Weekend De Bolle Kater spint en spint maar door DE STEM Mensen die gewond zijn geraakt als gevolg van een autobotsing of een bedrijfsongeval, moeten vaak jarenlang vechten en procederen om de latere gevolgen van die incidenten ook als gevolgen erkend te krijgen. Soms hebben zij succes. Soms vechten zij vergeefs tot de dood erop volgt. Dat laatste lijkt het lot te worden van Marinus van Hees, die in 1931 als boerenknecht gewond raakte bij een ongeval. Een relaas over de lamlendigheid van instanties en de onwetendheid van de mensen. Marinus van Hees raakte in 1931 als boerenknecht gewond bij een ongeval Levenslange, vergeefse strijd voor uitkering van bedrijfsvereniging ZATERDAG 20 JANUARI 1996 ^2 U krijgt niks, u mankeert niks' De nacht is kil, de stad is gemeen, de man is in zijn element, Hij grijnst onder de beschermende rand van zijn hoed en tikt even speels tegen de bolling in de zak van zijn lichte regenjas. Doelge richte, geruisloze passen brengen hem bij de achterdeur van het gerechtsgebouw. Binnen dringen in Vrouwe Justitia, denkt hij en wappert wulps met zijn tong. De naam is Mol. Mol haalt de sleutelbos uit zijn zak en betreedt de duistere holte van het gebouw. Kasten vol ordners en laden vol flop py's wachten op het schijnsel van zijn zaklamp. Samengebalde slechtheid smacht naar zijn vin gers. Even rommelen en een uiterst geheim uni versum ontvouwt zich voor hem. Neem de tijd, luidde zijn commando. Mol gaat zitten en zet een smakelijk kopje grapefruit-thee. De volgen de keer zouden ze toch de verwarming voor hem aan moeten zetten. Met de benen op tafel neemt hij het criminele materiaal door en krabbelt aantekeningen in een klein boekje met vier ezelsoren. Aha, aha, zozo, nounou. Na zijn derde kopje thee knoopt hij zijn regenjas dicht en stapt hij weer eens op. Je hebt inbrekers die een drol achterlaten. Maar zo is Mol niet opgeleid. Hij laat alleen een gebruikt kopje achter. Zonder vingerafdrukken. Drie maal stapt hij over in een andere auto en tegen de ochtend is hij thuis. Zijn woning in een bejaardenrijke buitenwijk straalt volmaakte onschuld uit. Leuk, die rechtbankbraakjes, denkt hij, zittend in zijn volle werkkamer. Dit zal onge veer zijn vierde klusje geweest zijn. Eigenlijk kan hi) alles. De Bolle Kater hoeft maar te kikken. Mol laat zijn vingers liefdevol lopen over de toet sen van een oude typemachine. Het meest bezochte bewijsstuk van het landDe machine die zo soepel Rara tikt. Mol gaapt. Tijd voor een tevreden tukje. En daarna even stoeien met het project Kritisch Faunabeheer. Hoog boven de miniatuurwereld van boefjes, boekhouders en boze boeren hangt de Bolle Kater in zijn zetel. Likkebaardend en spinnend aanschouwt hij zijn werk. Docters van Leeuwen heet hij voor de gewone burgers daar beneden. Onaantastbaar op de bovenste verdieping van Nederland speelt hij met zijn mollen en muizen. De Bolle Kater ziet alles, weet alles en bestiert alles. Super-procureur-generaal, dat is zijn func tie. Hij proeft zijn prooi, laat 'm weer lopen en deelt af en toe een tik uit met een van z'n klau wen. Vroeger was de BVD zijn speeltuigje. Toen had je nog spionage, toen dacht hij nog in boekvorm. Hij wilde een Hollandse thriller creëren met internatonale potentie. 'Een Rus in de tuin', zo'n soort titel. Nu hij een stuk hoger zit, wil hij meer. De Bolle Kater schept grommend van genot onontwarbare complotten, gevaarlijke affaires die Den Haag doen sidderen en bendes die maar niet gegrepen kunnen worden. Zijn laatste vondst is een infame aanval op prins Willem- Alexander, die alle bedreigde diersoorten in ons land zou uitroeien. Hij zette een fax-campagne op tegen het geschutter van de kroonprins. Op zijn aanwijzing woelen Mol en diens maten de kroondomeinen bij paleis Het Loo om. Niet om de prins te treffen natuurlijk, maar om staatsge vaarlijke stromingen in het vaderland bloot te leggen. De Bolle Kater rekt zich eens lekker uit, zijn klau wen krassen over het bureaublad. Alle politici en politiemannen zijn zijn pionnen. Het geeft kop jes aan het portret van Winnie Sorgdrager op zijn bureau. Het klapt naar voren en valt. Hij laat een lach sissen. Wie is hier het baasje? Ze moe ten 'm maar eens proberen te pakken, hier bovenin z'n riante krabpaal. Het gaat geheel naar wens daar beneden op de werkvloer van Holland. Mol ondergraaft maar door, de rechtsstaat wordt uitgehold, er groeit een gezagsvacuüm en de algehele verwarring zal hem nog machtiger maken, nog sterker dan hij nu is als opper-pg. Het is bijna tijd voor de laatste scène. De Bolle Kater is het stadium van de boeken voorbij, hij denkt in televisie. Mol wordt met veel feestelijke bombarie aangehouden en alles wordt live op de tv uitgezonden. Reality tv voor de hoogste bieder. De eindeloze Kamer-debatten en de exe cutie van de Gemeenste Crimineel uit de Neder landse historie krijgen zeeën zendtijd, waarin het geweldige instinct van de Bolle Kater wordt bezongen. Generaalscoup, kolonelsregime, Dictators van Leeuwen, allerlei namen zullen rondzoemen. Hij weet het, want hij zal ze zelf lanceren. Door Ivo Postma Marinus van Hees: 'De hele wereld is geld, geld, geld. Als je dat niet hebt, word je niet geholpen.' Het gebeurde op vrijdag 8 maart 1931. Na de middag. De tijd weet ik niet meer precies. Zeg maar omstreeks drie uur." Hij mag dan uitgeteerd zijn door longkanker, Marinus van Hees brengt nog steeds de kracht op om zo precies mogelijk te willen zijn wan neer hij vertelt over het ongeluk dat hem voor het leven invalide maakte. Een kracht die lijkt voort te komen uit verbittering over de bedrijfsvereniging, keuringsartsen en advo caten die er alles aan gedaan hebben om te verdoezelen dat het een bedrijfsongeval was. De 79-jarige Brabander beseft dat in de ach ter hem liggende 65 jaar bepaalde details hem zijn ontgaan. Omdat zijn taaie leven hem geleerd heeft hoe belangrijk details en bewij zen kunnen zijn zegt hij soms met een bezwe rend gebaar: „Dat weet ik niet meer zeker hoor. Dat moet u opzoeken in de stukken." Tot op de dag van vandaag, nu hij bezig is dood te gaan, peperen de verzekeraars hem in dat er destijds geen aangifte is gedaan van het ongeval en dat hij geen bewijsstukken heeft voor wat hem werkelijk overkomen is. Fijngemalen „Er zijn waarheden verdoezeld. Het is misda dig. Ze hebben alles gedaan om de patiënt af te wentelen op de sociale verzekeringen"zegt Cees Bousardt. Als voorzitter van de Stichting Werkgroep 1970 voert Bousardt een hardnekkige strijd voor Marinus van Hees en voor veel andere slachtoffers van verkeers- en bedrijfsonge vallen die door instanties worden fijngema len. Bousardt spreekt over 'gewetenloze juris ten' en 'inferieure keuringsartsen', die zich ook vandaag nog wat hij noemt 'vergrijpen' aan rechthebbende maar dikwijls onwetende patiënten. Het was niet eens zo'n vreselijk ongeluk dat er op die voorjaarsmiddag vele jaren voor de oorlog gebeurde in het dorp Beugen in ooste lijk Noord-Brabant. Marinus was aan het hel pen met het afladen van een lange kar op het erf van boer Nicolaas Strik. Het vijftienjarige knechtje, derde uit een boerengezin van elf kinderen in Zeeland, was het jaar daarvoor door Strik in dienst genomen. De lading bestond uit snoeihout van doornstruiken en de boer wilde met behulp van een hefboom en een touw het lastige spul in een keer op het erf kiepen. „We trokken met zijn vieren. Voor mij stond een knecht, Jan van Heesch, die ongeveer honderd kilo woog. Daarvoor stond de meid, mejuffrouw Arts, en helemaal vooraan Strik. Toen knapte dat kartouw." Het hele gezelschap werd naar achteren geka- tapulteerd waarbij de drie volwassenen boven op de jongen terecht kwamen. Voor Marinus was dit des te vervelender omdat hij met zijn elleboog op een brik terecht was gekomen die op het erf slingerde. Terwijl de anderen opstonden en zich afklopten, voelde hij een felle pijn. De toegesnelde Bertha Strik dacht dat het wel meeviel. Ze zei: „Ik zal een goei nat verband om oew elleboog leggen dan bende morgen weer beter." ,,'s Anderendaags was mijn elleboog zo dik. Ik kon helemaal niets meer", zegt hij. De volgen de dag, zondag, mocht hij naar de huisarts van de familie Strik, dokter De Korte. Te voet ging hij van Beugen naar Boxmeer. Hij had koorts en het was erg koud. „Ik herinner me niet meer of de dokter wat tegen me gezegd heeft, en wat. Hij heeft alleen naar mijn arm gekeken. Hij heeft er niets mee gedaan. Hij heeft me geen medicijn gegeven en ook geen prik. Hij heeft me in een deken gepakt en in zijn auto terug naar Beu gen gebracht." Botsplinter Mevrouw Strik stuurde hem meteen naar bed. Marinus was in dienst voor honderdvijftig gulden per jaar plus kost en inwoning en op zondag een dubbeltje zakgeld. Terwijl hij in bed lag in zijn kamertje boven de koeienstal, begon het in zijn elleboog te etteren. Dit bleef maar doorgaan en na een paar weken vond de boer het raadzaam de dokter nog een keer te laten komen. De huisarts maakte een kleine snede en bracht een buisje in stelling waar mee de pus uit de wond gezogen werd. Daar na verbond hij de wond zonder de oorzaak van het etteren te hebben ontdekt. De oorzaak zou twee jaar later uit zichzelf tevoorschijn komen. Een botsplinter, einde lijk naar buiten gewerkt door de nog steeds etterende wond. Pas daarna groeide de wond op de elleboog dicht en trok de pijn langzaam weg. Maar inmiddels waren er dingen gebeurd in zijn elleboog waardoor zijn rechterarm ver stijfde en krom groeide. Gezeten aan tafel in zijn woning in Schijndel stroopt Marinus van Hees zijn rechtermouw op. Er komt een uitgeteerde witte arm tevoor schijn met op de elleboog een grote naar bui ten stekende knobbel die een beetje rood is en merkwaardig vitaal blinkt. Een knobbel die inclusief alle nare gevolgen had kunnen worden voorkomen als de huis arts niet 'klachtwaardig was tekort gescho ten', zoals Bousardt het een paar jaar geleden omschreef in een brief aan de Bedrijfsvereni ging Tabaksverwerkende en Agrarische Bedrijven, Dat is de organisatie die de belan gen heeft overgenomen van de 'Boeren en Tuinders Onderlinge'. Boer Strik was lid van de Onderlinge, die was opgericht ter uitvoe ring van de Land- en tuinbouwongevallénwet uit 1922. „De dokter heeft alles verwaarloosd," klinkt nog steeds verontwaardigd Marinus' com mentaar. „Hij had me naar het Canisius zie kenhuis in Nijmegen moeten brengen, maar hij heeft niks gedaan. Niks." Witte jassen Als ongeletterd knechtje tussen volwassenen wier autoriteit onaantastbaar werd geacht, moet Marinus het allemaal bedeesd onder gaan hebben. Op de vraag wat hij er zelf des tijds van vond, kijken zijn zwarte ogen fel terug en zegt hij: „Wat moest ik doen? Ik was vijftien jaar. Wat weet iemand van vijftien jaar? Wat wisten de mensen vroeger?" Aangifte doen van een ongeval? Zijn vader, die analfabeet was, wist ook niets van die dingen. Hij klaagde wel steeds dat hij de inkomsten van zijn zoon moest missen. Aangifte van een ongeval is in ieder geval nooit gedaan, evenmin als dokter De Korte ooit de gevolgen van een ongeval heeft vast gesteld. Marinus van Hees houdt het voor mogelijk dat boer Strik, die volgens hem ook agent was van de Boeren en Tuinders Onder linge, hem aangemeld heeft bij de bedrijfszie- kenkas. Als zieke. Niet als slachtoffer van een onge val. Marinus heeft althans vanaf 8 maart 1931 gedurende zes maanden een ziekte-uitkering gehad. Na zes weken vertrok Marinus uit Beugen naar zijn ouders in Zeeland. Kort daarop reis de hij met zijn vader naar Tilburg, waar hij op controle moest komen bij het Agrarisch Bedrijfsfonds aan de Spoorlaan. „Twee heren in witte jassen stroopten mijn mouw op, haal den de windsels van mijn arm en keken. Daarna smoesden ze een beetje, bonden de windsels weer om en zeiden: u kunt gaan." Marinus van Hees heeft nooit enige vorm van uitslag van die medische keuring ontvangen. Of het moest het feit zijn dat de ziekte-uitke ring werd stopgezet. Zijn vader stierf in 1933 op 44-jarige leeftijd en Marinus probeerde voortaan met één hand de kost te verdienen. Hij trouwde in 1940. Zijn huwelijksdag was een grote botte vernedering door zijn schoon ouders die het de invalide man kennelijk niet vergaven dat hij met hun dochter trouwde en in de erfenis zou delen. Zijn vrouw baarde vijf kinderen. Hun scheiding, dertig jaar later, is volgens Marinus een indirect gevolg van zijn lichamelijk gebrek. Karweitjes In de oorlog werkte Van Hees gedwongen op het vliegveld Volkel. Daarna pakte hij aller hande karweitjes aan, maar hij was het liefst eigen baas. Zo probeerde hij het onder meer met de handel in pluimvee. Intussen deed hij nog een poging om van de gemeente Zeeland een uitkering te krijgen op basis van zijn verstijfde arm. Tevergeefs. „De sociale dienst zei: u mankeert niets. En toen ik met de burgemeester sprak, wees die met een vinger op mij en zei: u krijgt niets." Het duurde bijna dertig jaar voordat hij opnieuw in actie kwam om zijn ongeval door de bedrijfsvereniging erkend te krijgen. Een relatie van het Verbond voor de Handel in Pluimvee (VHP) adviseerde hem alsnog bij de Bedrijfsvereniging voor het Agrarisch bedrijf (BVAB) aangifte te doen van het ongeval dat hem in Beugen was overkomen. De relatie hielp hem zelfs bij het formuleren van de aan gifte. De BVAB Gewest Noord-Brabant was er gauw klaar mee. Schadeloosstelling kon niet worden verleend 'omdat niet kan worden vastgesteld dat uw lijden een gevolg is van het door u opgegeven ongeval en omdat de aan vrage niet is ingediend binnen een jaar nadat het ongeval plaats had, resp. de gevolgen daarvan als zodanig werden herkend." De VHP helpt Van Hees vervolgens de zaak voor de Raad van Beroep van de bedrijfsver eniging te brengen. De VHP stelt zich ook garant voor de kosten. Wanneer de zaak voorkomt, verschijnt advo caat De Valk niet eens zelf om de zaak van zijn cliënt te bepleiten. Hij stuurt een jonge man die volgens Van Hees nog slechter uit zijn woorden komt dan hijzelf. Het resultaat blijft hetzelfde onder toepassing van dezelde argumenten. Het probleem blijft dat het ongeval destijds niet als ongeval is aangege ven en dat de dokter het niet als zodanig heeft onderkend. Merkwaardig Dokter De Korte, die in 1961 inmiddels vaste controle-arts van de betrokken bedrijfsver eniging is geworden, voert een voor een behandelend geneesheer merkwaardig argu ment aan tegen het beroep van de voormalige boerenknecht. In een notitie ter voorberei ding van de beroepszaak trekt hij uit het feit dat boer Strik hem destijds de rekening voor de medische behandeling van Marinus heeft betaald de volgende conclusie: „Daar de nota voor ongevallen door de NCB per giro wordt betaald, is het hier dus zeker geen ongeval, doch ziekte geweest." Van Hees: „Ik heb dokter De Korte in 1961 nog gebeld. Hij had dat reputje nog van dat ik bij hem was geweest. Mag ik dat zien, vroeg ik. Hij zei: dat laat ik aan niemand zien. Ook niet aan een advocaat? Aan niemand, zei hij. Hij was inmiddels controlerend geneesheer geworden van die verzekeringsmaatschappij. Hij zal er wel geen belang bij gehad hebben." Van Hees kon nog in hoger beroep gaan, maar zijn volstrekt niet met hem meedenkende advocaat, mr. W. de Valk uit Utrecht, ried hem dat af tenzij hij nog getuigen van het ongeluk kon opvoeren. Maar boer Strik en mejuffrouw Arts, de meid, zijn in 1961 dood. Bovendien is niemand echt ooggetuige geweest van het ongeluk. Ook niet Jan van Heesch, de enige dan nog levende die erbij is geweest. Ze stonden allemaal vóór hem. Advocaat De Valk laat Marinus tenslot te weten dat de VHP niet bereid is om ook de kosten van een hoger beroep te dragen. „Getuigen," gromt de bevlogen Cees Bous- sardt van de Werkgroep 1970 over het schrij ven van de advocaat. „Zijn getuige is zijn arm. De medische gevolgen van het ongeval staan gebeiteld op zijn elleboog." De raden van beroep zijn volgens hem 'hypocriete ver lengstukken' van de bedrijfsverenigingen. Hij noemt de rol van advocaat De Valk 'kwalijk, schandaleus en klachtwaardig'. „Ik voelde me rot. Ik voelde me niet meer als mens," zegt Marinus over het moment waarop zijn advocaat het hem verder alleen liet uit zoeken. In 1967 probeert Marinus een uitkering te verwerven op grond van de Ongevallenwet en Interimwet Invaliditeitstrekkers. De Sociale Verzekeringsbank geeft hem nul op het rekest. De medische adviseur van de bedrijfs vereniging, zo luidt het argument van de FOTO JAN VERHOL instantie, heeft zijn invaliditeit geschat op! procent en om voor een uitkering in aan« king te komen moet het 45 procent zijn. Knoeipunten Volgens Cees Boussardt is het percentage vai de arbeidsongeschiktheid een van de '1 punten' van bedrijfsverenigingen en ringsartsen. „En er werd geknoeid wordt nog steeds geknoeid," zo stelt hij vast op grond van tientallen zaken die hem dwi belanghebbenden zijn voorgelegd. Toch heeft Marinus van Hees inmiddels vorm van genoegdoening gekregen. Er daagt nieuwe hoop bij de invoering van de Alge* ne Arbeidsongeschiktheidswet op 1 ok 1976. Hij doet een beroep op deze wet aanvankelijk wordt zijn arbeidsongeschikt heid op die datum slechts op 25 proi geschat. In november 1976 ontvangt hij negatieve beslissing van het GAK. Acht maanden later, op 27 juni 1977, oni vangt hij het volgende verrassende bericht' „Onze beslissing van 25 november 1976wordt bij deze ingetrokken. In plaats daarvan koml ondervermelde beslissing." Volgt een ambtelijke tekst waarin gesteld dat op basis van de beschikbare gege vens de arbeidsongeschiktheid van Maritf van Hees in de zin van de aaw niet op 25 pro cent gesteld moet worden maar op 80 tot 1 procent. Hij krijgt het uitkeringsbedrag m terugwerkende kracht tot de in; van de wet. De aaw-uitkering heeft echter niets te mal» met de rechten die Marinus voor 1 oktohf- 1976 had en die hem onthouden zijn. Er tof' dan ook nog steeds een poging om M genoegdoening te verschaffen voor het J 1931 ontstane letsel en de tegenslagen"" gevolg daarvan die hij tientallen jaren b moeten slikken. Dreigender Op 9 december 1981 schreef Marinus Hees een brief aan Cees Boussardt nadari11 in de krant een artikel over diens activiteit® had gelezen. Boussardt dook in de zaak bond samen met Van Hees de strijd aan teg de instanties. De briefwisseling die hij in 1- met de bedrijfsvereniging opende, wordt va zijn kant steeds grimmiger en dreigenderu toon, terwijl de antwoorden van de bedrr vereniging uitmunten door ijselijkheid vastbeslotenheid om niet te betalen. Wat Boussardt nastreeft is een smart# ineens van 50.000 gulden voor Marinus1' Hees, als compensatie voor het onrecn't hem onnodig veel verdriet heeft bezorgd, bedrag dat hem in staat zal stellen in de la ste dagen van zijn leven nog iets aardig doen. j( „Dat vroeg ik in 1992. Hij was toen nog ziek," vertelt Boussardt in zijn met doss volgestouwde Tilburgse kantoortje. zie je zo een advocaat dan noteren. »e hoor je niks meer. Je ziet ze denken: barst." - Marinus van Hees, die vroeger zo oi dokters en meneren, zal sterven zend® respect voor autoriteiten. „Want ze wille profiteren, maar ze willen niet helpen. Waar moet hij over klagen? Over de die zich in augustus 1995 openbaarde- de suikerziekte die er kort geleden W! 6 men is? Neen. Hij klaagt over de rol y geld in de wereld. „De hele wereld is», geld, geld. Als je dat niet hebt, word J geholpen."

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 38