Pronkstukken die schaamte opwekten De stadscollectie GER KEN inderliedjes aas-stapeltje Jos Blersch 4De lelijke tijd' in Rijksmuseum imponeert kortstondig pESTEM GROTE GIDS D3 J,"-u mx'-: IN BEELD Werkkamer Strijd Budget Beelden en schilderijen bij NBKS Clemens Briels in Mollegangen Aquarellen van Anne Thijssen Aboriginal kunst in Oosterhout AG 1 DECEMBER 1995 D2 hoewel toch nog diverse 'Vara- hits' ontbreken. Annie Schmidt maakte de weg vrij voor andere schrijvers zoals Ivo de Wijs en Hetty Heyting. In het begin van de jaren zeventig werd de Nederlandse jeugd ver blijd met het tv-programma De Stratemakeropzeeshow met Aart Staartjes, Wieteke van Dort en Joost Prinsen. De liedteksten voor deze serie werden geleverd door een Schrijverscollectief bestaande uit Willem Wilmink Karei Eykman, Hans Dorrestijn| Jan Riem en Ries Moonen. Hiermee zijn de belangrijkste makers van de kinderliedjes die hun stempel drukken op Roltrap naar de maan genoemd. Het zijn de namen die steeds terugkeren in de wereld van het Nederlandse kinderlied. Veruit de meeste lied jes werden gemaakt voor televi sieprogramma's. De Stratema keropzeeshow werd in 1979 opgevolgd door J.J. de Bom, voorheen De Kindervriend. En later kregen we natuurlijk Sesamstraat, Het Klokhuis en zeker niet te vergeten Kinderen voor kinderen. Hoewel "t Gooi' vaak hinderlijk overheerst in de uitvoering, is het repertoire de afgelopen decennia uitgebreid met veel mooie liedjes. Dat blijkt uit Roltrap naar de maan. 'Roltrap naar de maan, Neder landse kinderliedjes vanaf 1950 voor kleine en grote mensen'. Uitg. Novella, prijs 39,90. stratie van Marit Törnqvist op de g van 'Klein verhaal over liefde'. •- veel details, van een mooi land huis en kamers met veel meubi- lair. i- Een Klein verhaal over liefde van r- Marit Törnqvist daarentegen is lf een ingetogen prentenboek met r- mooie ijle tekeningen. Een meisje n zit ergens in zee op een paal, dag n en nacht, in weer en wind. Ze tuurt de zee af en ziet een heleboel ij boten langsvaren. Op een dag komt er een boot met is een man die naar haar lacht en c- weer verdwijnt. Het meisje bouwt et een mooi huis op de paal en wacht r- op hem, maar de man blijft aan de st horizon. Uiteindelijk valt het le bouwsel in duigen, per vlot gaat p- het meisje zelf op weg naar de n. horizon. De boodschap is duide- al lijk. >k Tot slot twee boeken om voor te le lezen, boeken die iedereen in zijn :n schoen zou willen krijgen. In n- Beestenboel van Annie M.G.Sch- e- midt staan kinderversjes die de ;n schrijfster zelf nog heeft helpen ■te uitzoeken. Heel bekende als Dik- in kertje Dap, Sebastiaan, Rosalind as en de vogel Bisbisbis en Stekel ig varkentjes wiegelied staan tussen dt wat minder bekende versjes, et waarbij Harrie Geelen prachtige op kleurprenten maakte, ij- Ook Het rode kippetje is een dik- en ke full-color verzamelbundel met us maar liefst zes dierenverhalen ite van Max Velthuijs. Werk van ve Velthuijs herken je meteen aan de al naieve voorstellingen in heldere er kleurvlakken met een stevige it. omlijning. Het verhaal gaat altijd is- om iets wezenlijks dat simpel en kernachtig verteld wordt en jong an en oud ontroert. Zo'n boek word an een leven lang gekoesterd. ®e Gerda Dendooven en Gode-Liva 'r~ Uleners: 'Kielekoelevoelen Reex> rte 'Vijf op en rij'. Uitg. Bakermat, prijs in 14,90 per deel, 3 jaar Al Martin Waddell en Barbara Firth: d- 'Welterusten, Kleine Beer- Uitg- :e_ Lemniscaat, prijs 25, vanaf 3 |a m: Lucy Cousins: 'Het huis van Moiri Uitg. Leopold, prijs 34,90, 3 jaar sje «Emma Chichester en Laura Cecil: 'Kobus'. Uitg. Zirkoon, pnjs 22,95, 4 jaar He Gebr. Grimm en Gavin Bishop. De bruiloft van mevrouw Vos uitu- en De Vier Windstreken, prijs 24'u' elt 4 jaar lat Marit Törnqvist: 'Klein verhaal ovef en liefde'. Uitg. Querido, prijs za, rd. jaar ge Max Velthuijs: 'Het rode kipped® net Uitg. Leopold, prijs 34,90,4jaa VRIJDAG 1 DECEMBER 1995 D„0r Hans Rooseboom pc japanners in het Rijksmuseum heb ben geen oog voor de Nachtwacht. Ook het Joodsche Bruidje hebben ze de rug toegekeerd. Want tussen die topstukken fan Nederlandse schilderkunst staat jets oogverblindends de aandacht te trekken. Met open mond schrijden de bezoekers iangs de rij. vitrinekasten. Daar staan de pronkstukken uit de Zilverkamer van Paleis Noordeinde. Ooit waren ze een cadeau van koning Willem III aan zijn achtjarig dochtertje Wilhelmina (1888). Nu heeft het hare majesteit koningin Beatrix behaagd dit zilveren surtout de table uit te lenen voor de spraakmaken de tentoonstelling De Lelijke Tijd, pronkstukken van Nederlandse interi eurkunst 1835-1895. Meubels, kande laars, kroonluchters, bestek, bokalen, siervoorwerpen in zilver en kostbaar hout, ivoor en edelsteen: een paar zalen vol kunstnijverheid en edelkitsch uit het hart van de 19e eeuw. Bestaat hier belangstelling voor? Vol gens Henk van Os, algemeen directeur van het Rijksmuseum, zal het stormlo pen. „Zoudt u in de krant willen schrij ven dat de mensen vooral niet moeten wachten met het bezoeken van de ten toonstelling," luidt zijn dringende ver zoek. „Mensen denken vaak dat 't in het begin heel druk is. Maar dat is niet zo. laat ze alsjeblieft direct komen," aldus Van Os. Hilarisch Dat het storm gaat lopen voor de lelijke tijd, dat zou best kunnen. Afgelopen zondag, een dag na de opening, trok een dialezing honderden belangstellenden. De gehoorzaal van het Rijksmuseum puilde uit. De reacties van het publiek op de getoonde voorwerpen waren veel betekenend: van verrukte gilletjes tot hilarisch geschater over zo veel bizarri- teiten. Toch mag het vreemd heten dat er zo veel volk op de been komt. Want de voorwerpen op deze tentoonstelling zijn nooit serieus genomen. De tijd waaruit ze dateren geldt als een stilistische woestenij. De officiële kunst- en antiek geschiedenis heeft die periode in de 19e eeuw nooit willen erkennen. Voor alle andere perioden in de stijlge schiedenis geldt dat doodzwijgen niet. Eeuwenlang bestond er een geschiede nis van stijleenheid per periode. De gro te stijlen vloeiden uit elkaar voort in een logische opeenvolging. Gotiek, renaissance, barok, classicisme, rococo: iedereen hield zich daaraan, in ieder land, in iedere discipline. Vrijheid Maar na de Napoleontische tijd stokte deze stijl-uniformiteit. Er kwam geen nieuwe algemene stijl, maar een ratje toe, Je kunt zeggen: de 19e eeuw werd ~<4r s -•;> Li ÉT* .li,:» Proeve van neo-renaissance-stijl. Zilveren kistje, Van Kempen, plm. 1860. een stilistisch zooitje. Iets positiever uitgedrukt: ontwerpers legden een grote vrijheid van stijlkeuze aan de dag. Het opvallendste daarbij was dat ze putten uit het reservoir van het verleden. Meubelmakers en ontwerpers profileer den zich, nu er geen stijl meer was om na te volgen, in bravoure, in virtuosi teit. Technisch konden ze veel meer dan hun voorgangers, en ze verdrongen elkaar om hun kunsten en kunstjes aan de consument te tonen. Imponeren, daar ging het om. Het was de tijd van de grote wereldtentoonstel lingen, zoals die in 1851 in het Crystal Palace in Londen, en in 1867 in Parijs. Voor die gelegenheden maakten Neder landse zilverwerkers zoals Van Kempen hun pronkstukken. Daar vielen prijzen te verdienen, en veel publiciteit. Krullen Imponeren wilden niet alleen de kun stenaars, dat wilde ook de gegoede bur gerij, de nieuwe rijken. Tussen 1850 en 1875 bloeide speciaal de neo-rococo, die in trek was bij de nouveau riche - een snel groeiende bevolkingsgroep. Men vond die krullen en kwasten kostbaar ogend en comfortabel. Er zijn talrijke bizarre voorbeelden van te zien op de tentoonstelling. foto rijksmuseum Deze periode is niet alleen de lelijke tijd, het is vooral ook de vergeten tijd, door een latere generatie bewust weg gestopt. Veel mensen schaamden zich ook tijdens de lelijke tijd al een beetje. Men was zich bewust van het gebrek aan eigen identiteit. Er moest hoogno dig een nieuwe kunst komen, en toen die nieuwe kunst aan het eind van de 19e eeuw eindelijk kwam, noemde men die letterlijk Art Nouveau. De objecten uit de voorafgaande tijd werden zo snel mogelijk weggedaan. Vanaf toen sprak men over de lelijke tijd. Het was een staande uitdrukking, in gebruik bij handelaren en veilingmeesters. „Een boedel bestaande uit meubelen uit de lelijke tijd." Dat was voor iedereen dui delijk. Opgeslagen Al die voorwerpen werden niet wegge gooid of vernietigd. Ze werden opgesla gen. Er bestond toch een besef van de grote vakmanschappelijke waarde van die ingenieuze ontwerpen. De makers van de tentoonstelling De lelijke tijd hebben hun objecten gevonden tijdens zoektochten op stoffige zolders. Een geval apart op deze tentoonstelling is Pierre Cuypers, de schepper van het Rijksmuseum, en de belangrijkste architect en ontwerper van de 19e eeuw. Voor Cuypers bestond er slechts één stijl: de gotiek van de 13e eeuw - de tijd van de ongedeelde roomskatholieke kerk die alle Europeanen verenigde. Andere stijlen waren voor Cuypers oppervlakkig. Het doorgronden van de beginselen van de gotische stijl heeft zijn hele leven gevuld. Cuypers' meubel-ontwerpen - er zijn er enkele te zien - zijn destijds in het bui tenland nooit bekend geworden. Maar hedendaagse Engelse deskundigen roe pen op deze tentoonstelling in het Rijksmuseum uit: waarom kennen wij dit niet! Dit is veel belangrijker dan soortgelijke produkten uit Frankrijk en Engeland. Belichting De lelijke tijd, is dat een juiste titel? Als je bent opgegroeid met de traditionele oordelen en vooroordelen over stijlzui verheid, over goede smaak, wansmaak en kitsch, dan stemt het onderwerp van deze tentoonstelling je bij voorbaat wat lacherig. Maar wat blijkt als je naar binnen gaat? Dan blijkt dat je snel wordt ingepakt. De presentatie en de uitgekiende belichting van de 130 objecten doen hun werk. Er gaat een sfeer van warmte, rust, comfort, gezel ligheid en rijkdom van de uitstalling uit. Je denkt diep in je hart: het mag niet, maar eigenlijk vind ik het mooi. Waarom ook niet? Het is op z'n minst razend knap vakwerk dat bewondering verdient. Maar dan... Dan loop je na het bezoek aan De lelijke tijd toevallig nog even door de vaste collectie van antieke inte rieurkunst in het Rijksmuseum en dan vallen je de schellen van de ogen. Opeens zie je wat echte stijl is, stijlzui verheid en goede smaak. De lelijke tijd is daarbij vergeleken toch maar een curiosum, een aardigheid, een tijdperk tussen aanhalingstekens. 'De Lelijke Tijd. Pronkstukken van Neder landse interieurkunst 1835-1895.' Rijks museum Amsterdam. Geop. dagelijks 10.00-17.00 uur. Gesloten op 1 januari. Catalogus ƒ89,50, magazine ƒ17,50. (t/m 31 maart 1996) Ia De Beyerd in Breda wordt het tweede deel getoond van aankopen die de gemeen te Breda heeft gedaan in het kader van de stadscollectie. Een ambitieus woord, stads collectie, dat minder dekt dan men zou mogen aannemen. In Breda omvat die collectie zo'n 35 a 40 werken die sinds 1988 zijn aan gekocht. Een aantal daaruit wordt om de zoveel tijd naar De Beyerd gehaald om zich te pre senteren aan het publiek. En dus ook om zich een plaats te verwerven in een ander verband, om de eigen betekenis en waarde te toetsen in een museale ruimte. We zouden het ook kunnen benoemen als een vorm van ver antwoording van de zijde van de gemeente ten opzichte van kun stenaars en publiek. Juist daar om was het een vruchtbaar idee om de ambities en de praktijk van het Bredase collectiebeleid te beschouwen in het licht van wat in andere steden gebeurt die er een stadscollectie op na hou den. Niet helemaal toevallig zijn dat de veel grotere steden Amsterdam, Den Haag en Rot terdam. Vorige week donderdag, 23 november, vond er in De Beyerd, 'egen de achtergrond van geëx poseerde Bredase aankopen, een openbaar forumgesprek plaats over het fenomeen stadscollectie en zijn grenzen. Het forum werd gevormd door de eerste stads- conservator in Nederland Jan van Adrichem (Rotterdam), zijn huidige opvolger Arno van Roosmalen, de Haagse stadscon servator Domeniek Ruyters, r,e™tiIle Coelewij namens het stedelijk Museum Amsterdam en voorzitter Elly Stegeman. Wie er ontbrak in deze rij? Inder daad, een funktionaris die als zodanig aangesteld is om namens de gemeente Breda ver antwoordelijk te zijn voor het estaan en het beheer van de stadscollectie. Natuurlijk maakten zich gaan- eweg wel enkele personen Door Frits de Coninck zichtbaar die bij de Bredase collectie betrokken zijn: Nico Lamers als voorzitter van de com missie die bij meerderheid van stemmen bepaalt van welke kunste naar iets aan gekocht wordt, beeldend kun stenaar Loek Grootjans die een notitie terzake heeft geschreven, Frank Tiesing, directeur van De Beyerd en als 'extern adviseur aan de commissie toegevoegd. En tekenend voor de situatie in Breda is het wellicht dat een andere externe adviseur met grote kennis van zaken en over- enkomstige invloed, Thérèse Legierse, wegens vakentie afwe zig was. Een ding is duidelijk: in Breda is er niemand die functio neel verantwoordelijk is voor aankoop en, wat minstens zo belangrijk is, beheer van de col lectie. Terwijl de gemeente Bre da het toch zo belangrijk vindt om er gemeenschapsgeld aan te besteden. Met de stadscollectie Breda is het niet onverdeeld gunstig gesteld. Ze bestaat sinds 1988 en is daarmee de op een na (Rotter dam) oudste in Nederland. Aan de geboorte van de Bredase stadscollectie heeft niet veel doordachte visie ten grondslag gelegen. Naar zeggen van Frank Tiesing 'kwam er geld vrij' van de gemeente voor beeldende kunst, en dat moest dan maar goed besteed worden. Dat geld was toen f15.000, wat gegroeid is tot f50.000 nu. Ter vergelijking: Rotterdam besteedt jaarlijks f300.000, Den Haag doet het met de helft daarvan. Nog steeds ontbreekt er een wel omschreven en duidelijk beleid in Breda op grond waarvan een samenhangende collectie wordt opgebouwd en beheerd. Omdat er geen ruimte voor opslag is, zijn de kunstwerken onderge bracht in de ambtenarenkamers op het stadskantoor om daar als privé-behang te dienen. Beel dende kunst gekocht met over heidsgeld is een publieke zaak en niet iets voor de besloten werkkamer. Waarbij gevoegd dat de kans op beschadiging en slijtage op die plaats veel te groot is. Daarom laat de com missie die zich met de stadscol lectie bezig houdt veel van het aangekochte werk maar op het atelier van de kunstenaar, in de hoop op beter beheer. Is het overigens nodig en belang rijk om een stadscollectie te heb ben? De aanwezige stadsconser- vatoren zeggen op die vraag vol mondig ja. Als argumenten voe ren ze aan dat het cultuurhisto risch goed is om in beeld te bren gen het kunstklimaat in een stad, hoe zich dat ontwikkelt, welke de invloedrijke krachten blijken te zijn, verbanden zicht baar te maken, belangrijke kun stenaars ook permanent met hun werk in hun stad aanwezig laten zijn en zo meer. Zwakke plek in het begrip stads collectie is dat woord stad. De geografische grens is geen artis tiek criterium. Een kunstenaar is niet goed omdat hij uit Breda komt, maar omdat die goed werk maakt. Wethouder cultuur van Breda Gielen noemde op de ope ning van Aankopen Stadscollec tie deel II als doel 'het aanleggen van een historisch representatief tijdsbeeld voor later'. Onwetend van deze woorden haasten de stadsconservatoren zich om dui delijk te maken dat het onmoge lijk is een lokale identiteit voor later vast te leggen. Een stad is een organisme met teveel gezich ten om te kunnen verwachten dat beeldende kunst die kan representeren. Als kunst iets representeert dan is het hooguit zichzelf. Merkwaardig is het wel dat er in de grote steden met een george- niseerde stadscollectie en dus ook met een conservator sprake is van een zekere strijd om terri torium en competentie tussen stadscollectie en plaatselijk museum. Alle drie de steden hebben een belangrijk museum dat actief eigentijdse kunst aan koopt. De kritiek in het alge meen op de grote musea in Nederland is dat ze allemaal dezelfde collectie aan het aan leggen zijn: elk modern museum zijn eigen Bruce Nauman. Dat levert alles opgeteld een Collectie Nederland op met veel doublures. Zoiets speelt zich ook Beeld van Jos Blersch af op het niveau van de stad waar zowel een museum als een stadsconservator kunst van nu aankoopt. Het is vissen in dezelfde vijver en zoveel ver schillende betekenisvolle kun stenaars zijn er niet om werke lijk andere verzamelingen op te kunnen bouwen. Amsterdam omzeilt dat probleem door de stadsconservator alleen te belas ten met het tentoonstellen van kunstenaars uit de stadscollectie in binnen- en buitenland. De aankoop van werk is de verant woordelijkheid van Fuchs, de directeur van het Stedelijk Museum. Juist in Breda is er reden en ruimte van bestaan voor een goed functionerende stadscol lectie. Om de eenvoudige reden alleen al dat in deze regio geen museum voor moderne kunst actief is. De Beyerd heeft een belangrijke functie in de beel dende kunst (en niet alleen tot de regio beperkt) maar is geen museum. Het is een kunsthal waar ruimte is voor steeds wis selende exposities. De Beyerd heeft geen budget voor aanko pen, geen ruimte voor opslag, geen personeel apparaat voor conservering en onderzoek. Want aankopen zul je ook in stand moeten houden. Breda heeft wel een kunstacade mie die jaarlijks talentvolle kun stenaars afscheidt die zich soms hier ook blijvend vestigen, en daarmee een belangrijke invloed op het stedelijk kunstklimaat hebben. Het zou goed zijn als er in Breda een plek zou zijn waar eigentijdse kunst van kwaliteit permanent te zien zou zijn, gemaakt door kunstenaars uit de regio, goed geconserveerd, in samenhang en vanuit een visie gepresenteerd. Er is in Breda voldoende ambitie, er is geld, maar wat ontbreekt is een vaste plek en een persoonlijk verant woordelijke conservator maar vooral een beleid. Een beeld van Jos Blersch is een samenspel van lijnen. Dat maakt dat het meer weg heeft van een tekening dan van een beeld, althans een beeld dat we gemak kelijk bedoelen als iets plastisch. Hij boetseert zijn lijnen, krom of recht, en gebruikt ze dan als ele ment in een constructie. Hij sta pelt, verbindt, monteert tot er een vorm ontstaat die in alle gevallen het karakter van een constructie draagt. Langs alle kanten transparant en luchtig en toch een onmiskenbare vorm die stil en terughoudend op eigen benen staat. Het zijn allemaal beelden die in zichzelf gekeerd zijn en niet echt dwingend de ruimte om zich heen veroveren. Zijn beelden lijken op bekende vormen. Een ster, toren, koepel, stoel, tempel, dat zijn zo wat associaties waartoe de beelden aanleiding geven. Maar duide lijk is ook dat ze dat niet echt zijn. Bij Blersch is er sprake van een architectonisch beeld dat in elkaar wordt gezet om een vorm tot stand te brengen en waarvan je pas vervolgens de betekenis erbij haalt. Voor zover een vorm op zichzelf al niet voldoende betekenis kan hebben. De beelden van hem zijn verge lijkbaar met schaalmodellen. Ze hebben een nadrukkelijke ver wijzing naar iets wat ze kunnen zijn, maar wat op realisering wacht. Maar die uitvoering op ware grootte blijft uit. De con structie op kleine schaal die Jos Blersch maakt, is het beeld zelf. Met een verloren-wastechniek in brons gegoten en op kunstmatige manier, met behulp van een patin, ouder gemaakt. Dat maakt de beelden tijdloos en stil. Typisch dat de opleiding van Blersch zo terug te vinden is in dit werk. Hij is geboren in Den Haag, opgeleid in Tilburg aan de tekenacademie en is daarna tot beeldhouwer gevormd op de Jan van Eijckacademie in Maast richt: tekenaar en beeldhouwer tegelijk. Hij woont en werkt in Eindhoven. Beelden van Jos Blersch bij de NBKS, Reigerstraat 16, Breda; te zien tot 11 december op alle dagen, behalve maandag. Koningin Anna Paulowna bestelde in 1850 deze veelstijlige stoe len voor paleis Soestdijk foto rijksmuseum Beelden van Jos Blersch (1949 Den Haag, woont in Eindhoven) en schilderijen van José Heerkens (Heeswijk-Dinther 1950, woont in het Brabantse Zeeland) wor den tentoongesteld in de exposi tieruimte van de Nieuwe Bra bantse Kunststichting in Breda, Reigerstraat 16. De tentoonstel ling is geopend van dinsdag t/m vrijdag 13.00-17.00 uur. (t/m 10 dec.) Kleurrijke schilderijen, verras sende objecten en gebruiksvoor werpen (fauteuils) van Clemens Briels zijn vanaf 1 december te zien in Kunstgalerie Mollegan gen, Molstraat 12-14, Bergen op Zoom. De tentoonstelling draagt de naam Antipodisme, want, zo meent Briels: 'Elk mens is op zoek naar zijn eigen antipode'. Geop. Vrijdag 10-21, zat. 10-17 uur. (t/m 31 dec.) Galerie All Art te Oosterhout (Ridderstraat 65) laat vanaf 3 december aquarellen zien van Anne Thijssen. Rustige kleuren combinaties, geïnspireerd op kleur en vorm van bloemen. Het witte papier speelt vaak een ver rassende rol. Geop. donderdag t/m zondag 14.00-17.00 uur, donderdag- en vrijdagavond 19.00-21.00 uur. (t/m 9 jan. 1996) Bij galerie Will van Tilburg Art en Interieur in Oosterhout is een tentoonstelling te zien van werk van Australische aboriginal kun stenaars. De kunstwerken zijn afkomstig uit het noordelijke Arnhemland en de centrale woe stijn van Australië. De kunst van de oorspronkelijke inwoners wordt naar schatting sinds 18.000 jaar op gelijke wijze ver vaardigd. Adres: Leysenhoek 4, Oosterhout. Geop. di/za 11.00- 17.00 uur. (t/m 31 dec.) Een voorbeeld van aboriginal kunst, te zien in Oosterhout Zilveren kan (1864), door Den Haag geschonken aan koning Wil lem III en koningin Sophie ter ere van hun 25-jarig huwelijk foto rijksmuseum V

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1995 | | pagina 19