Een Arubaan in Delft
Willem Barentsz blijft een bevroren held
BOEKENLEGGER
KINDERBOEKEN
Arnold Karskens en de
lokroep van de oorlog
A
is een aapje
De sterksten van de school
BOEKENGIDS
D2
Een nieuwe
held van
Tonias Ross
I !T,r vee'succes' zonder grote
verhalen of primeurs, maar het is
wel een harde leerschool. Als
aankomend verslaggever gaat hij
ater naar Afghanistan en naar
n Oatika, slaapt met lijfwachten
oor de deur, terwijl er buiten
geschoten wordt.
Denis Henriquez laat jaren zestig herleven
f
DB STEM
VRIJDAG 12 JANUARI 1996
OoorJohan Diepstraten
In interviews heeft Tomas Ross
raeer dan eens gewezen op de
heroerde maatschappelijke situ
atie waarin de Nederlandse full
time thrillerschrijvers zich bevin
den- hun werk komt met in aan
merking voor subsidiëring door
het Fonds voor de Letteren en
de oplagen zijn zo gering dat ze
haast voor een minimuminko-
men werken. Weliswaar heeft
Tomas Ross thrillers geschreven
die kunnen wedij
veren met de grote
internationale
bestsellers, maar
het is noch hem
noch een andere
Nederlander
gelukt om op die
markt door te
dringen.
Wie in het mis
daadgenre van de
pen wil leven, is
haast gedwongen
om te kiezen voor
het formule-schrij
ven! een vaste,
herkenbare hoofd
persoon die aller
hande zaken
oplost. De Cock
van Baantjer, om
de commercieel
succesvolste te noemen. Ross
had weliswaar met Martin Finch,
in dienst van de Binnenlandse
Veiligheids Dienst, een vaak
terugkerende agent, maar vaker
was deze Finch onbruikbaar van
wege de keuze van de onderwer
pen. Ross schreef faction-thril
lers over doofpotaffaires en
zeker in zijn historisch-getinte
thrillers kon Finch geen rol spe
len. Bovendien: Tomas Ross wil
de nu eenmaal geen formule-
schrijver zijn.
Daar lijkt nu verandering in te
zijn gekomen. Babyface met als
ondertitel King en de moord-
transfer is de eerste in een serie
met Engelbert Julius Leopold
Durk King in de hoofdrol. 'Toen
hij wat ouder was, had hij erover
gedacht zich Bert te noemen,
maar hij vond dat nog lulliger
dan Engelbert, net als Leo (Leo
King!) of Julius (Julius King!).
Durk was natuurlijk helemaal
om meteen in het graf te stap
pen. En Enk kon ook niet, dat
klonk alsof je met een chroni
sche agina rondliep. Dus was het
King gebleven.'
Dat kan nog heel leuk worden
Tomas Ross
FOTO ARCHIEF DE STEM
met deze oudere, cynische King.
Als rechercheur in Den Haag
werd hij toegevoegd aan het IRT
team en vervolgens ging het met
hem fout. Een paar honderd kilo
heroïne was plotseling weg en
het was King die dat als lokaas
voor de neus van Klaas Bruins-
ma had gehangen.
'Ach jee,' verwijt
een rechercheur
King, 'heb je de
boel verlinkt en
heb je nog niks.'
Op free-lance
basis werkt King
voor het verzeke
ringskantoor Son-
nenschein Por-
celijn. In Babyface
mag hij uitzoeken
waarom de talent
volle Babi Langga
van F.C. Rapide
(Reppit) uit Lim
burg een mes in
zijn nier gedraaid
kreeg. Babi zou
verkocht worden
aan Juventus voor
17 miljoen en de
sponsor van Rapide zou veel
orders krijgen, maar er is van
alles aan de hand met de won
derboy. De plot is aannemelijk
voor wie gelooft in een dierlijke
variant van AIDS (het SIV:
Simian Immunodeficiency
Virus) en zoals gebruikelijk
heeft Ross een spannende intri
ge in elkaar gezet. Babyface is
een 'lekker leesbare' whodunit
die zich onder bobo's in de voet
balwereld afspeelt. Dat klopt
allemaal wel. Nee, de vraag is of
King een serie kan dragen. Zoals
het er nu naar uitziet, wordt het
vooral leuk. King heeft inmid
dels alle karaktertrekken om
zich te gaan meten met de meest
chagrijnige en cynische recher
cheurs en dienders die er in de
thrillerliteratuur rondlopen.
Maar met gechagrijn alleen redt
King het niet. Ross zal in de vol
gende delen zijn hoofdpersoon
moeten uitbouwen, zoals Colin
Baxter deed met Morse en
Michael Dibdin met Aurelio
Zen. King moet nog groeien.
Tomas Ross: 'Babyface. King en de
moordtransfer'. Uitgeverij Fon
tein, prijs 24,90.
Door Paul de Schipper
Als kind stiekem luisterend aan
de deur hoorde Arnold Karskens
verhalen over 'de oorlog': over
bezetting, overvallen en schiet
partijen. Zoekend naar het ver
band tussen die afgeluisterde
puzzelstukjes werd hij oorlogs
verslaggever, een van de weini
gen in Nederland. En waar
schijnlijk de enige die de gezich
ten van de oorlog zo goed kent, de
stank zo indringend heeft gero
ken.
Hij zoekt nog steeds.
«Waarom maak ik foto's van
dode mensen?"
Ia, waarom doe je zoiets?
Berickten van het front heet het
boek dat Karskens over zijn
bestaan als oorlogsreporter
schreef.
Aanvankelijk gedreven door een
riet te beredeneren fascinatie
voor oorlog begint hij zijn loop
baan in El Salvador in de jaren
0. Simpel, als een journalistieke
amateur: „Kunt u mij zeggen
waar de oorlog is?" Hij is beslui
teloos, wacht af. Tot er een auto
bom ontploft. Dat is zijn vuur
doop Karskens noteert: „Ik
ewaar het gezicht van de dood
een opluchting. Dit is de oor-
'°g die ik zoek."
Opeen ezel reist hij door de Liba-
aese Bekaa-vallei, een expeditie
«oor Nieuwe Revu werkt Kars-
«Min Suriname, maakt er een
eportage over het jungle-com-
ando, slaapt in een hangmat
"aast Ronnie Bronswijk. Niet
iJ ,ziin de reportage-reizen
onrT ïnerid- weigert een
W d tgever een reportage over
i„. de bevrijdingsbe-
ging van de Westelijke Sahara
at te nemen en te betalen,
karskens is een eenling. Zo func-
^«hrjhet beste. De betrok-
ten-en v i?e 00rl°g zijn passan-
slaoh/w n' hulPjes, gidsen,
een f^rs' collega's- E«n PS".
ankt J°,estel' een flinke portie
ziin ert|ockt en zelfvertrouwen
A„,zn vertrouwde gezellen.
Wi» jg yerslaan is solitair werk.
matio I?.aan C0Uegiale infor-
en U ai|wisseling en braspartij-
komt bedrogen uit."
1 ts alleen maar blijft gaan,
eenzaam, ver van dat luxe
beschermde leventje op de
Nederlandse redacties. Dat vergt
'een stevige harde schijf', want
wie alleen is moet al zijn indruk
ken zelf verwerken.
In december 1990 en januari 1991
is Karskens in Bagdad en ziet er
de kruisraketten door de tuin van
het Al Rasheedhotel vliegen. De
journalisten worden in de schuil
kelders gedwongen en na een
paar dagen het land uitgezet.
Alleen CNN mag blijven. Zijn
verslag prijkt op de omslag van
Nieuwe Revu: 'De enige Neder
landse journalist ter plekke.' Dat
is het immateriële loon voor
dagen lang, zweten, zwoegen,
slijmen, soebatten en schelden bij
de voorlichters-lakeien van Sad
dam Hussayn.
Naarmate de vakman groeit,
groeit Karskens ook in zijn boek.
Zijn de observaties in het begin
nen wat oppervlakkig, later krij
gen ze meer diepgang, meer ana
lyse. Maar altijd blijft daar de
vraag: waarom? Waarom maakt
iemand er zijn beroep van de oor
log te beschrijven en te fotografe
ren?"
De afgelopen twintig jaar zag
Karskens zo ongeveer alle oorlo
gen die gevoerd werden: Somalië,
Ruanda, Angola, Cambodja,
Joegoslavië, Guatamala. Het
vergt stevige zenuwen. Uit Ruan
da kwamen heel wat journalisten
terug met 'een kras op de harde
schijf'.
Al dat sterven noemt hij zinloos:
„Mensen die ik heb gekend, zijn
zonder mij gestorven. Ik zie
alleen onbekende lichamen, uit
eengereten door explosieven,
doodgeschoten of verbrand."
Niet echt om vrolijk van te wor
den.
Waarom? Ergens heeft Karskens
het over 'een onverzadigbare
honger naar geweld'. Hij licht dat
toe: „Dat is het vreemde van oor
log het stoot je af, maar je krijgt
er nooit genoeg van."
Dat is één antwoord. In zijn inlei
ding staat een tweede, heel sim
pel: „Ik noteer, maak foto's en
loop door." Karskens doet
gewoon wat een journalist
behoort te doen: registreren.
Alleen, hij registreert de oorlog,
de meest ultieme smeerlapperij
die mensen elkaar aandoen. Het
is niet verheffend, wel confronte
rend en boven zeer leesbaar.
Arnold Karskens: 'Berichten van
het front'. Uitg. Nijgh Van Dit-
mar, prijs 34,90
Door Johan Diepstraten
In de Nederlandse literatuur is
het naoorlogse studentenleven
met de twee delen Bij nader
inzien van J.J.Voskuil en De
harde kern van Frida Vogels uit
gebreid beschreven. Minder
bekend is de situatie van buiten
landers die naar de Nederlandse
studentensteden trokken om een
graad te halen. In de jaren zestig
verliet de Arubaan Denis Henri
quez Oranjestad en studeerde
achtereenvolgens in Delft en
Leiden. Zijn jeugd beschreef hij
in zijn debuutroman Zuidstraat
(1992), een aardig boek over
kleurrijke figuren op Aruba, de
evocatie van zijn studententijd
is nu met Delft Blues het logi
sche vervolg.
Is het studentenleven bij Vos
kuil en Vogels vooral 'mieters',
eenzelfde soort kneuterigheid is
bij Henriquez te vinden. In Delft
Blues wonen studenten bij hos
pita's die hun kostgangers
opwachten met kopjes thee, een
avondje naar de film is 'een ple
ziertje dat je je niet ontzegt' en
ze swingen op dixielandmuziek.
Op de Delft International Stu
dents' Club wordt vooral 'gretig'
naar de dansvloer gekeken en
als er eens een wakkere student
het Amerikaanse optreden in
Vietnam ter sprake brengt, dan
is de reactie zeer melig: 'Heeft
de Vietcong je al uitgenodigd om
te komen vechten?' grapte Ber
nardo; hij had geen zin in een
zwaarwichtige discussie.' Dit
laatste is helaas typerend voor
Delft Blues.
Ouderwets
Wat juist zo aardig is in de
romans van Voskuil en Vogels -
de discussie over politiek en
literatuur - is bij Henriquez zo
goed als afwezig: de studenten
van toen houden zich bezig met
de civiele bouwkunde en geven
af op hun autoritaire leermees
ters. In een ouderwetse jongens
boekenstijl laat Henriquez de
jaren zestig herleven: 'Van
boven komen tegenwoordig
geen berichten meer,' smaalde
professor Schödingen, 'komt u
een andere keer terug als u het
weet.' De eerste honderd pagi
na's van Delft Blues lijken haast
een persiflage op de oubollig
heid. Zo erg kon het niet zijn
geweest.
Maar Delft Blues gaat niet hele
maal over niets. Zoals andere
immigranten al hebben laten
zien, was er in die jaren zestig
een niet geringe afkeer van
Denis Henriquez
gekleurde mensen. Hoofdper
soon Bernardo is in de ogen van
menig hospita 'een halfbloed'.
De pleegvader van het meisje
Katinka op wie Bernardo ver
liefd raakt, laat het onomwon
den weten: 'Ik mag die zwarte
kraai niet die uit ons nest komt
snoepen.' Voor de pleegvader
krijgt ieder mens op aarde zijn
plaats van Onze-Lieve-Heer. De
plaats voor zijn pleegdochter is
zeker niet de tropen: 'In zo'n hit
te kan een normaal mens mets
uitrichten. Hun soort mensen
kan ertegen, wij niet, ons
lichaam is niet op zo'n warmte
berekend.'
Zedenschets
Het zijn maar spaarzame passa
ges die gaan over de ontvangst
en de aanpassingsproblemen
van Arubanen in Nederland,
waarover toch een klinkende
roman is te schrijven. Denis
Henriquez koos voor een andere
mogelijkheid. Delft Blues is vol-
FOTO CHRIS VAN HOUTS
gens de achterflap een 'vaak
komische zedenschets vanuit
een bijzonder perspectief: dat
van de vrolijke leergierige jon
gen uit de West die niet belast is
met herinneringen aan de oor
log.'
Echt komisch is de zedenschets
niet, maar in aanzet interessant
is de verhaallijn met Katinka,
het droommeisje van Bernardo.
Zij heeft haar ouders in de oor
log verloren en heeft daar nu, als
studente, een 'drammerig
schuldgevoel' aan overgehou
den, ook al was zij pas twee toen
dat drama zich voltrok. Ze wil
per se naar Israël vertrekken en
laat de hopeloos verliefde Ber
nardo achter in Nederland.
Cycloop
Israël komt in enkele terzijdes
aan bod, op dezelfde manier als
de oorlog in Vietnam. Bij Denis
Henriquez is het vooral 'luim en
jolijt' om de jaren zestig termi
nologie te gebruiken. 'Hebben
jullie de cycloop gezien, de nieu
we minister van defensie van
Israël, Moshe Dayan? Die denkt
dat hij met één oog een miljoen
Arabieren klein kan krijgen.
Deze keer lopen de Israëliërs
echt de kans om in zee gedumpt
te worden.' In De harde kern
van Frida Vogels discussiëren de
studenten oeverloos over de
Zesdaagse Oorlog, maar bij
Henriquez hebben we te maken
met het andere uiterste.
Het is vreemd dat de lezer, net
als Bernardo, over Katinka nau
welijks iets krijgt te horen.
Helemaal aan het einde van de
roman blijkt plotseling dat
Katinka is overleden. Niets over
haar belevenissen in haar
beloofde land, niets over de
reden van haar terugkeer, niets
over het grote drama van haar
zelfgekozen dood. Dat is extra
vreemd omdat Henriquez in de
eerste helft van de roman passa
ges opneemt die vanuit haar
perspectief zijn geschreven.
Fragmenten
Delft Blues lijdt aan hetzelfde
euvel als de debuutroman Zuid
straat. De herinneringen van
Henriquez aan zijn geboorte
plek bestaan uit fragmenten
over individuen die toevallig in
de nabijheid van elkaar leven.
Zijn debuut is geen coherente
roman, maar een verzameling
alleraardigste en zelfs spectacu
laire gebeurtenissen. In Delft
Blues passeert een niet minder
groot aantal opmerkelijke indi
viduen de revue, maar verhou
dingsgewijs hebben ze weinig
met elkaar te maken.
In een onderhoudende vertelt
rant verhaalt Henriquez over de
student Ito uit Curapao die zijn
marxistische opvattingen ver
ruilt voor het grote geld, over de
rijke student Rakish die zich
laat inpalmen door een Hindoe-
staanse en over de Nederlandse
Janine die zwanger raakt van de
student Miguel uit Ecuador.
Nogal tragisch is de reis van
Janine met Bernardo naar Zuid-
Amerika. De toekomstige vader
Miguel is er met een andere lief
vandoor naar Bogota.
Vaardig verteld en de lezer ver
veelt zich niet, maar het pro
bleem van Delft Blues is dat in
de roman nauwelijks standpun
ten worden ingenomen. Een
aantal studenten overkomt iets
en hoe dramatisch ook, het
raakt de lezer nauwelijks.
Denis Henriquez: 'Delft Blues'.
Uitg. De Bezige Bij, prijs 34,50
Door Dirk Vellenga
Vier eeuwen geleden schreef
Gerrit de Veer een internationa
le bestseller. Zijn Waerachtighe
Beschrijvinghe van drie Seyla-
gien was een verslag van de drie
zeereizen die hij meemaakte
onder Willem Barentsz en voor
al de overwintering op Nova
Zembla (1596-1597) maakte
grote indruk op de lezers. In
Nederland verscheen het boek,
voorzien van dramatische pren
ten, in 1598. In hetzelfde jaar
werden een Latijnse, Franse en
Duitse versie gemaakt, Italië
volgde een jaar later en in 1609
kwam in Londen een Engelse
uitgave tot stand.
Sommige deskundigen menen
dat ook Shakespeare zich hier
en daar in zijn werk heeft laten
inspireren door de ijsavonturen
van de Nederlandse zeelieden
ten noorden van Rusland. In
1819 kwam Hendrik Tollens nog
eens met De overwintering der
Hollanders op Nova Zembla, dat
ook weer werd uitgebracht in
Londen en New York.
Gerrit de Veer is niet vermaard
geworden, hij heeft Willem
Barentsz wereldberoemd
gemaakt. Willem Barentsz is een
legende geworden, een school-
boeken-held, een winterse
Odysseus. Hij was bezeten van
een noordelijke route naar de
rijkdommen van het koninkrijk
Cathay en de Specerij-eilanden
en betaalde met zijn leven.
Eigenlijk kennen we Barentsz
alleen via de verslagen van De
Veer. Verder is slechts bekend
dat hij op Terschelling werd
geboren (wanneer is onbekend)
en een uitstekende stuurman en
kaartenmaker was. We weten
sinds kort ook dat hij in Amster
dam vrouw en kinderen achter
liet. Dit jaar wordt zijn rol in de
historie herdacht op Terschel
ling en in het Scheepvaartmuse
um in Amsterdam.
Over Gerrit de Veer weten we
ook heel weinig, waarschijnlijk
is hij niet rijk geworden van zijn
Het Behouden Huys op een van de oude prenten
succesboek. De Engelsman Ray-
ner Unwin heeft zijn oude ver
haal nog eens onder de loup
genomen en hij meldt dat Gerrit
de broer was van een Amster
damse regent. Meer kan Unwin
niet aan de geschiedenis toevoe
gen, maar in zijn boek Overwin
tering op Nova Zembla plaatst
hij de dagboekaantekeningen
van De Veer wel op een plezie
rige manier in de juiste nauti
sche en meteorologische con
text. Rayner Unwin is behalve
schrijver en uitgever ook ex-
marine-offcier.
'Door zijn nederige komaf was
hij een natuurlijke schakel tus
sen de schipper en de maats. En
dankzij zijn zeemanschap gold
hij tweeëneenhalve eeuw lang
als een onovertroffen poolvaar-
der', schrijft Unwin over
Barentsz. Dat is zo ongeveer de
enige persoonlijke mededeling
die hij kan doen over Barentsz
en de andere 16 leden van de
expeditie van 1596. Uit de nuch
tere notities van Gerrit de Veer
heeft ook Rayner Unwin nauwe
lijks informatie kunnen halen
over de emoties van deze man
nen in hun benarde omstandig
heden. Rayner Unwin consta
teert dat de zeelieden zo taai en
volhardend waren door hun
krachtige geloof in 'de leerstel
lingen van Calvijn'. Ze voelden
zich bijzonder: 'Ze waren ervan
overtuigd dat voor de uitverko
renen de grootste vijand was
verslagen, zodat ze de verdere
gevaren van het leven vastbera
den en onverstoorbaar tegemoet
konden treden.'
Willem Barentsz en zijn gezag
voerder Jacob van Heemskerck
vertrokken in mei 1596 vanaf de
Waddeneilanden en eind augus
tus raakte hun schip ingesloten
in het ijs bij Nova Zembla. Ze
bouwden het vemaarde Behou
den Huys van drijfhout en van
planken van het schip (zonder
dat de zeewaardigheid daarvan
in gevaar kwam). Met de slede
werden wijn, bier, pekelvlees,
scheepsbeschuit en harde kazen
naar het nieuwe onderkomen
vervoerd.
Tijdens de vreselijke sneeuw
stormen van december lagen de
mannen in het halfduister in
hun kooien. De bovenste dekens
waren bevroren en af en toe
strompelden ze naar de kachel
in het midden van de hut. Ze
schroeiden bijna hun scheenbe
nen, terwijl ze van achteren
werden aangevallen door de
vrieskou. Poedersneeuw werd
tussen de planken door naar
binnen gejaagd, de schoorsteen
wilde niet meer trekken en de
kiok was stilgezet door de vorst.
Het bier was op en de wijn zat
onder het ijs.
Ze overleefden de kougolf van
30 graden onder nul, de ijsberen
en zelfs een aanval van kolen
dampvergiftiging. Toen de
sneeuw begon te smelten speel
den de verzwakte zeebonken een
partijtje kolf, 'in Holland een
geliefde sport' en de voorganger
van golf, met zelfgesneden slag
houten en ballen.
Pas in juni 1597 kon men weer
aan de terugreis denken en toen
was Willem Barentsz door
scheurbuik al aan bed gekluis
terd. Zijn maats beurden hem
nog even op toen ze de IJshoek
op de kust van Nova Zembla
passeerden. Unwin schrijft met
gevoel voor drama: 'De zieke
staarde zonder een woord te
zeggen naar de grijze contouren
van het land, in tweeën gekliefd
door een brede, witte gletsjer:
het keerpunt van twee oceanen,
en van zijn leven. Hij moet heb
ben teruggedacht aan dat
moment vier jaar daarvoor, toen
hij dit landschap voor het eerst
in ogenschouw naam en er ste
nen had gevonden die schitte
renden als goud.'
Willem Barentsz stierf op 20
juni. Naar zijn graf wordt nog
steeds gezocht. Hij is en blijft
een bevroren held, wiens warme
vlees en bloed voor altijd ver
borgen lijken te blijven. Van de
17 bemanningsleden keerden op
1 november 12 man terug in
Amsterdam, net op tijd voor de
volgende winter.
Rayner Unwin: 'Overwintering
op Nova Zembla. Willem
Barentsz en de expeditie om de
Noord'. Uitg. Prometheus, prijs
34,90
Eeuwenlang was het alfabet het waren
allereerste dat je op school uit je met het
hoofd moest leren. Pas als je het letterty
abc op kon dreunen, was je aan godsdie
leesles toe. Spellen kon je ais de loop vai
beste, maar het lezen leek ner- meer f
gens naar. Toch bléven school- telijke
meesters beweren: „Men moet in in 1781
den ABC geoeffend wezen, eer Boek
men in eenige boeken iets kan Jeugd
lezen." rik Sw
Deze weken besteden drie musea boodsci
aandacht aan de geschiedenis geen b
van de ABC-boekjes. Het Natio- cus, ma
naai Schoolmuseum in Rotter- en de e
dam toont, tot en met 21 januari, Het all<
oude schoolboekjes om het alfa- A is een
bet te leren. Het Letterkundig eet uit
Museum in Den Haag heeft, tot die baklt
en met 18 maart, vrolijke pren- dwinge
tenboeken in de vitrines. En het anderh:
Museum van het Boek in Den schreef
Haag laat, tot en met 20 februari, 50-plus
vooral bibliofiele ABC-boeken schijnli;
zien. De eerste ABC-boeken - ook maakte
wel haneboeken genoemd - sie die r
I
dikwijls dunne boekjes
alfabet in verschillende
ten en wat gebeden of
tstige gedichtjes. In de
de tijd kwamen er steeds
atjes en soms ook stich-
j raatjes bij. Zo verscheen
het Vaderlandsch A-B
i oor de Nederlandsche
an de filosoof Jan Hend-
ijldens. Een boek met een
.ap. Geen a van aapje,
/an beer, geen c van cir-
tr de d van dyk en duinen
/an eendragt.
rbekendste ABC-boek is
aapje. 'A is een aapje, dat
ijn poot, b is de bakker,
voor ons brood...': Het
^ïde dreuntje is meer dan
lve eeuw oud. Wie het
is niet bekend. Maar veel
ers kennen het waar-
k van Rie Cramer. Die
de illustraties bij de ver-
ond 1950 verscheen.
Omslag van Het hanengevecht',
Sonsbeek.
gete.cend door Martijn van
Door Muriel Boll
Een nieuwe school kan een regel
rechte ramp zijn, omdat je je er
vaak in moet vechten. In Het
hanengevecht van Giles Diggle is
dat voor Douglas Wainwright
letterlijk zo, maar gelukkig heeft
hij zijn lengte mee en dat scheelt.
Dougie krijgt de bijnaam Snoek.
Na een paar dagen heeft hij door
dat hij die te danken heeft aan de
luchtjes die hij meebrengt uit. de
Fish Chip Shop van zijn
ouders. Aan de stank kan hij wat
doen, maar zijn bijnaam raakt
Douglas niet meer kwijt.
Snoek en zijn ouders zijn ver
huisd naar Bridgeford, dat ligt in
de streek waar de Cotswolds
beginnen. Hij ontdekt dat op zijn
nieuwe middelbare school nie
mand onder het gewelddadige
gezag van Wazzer en consorten
uit kan. Wazzer staat aan het
hoofd van een vechtclub, die oor
spronkelijk tamelijk onschuldige
kickbokspartijtjes organiseerde.
Toen begonnen werd met daarop
geld in te zetten, liep de zaak uit
de hand.
Brugklassers worden opgehitst
om tegen elkaar te vechten. De
winnaars, de Hanen, mogen bij
de club van Wazzer en krijgen de
kans om een jaar later Runner te
worden, dan Stomper, Schraper
en in de laatste klas Steker. De
sterkste Steker is de Priem die
het langste mes hanteert en daar
mee leerlingen 'de halsmaat
opneemt', als iets hem niet
bevalt. De lengte van de messen,
gemaakt uit vlijmscherp geslepen
metalen linialen, is afhankelijk
van de plaats in de rangorde van
de bezitter.
In zijn eerste schooldagen wordt
ook Douglas de halsmaat geno
men, als hij het voor de kleinste
opneemt tijdens een 'hanenge
vecht'. De Snoek zal weten wie de
baas is, en dat geweld de boel
draaiende houdt. Omdat Wazzer
hem niet vertrouwt, laat hij Dou
glas schaduwen en pesten. Het
begint dus goed, maar dat is nog
niet alles. Op de cricketvelden om
de school vindt Douglas het lijk
van een jongen die leerling was
op dezelfde school. Niemand
weet wat er gebeurd is.
Douglas houdt zich goed staande
op de nieuwe school; hij is de bes
te keeper en dat helpt. Zelfs
iemand uit het kamp van Wazzer
krijgt respect voor de Snoek. Met
twee andere jongens bindt Dou
glas de strijd aan tegen Wazzer
en consorten, omdat ze Wazzer
ervan verdenken de jongen die
Douglas dood gevonden heeft, te
hebben gedwongen mee te doen
aan illegale hondengevechten.
Het feit dat Wazzer de hond van
Douglas heeft gejat met alle
mogelijke gevolgen van dien is de
druppel die de emmer doet over
lopen. De drie jongens bespreken
hun strategie in het geheim per
computer. Die computerbriefjes
geven een luchtige toets aan het
geheel.
Diggle weet goed hoe jongeren
elkaar toespreken en met elkaar
omgaan. Dat is het aantrekkelij
ke van dit verhaal en het maakt
de uitzonderlijk wrede gebeurte
nissen uiterst geloofwaardig. Het
verhaal zit bovendien goed in
elkaar, spanning en ontspanning
wisselen elkaar mooi af. Net op
tijd blijken de meisjes in dit ver
haal niet alleen leuk om mee om
te gaan, ze blijken ook hun her
sens te gebruiken. Het hanenge
vecht is kortom een heel boeiend
boek. Het werd uitstekend ver
taald door Helene Reid.
Enig minpuntje vind ik dat ze het
heeft over de Hoofdstraat in
Bridgeford en over een oude her
berg The Jolly Waggoners in
plaats van over Highstreet en
pub. Wij hebben het toch ook niet
over de Elyzeese velden in Parijs.
Wil je Highstreet per se vertalen,
dan was Grotestraat beter
geweest, die naam is bij ons
gebruikelijker. Verder laat Reid
de sfeer terecht op en top Engels.
Bij dezelfde uitgeverij verscheen
ook Morgen toen de oorlog begon
van John Marsden, die eerder het
succesvolle Lieve Tracy, lieve
Mandy schreef. Anders dan het
hierboven besproken boek, is dit
een uiterst ongeloofwaardig ver
haal. Het speelt in de toekomst,
in Australië, waar een groepje
middelbare scholieren na een
weekendje in de bergen, ontdek
ken dat in hun stad een enorme
invasie heeft plaatsgevonden.
Alle inwoners, dus ook hun
ouders, zijn door de vijand weg
gevoerd en worden gevangen
gehouden. Toch is er geen sprake
van echte wanhoop onder de
vrienden, ze filosoferen wat in
het wilde weg over oorlog en vre
de, en eigen verantwoordelijk
heid in het leven.
Als ze niet op eten uit zijn of voor
verspieder spelen, met de infor
matie doen ze trouwens niets,
hangen ze maar wat rond in een
vredig landschap van bomen en
watervallen en worden zelfs ver
liefd, en dat terwijl ze in levens
gevaar zijn, de hele mensheid
zelfs bedreigd wordt. Het belang
van dit boek heb ik niet kunnen
ontdekken. Ik vind het een geheel
vrijblijvend zwetsverhaal waar
geen eind aan komt. Het lijkt of
Marsden gaten blijft breien in
een kous die langer en langer
wordt.
Giles Diggle: 'Het hanengevecht'.
Uitg. Jenny de Jonge, prijs 26,75
John Marsden: 'Morgen toen de
oorlog begon'. Uitg. Jenny de
Jonge, prijs 27,75