een jaar keek dagelijks 20 procent van de Breda- naars naar deze kabelkrant. „Een zeer fraai percentage," geeft de vertrekkende Stern-di recteur toe, maar de kwaliteit van het dag blad moest dan ook afstralen op de kabel krant en dat gebeurde. De kijkers waardeer den de kabelkrant zeer. De recessie kwam, de advertentievolumes lie pen terug, Casema vroeg 100.000 gulden per jaar voor toegang op de kabel. „We hebben toen een analyse gemaakt met twee scena rio's: een met de somberste verwachting en een met de meest optimistische. Dat laatste scenario liet een tekort van drie tot vijf ton per jaar zien op Stem-TV. In de verhoudingen van'De Stem was dat te veel van het goede". Bovendien was De Stem inmiddels 'inge huurd', zoals Brader zegt, door VNU, waar de nadruk wat meer op de financiële ontwikke ling lag. De recessie zou vier tot vijf jaar du ren en met een jaarlijks tekort van drie tot vijf ton werd het risico te groot. Er kwam een te grote druk op het hoofdprodukt te staan. De proef met de kabelkrant van De Stem werd voortijdig beëindigd. Achteraf zegt Brader dat zijn inschatting goed is geweest. De ka belkranten van de dagbladen van de Brabant Pers (ook VNU) gingen wel door en leden ze ven jaar achtereen verlies op. Onlangs kocht VNU overigens de kabelkrant van de Zun- dertse uitgever Vorsselmans. En zo waren in de jaren tachtig en negentig de ontwikkelingen in medialand zo mogelijk nog stormachtiger dan daarvoor. „Op den duur zou De Stem te klein zijn geworden", verde digt hij de fusie met het Brabants Nieuws blad. „Om een krant te maken heb je nu een maal een sterke technische infrastructuur no dig. Anders moet je leentjebuur gaan spelen. De Stem was binnen de VNU al de kleinste geworden. Dat betekent veel krijgen en wei nig aanleveren, een soort parasietenrol. Dat levert kromme verhoudingen op waartegen de concerndirectie op zeker moment toch maat regelen zou hebben genomen." Na de fusie met het BN in Roosendaal is er weer volop toekomst. „Daarom hebben we twintig miljoen geïnvesteerd in de revisie van de pers. Die kan dan weer vijftien jaar mee. Een helemaal nieuwe pers zou 65 miljoen ge kost hebben." Vooral een goede toekomst ligt er in het ver schiet wanneer het concernbeleid blijft hame ren op het locale en regionale karakter. „Re gionale kranten hebben een goed voorland. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij de regionale radio. Ik heb laatst cijfers gehoord over luis terdichtheid. Dan blijkt de regionale radio zelfs beter te scoren dan Hilversum 3. Met de regionale televisie gaat dat straks dezelfde kant op. Of er dan tóch nog ruimte is voor een regionale krant? Ik denk het wel. Die andere media zijn vluchtig, hebben niet de tijd om diep te graven en de consument een gedegen analyse te leveren over de achtergrond van de dingen die er om hem heen gebeuren. Dat kunnen kranten wel. De daadwerkelijke fusie met BN maakt hij niet meer mee, „Dat is het begin van een nieuw tijdperk. Zelf begin ik ook aan een nieuw tijdperk." Hij volgt een tekencursus. En vervult nog wat voorzitterschappen bij so ciaal-maatschappelijke instellingen als de Stichting Revalidatiecentrum Breda, de Stichting Ouderenwerk Breda en de Herfst- marathon in Etten-Leur. „Hij wijst erop dat hij bij de SOB al bestuurslid was namens het personeel. „Het leek me wel leuk om ook eens die andere pet op te zetten. Niet de werkgever die tegenover het personeel staat, maar de vertegenwoordiger van de werknemers die juist de tegenovergestelde belangen behar tigt. Sommige dingen komen me aanwaaien, op andere zaken heb ik juist heel bewust gesolli citeerd," verklaart hij zijn aard. „Ik ben een generalist. Ik vind ook dat eigen lijk elke dagbladdirecteur een generalist moet zijn. Daarom hebben we mijn opvolger Dick Ahles van buiten moeten aantrekken. We konden in onze eigen gelederen, noch bij de grote VNU-groep, iemand vinden die je als een generalist zou kunnen beschouwen." Brader filosofeert: „Socrates merkte al op dat er mensen zijn die heel veel weten van een beetje en mensen die niks weten van alles. Bij die laatste categorie hoor ik. Ik heb ontdekt dat een beetje behoorlijk teke nen heel iets anders is dan een hele dag met een schetsboek op de Grote Markt te gaan zit ten. Ik heb niet die geniale bevlogenheid van de kunstenaar. Ik moet het stukje bij beetje leren." Hij grijnst. En dat gaat hem al jarenlang goed af. functie relevant vervolgtrajekt in powerinstallaties nderdelen, gereedschappen' .ogistiek/Magazijnmanagement angstelling uitgaat. kans! Als ik wist waar het was was, ging ik nu even naar Tumbolia. Ik zou schatrijk worden, want miljoenen computerbezitters over de hele wereld zouden grof geld betalen om te weten te komen waar Tumbolia is. Tot ik In termediair van een paar weken geleden on der ogen kreeg, had ik nog nooit gehoord van Tumbolia. Mark Mieras, de schrijver van het desbetref fende omslagartikel, heeft dat land niet uit gevonden. Dat is de Amerikaanse schrijver Douglas Hofstadter. Die heeft Tumbolia om schreven als het land waar alle verdwenen computerbestanden zich ophouden. Tumbo- ka, het klinkt wel mooi. Zou daar, wat zich ooit op mijn harde schrijven bevond, lekker hggen te bakken aan een warm strand? Loopt daar dat adressenbestandje, ja, ik weet nou onderhand ook wel dat ik dat had moeten back-uppen, gezellig een potje te voetballen met die brieven vanuit Amerika die ik nooit heb kunnen lezen voor de laatste verdwijning? Die notabene niet eens mijn ei gen schuld was, maar van een systeemjongen met een uitschietende poetslap! 'jn aanval van vorige week op cynici en sceptici, met name die onder mijn eigen col- ega s, heeft het nodige losgemaakt. De reac ts varieerden, zoals overigens meestal, van vaad kijken tot E-mailtjes vol bijval. Zelfs ntje vanuit New York van waaruit de broer n een van die collega's die er niks van moet ben, gniffelend zijn instemming betuigt. >s °verigens een van de leuke bijver- ïjnselen van het schrijven deze rubriek, reacties uit onverwachte hoeken. Sinds 'Interface' in november ook wekelijks op in ternet geparkeerd wordt, krijg ik brieven van niet-Stem-lezers. Mensen die om een column gelachen hebben, of die laten weten er niks aan te vinden, en die mij vragen wat dat ei genlijk voor een blad is, die Stem. Een com puterblad, een weekblad, een krant? Dat zijn reacties van mensen die, al clickend, op de een of andere manier bij Interface ver zeild geraakt zijn. Ze zullen er waarschijn lijk niet naar op zoek geweest zijn. Want als je interface als search-string opgeeft aan een van de zoekprogramma's krijg je waarschijn lijk een paar duizend hits retour, omdat het woord interface natuurlijk vaak voorkomt in computer-literatuur. Het leuke, vind ik, maar het staat u uiteraard vrij om daar heel anders over te denken, van het plaatsen van Interface op Internet, is dat de desbetreffende pagina mettertijd tot een aardig boek begint uit te groeien. Daardoor ontvang ik bijvoorbeeld ineens een vraag over the Cyberian Outpost, die computer toko ergens in Amerika, waar ik maanden geleden over geschreven heb. Kritiek is er ook, van iemand die het maar niks vindt dat- ie zelf in zijn mailprogramma mijn adres in moet tikken en dat-ie bovendien een ver grootglas nodig heeft om dat adres über haupt te kunnen lezen. Hij vind dat dat beter moet kunnen, via een reply-button en daar heeft-ie gelijk in. Ik kan alleen maar ant woorden dat het voorlopig niet anders is, dat eraan gewerkt wordt, dat het nog een paar maanden duren kan, maar dat de Stem Onli ne op Internet er aan gaat komen. Jawel, mét een reply-button. In het kader van die co lumn van vorige week had ik overigens van morgen weer even een discussietje met enke le collega's over Internet en zo. Ik zeg altijd maar dat ik aangaande Internet maar één ding helemaal zeker weet: dat niemand op de hele wereld weet hoe het er over vijf jaar uit zal zien. Uiteraard mag ik zelf graag zwijme len bij de gedachte aan kamerbrede displays, roepsgroepen tot lijfspreuk gekroond wor den, en zeker door journalisten en computer aars. Tijdens zo'n discussie, waar ik het net over had, kan ik goed kriegel worden van die types die het allemaal zo goed weten, pro dan wel contra. Ik word recalcitrant als iemand beweert dat Internet volgend jaar weer ge schiedenis is. Maar ik word ook niet goed van die snelle jongens in computerwinkels en op Door Léon Krijnen Reacties: E-mail: 100445.2062@compuserve.com verbindingen van 512 kilobits per seconde en meer van dat soort werk, maar dat blijven voorlopig nog dagdromen. Als ik zelf zeker denk te weten dat iets zó in elkaar steekt dan denk ik altijd maar even naar de internist, op zoek naar de oorzaak van een vage infectie, die me het volgende toevertrouwde: 'Meneer, in ons vak staat maar één ding vast, en dat is dat er niets zeker is...' Die mag wat mij betreft door meerdere be beurzen die net doen alsof zij Yomanda en wij stom, ziek, bekeringsrijp en bereid tot betalen zijn. Ik hou gewoon niet van zekerheden en van mensen die ze verkondigen, want zekerheden bestaan niet. Op één na, en daar komen we, de een vroeg, de ander laat, uiteindelijk alle maal achter. Alleen ambtenaren willen daar niet van weten, zo bleek de afgelopen week in Den Haag, en daarom werd een nog niet eens afgebouwde tentoonstelling over de dood voortijdig afgebroken. Zal het boek ooit verdwijnen? Ik weet het niet. Misschien drukken we het straks zelf wel op eem laserprinter die een mooie pagina per seconde uitbraakt, omdat we bij het ont bijt op bed zo nodig een stuk papier in han den moeten houden. Of houden we straks, over een paar of tien jaar, een handzaam plat display in handen? Met een resolutie fijner dan die van de fijnste laserprinter nu, waar we op kunnen lezen wat we willen, waar ook ter wereld? Ik weet het écht niet, en ik geeft dagelijks toe dan een boek zo ook zijn voordelen heeft. Ik moet wel, al was het maar omdat een van de prettige bijkomstigheden van deze rubriek het verschijnsel recensie-exemplaar is. Vaak weet ik niet wat ik aanmoet met alle rommel die op mijn bureau gedeponeerd wordt, maar de afgelopen week landde een boek dat al na drie dagen omgekrulde hoeken van het bla deren begint te vertonen. Het is de 1996 edi tion, revised expanded van de Internet Golden Direction. Een Gouden Gids dus, maar dan eentje van het Internet. Die goudgele pil blijkt een verrekt handig hulpje in de huishouding te zijn. Eigenlijks is zo'n boek een soort off-line navigator. Je ac tiveert zo'n programma, terwijl de telefoon verbinding nog niet gelegd is. Wie een beetje rondploetert op het World Wide Web en ie dere twee maanden die doffe dreun van de telefoonrekening op de mat herkent, die weet wel waarom. Pas als de navigator precies weet waar je naar op zoek bent en wat je als download hebben wil, draait hij een tele foonnummer en raffelt als een Razende Roe land de opgegeven paden en lanen af. Degenen die er lol in hebben, beweren dat ze met behulp van de navigators tot vijfenze ventig procent op hun verbindingskosten be sparen. Die centen gun ik ze, maar ze verge ten volgens mij hoeveel tijd ze kwijt zijn met het off-line tunen van zo'n programma. En dat kan, gezien alle klachten die ik daarover lees in de desbetreffende forums, toch ook een mooie crime zijn. Maar, zoals gezegd, voor één piek minder dan honderd, inclusief BTW en verzendkos ten heb je de Internet Golden Directory in de bus en die investering blijkt er ook snel uit te kunnen komen. Achthonderd pagina's, en meer dan vijfdui zend Internet-adressen, met keurige index eringen en verwijzingen. Ik had al door wat het boek waard was voor ik een paar vergelijkingstestjes gedraaid had. Als het boek een tijdje naast de compu ter ligt gebruik je het net zo als de normale Gouden Gids die je nodig hebt als het toilet verstopt is. Hoe het met Linux gaat? Ehhhh.... Als het goed is zijn we als deze krant in de bus ligt samen bezig met de definitieve dual-boot in- stallatie. Ik hou u op de hoogte, misschien wel vanuit Tumbolia. The Internet Golden Direction: ISBN 0-07- 882192-4, uitgeverij: Denda International, tel. 0541-531813. Interface op Internet: http://www.dse.nl/me- dia/kranten/stem/interface.html

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 45