Pronkstukken die schaamte opwekten
De stadscollectie
GER
KEN
inderliedjes
aas-stapeltje
Jos Blersch
4De lelijke tijd'
in Rijksmuseum
imponeert kortstondig
pESTEM
GROTE GIDS
D3
J,"-u mx'-:
IN BEELD
Werkkamer
Strijd
Budget
Beelden en schilderijen bij NBKS
Clemens Briels in Mollegangen
Aquarellen van Anne Thijssen
Aboriginal kunst in Oosterhout
AG 1 DECEMBER 1995 D2
hoewel toch nog diverse 'Vara-
hits' ontbreken.
Annie Schmidt maakte de weg
vrij voor andere schrijvers zoals
Ivo de Wijs en Hetty Heyting. In
het begin van de jaren zeventig
werd de Nederlandse jeugd ver
blijd met het tv-programma De
Stratemakeropzeeshow met Aart
Staartjes, Wieteke van Dort en
Joost Prinsen. De liedteksten
voor deze serie werden geleverd
door een Schrijverscollectief
bestaande uit Willem Wilmink
Karei Eykman, Hans Dorrestijn|
Jan Riem en Ries Moonen.
Hiermee zijn de belangrijkste
makers van de kinderliedjes die
hun stempel drukken op Roltrap
naar de maan genoemd. Het zijn
de namen die steeds terugkeren
in de wereld van het Nederlandse
kinderlied. Veruit de meeste lied
jes werden gemaakt voor televi
sieprogramma's. De Stratema
keropzeeshow werd in 1979
opgevolgd door J.J. de Bom,
voorheen De Kindervriend. En
later kregen we natuurlijk
Sesamstraat, Het Klokhuis en
zeker niet te vergeten Kinderen
voor kinderen. Hoewel "t Gooi'
vaak hinderlijk overheerst in de
uitvoering, is het repertoire de
afgelopen decennia uitgebreid
met veel mooie liedjes. Dat blijkt
uit Roltrap naar de maan.
'Roltrap naar de maan, Neder
landse kinderliedjes vanaf 1950
voor kleine en grote mensen'.
Uitg. Novella, prijs 39,90.
stratie van Marit Törnqvist op de
g van 'Klein verhaal over liefde'.
•- veel details, van een mooi land
huis en kamers met veel meubi-
lair.
i- Een Klein verhaal over liefde van
r- Marit Törnqvist daarentegen is
lf een ingetogen prentenboek met
r- mooie ijle tekeningen. Een meisje
n zit ergens in zee op een paal, dag
n en nacht, in weer en wind. Ze
tuurt de zee af en ziet een heleboel
ij boten langsvaren.
Op een dag komt er een boot met
is een man die naar haar lacht en
c- weer verdwijnt. Het meisje bouwt
et een mooi huis op de paal en wacht
r- op hem, maar de man blijft aan de
st horizon. Uiteindelijk valt het
le bouwsel in duigen, per vlot gaat
p- het meisje zelf op weg naar de
n. horizon. De boodschap is duide-
al lijk.
>k Tot slot twee boeken om voor te
le lezen, boeken die iedereen in zijn
:n schoen zou willen krijgen. In
n- Beestenboel van Annie M.G.Sch-
e- midt staan kinderversjes die de
;n schrijfster zelf nog heeft helpen
■te uitzoeken. Heel bekende als Dik-
in kertje Dap, Sebastiaan, Rosalind
as en de vogel Bisbisbis en Stekel
ig varkentjes wiegelied staan tussen
dt wat minder bekende versjes,
et waarbij Harrie Geelen prachtige
op kleurprenten maakte,
ij- Ook Het rode kippetje is een dik-
en ke full-color verzamelbundel met
us maar liefst zes dierenverhalen
ite van Max Velthuijs. Werk van
ve Velthuijs herken je meteen aan de
al naieve voorstellingen in heldere
er kleurvlakken met een stevige
it. omlijning. Het verhaal gaat altijd
is- om iets wezenlijks dat simpel en
kernachtig verteld wordt en jong
an en oud ontroert. Zo'n boek word
an een leven lang gekoesterd.
®e Gerda Dendooven en Gode-Liva
'r~ Uleners: 'Kielekoelevoelen Reex>
rte 'Vijf op en rij'. Uitg. Bakermat, prijs
in 14,90 per deel, 3 jaar
Al Martin Waddell en Barbara Firth:
d- 'Welterusten, Kleine Beer- Uitg-
:e_ Lemniscaat, prijs 25, vanaf 3 |a
m: Lucy Cousins: 'Het huis van Moiri
Uitg. Leopold, prijs 34,90, 3 jaar
sje «Emma Chichester en Laura Cecil:
'Kobus'. Uitg. Zirkoon, pnjs
22,95, 4 jaar
He Gebr. Grimm en Gavin Bishop. De
bruiloft van mevrouw Vos uitu-
en De Vier Windstreken, prijs 24'u'
elt 4 jaar
lat Marit Törnqvist: 'Klein verhaal ovef
en liefde'. Uitg. Querido, prijs za,
rd. jaar
ge Max Velthuijs: 'Het rode kipped®
net Uitg. Leopold, prijs 34,90,4jaa
VRIJDAG 1 DECEMBER 1995
D„0r Hans Rooseboom
pc japanners in het Rijksmuseum heb
ben geen oog voor de Nachtwacht. Ook
het Joodsche Bruidje hebben ze de rug
toegekeerd. Want tussen die topstukken
fan Nederlandse schilderkunst staat
jets oogverblindends de aandacht te
trekken.
Met open mond schrijden de bezoekers
iangs de rij. vitrinekasten. Daar staan de
pronkstukken uit de Zilverkamer van
Paleis Noordeinde. Ooit waren ze een
cadeau van koning Willem III aan zijn
achtjarig dochtertje Wilhelmina (1888).
Nu heeft het hare majesteit koningin
Beatrix behaagd dit zilveren surtout de
table uit te lenen voor de spraakmaken
de tentoonstelling De Lelijke Tijd,
pronkstukken van Nederlandse interi
eurkunst 1835-1895. Meubels, kande
laars, kroonluchters, bestek, bokalen,
siervoorwerpen in zilver en kostbaar
hout, ivoor en edelsteen: een paar zalen
vol kunstnijverheid en edelkitsch uit
het hart van de 19e eeuw.
Bestaat hier belangstelling voor? Vol
gens Henk van Os, algemeen directeur
van het Rijksmuseum, zal het stormlo
pen. „Zoudt u in de krant willen schrij
ven dat de mensen vooral niet moeten
wachten met het bezoeken van de ten
toonstelling," luidt zijn dringende ver
zoek. „Mensen denken vaak dat 't in het
begin heel druk is. Maar dat is niet zo.
laat ze alsjeblieft direct komen," aldus
Van Os.
Hilarisch
Dat het storm gaat lopen voor de lelijke
tijd, dat zou best kunnen. Afgelopen
zondag, een dag na de opening, trok een
dialezing honderden belangstellenden.
De gehoorzaal van het Rijksmuseum
puilde uit. De reacties van het publiek
op de getoonde voorwerpen waren veel
betekenend: van verrukte gilletjes tot
hilarisch geschater over zo veel bizarri-
teiten.
Toch mag het vreemd heten dat er zo
veel volk op de been komt. Want de
voorwerpen op deze tentoonstelling zijn
nooit serieus genomen. De tijd waaruit
ze dateren geldt als een stilistische
woestenij. De officiële kunst- en antiek
geschiedenis heeft die periode in de 19e
eeuw nooit willen erkennen.
Voor alle andere perioden in de stijlge
schiedenis geldt dat doodzwijgen niet.
Eeuwenlang bestond er een geschiede
nis van stijleenheid per periode. De gro
te stijlen vloeiden uit elkaar voort in
een logische opeenvolging. Gotiek,
renaissance, barok, classicisme, rococo:
iedereen hield zich daaraan, in ieder
land, in iedere discipline.
Vrijheid
Maar na de Napoleontische tijd stokte
deze stijl-uniformiteit. Er kwam geen
nieuwe algemene stijl, maar een ratje
toe, Je kunt zeggen: de 19e eeuw werd
~<4r s
-•;>
Li ÉT*
.li,:»
Proeve van neo-renaissance-stijl. Zilveren kistje, Van Kempen, plm. 1860.
een stilistisch zooitje. Iets positiever
uitgedrukt: ontwerpers legden een grote
vrijheid van stijlkeuze aan de dag. Het
opvallendste daarbij was dat ze putten
uit het reservoir van het verleden.
Meubelmakers en ontwerpers profileer
den zich, nu er geen stijl meer was om
na te volgen, in bravoure, in virtuosi
teit. Technisch konden ze veel meer dan
hun voorgangers, en ze verdrongen
elkaar om hun kunsten en kunstjes aan
de consument te tonen.
Imponeren, daar ging het om. Het was
de tijd van de grote wereldtentoonstel
lingen, zoals die in 1851 in het Crystal
Palace in Londen, en in 1867 in Parijs.
Voor die gelegenheden maakten Neder
landse zilverwerkers zoals Van Kempen
hun pronkstukken. Daar vielen prijzen
te verdienen, en veel publiciteit.
Krullen
Imponeren wilden niet alleen de kun
stenaars, dat wilde ook de gegoede bur
gerij, de nieuwe rijken. Tussen 1850 en
1875 bloeide speciaal de neo-rococo, die
in trek was bij de nouveau riche - een
snel groeiende bevolkingsgroep. Men
vond die krullen en kwasten kostbaar
ogend en comfortabel. Er zijn talrijke
bizarre voorbeelden van te zien op de
tentoonstelling.
foto rijksmuseum
Deze periode is niet alleen de lelijke
tijd, het is vooral ook de vergeten tijd,
door een latere generatie bewust weg
gestopt. Veel mensen schaamden zich
ook tijdens de lelijke tijd al een beetje.
Men was zich bewust van het gebrek
aan eigen identiteit. Er moest hoogno
dig een nieuwe kunst komen, en toen
die nieuwe kunst aan het eind van de
19e eeuw eindelijk kwam, noemde men
die letterlijk Art Nouveau. De objecten
uit de voorafgaande tijd werden zo snel
mogelijk weggedaan. Vanaf toen sprak
men over de lelijke tijd. Het was een
staande uitdrukking, in gebruik bij
handelaren en veilingmeesters. „Een
boedel bestaande uit meubelen uit de
lelijke tijd." Dat was voor iedereen dui
delijk.
Opgeslagen
Al die voorwerpen werden niet wegge
gooid of vernietigd. Ze werden opgesla
gen. Er bestond toch een besef van de
grote vakmanschappelijke waarde van
die ingenieuze ontwerpen. De makers
van de tentoonstelling De lelijke tijd
hebben hun objecten gevonden tijdens
zoektochten op stoffige zolders.
Een geval apart op deze tentoonstelling
is Pierre Cuypers, de schepper van het
Rijksmuseum, en de belangrijkste
architect en ontwerper van de 19e eeuw.
Voor Cuypers bestond er slechts één
stijl: de gotiek van de 13e eeuw - de tijd
van de ongedeelde roomskatholieke
kerk die alle Europeanen verenigde.
Andere stijlen waren voor Cuypers
oppervlakkig. Het doorgronden van de
beginselen van de gotische stijl heeft
zijn hele leven gevuld.
Cuypers' meubel-ontwerpen - er zijn er
enkele te zien - zijn destijds in het bui
tenland nooit bekend geworden. Maar
hedendaagse Engelse deskundigen roe
pen op deze tentoonstelling in het
Rijksmuseum uit: waarom kennen wij
dit niet! Dit is veel belangrijker dan
soortgelijke produkten uit Frankrijk en
Engeland.
Belichting
De lelijke tijd, is dat een juiste titel? Als
je bent opgegroeid met de traditionele
oordelen en vooroordelen over stijlzui
verheid, over goede smaak, wansmaak
en kitsch, dan stemt het onderwerp van
deze tentoonstelling je bij voorbaat wat
lacherig. Maar wat blijkt als je naar
binnen gaat? Dan blijkt dat je snel
wordt ingepakt. De presentatie en de
uitgekiende belichting van de 130
objecten doen hun werk. Er gaat een
sfeer van warmte, rust, comfort, gezel
ligheid en rijkdom van de uitstalling
uit. Je denkt diep in je hart: het mag
niet, maar eigenlijk vind ik het mooi.
Waarom ook niet? Het is op z'n minst
razend knap vakwerk dat bewondering
verdient.
Maar dan... Dan loop je na het bezoek
aan De lelijke tijd toevallig nog even
door de vaste collectie van antieke inte
rieurkunst in het Rijksmuseum en dan
vallen je de schellen van de ogen.
Opeens zie je wat echte stijl is, stijlzui
verheid en goede smaak. De lelijke tijd
is daarbij vergeleken toch maar een
curiosum, een aardigheid, een tijdperk
tussen aanhalingstekens.
'De Lelijke Tijd. Pronkstukken van Neder
landse interieurkunst 1835-1895.' Rijks
museum Amsterdam. Geop. dagelijks
10.00-17.00 uur. Gesloten op 1 januari.
Catalogus ƒ89,50, magazine ƒ17,50.
(t/m 31 maart 1996)
Ia De Beyerd
in Breda wordt
het tweede
deel getoond
van aankopen
die de gemeen
te Breda heeft
gedaan in het
kader van de
stadscollectie.
Een ambitieus
woord, stads
collectie, dat
minder dekt
dan men zou
mogen aannemen. In Breda
omvat die collectie zo'n 35 a 40
werken die sinds 1988 zijn aan
gekocht. Een aantal daaruit
wordt om de zoveel tijd naar De
Beyerd gehaald om zich te pre
senteren aan het publiek.
En dus ook om zich een plaats te
verwerven in een ander verband,
om de eigen betekenis en waarde
te toetsen in een museale ruimte.
We zouden het ook kunnen
benoemen als een vorm van ver
antwoording van de zijde van de
gemeente ten opzichte van kun
stenaars en publiek. Juist daar
om was het een vruchtbaar idee
om de ambities en de praktijk
van het Bredase collectiebeleid
te beschouwen in het licht van
wat in andere steden gebeurt die
er een stadscollectie op na hou
den. Niet helemaal toevallig zijn
dat de veel grotere steden
Amsterdam, Den Haag en Rot
terdam.
Vorige week donderdag, 23
november, vond er in De Beyerd,
'egen de achtergrond van geëx
poseerde Bredase aankopen, een
openbaar forumgesprek plaats
over het fenomeen stadscollectie
en zijn grenzen. Het forum werd
gevormd door de eerste stads-
conservator in Nederland Jan
van Adrichem (Rotterdam), zijn
huidige opvolger Arno van
Roosmalen, de Haagse stadscon
servator Domeniek Ruyters,
r,e™tiIle Coelewij namens het
stedelijk Museum Amsterdam
en voorzitter Elly Stegeman. Wie
er ontbrak in deze rij? Inder
daad, een funktionaris die als
zodanig aangesteld is om
namens de gemeente Breda ver
antwoordelijk te zijn voor het
estaan en het beheer van de
stadscollectie.
Natuurlijk maakten zich gaan-
eweg wel enkele personen
Door Frits de Coninck
zichtbaar die
bij de Bredase
collectie
betrokken zijn:
Nico Lamers
als voorzitter
van de com
missie die bij
meerderheid
van stemmen
bepaalt van
welke kunste
naar iets aan
gekocht wordt,
beeldend kun
stenaar Loek Grootjans die een
notitie terzake heeft geschreven,
Frank Tiesing, directeur van De
Beyerd en als 'extern adviseur
aan de commissie toegevoegd.
En tekenend voor de situatie in
Breda is het wellicht dat een
andere externe adviseur met
grote kennis van zaken en over-
enkomstige invloed, Thérèse
Legierse, wegens vakentie afwe
zig was. Een ding is duidelijk: in
Breda is er niemand die functio
neel verantwoordelijk is voor
aankoop en, wat minstens zo
belangrijk is, beheer van de col
lectie. Terwijl de gemeente Bre
da het toch zo belangrijk vindt
om er gemeenschapsgeld aan te
besteden.
Met de stadscollectie Breda is
het niet onverdeeld gunstig
gesteld. Ze bestaat sinds 1988 en
is daarmee de op een na (Rotter
dam) oudste in Nederland. Aan
de geboorte van de Bredase
stadscollectie heeft niet veel
doordachte visie ten grondslag
gelegen. Naar zeggen van Frank
Tiesing 'kwam er geld vrij' van
de gemeente voor beeldende
kunst, en dat moest dan maar
goed besteed worden. Dat geld
was toen f15.000, wat gegroeid is
tot f50.000 nu. Ter vergelijking:
Rotterdam besteedt jaarlijks
f300.000, Den Haag doet het met
de helft daarvan.
Nog steeds ontbreekt er een wel
omschreven en duidelijk beleid
in Breda op grond waarvan een
samenhangende collectie wordt
opgebouwd en beheerd. Omdat
er geen ruimte voor opslag is,
zijn de kunstwerken onderge
bracht in de ambtenarenkamers
op het stadskantoor om daar als
privé-behang te dienen. Beel
dende kunst gekocht met over
heidsgeld is een publieke zaak
en niet iets voor de besloten
werkkamer. Waarbij gevoegd
dat de kans op beschadiging en
slijtage op die plaats veel te
groot is. Daarom laat de com
missie die zich met de stadscol
lectie bezig houdt veel van het
aangekochte werk maar op het
atelier van de kunstenaar, in de
hoop op beter beheer.
Is het overigens nodig en belang
rijk om een stadscollectie te heb
ben? De aanwezige stadsconser-
vatoren zeggen op die vraag vol
mondig ja. Als argumenten voe
ren ze aan dat het cultuurhisto
risch goed is om in beeld te bren
gen het kunstklimaat in een
stad, hoe zich dat ontwikkelt,
welke de invloedrijke krachten
blijken te zijn, verbanden zicht
baar te maken, belangrijke kun
stenaars ook permanent met hun
werk in hun stad aanwezig laten
zijn en zo meer.
Zwakke plek in het begrip stads
collectie is dat woord stad. De
geografische grens is geen artis
tiek criterium. Een kunstenaar is
niet goed omdat hij uit Breda
komt, maar omdat die goed werk
maakt. Wethouder cultuur van
Breda Gielen noemde op de ope
ning van Aankopen Stadscollec
tie deel II als doel 'het aanleggen
van een historisch representatief
tijdsbeeld voor later'. Onwetend
van deze woorden haasten de
stadsconservatoren zich om dui
delijk te maken dat het onmoge
lijk is een lokale identiteit voor
later vast te leggen. Een stad is
een organisme met teveel gezich
ten om te kunnen verwachten
dat beeldende kunst die kan
representeren. Als kunst iets
representeert dan is het hooguit
zichzelf.
Merkwaardig is het wel dat er in
de grote steden met een george-
niseerde stadscollectie en dus
ook met een conservator sprake
is van een zekere strijd om terri
torium en competentie tussen
stadscollectie en plaatselijk
museum. Alle drie de steden
hebben een belangrijk museum
dat actief eigentijdse kunst aan
koopt. De kritiek in het alge
meen op de grote musea in
Nederland is dat ze allemaal
dezelfde collectie aan het aan
leggen zijn: elk modern museum
zijn eigen Bruce Nauman.
Dat levert alles opgeteld een
Collectie Nederland op met veel
doublures. Zoiets speelt zich ook
Beeld van Jos Blersch
af op het niveau van de stad
waar zowel een museum als een
stadsconservator kunst van nu
aankoopt. Het is vissen in
dezelfde vijver en zoveel ver
schillende betekenisvolle kun
stenaars zijn er niet om werke
lijk andere verzamelingen op te
kunnen bouwen. Amsterdam
omzeilt dat probleem door de
stadsconservator alleen te belas
ten met het tentoonstellen van
kunstenaars uit de stadscollectie
in binnen- en buitenland. De
aankoop van werk is de verant
woordelijkheid van Fuchs, de
directeur van het Stedelijk
Museum.
Juist in Breda is er reden en
ruimte van bestaan voor een
goed functionerende stadscol
lectie. Om de eenvoudige reden
alleen al dat in deze regio geen
museum voor moderne kunst
actief is. De Beyerd heeft een
belangrijke functie in de beel
dende kunst (en niet alleen tot de
regio beperkt) maar is geen
museum. Het is een kunsthal
waar ruimte is voor steeds wis
selende exposities. De Beyerd
heeft geen budget voor aanko
pen, geen ruimte voor opslag,
geen personeel apparaat voor
conservering en onderzoek.
Want aankopen zul je ook in
stand moeten houden.
Breda heeft wel een kunstacade
mie die jaarlijks talentvolle kun
stenaars afscheidt die zich soms
hier ook blijvend vestigen, en
daarmee een belangrijke invloed
op het stedelijk kunstklimaat
hebben. Het zou goed zijn als er
in Breda een plek zou zijn waar
eigentijdse kunst van kwaliteit
permanent te zien zou zijn,
gemaakt door kunstenaars uit de
regio, goed geconserveerd, in
samenhang en vanuit een visie
gepresenteerd. Er is in Breda
voldoende ambitie, er is geld,
maar wat ontbreekt is een vaste
plek en een persoonlijk verant
woordelijke conservator maar
vooral een beleid.
Een beeld van Jos Blersch is een
samenspel van lijnen. Dat maakt
dat het meer weg heeft van een
tekening dan van een beeld,
althans een beeld dat we gemak
kelijk bedoelen als iets plastisch.
Hij boetseert zijn lijnen, krom of
recht, en gebruikt ze dan als ele
ment in een constructie. Hij sta
pelt, verbindt, monteert tot er
een vorm ontstaat die in alle
gevallen het karakter van een
constructie draagt. Langs alle
kanten transparant en luchtig en
toch een onmiskenbare vorm die
stil en terughoudend op eigen
benen staat. Het zijn allemaal
beelden die in zichzelf gekeerd
zijn en niet echt dwingend de
ruimte om zich heen veroveren.
Zijn beelden lijken op bekende
vormen. Een ster, toren, koepel,
stoel, tempel, dat zijn zo wat
associaties waartoe de beelden
aanleiding geven. Maar duide
lijk is ook dat ze dat niet echt
zijn. Bij Blersch is er sprake van
een architectonisch beeld dat in
elkaar wordt gezet om een vorm
tot stand te brengen en waarvan
je pas vervolgens de betekenis
erbij haalt. Voor zover een vorm
op zichzelf al niet voldoende
betekenis kan hebben.
De beelden van hem zijn verge
lijkbaar met schaalmodellen. Ze
hebben een nadrukkelijke ver
wijzing naar iets wat ze kunnen
zijn, maar wat op realisering
wacht. Maar die uitvoering op
ware grootte blijft uit. De con
structie op kleine schaal die Jos
Blersch maakt, is het beeld zelf.
Met een verloren-wastechniek in
brons gegoten en op kunstmatige
manier, met behulp van een
patin, ouder gemaakt. Dat
maakt de beelden tijdloos en stil.
Typisch dat de opleiding van
Blersch zo terug te vinden is in
dit werk. Hij is geboren in Den
Haag, opgeleid in Tilburg aan de
tekenacademie en is daarna tot
beeldhouwer gevormd op de Jan
van Eijckacademie in Maast
richt: tekenaar en beeldhouwer
tegelijk. Hij woont en werkt in
Eindhoven.
Beelden van Jos Blersch bij de
NBKS, Reigerstraat 16, Breda; te
zien tot 11 december op alle
dagen, behalve maandag.
Koningin Anna Paulowna bestelde in 1850 deze veelstijlige stoe
len voor paleis Soestdijk foto rijksmuseum
Beelden van Jos Blersch (1949
Den Haag, woont in Eindhoven)
en schilderijen van José Heerkens
(Heeswijk-Dinther 1950, woont
in het Brabantse Zeeland) wor
den tentoongesteld in de exposi
tieruimte van de Nieuwe Bra
bantse Kunststichting in Breda,
Reigerstraat 16. De tentoonstel
ling is geopend van dinsdag t/m
vrijdag 13.00-17.00 uur. (t/m 10
dec.)
Kleurrijke schilderijen, verras
sende objecten en gebruiksvoor
werpen (fauteuils) van Clemens
Briels zijn vanaf 1 december te
zien in Kunstgalerie Mollegan
gen, Molstraat 12-14, Bergen op
Zoom. De tentoonstelling draagt
de naam Antipodisme, want, zo
meent Briels: 'Elk mens is op
zoek naar zijn eigen antipode'.
Geop. Vrijdag 10-21, zat. 10-17
uur. (t/m 31 dec.)
Galerie All Art te Oosterhout
(Ridderstraat 65) laat vanaf 3
december aquarellen zien van
Anne Thijssen. Rustige kleuren
combinaties, geïnspireerd op
kleur en vorm van bloemen. Het
witte papier speelt vaak een ver
rassende rol.
Geop. donderdag t/m zondag
14.00-17.00 uur, donderdag- en
vrijdagavond 19.00-21.00 uur.
(t/m 9 jan. 1996)
Bij galerie Will van Tilburg Art
en Interieur in Oosterhout is een
tentoonstelling te zien van werk
van Australische aboriginal kun
stenaars. De kunstwerken zijn
afkomstig uit het noordelijke
Arnhemland en de centrale woe
stijn van Australië. De kunst van
de oorspronkelijke inwoners
wordt naar schatting sinds
18.000 jaar op gelijke wijze ver
vaardigd. Adres: Leysenhoek 4,
Oosterhout. Geop. di/za 11.00-
17.00 uur. (t/m 31 dec.)
Een voorbeeld van aboriginal kunst, te zien in Oosterhout
Zilveren kan (1864), door Den Haag geschonken aan koning Wil
lem III en koningin Sophie ter ere van hun 25-jarig huwelijk
foto rijksmuseum
V