de stem
""Het probleem
zat in het
grote succes van
Hollands Glorie'
tA
Jan de Hartog
(81): een
verteller met
zeemansheimwee
naar
Nederland
Grote Gids
VRIJDAG 5 JANUARI 1996 DEEL I
Door Aad Jongbloed
Hij noemt zichzelf met enige zelf
spot een oude, dikke man.
Hij is wat gezet, dat is waar. Hij
wordt wat vergeetachtig, zegt hij en
dat blijkt als hij me per se naar mijn
hotel wil terugbrengen en de naam
daarvan niet blijkt te kunnen ont
houden. Maar oud? Jan de Hartog,
de Nederlandse schrijver die al
jaren in Houston, Texas, woont, is 81
jaar en niet oud. Afgezien van zijn
anderhalf uur rust na de lunch in
zijn studeerkamerstoel raast hij de
hele dag door het leven.
Ouderdom fascineert hem. Een prachti
ge periode in het leven vindt hij het en
over de dood en een mogelijk hierna
maals maakt hij zich geen zorgen. „Ik
denk daarbij aan het zeemansverhaal
dat vertelt dat elke dode
op het strand wordt
opgewacht door alle
honden die hij in zijn
leven gehad heeft. Ik
heb er vijf gehad. Een
daarvan was een enkel
bijtertje, maar die zul
len ze inmiddels wel fat
soen hebben bijge
bracht." Over wat hem
na de dood te wachten
staat, heeft hij geen
idee. „Ik vermoed dat
het niet afgelopen is,
maar je kunt niet anders
dan afwachten."
„In Holland nemen ze
overigens kennelijk aan
dat ik al dood ben", constateert hij ver
volgens, „en dat is een enorme bevorde
ring, want er worden nu straten naar me
vernoemd."
Ja, erkent hij, er was miskenning in
Nederland van zijn schrijverschap,
„want wie als ik veel boeken verkoopt,
kan natuurlijk geen literatuur schrij
ven. Het zij zo."
Nee, om die miskenning is Jan de Har
tog indertijd niet uit Nederland ver
trokken. „Ik zat daar niet mee, zelfs niet
toen een recensent het had over 'het
nieuwste uitwerpsel van het schrijvende
zwijn' na het tweede deel van Gods
Geuzen. Het probleem voor mij zat 'm in
het grote succes van Hollands Glorie.
Toen ik dat aan het schrijven was als
jongen van even in de twintig was dat
mijn levensdoel. Daarachter was niets.
Maar toen het eenmaal uit was, wist ik
dat alles wat ik daarna nog zou schrij
ven, vergeleken zou worden met Hol
lands Glorie. Ik ben toen naar Engeland
verhuisd, naar een nieuw taalgebied
waar nog niemand van me gehoord had.
Een nieuwe start dus en schrijvend in
een andere taal. Het schrijven in het
Engels was geen obstakel. Het spellen
wel. Daar ben ik nog niet sterk in. Maar
daar heb ik secretaresses voor."
Hoogleraar
We drinken koffie uit grote piepschui
men bekers in de bibliotheek van een
medisch centrum in
Houston en het gesprek
wordt regelmatig
onderbroken door
medewerkers die De
Hartog begroeten met
morning professor of
hay doctor. Titels waar
op hij recht heeft. Hij
heeft drie Amerikaanse
eredoctoraten voor lite
ratuur van de universi
teiten van Omaha, Cali-
fornië en Indiana. Maar
hij is ook hoogleraar
aan de universiteit van
Houston, waar hij colle
ges geeft over hoe medi
ci dienen om te gaan
met de oudere mens.
„Emeritus", zegt hij met
nadruk, „maar dat
neemt niet weg dat ik
nog wekelijks een colle
ge geef en ook spreek
uur houd voor medici
die met de ouder wor
dende mens van doen
hebben. Jonge mensen,
die nog denken onster
felijk te zijn. Nou, ik maak ze wat wij-
zer.
En hij praat, teugjes koffie nemend,
over ouderen, die door de omgeving
misschien als dement worden
beschouwd, maar volgens hem veel
waarschijnlijker 'zijn teruggetreden uit
de werkelijkheid'. „Ik weet dat ook voor
mij het moment komt dat de werkelijk
heid elders is."
Vertellen
Jan de Hartog is de rasverteller geble
ven. In zijn boeken, in zijn colleges en
spreekuren, in zijn vrijwillig op zich
genomen taak om kinderen op te vangen
die een familielid, een broertje, een zus
je, een ouder aan de dood verloren heb
ben. Hij is daartoe vrijwel dagelijks
beschikbaar. „Ze zitten op mijn schoot
en ik vertel ze verhaaltjes en probeer ze
daarmee wat op te monteren. Ik vertel
over Pipi en Ferdinand, daar zijn ze gek
op. Pipi is de olifant en Ferdinand de
muis en die is natuurlijk veel slimmer."
Het is een taak in het leven, vindt hij,
zoals zijn vrouw Majorie - met wie hij
45 jaar getrouwd is - het als haar taak
ziet mensen te begeleiden in het ster
vensproces. „Majorie loodst ze tot aan
de horizon en haar ervaring is dat nie
mand alleen sterft." Jan de Hartog ver
telt over de vrijwillige taken van het
echtpaar, zonder daar een bijzondere
betekenis aan te geven en misschien
geldt dat wel voor hem en zijn vrouw als
quakers.
Ziekenbezoek
Hij is min of meer vanzelfsprekend
quaker geworden, zegt hij. „Mijn vader
was hoogleraar theologie en dominee.
Mijn vader preekte, mijn moeder 'deed'.
Zij kwam uit een quaker-gezin, hoewel
ze dat nooit anders dan met haar daden
het merken. Mijn vaders taak was op de
kansel, een verteller was hij en geen zie-
leherder. Mijn moeder ging dus op zie
kenbezoek. Ik ben christen, maar ik heb
een mentaliteit en een temperament die
ik anti-clericaal zou willen noemen. Ik
verwerp de georganiseerde theologie en
alles wat daarmee verband houdt, zoals
kerken en kerkelijk gezag, dogma's,
sacramenten. Daarmee loop je letterüjk
met je ziel onder je armen en als je dan
kennis maakt met de quakers, herken je
daarin je eigen filosofie. Het is ongeveer
de filosofie uit de brief van Jacobus:
Toon mij uw werken en ik zal u zeggen
wat uw geloof is."
Varen
Het gemak waarmee hij praat is opval
lend. De zinnen zijn altijd af. Zijn ant
woorden op vragen maken wijde bogen
maar wijken niet van het onderwerp af.
Zijn schrijven is een vorm van vertel
kunst, vindt hij, en de verteller is, denkt
hij, een bepaald mensensoort. „Vertel
len van verhalen heeft ongeveer dezelf
de betekenis als de schilderingen "in de
grotten. Vertellers vormen een oude
kaste van de mensheid."
En hij vertelt - inderdaad, vertelt -
over de wijze waarop hij in aanraking
kwam'met de zee en met de vertellers
die de zeelieden waren. „Ik woonde tij
delijk door ziekte van mijn moeder bij
een weduwe in Huizen die wezen hield
zoals anderen varkens. Op een dag
vroeg schipper Kos me of ik wilde
varen. Hij vroeg dat aan elke jongen,
want aan boord was altijd tekort aan
bemanning. Ik zei 'ja' en dat was de
belangrijkste keus die ik in mijn leven
maakte. Want nu had ik ze alle twee bij
een, de zee en de vertelkunst.
Ik herinner me een weekeinde op de HZ
11 van schipper Kos waarin de wind
niet gunstig was en de botters met vijf
tegelijk in de bocht van Monnickendam
tegen elkaar aan lagen te schuren. In
zulke gevallen was er altijd een leuge
naar, dat was de titel van een man met
mooie verhalen.
Zoals Bokke Prins. Prins kon fantas
tisch vertellen en ik luisterde mee van
achter het schot, want jongetjes moch
ten die verhalen eigenlijk niet horen.
Fascinerend hoe die verhalen beelden
konden oproepen. Ach, dacht ik met de
poes Murk tegen mijn rug aanschur
kend, als ik ooit zulke verhalen kan ver
tellen! Het was een soort gebed. En mijn
vader had nog wel gezegd: Pas goed op
met bidden, want gebeden kunnen ver
hoord worden."
Het gebed van het jongetje Jan werd
verhoord, al vertelde hij de verhalen
vooral via het papier. „Ik heb altijd
graag multi-voiced novels geschreven,
romans waarin het verhaal verteld
wordt via een aantal personages met elk
hun eigen kijk op de gebeurtenissen. Ik
pleeg research en de verzamelde gege
vens komen "op kartonnen kaartjes op
een bord aan de muur. Zo krijg ik een
bord met een heel boek. Je hangt het op
en je hebt een boek."
Jan de Hartog: „Ik ben christen, maar ik heb een mentaliteit en een temperament die ik anti-clericaal zou willen noemen.
FOTO ANP
De schrijver Jan de Hartog kent vele levens. Zo was hij stoker bij de
Amsterdamse havenpolitie. Hij begon in die tijd zijn auteurscarrière
met het schrijven van feuilletqns en detectives onder het pseudoniem
F.R. Eckmar. Voor zijn eerste toneelstuk 'De ondergang van de vrij
heid' kreeg hij de Mr. H.G.'van der Viesprijs.
Zijn eerste grote succes als romanschrijver kwam in 1940 - hij was
toen 26 jaar - met 'Hollands Glorie'. 'Schipper naast God' ging in
1945 in Londen in première en werd later verfilmd, evenals zijn tri
logie 'Gods Geuzen', 'Stella' (een film met Sophia Loren), 'Mary' en
'Thalassa'. In 1951 had hij een wereldsucces met 'The Fourposter'
(Het Hemelbed), wat ook de basis werd voor de musical 'I do, I do',
ook meerdere malen verfilmd. Van zijn boek 'The Captain' (1967)
werden in de VS een miljoen exemplaren verkocht.
In 1962 vestigde hij zich in Houston, waar vrijwilligerswerk hem in
aanraking bracht met wantoestanden in een ziekenhuis wat leidde
tot het in Amerika tot sensatie aanleiding gevende boek 'The Hospi
tal'. Hij werd daarvoor verketterd en bijna daadwerkelijk wegge
jaagd uit Houston. Uiteindelijk bleek 'The Hospital' toch aanleiding
te geven tot veranderingen in het ziekenhuisbestel en tot eerherstel
voor De Hartog.
Nadat hij als vertegenwoordiger van de quakers, naar Vietnam was
geweest, verscheen zijn geschiedenis van de quakers, 'Het konink
rijk van de vrede' in vier delen. Onlangs verscheen bij uitgeverij De
Prom een heruitgave van de reisverhalenbundel 'De wateren van de
nieuwe wereld'. De verhalen zijn het resultaat van een reis die Jan de
Hartog en zijn vrouw in de jaren zestig maakten met de oude zeetjalk
Rival door de binnenwateren van Amerika.
Van zijn jeugd herinnert hij zich ook het
vele lachen. „Ondanks het feit dat mijn
vader predikant was, heerste er een zeer
humanitaire sfeer thuis. Niets duidde op
calvinistische mistroostigheid. Mijn
vader had bij voorbeeld een boek dat
Norm der Waarheid heette, misschien
had hij het zelf wel geschreven. Tijdens
een sinterklaasavond maakten mijn
broer en ik met een kussensloop een
Worm der Naarheid met allerlei dingen
erin die hij eng vond en mijn vader
moest zo lachen dat hij erbij moest gaan
liggen.
Op mijn eerste schooldag had ik 'Aap,
Noot, Mies' geleerd en ik rende naar
huis, schreeuwend dat ik kon lezen.
'Laat dat maar eens zien', zei mijn vader
en hij wees op de bijbel die open lag bij
het Hooglied. 'Daar staat Aap, Noot,
Mies', zei ik en mijn vader zei: 'Dat
komt er wel op neer'." Zijn werk is
doorspekt met verzet tegen officiële
instanties, bureaucratie, intellectualis
me en maatschappelijk onrecht. Zie
Hollands Glorie met de reder Kwel, zie
Joost Jansen in De Kunstenaar, die een
hond niet wil teruggeven voor de vivi
sectie, zie The Hospital, de aanklacht
tegen misstanden.
„Tja", zegt hij nadenkend. „Maar neem
nou dat ziekenhuis in Houston. Dat was,
toen wij er ons vrijwilligerswerk gingen
doen, een groot schandaal. Zelfs de die
rentuin hier had airconditioning en in
dat ziekenhuis was niks, helemaal niks,
het was de vuilnisbelt voor stervenden.
Denk niet dat ze er iets aan wilden doen
toen ik dat boek geschreven had. Nee,
Marjorie en ik moesten eruit. Voor ons
huis werd op straat geschreven: 'Niger
Lover go Home' - ze hadden een g ver
geten. Zelfs het Rode Kruis vroeg ons te
vertrekken. Nadat het boek in het
Nederlands was vertaald, heb ik de
Nederlandse journalisten gezegd:
Heren, ik heb het geprobeerd met poli
tieke druk, maar dat is niet gelukt. De
laatste hoop is dat jullie artikelen
schrijven vol verontwaardiging. Die
laat ik dan vertalen en stuur ze naar
Houston. Dat is gebeurd. Toen die
Texaanse boeren dat ter ore kwam zei
den ze: 'This is goin' too far. De reputa
tie van onze stad gaat naar de kloten.
Geef die mensen dan dat godverdomme-
se hospitaal, maar maak het dan ook tot
het beste armenhospitaal in de wereld'.
Nou het staat er en na 25 jaar zijn Majo
rie en ik met palmentakken getooid in
Houston teruggekomen."
Oorlog
Naast zijn zorg voor de kleine kinderen
met dat grote verlies, zijn colleges en
spreekuren schrijft hij natuurlijk ook
nog. „Ik ben nu bezig met een verhaal
over de oorlog, waarin ik, terugkijkend,
besef dat je je leven soms te danken hebt
aan mensen die nooit van je gehoord
hadden, maar je wel hielpen. In 1943
kon ik vanuit Nederland de kuierlatten
nemen. Ik had 3000 gulden betaald voor
adressen die naderhand niet zó
betrouwbaar bleken en ik had een iden
titeitsbewijs op naam van De Mellard,
Maurice. Maar het stempel op dat
bewijs was met de passer getrokken en
je kon duidelijk de gaatjes van de passer
erop zien.
Ik werd opgepakt en kwam terecht bij
de Grüne Polizei in Nancy, waar een
jonge luitenant me zei: 'Vertel maar op,
dan ben je ervan af.' En ik vertellen. Dat
waarschijnlijk mijn werkelijke ID was
gejat en verwisseld voor dit. Hij zou dat
nagaan en belde in mijn bijzijn naar het
gemeentehuis in Lille, stelde in het
Frans wat vragen, terwijl mij het zweet
over de rug liep en kreeg als antwoord
dat mijn naam en adres - dat niet eens
in werkelijkheid bestond - klopten.
Aan de andere kant van de lijn was een
vrouw, begreep ik, en ik hoorde hem
haar naam herhalen, mevrouw Van
Merksum. Ik ben later naar haar op
zoek geweest, maar ik heb haar niet
gevonden. Ze zal ook wel een valse
naam genoemd hebben."
Zijn belangrijkste bron van inkomsten
is nog steeds Het Hemelbed, het kass-
succes dat in wezen gaat over de dood
gewone lotgevallen van een echtpaar.
„Het gaat over een bed en twee perso
nen. Ik schreef het toen iemand een
goedkoop stuk nodig had en goedkoper
dan een bed en twee mensen kun je je
niet voorstellen. In wezen schreef ik het
voor Lilly Bouwmeester, want we waren
hartstochtelijk verliefd op elkaar. Het
stuk gaat nog steeds, waarschijnlijk
gaat het nog op elk moment ergens op
de wereld. In Japan als De dubbele mat,
op IJsland als Onder het berenvel.
Tijdens de lunch krijgen we het over het
pendelen dat De Hartog beschrijft in
zijn roman De centurio. Kristallen kra
len aan een zilveren kettinkje geven,
gehanteerd tussen duim en wijsvinger
van de rechterhand, volgens degenen
die er geloof aan hechten, antwoord op
vragen. Rechtuit slingeren is nee en met
de klok meecirkelen is ja.
Romeins
Eerder heeft hij al erkend te geloven dat
er meer tussen hemel en aarde is dan we
bevroeden en over het pendelen zegt hij:
„Ik heb geen idee hoe het werkt, maar
dat hoeft ook niet. Het is zoiets als wig-
gelroedelopen. Ik heb er een goede erva
ring mee opgedaan toen een Romeinse
centurio via de pendel als het ware
gebruik van mij maakte door me het
boek Centurio te laten schrijven."
Al te serieus neemt hij dat ook niet, wat
hij bevestigt door te zeggen: „Het pen
delen helpt wel eens bij het uitkiezen
van een goede wijn."
Soms wil het heimwee naar Nederland
hem wel eens overvallen. „Holland blijft
de thuishaven. Mijn heimwee is een
soort zeemansheimwee. Na zes weken
ben ik blij als ik weer weg mag. "En heel
eerlijk: „Amerika is een moeilijk land
voor een schrijver. Niemand trekt zich
iets van je aan. Soms wil ik even in Hol
land zijn, omdat ze daar weten wie ik
ben."
Jan de Hartog moet er hard bij lachen.
Het is de klaterende lach die khnkt bij
bijna alles wat hij zegt.