Een Arubaan in Delft Willem Barentsz blijft een bevroren held BOEKENLEGGER KINDERBOEKEN Arnold Karskens en de lokroep van de oorlog A is een aapje De sterksten van de school BOEKENGIDS D2 Een nieuwe held van Tonias Ross I !T,r vee'succes' zonder grote verhalen of primeurs, maar het is wel een harde leerschool. Als aankomend verslaggever gaat hij ater naar Afghanistan en naar n Oatika, slaapt met lijfwachten oor de deur, terwijl er buiten geschoten wordt. Denis Henriquez laat jaren zestig herleven f DB STEM VRIJDAG 12 JANUARI 1996 OoorJohan Diepstraten In interviews heeft Tomas Ross raeer dan eens gewezen op de heroerde maatschappelijke situ atie waarin de Nederlandse full time thrillerschrijvers zich bevin den- hun werk komt met in aan merking voor subsidiëring door het Fonds voor de Letteren en de oplagen zijn zo gering dat ze haast voor een minimuminko- men werken. Weliswaar heeft Tomas Ross thrillers geschreven die kunnen wedij veren met de grote internationale bestsellers, maar het is noch hem noch een andere Nederlander gelukt om op die markt door te dringen. Wie in het mis daadgenre van de pen wil leven, is haast gedwongen om te kiezen voor het formule-schrij ven! een vaste, herkenbare hoofd persoon die aller hande zaken oplost. De Cock van Baantjer, om de commercieel succesvolste te noemen. Ross had weliswaar met Martin Finch, in dienst van de Binnenlandse Veiligheids Dienst, een vaak terugkerende agent, maar vaker was deze Finch onbruikbaar van wege de keuze van de onderwer pen. Ross schreef faction-thril lers over doofpotaffaires en zeker in zijn historisch-getinte thrillers kon Finch geen rol spe len. Bovendien: Tomas Ross wil de nu eenmaal geen formule- schrijver zijn. Daar lijkt nu verandering in te zijn gekomen. Babyface met als ondertitel King en de moord- transfer is de eerste in een serie met Engelbert Julius Leopold Durk King in de hoofdrol. 'Toen hij wat ouder was, had hij erover gedacht zich Bert te noemen, maar hij vond dat nog lulliger dan Engelbert, net als Leo (Leo King!) of Julius (Julius King!). Durk was natuurlijk helemaal om meteen in het graf te stap pen. En Enk kon ook niet, dat klonk alsof je met een chroni sche agina rondliep. Dus was het King gebleven.' Dat kan nog heel leuk worden Tomas Ross FOTO ARCHIEF DE STEM met deze oudere, cynische King. Als rechercheur in Den Haag werd hij toegevoegd aan het IRT team en vervolgens ging het met hem fout. Een paar honderd kilo heroïne was plotseling weg en het was King die dat als lokaas voor de neus van Klaas Bruins- ma had gehangen. 'Ach jee,' verwijt een rechercheur King, 'heb je de boel verlinkt en heb je nog niks.' Op free-lance basis werkt King voor het verzeke ringskantoor Son- nenschein Por- celijn. In Babyface mag hij uitzoeken waarom de talent volle Babi Langga van F.C. Rapide (Reppit) uit Lim burg een mes in zijn nier gedraaid kreeg. Babi zou verkocht worden aan Juventus voor 17 miljoen en de sponsor van Rapide zou veel orders krijgen, maar er is van alles aan de hand met de won derboy. De plot is aannemelijk voor wie gelooft in een dierlijke variant van AIDS (het SIV: Simian Immunodeficiency Virus) en zoals gebruikelijk heeft Ross een spannende intri ge in elkaar gezet. Babyface is een 'lekker leesbare' whodunit die zich onder bobo's in de voet balwereld afspeelt. Dat klopt allemaal wel. Nee, de vraag is of King een serie kan dragen. Zoals het er nu naar uitziet, wordt het vooral leuk. King heeft inmid dels alle karaktertrekken om zich te gaan meten met de meest chagrijnige en cynische recher cheurs en dienders die er in de thrillerliteratuur rondlopen. Maar met gechagrijn alleen redt King het niet. Ross zal in de vol gende delen zijn hoofdpersoon moeten uitbouwen, zoals Colin Baxter deed met Morse en Michael Dibdin met Aurelio Zen. King moet nog groeien. Tomas Ross: 'Babyface. King en de moordtransfer'. Uitgeverij Fon tein, prijs 24,90. Door Paul de Schipper Als kind stiekem luisterend aan de deur hoorde Arnold Karskens verhalen over 'de oorlog': over bezetting, overvallen en schiet partijen. Zoekend naar het ver band tussen die afgeluisterde puzzelstukjes werd hij oorlogs verslaggever, een van de weini gen in Nederland. En waar schijnlijk de enige die de gezich ten van de oorlog zo goed kent, de stank zo indringend heeft gero ken. Hij zoekt nog steeds. «Waarom maak ik foto's van dode mensen?" Ia, waarom doe je zoiets? Berickten van het front heet het boek dat Karskens over zijn bestaan als oorlogsreporter schreef. Aanvankelijk gedreven door een riet te beredeneren fascinatie voor oorlog begint hij zijn loop baan in El Salvador in de jaren 0. Simpel, als een journalistieke amateur: „Kunt u mij zeggen waar de oorlog is?" Hij is beslui teloos, wacht af. Tot er een auto bom ontploft. Dat is zijn vuur doop Karskens noteert: „Ik ewaar het gezicht van de dood een opluchting. Dit is de oor- '°g die ik zoek." Opeen ezel reist hij door de Liba- aese Bekaa-vallei, een expeditie «oor Nieuwe Revu werkt Kars- «Min Suriname, maakt er een eportage over het jungle-com- ando, slaapt in een hangmat "aast Ronnie Bronswijk. Niet iJ ,ziin de reportage-reizen onrT ïnerid- weigert een W d tgever een reportage over i„. de bevrijdingsbe- ging van de Westelijke Sahara at te nemen en te betalen, karskens is een eenling. Zo func- ^«hrjhet beste. De betrok- ten-en v i?e 00rl°g zijn passan- slaoh/w n' hulPjes, gidsen, een f^rs' collega's- E«n PS". ankt J°,estel' een flinke portie ziin ert|ockt en zelfvertrouwen A„,zn vertrouwde gezellen. Wi» jg yerslaan is solitair werk. matio I?.aan C0Uegiale infor- en U ai|wisseling en braspartij- komt bedrogen uit." 1 ts alleen maar blijft gaan, eenzaam, ver van dat luxe beschermde leventje op de Nederlandse redacties. Dat vergt 'een stevige harde schijf', want wie alleen is moet al zijn indruk ken zelf verwerken. In december 1990 en januari 1991 is Karskens in Bagdad en ziet er de kruisraketten door de tuin van het Al Rasheedhotel vliegen. De journalisten worden in de schuil kelders gedwongen en na een paar dagen het land uitgezet. Alleen CNN mag blijven. Zijn verslag prijkt op de omslag van Nieuwe Revu: 'De enige Neder landse journalist ter plekke.' Dat is het immateriële loon voor dagen lang, zweten, zwoegen, slijmen, soebatten en schelden bij de voorlichters-lakeien van Sad dam Hussayn. Naarmate de vakman groeit, groeit Karskens ook in zijn boek. Zijn de observaties in het begin nen wat oppervlakkig, later krij gen ze meer diepgang, meer ana lyse. Maar altijd blijft daar de vraag: waarom? Waarom maakt iemand er zijn beroep van de oor log te beschrijven en te fotografe ren?" De afgelopen twintig jaar zag Karskens zo ongeveer alle oorlo gen die gevoerd werden: Somalië, Ruanda, Angola, Cambodja, Joegoslavië, Guatamala. Het vergt stevige zenuwen. Uit Ruan da kwamen heel wat journalisten terug met 'een kras op de harde schijf'. Al dat sterven noemt hij zinloos: „Mensen die ik heb gekend, zijn zonder mij gestorven. Ik zie alleen onbekende lichamen, uit eengereten door explosieven, doodgeschoten of verbrand." Niet echt om vrolijk van te wor den. Waarom? Ergens heeft Karskens het over 'een onverzadigbare honger naar geweld'. Hij licht dat toe: „Dat is het vreemde van oor log het stoot je af, maar je krijgt er nooit genoeg van." Dat is één antwoord. In zijn inlei ding staat een tweede, heel sim pel: „Ik noteer, maak foto's en loop door." Karskens doet gewoon wat een journalist behoort te doen: registreren. Alleen, hij registreert de oorlog, de meest ultieme smeerlapperij die mensen elkaar aandoen. Het is niet verheffend, wel confronte rend en boven zeer leesbaar. Arnold Karskens: 'Berichten van het front'. Uitg. Nijgh Van Dit- mar, prijs 34,90 Door Johan Diepstraten In de Nederlandse literatuur is het naoorlogse studentenleven met de twee delen Bij nader inzien van J.J.Voskuil en De harde kern van Frida Vogels uit gebreid beschreven. Minder bekend is de situatie van buiten landers die naar de Nederlandse studentensteden trokken om een graad te halen. In de jaren zestig verliet de Arubaan Denis Henri quez Oranjestad en studeerde achtereenvolgens in Delft en Leiden. Zijn jeugd beschreef hij in zijn debuutroman Zuidstraat (1992), een aardig boek over kleurrijke figuren op Aruba, de evocatie van zijn studententijd is nu met Delft Blues het logi sche vervolg. Is het studentenleven bij Vos kuil en Vogels vooral 'mieters', eenzelfde soort kneuterigheid is bij Henriquez te vinden. In Delft Blues wonen studenten bij hos pita's die hun kostgangers opwachten met kopjes thee, een avondje naar de film is 'een ple ziertje dat je je niet ontzegt' en ze swingen op dixielandmuziek. Op de Delft International Stu dents' Club wordt vooral 'gretig' naar de dansvloer gekeken en als er eens een wakkere student het Amerikaanse optreden in Vietnam ter sprake brengt, dan is de reactie zeer melig: 'Heeft de Vietcong je al uitgenodigd om te komen vechten?' grapte Ber nardo; hij had geen zin in een zwaarwichtige discussie.' Dit laatste is helaas typerend voor Delft Blues. Ouderwets Wat juist zo aardig is in de romans van Voskuil en Vogels - de discussie over politiek en literatuur - is bij Henriquez zo goed als afwezig: de studenten van toen houden zich bezig met de civiele bouwkunde en geven af op hun autoritaire leermees ters. In een ouderwetse jongens boekenstijl laat Henriquez de jaren zestig herleven: 'Van boven komen tegenwoordig geen berichten meer,' smaalde professor Schödingen, 'komt u een andere keer terug als u het weet.' De eerste honderd pagi na's van Delft Blues lijken haast een persiflage op de oubollig heid. Zo erg kon het niet zijn geweest. Maar Delft Blues gaat niet hele maal over niets. Zoals andere immigranten al hebben laten zien, was er in die jaren zestig een niet geringe afkeer van Denis Henriquez gekleurde mensen. Hoofdper soon Bernardo is in de ogen van menig hospita 'een halfbloed'. De pleegvader van het meisje Katinka op wie Bernardo ver liefd raakt, laat het onomwon den weten: 'Ik mag die zwarte kraai niet die uit ons nest komt snoepen.' Voor de pleegvader krijgt ieder mens op aarde zijn plaats van Onze-Lieve-Heer. De plaats voor zijn pleegdochter is zeker niet de tropen: 'In zo'n hit te kan een normaal mens mets uitrichten. Hun soort mensen kan ertegen, wij niet, ons lichaam is niet op zo'n warmte berekend.' Zedenschets Het zijn maar spaarzame passa ges die gaan over de ontvangst en de aanpassingsproblemen van Arubanen in Nederland, waarover toch een klinkende roman is te schrijven. Denis Henriquez koos voor een andere mogelijkheid. Delft Blues is vol- FOTO CHRIS VAN HOUTS gens de achterflap een 'vaak komische zedenschets vanuit een bijzonder perspectief: dat van de vrolijke leergierige jon gen uit de West die niet belast is met herinneringen aan de oor log.' Echt komisch is de zedenschets niet, maar in aanzet interessant is de verhaallijn met Katinka, het droommeisje van Bernardo. Zij heeft haar ouders in de oor log verloren en heeft daar nu, als studente, een 'drammerig schuldgevoel' aan overgehou den, ook al was zij pas twee toen dat drama zich voltrok. Ze wil per se naar Israël vertrekken en laat de hopeloos verliefde Ber nardo achter in Nederland. Cycloop Israël komt in enkele terzijdes aan bod, op dezelfde manier als de oorlog in Vietnam. Bij Denis Henriquez is het vooral 'luim en jolijt' om de jaren zestig termi nologie te gebruiken. 'Hebben jullie de cycloop gezien, de nieu we minister van defensie van Israël, Moshe Dayan? Die denkt dat hij met één oog een miljoen Arabieren klein kan krijgen. Deze keer lopen de Israëliërs echt de kans om in zee gedumpt te worden.' In De harde kern van Frida Vogels discussiëren de studenten oeverloos over de Zesdaagse Oorlog, maar bij Henriquez hebben we te maken met het andere uiterste. Het is vreemd dat de lezer, net als Bernardo, over Katinka nau welijks iets krijgt te horen. Helemaal aan het einde van de roman blijkt plotseling dat Katinka is overleden. Niets over haar belevenissen in haar beloofde land, niets over de reden van haar terugkeer, niets over het grote drama van haar zelfgekozen dood. Dat is extra vreemd omdat Henriquez in de eerste helft van de roman passa ges opneemt die vanuit haar perspectief zijn geschreven. Fragmenten Delft Blues lijdt aan hetzelfde euvel als de debuutroman Zuid straat. De herinneringen van Henriquez aan zijn geboorte plek bestaan uit fragmenten over individuen die toevallig in de nabijheid van elkaar leven. Zijn debuut is geen coherente roman, maar een verzameling alleraardigste en zelfs spectacu laire gebeurtenissen. In Delft Blues passeert een niet minder groot aantal opmerkelijke indi viduen de revue, maar verhou dingsgewijs hebben ze weinig met elkaar te maken. In een onderhoudende vertelt rant verhaalt Henriquez over de student Ito uit Curapao die zijn marxistische opvattingen ver ruilt voor het grote geld, over de rijke student Rakish die zich laat inpalmen door een Hindoe- staanse en over de Nederlandse Janine die zwanger raakt van de student Miguel uit Ecuador. Nogal tragisch is de reis van Janine met Bernardo naar Zuid- Amerika. De toekomstige vader Miguel is er met een andere lief vandoor naar Bogota. Vaardig verteld en de lezer ver veelt zich niet, maar het pro bleem van Delft Blues is dat in de roman nauwelijks standpun ten worden ingenomen. Een aantal studenten overkomt iets en hoe dramatisch ook, het raakt de lezer nauwelijks. Denis Henriquez: 'Delft Blues'. Uitg. De Bezige Bij, prijs 34,50 Door Dirk Vellenga Vier eeuwen geleden schreef Gerrit de Veer een internationa le bestseller. Zijn Waerachtighe Beschrijvinghe van drie Seyla- gien was een verslag van de drie zeereizen die hij meemaakte onder Willem Barentsz en voor al de overwintering op Nova Zembla (1596-1597) maakte grote indruk op de lezers. In Nederland verscheen het boek, voorzien van dramatische pren ten, in 1598. In hetzelfde jaar werden een Latijnse, Franse en Duitse versie gemaakt, Italië volgde een jaar later en in 1609 kwam in Londen een Engelse uitgave tot stand. Sommige deskundigen menen dat ook Shakespeare zich hier en daar in zijn werk heeft laten inspireren door de ijsavonturen van de Nederlandse zeelieden ten noorden van Rusland. In 1819 kwam Hendrik Tollens nog eens met De overwintering der Hollanders op Nova Zembla, dat ook weer werd uitgebracht in Londen en New York. Gerrit de Veer is niet vermaard geworden, hij heeft Willem Barentsz wereldberoemd gemaakt. Willem Barentsz is een legende geworden, een school- boeken-held, een winterse Odysseus. Hij was bezeten van een noordelijke route naar de rijkdommen van het koninkrijk Cathay en de Specerij-eilanden en betaalde met zijn leven. Eigenlijk kennen we Barentsz alleen via de verslagen van De Veer. Verder is slechts bekend dat hij op Terschelling werd geboren (wanneer is onbekend) en een uitstekende stuurman en kaartenmaker was. We weten sinds kort ook dat hij in Amster dam vrouw en kinderen achter liet. Dit jaar wordt zijn rol in de historie herdacht op Terschel ling en in het Scheepvaartmuse um in Amsterdam. Over Gerrit de Veer weten we ook heel weinig, waarschijnlijk is hij niet rijk geworden van zijn Het Behouden Huys op een van de oude prenten succesboek. De Engelsman Ray- ner Unwin heeft zijn oude ver haal nog eens onder de loup genomen en hij meldt dat Gerrit de broer was van een Amster damse regent. Meer kan Unwin niet aan de geschiedenis toevoe gen, maar in zijn boek Overwin tering op Nova Zembla plaatst hij de dagboekaantekeningen van De Veer wel op een plezie rige manier in de juiste nauti sche en meteorologische con text. Rayner Unwin is behalve schrijver en uitgever ook ex- marine-offcier. 'Door zijn nederige komaf was hij een natuurlijke schakel tus sen de schipper en de maats. En dankzij zijn zeemanschap gold hij tweeëneenhalve eeuw lang als een onovertroffen poolvaar- der', schrijft Unwin over Barentsz. Dat is zo ongeveer de enige persoonlijke mededeling die hij kan doen over Barentsz en de andere 16 leden van de expeditie van 1596. Uit de nuch tere notities van Gerrit de Veer heeft ook Rayner Unwin nauwe lijks informatie kunnen halen over de emoties van deze man nen in hun benarde omstandig heden. Rayner Unwin consta teert dat de zeelieden zo taai en volhardend waren door hun krachtige geloof in 'de leerstel lingen van Calvijn'. Ze voelden zich bijzonder: 'Ze waren ervan overtuigd dat voor de uitverko renen de grootste vijand was verslagen, zodat ze de verdere gevaren van het leven vastbera den en onverstoorbaar tegemoet konden treden.' Willem Barentsz en zijn gezag voerder Jacob van Heemskerck vertrokken in mei 1596 vanaf de Waddeneilanden en eind augus tus raakte hun schip ingesloten in het ijs bij Nova Zembla. Ze bouwden het vemaarde Behou den Huys van drijfhout en van planken van het schip (zonder dat de zeewaardigheid daarvan in gevaar kwam). Met de slede werden wijn, bier, pekelvlees, scheepsbeschuit en harde kazen naar het nieuwe onderkomen vervoerd. Tijdens de vreselijke sneeuw stormen van december lagen de mannen in het halfduister in hun kooien. De bovenste dekens waren bevroren en af en toe strompelden ze naar de kachel in het midden van de hut. Ze schroeiden bijna hun scheenbe nen, terwijl ze van achteren werden aangevallen door de vrieskou. Poedersneeuw werd tussen de planken door naar binnen gejaagd, de schoorsteen wilde niet meer trekken en de kiok was stilgezet door de vorst. Het bier was op en de wijn zat onder het ijs. Ze overleefden de kougolf van 30 graden onder nul, de ijsberen en zelfs een aanval van kolen dampvergiftiging. Toen de sneeuw begon te smelten speel den de verzwakte zeebonken een partijtje kolf, 'in Holland een geliefde sport' en de voorganger van golf, met zelfgesneden slag houten en ballen. Pas in juni 1597 kon men weer aan de terugreis denken en toen was Willem Barentsz door scheurbuik al aan bed gekluis terd. Zijn maats beurden hem nog even op toen ze de IJshoek op de kust van Nova Zembla passeerden. Unwin schrijft met gevoel voor drama: 'De zieke staarde zonder een woord te zeggen naar de grijze contouren van het land, in tweeën gekliefd door een brede, witte gletsjer: het keerpunt van twee oceanen, en van zijn leven. Hij moet heb ben teruggedacht aan dat moment vier jaar daarvoor, toen hij dit landschap voor het eerst in ogenschouw naam en er ste nen had gevonden die schitte renden als goud.' Willem Barentsz stierf op 20 juni. Naar zijn graf wordt nog steeds gezocht. Hij is en blijft een bevroren held, wiens warme vlees en bloed voor altijd ver borgen lijken te blijven. Van de 17 bemanningsleden keerden op 1 november 12 man terug in Amsterdam, net op tijd voor de volgende winter. Rayner Unwin: 'Overwintering op Nova Zembla. Willem Barentsz en de expeditie om de Noord'. Uitg. Prometheus, prijs 34,90 Eeuwenlang was het alfabet het waren allereerste dat je op school uit je met het hoofd moest leren. Pas als je het letterty abc op kon dreunen, was je aan godsdie leesles toe. Spellen kon je ais de loop vai beste, maar het lezen leek ner- meer f gens naar. Toch bléven school- telijke meesters beweren: „Men moet in in 1781 den ABC geoeffend wezen, eer Boek men in eenige boeken iets kan Jeugd lezen." rik Sw Deze weken besteden drie musea boodsci aandacht aan de geschiedenis geen b van de ABC-boekjes. Het Natio- cus, ma naai Schoolmuseum in Rotter- en de e dam toont, tot en met 21 januari, Het all< oude schoolboekjes om het alfa- A is een bet te leren. Het Letterkundig eet uit Museum in Den Haag heeft, tot die baklt en met 18 maart, vrolijke pren- dwinge tenboeken in de vitrines. En het anderh: Museum van het Boek in Den schreef Haag laat, tot en met 20 februari, 50-plus vooral bibliofiele ABC-boeken schijnli; zien. De eerste ABC-boeken - ook maakte wel haneboeken genoemd - sie die r I dikwijls dunne boekjes alfabet in verschillende ten en wat gebeden of tstige gedichtjes. In de de tijd kwamen er steeds atjes en soms ook stich- j raatjes bij. Zo verscheen het Vaderlandsch A-B i oor de Nederlandsche an de filosoof Jan Hend- ijldens. Een boek met een .ap. Geen a van aapje, /an beer, geen c van cir- tr de d van dyk en duinen /an eendragt. rbekendste ABC-boek is aapje. 'A is een aapje, dat ijn poot, b is de bakker, voor ons brood...': Het ^ïde dreuntje is meer dan lve eeuw oud. Wie het is niet bekend. Maar veel ers kennen het waar- k van Rie Cramer. Die de illustraties bij de ver- ond 1950 verscheen. Omslag van Het hanengevecht', Sonsbeek. gete.cend door Martijn van Door Muriel Boll Een nieuwe school kan een regel rechte ramp zijn, omdat je je er vaak in moet vechten. In Het hanengevecht van Giles Diggle is dat voor Douglas Wainwright letterlijk zo, maar gelukkig heeft hij zijn lengte mee en dat scheelt. Dougie krijgt de bijnaam Snoek. Na een paar dagen heeft hij door dat hij die te danken heeft aan de luchtjes die hij meebrengt uit. de Fish Chip Shop van zijn ouders. Aan de stank kan hij wat doen, maar zijn bijnaam raakt Douglas niet meer kwijt. Snoek en zijn ouders zijn ver huisd naar Bridgeford, dat ligt in de streek waar de Cotswolds beginnen. Hij ontdekt dat op zijn nieuwe middelbare school nie mand onder het gewelddadige gezag van Wazzer en consorten uit kan. Wazzer staat aan het hoofd van een vechtclub, die oor spronkelijk tamelijk onschuldige kickbokspartijtjes organiseerde. Toen begonnen werd met daarop geld in te zetten, liep de zaak uit de hand. Brugklassers worden opgehitst om tegen elkaar te vechten. De winnaars, de Hanen, mogen bij de club van Wazzer en krijgen de kans om een jaar later Runner te worden, dan Stomper, Schraper en in de laatste klas Steker. De sterkste Steker is de Priem die het langste mes hanteert en daar mee leerlingen 'de halsmaat opneemt', als iets hem niet bevalt. De lengte van de messen, gemaakt uit vlijmscherp geslepen metalen linialen, is afhankelijk van de plaats in de rangorde van de bezitter. In zijn eerste schooldagen wordt ook Douglas de halsmaat geno men, als hij het voor de kleinste opneemt tijdens een 'hanenge vecht'. De Snoek zal weten wie de baas is, en dat geweld de boel draaiende houdt. Omdat Wazzer hem niet vertrouwt, laat hij Dou glas schaduwen en pesten. Het begint dus goed, maar dat is nog niet alles. Op de cricketvelden om de school vindt Douglas het lijk van een jongen die leerling was op dezelfde school. Niemand weet wat er gebeurd is. Douglas houdt zich goed staande op de nieuwe school; hij is de bes te keeper en dat helpt. Zelfs iemand uit het kamp van Wazzer krijgt respect voor de Snoek. Met twee andere jongens bindt Dou glas de strijd aan tegen Wazzer en consorten, omdat ze Wazzer ervan verdenken de jongen die Douglas dood gevonden heeft, te hebben gedwongen mee te doen aan illegale hondengevechten. Het feit dat Wazzer de hond van Douglas heeft gejat met alle mogelijke gevolgen van dien is de druppel die de emmer doet over lopen. De drie jongens bespreken hun strategie in het geheim per computer. Die computerbriefjes geven een luchtige toets aan het geheel. Diggle weet goed hoe jongeren elkaar toespreken en met elkaar omgaan. Dat is het aantrekkelij ke van dit verhaal en het maakt de uitzonderlijk wrede gebeurte nissen uiterst geloofwaardig. Het verhaal zit bovendien goed in elkaar, spanning en ontspanning wisselen elkaar mooi af. Net op tijd blijken de meisjes in dit ver haal niet alleen leuk om mee om te gaan, ze blijken ook hun her sens te gebruiken. Het hanenge vecht is kortom een heel boeiend boek. Het werd uitstekend ver taald door Helene Reid. Enig minpuntje vind ik dat ze het heeft over de Hoofdstraat in Bridgeford en over een oude her berg The Jolly Waggoners in plaats van over Highstreet en pub. Wij hebben het toch ook niet over de Elyzeese velden in Parijs. Wil je Highstreet per se vertalen, dan was Grotestraat beter geweest, die naam is bij ons gebruikelijker. Verder laat Reid de sfeer terecht op en top Engels. Bij dezelfde uitgeverij verscheen ook Morgen toen de oorlog begon van John Marsden, die eerder het succesvolle Lieve Tracy, lieve Mandy schreef. Anders dan het hierboven besproken boek, is dit een uiterst ongeloofwaardig ver haal. Het speelt in de toekomst, in Australië, waar een groepje middelbare scholieren na een weekendje in de bergen, ontdek ken dat in hun stad een enorme invasie heeft plaatsgevonden. Alle inwoners, dus ook hun ouders, zijn door de vijand weg gevoerd en worden gevangen gehouden. Toch is er geen sprake van echte wanhoop onder de vrienden, ze filosoferen wat in het wilde weg over oorlog en vre de, en eigen verantwoordelijk heid in het leven. Als ze niet op eten uit zijn of voor verspieder spelen, met de infor matie doen ze trouwens niets, hangen ze maar wat rond in een vredig landschap van bomen en watervallen en worden zelfs ver liefd, en dat terwijl ze in levens gevaar zijn, de hele mensheid zelfs bedreigd wordt. Het belang van dit boek heb ik niet kunnen ontdekken. Ik vind het een geheel vrijblijvend zwetsverhaal waar geen eind aan komt. Het lijkt of Marsden gaten blijft breien in een kous die langer en langer wordt. Giles Diggle: 'Het hanengevecht'. Uitg. Jenny de Jonge, prijs 26,75 John Marsden: 'Morgen toen de oorlog begon'. Uitg. Jenny de Jonge, prijs 27,75

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1996 | | pagina 17