Een puzzelrit zonder einddoel
Bolland, van bajesklant tot hoogleraar
Ook Susanna Tamaro's
debuut is imponerend
BOEKENLEGGER
Bij de vorige eeuwwende
Operat
KINDERBOEKEN JfS
Praten over het lichaam
Strafpleiter in
gewetensnood
DE STEM
BOEKENGIDS
'Geestgrond': een typische Boudewijn Büch-roman
DE STEM
VRIJDAG 24 NOVEMBER 1995 D2
Door Johan Diepstraten
Tot hoever kan een strafpleiter
gaan? Voortdurend komt dit the
ma aan de orde in de psychologi
sche thriller De laatste onschul
dige van Phillip Margolin. 'Zou u
Adolf Hitler hebben verdedigd?'
is zo'n Achterkant van het gelijk-
vraag die goed is voor een pijnlij
ke stilte. Het juridische systeem
is gebaseerd op de voorwaarde
dat een individu dat van een mis
daad wordt beschuldigd,
onschuldig is tot zijn schuld is
aangetoond, luidt het standaard-
antwoord.
Maar wat te doen als de strafplei
ter wéét dat zijn cliënt drie
schoolkinderen een aantal dagen
gevangen hield, verkrachtte en
hen toen vermoordde? De succes
volle strafpleiter in De laatste
onschuldige, David Nash, geeft
het antwoord uit de boeken: 'Je
verdedigt een schuldig man pre
cies zoals je een onschuldig man
verdedigt, omdat het systeem
belangrijker is dan welke indivi
duele zaak ook. Als je begint uit
zonderingen te maken voor de
schuldigen, maak je vroeg of laat
ook uitzonderingen voor de
onschuldigen.'
Niemand zal moeite hebben met
dit basisprincipe, maar er zijn
omstandigheden denkbaar waar
in de strafpleiter in geweten
snood komt. Zeker als hij zelf op
een bepaalde manier betrokken
wordt bij een moord. In spectacu
laire processen heeft David Nash
moordenaars en verkrachters
verdedigd en daar voelt hij zich
uitstekend bij. Niet dat het recht
zijn loop moet hebben, nee, Nash
moet winnen. Dat door zijn toe
doen een seriemoordenaar vrij
kan rondlopen en door kan gaan,
realiseert hij zich nauwelijks.
Totdat hij er rechtstreeks mee
wordt geconfronteerd. Als de col
lega-advocaat Stafford ervan
wordt verdacht dat hij een poli
tievrouw heeft vermoord, draaft
Nash weer op. Maar deze cliënt
weet hij niet te redden. Nash
komt bovendien voor een dilem
ma te staan: een man die hij suc
cesvol heeft verdedigd, deelt hem
vertrouwelijk mee welke misda
den hij heeft gepleegd. Het
beroepsgeheim dwingt Nash zijn
mond te houden, maar de serie
moordenaar moet gestopt wor
den.
Deze twee gebeurtenissen heeft
Phillip Margolin, auteur en straf
pleiter in Oregon, verweven in
een zeer spannende psychologi
sche thriller. Volgens goed Ame
rikaans gebruik is er een klein
liefdesdrama in verwerktde ex-
vrouw van Nash is de aanklager
in het Staffordproces, de vrouw
van zijn cliënt wordt zijn grote
liefde.
Hoe komt het toch dat Ameri
kaans thrillerschrijvers altijd
weer het slechtste van Ludlum en
Grisham overnemen?
Phillip Margolin: 'De laatste
onschuldige'. Uitg. Meulenhoff,
prijs 25.
Door Wim van Leest
Dat schrijven een lucratieve
bezigheid kan zijn, bewijst de
Italiaanse schrijfster Susanna
Tamaro. Van haar roman Va'
dove ti porta il cuore gingen sinds
de verschijning in 1994 in Italië
een kleine twee miljoen exempla
ren over de toonbank. In Neder
land verscheen het als De stem
van je hart en is het inmiddels al
zeven keer herdrukt.
De stem van je hart, waarin een
vrouw in brief-/dagboekvorm
spreekt tot haar naar Amerika
uitgeweken kleindochter, is pas
Tamaro's derde boek. Eerder ver
schenen in Italië de roman La
testa tra le nuvole en de verha
lenbundel Per voce sola.
La testa tra le nuvole dateert uit
1989 en voor haar debuut werd
Susanna Tamaro meteen al
bekroond met de Elsa Morante-
prijs. Het boek is onlangs als Het
hoofd in de wolken in een Neder
landse vertaling verschenen. Het
hoofd in de wolken gaat over de
jongen Ruben die, door omstan
digheden gedwongen, op vijftien
jarige leeftijd besluit de wijde
wereld in te trekken.
Susanna Tamaro heeft met haar
debuutroman destijds een aantal
zaken aangetoond. Ten eerste liet
de toen 31-jarige schrijfster en
achternicht van Italo Svevo zien
dat ze in simpele, heldere taal in
staat was een belevingswereld te
verklanken. Bovendien slaagde
ze er als vrouw in om in de huid
van een jongen van 15 te kruipen
en zijn emoties en gevoelens vols
trekt ongekunsteld weer te geven.
Maar vooral schreef ze een boek
dat op redelijk ingetogen wijze
blijk geeft van een enorme ver
beeldingskracht.
In Het hoofd in de wolken wordt
fantasie zo knap gekoppeld aan
voorstelbare werkelijkheid dat er
een aangenaam soort magisch
realisme ontstaat; precies het
geestelijke decor, waarin een
dromerige jongen van een jaar of
vijftien zich zou kunnen bewe
gen.
Susanna Tamaro schrijft met een
gemak, waarop je alleen maar
jaloers kunt zijn. Joost van den
Woestijne (hij vertaalde ook
Tamaro's andere boeken) is er in
geslaagd de wat argeloze woord
keuze die Tamaro in het Italiaans
hanteert, op volstrekt natuurlijke
wijze over te zetten in het Neder
lands. Daardoor is de vloeiende
verteltrant onaangetast gebleven
en kun je ook in het Nederlands
van een uitzonderlijk schrijfster
genieten.
Want uitzonderlijk is Susanna
Tamaro. Het hoofd in de wolken
is een prachtig debuut, maar haar
veelzijdigheid als schrijfster
komt pas echt naar voren in de
bundel Per voce sola dat hier als
Love en andere verhalen ver
scheen. Niet alleen de verschei
denheid aan onderwerpen en
intonaties in die verhalen, maar
ook de variaties in vormen maken
van Love en andere verhalen een
indrukwekkend geheel.
Nog indrukwekkender is De stem
van je hart, waarin een vrouw op
leeftijd terugblikt op haar leven,
op haar verhouding met haar
dochter en op haar relatie met
haar kleindochter tot wie ze zich
in brief-/dagboekvorm in deze
roman richt. Wist Susanna
Tamaro in Het hoofd in de wol
ken de psyche van een vijftienja
rige jongen te pakken, in De stem
van je hart slaagt ze er in de
zoveel rijkere en rijpere bele
vingswereld van een vrouw in de
laatste fase van haar leven in
geschreven taal te vangen.
Dat ze dat doet in toegankelijke
taal, mag blijken uit de impone
rende verkoopcijfers. Als je weet
dat aanbeden Italiaanse popar
tiesten in eigen land maximaal
vijf miljoen platen kunnen verko
pen, dan is twee miljoen verkoch
te boeken voor een schrijfster in
een land met een kleine 65 mil
joen inwoners een leesdichtheid
die enorm is.
Susanna Tamaro heeft dat succes
bereikt, omdat ze het tamelijk
zeldzame talent heeft om in haast
terloopse taal over wezenlijke
zaken in het leven te schrijven. In
die zin is ze enigszins te vergelij
ken met haar landgenote Natalia
Ginzburg, maar waar bij Ginz-
burg de sobere realiteit centraal
staat, daar voegt Susanna Tama
ro verbeelding toe en zijn de emo
ties rijker geschakeerd. Ze heeft
meer in huis nog dan Ginzburg en
daar zullen we de komende jaren
ongetwijfeld nog vaker van kun
nen genieten.
Susanna Tamaro: 'Het hoofd in de
wolken'. Uitg. Wereldbibliotheek
Susanna Tamaro: 'Love en andere
verhalen'. Uitg. Wereldbiblio
theek
Susanna Tamaro: 'De stem van je
hart'. Uitg. Wereldbibliotheek
Door Johan Diepstraten
De kleine blonde dood van Bou
dewijn Büch kreeg tien jaar
geleden bedroevend slechte kri
tieken. Het tragische en ontroe
rende verhaal over de dood van
het zoontje Micky was in de
ogen van de toenmalige critici
banaal en goedkoop. Er werd in
de roman niets verbeeld en Büch
kreeg het verwijt dat hij op
effectbejag uit was.
Wie net als Büch, Leon de Win
ter of Anna Enquist realistisch
proza schrijft, kan tot op de dag
van vandaag rekenen op dit
soort verwijten. En de lezer die
onder de indruk raakt van het
beschreven drama, krijgt van de
beroepscritici te horen dat hij
tot de simpele zielen behoort
'die het merendeel van de twin-
tigste-eeuwse literatuur hebben
overgeslagen'. De mate van pop
ulariteit bij het 'grote publiek' is
omgekeerd evenredig aan de
waardering in de culturele bijla-
ges.
Het zal Büch een zorg zijn hoe
hij in de officiële handboeken
terechtkomt. Voor de jubileu
muitgave van De kleine blonde
dood is hij zijn critici geen milli
meter tegemoet gekomen: het
oorspronkelijke manuscript
heeft hij gehandhaafd en met
twee hoofdstukken uitgebreid.
De eerste toevoeging is een her
innering aan Onkel Jakob,
slachtoffer van de medische
experimenten van de nazi's en
'in staat van totale gekte' ergens
in Duitsland aangetroffen. De
tweede uitbreiding gaat over de
kantoorboekhandel Wisse waar
de hoofdpersoon vaak met zijn
vader was te vinden.
Gerdrevenheid
Het is nog maar de vraag of deze
extra pagina's meer evenwicht
aan de roman geven en ook
daadwerkelijk iets toevoegen.
Het blijven schaven aan de
roman, tien jaar na dato, zegt
eerder iets over de obsessies van
Boudewijn Büch en zijn gedre
venheid om het onmogelijke in
boekvorm weer te geven.
Want onmogelijk is het om het
definitieve boek te schrijven
over zo veel menselijk verdriet:
de vader van Büch kwam
getraumatiseerd uit de oorlog,
het huwelijk van zijn ouders
werd een ramp en de kleine
Boudewijn werd op tienjarige
leeftijd naar het gekkenhuis
gestuurd. Op latere leeftijd ging
het ook mis: Boudewijn bleek
homoseksueel te zijn, maar werd
toch verleid door zijn lerares
Engels, Mieke. Het zoontje dat
uit deze verhouding geboren
werd, overleed op vijfjarige leef
tijd aan een hersentumor. In De
kleine blonde dood wisselt Büch
Boudewijn Büch
het verhaal met herinneringen
aan zijn vader af met de lotge
vallen van zijn zoontje en de
altijd dronken Mieke.
Vreemd is die obsessie, nu lang
zaam maar zeker het vermoeden
bestaat dat Büchs vaderschap
verzonnen is. In een interview
(Elsevier, 1991) gaf Büch als
commentaar: 'Je vraagt toch ook
niet of Hamlet bestaan heeft? De
vraag wat er van mijn boeken
waar is en wat verzonnen, vind
ik hoogst onliterair. Per defini
tie is er niets van waar. Daarom
staat er ook roman boven.'
Variant
In al zijn boeken vertelt Boude
wijn Büch hetzelfde verhaal,
maar telkens weer iets anders.
Ook zijn nieuwe roman, Geest
grond, is de zoveelste variant
van deze al dan niet verzonnen
autobiografie. In het eerste
hoofdstuk is Boudewijn Büch de
hoofdpersoon, maar hij laat al
snel weten dat het beter is om
zijn eigen verhaal te verlaten en
dat hij verder schrijft 'over de
gedachten en handelingen van
FOTO DIJKSTRA
Winkler Brockhaus'. Honderd
pagina's later is de lezer aange
komen op de dag dat het verhaal
de derde persoon niet langer
verdraagt. De schrijver neemt
het weer over.
Het zal wel niet de laatste keer
zijn dat Büch varieert op de
bekende thema's, maar in Geest
grond begint het er toch op te
lijken dat hij een definitieve
balans opmaakt. Nog één keer
schrijft hij over zijn vader die na
'een zelfgekozen dood' plotse
ling in de duisternis verdween.
Daarmee begon voor Büch 'een
reis die nu al vijfendertig jaar
duurt en die meer op een puzzel-
rit zonder einddoel is gaan lij
ken'.
Teder
In zijn vorige roman Het bedrog
liet de vader zijn zoon beloven
nooit iets kwaads te zullen
schrijven of zeggen over die
momenten dat ze samen waren.
Voor die momenten werd Rainer
Brockhaus uit de ouderlijke
macht ontzet en nu in Geest
grond laat Büch zoon Winkler
denken: 'Hij had behalve met
zijn vader nog nooit met iemand
de liefde bedreven.' Natuurlijk
was zijn vader een ziek en
gestoord beest, maar Winkler
denkt louter terug aan dat ene
half uur 'waarin ik ben liefge
had, gestreeld en warm ben
geworden.' Dat gebeurde op de
geestgronden achter de duinen -
vandaar de titel - en alles wat
teder aan Winkler is, ligt in dat
landschap besloten.
Het leven, zo weet de veertigja
rige Winkler, wordt steeds nut
telozer, maar de dood lacht hem
ook niet toe. 'Toen hij dat stadi
um van uitzichtloze tweeslach
tigheid bereikt had, realiseerde
hij zich ten volle dat hij de vol
maaktheid van de melancholie
aan het naderen was.' Dat is een
groot, maar niet zichtbaar ver
driet. En geen psychiater kan
hem helpen.
Zelfbeklag
De herinneringen aan zijn vader
en aan Mieke wisselt Büch af
met gesprekken met de psychia
ter die Winkler Brockhaus pro
beert 'te genezen' van zijn
zwaarmoedigheid en van zijn
zelfbeklag. Dat laatste is nieuw
in het werk van Büch: niet eer
der schreef hij over de mogelijk
heid om de tragische gebeurte
nissen te gebruiken als een
gemakkelijke uitweg voor zijn
eigen treurigheid.
Ook nieuw in Geestgrond is dat
Büch de twee verhaallijnen uit
De kleine blonde dood koppelt:
nu blijkt dat de vader en de
moeder van het gestorven zoon
tje een geheimzinnig verbond
hadden gesloten. Op haar sterf
bed onthult Mieke dat de vader
hoopte dat Winkler van dat jon-
gensgedoe af zou komen als zij
hem zou versieren. Het zijn ont
wikkelingen die toch wel erg
neigen naar een Goede Tijden
Slechte Tijden-niveau, maar
misschien, zo lijkt Büch te beto
gen, is het leven wel zoals het in
soap-series wordt voorgesteld.
Wie niet gecharmeerd is van het
vroegere werk van Büch kan
Geestgrond ook maar beter
ongelezen laten. Net als in De
kleine blonde dood gaat Büch de
grote gevoelens, de pathetiek en
het effectbejag niet uit de weg.
Het enige verschil met vroeger is
dat Büch in gesprekken met zijn
psychiater daarover uiterst sar
castisch en cynisch doet. Dat
maakt Geestgrond, toch bepaald
een aardige roman, extra sym
pathiek.
Boudewijn Büch: 'De kleine
blonde dood'. Herziene, uitge
breide editie. Uitg. Arbeiders
pers, prijs (geb.) 29,90.
Boudewijn Büch: 'Geestgrond'.
Uitg. Arbeiderspers, prijs f 29,90.
Susanna Tamaro
FOTO WERELDBIBLIOTHEEK
Door Hans Rooseboom
Zo vergeten als Bolland is (behalve zijn
naam), zo beroemd was hij in zijn tijd. De
karikaturisten Albert Hahn en Johan Braken-
sieck tekenden hem rond 1900 net zo vaak als
zij de roemruchte minister-president Abra
ham Kuyper tekenden. En volkszanger Koos
Speenhoff bezong hem.
Professor G.J.P.J. Bolland (1854-1922): van
bajesklant tot hoogleraar in de filosofie. Van
een jeugd in de Groningse goot tot een grote
bek in de Leidse collegezalen.
Bolland, autodidact, Hegeliaan, antisemiet,
antipapist, anti-alles. Een schreeuwlelijk vol
frustraties. Zo komt dit verschijnsel te voor
schijn uit de biografie die Willem Otterspeer
schreef.
Bolland verdient zeker een biografie. Er heb
ben in Nederland maar weinig typen rondge
lopen zo opmerkelijk, ergerlijk en eng als Bol
land. Een biografie waard dus, maar opzet en
stijl van deze Bolland-biografie zijn, zeker in
het begin, irritant. Otterspeer wil blijkbaar
geen 'normale' levensbeschrijviong geven. Hij
gaat op allerlei bijzaken in waar geen lezer op
zit te wachten. Voordat hij naar behoren
begint bij de Groningse jeugd van Bolland wil
hij eerst uitleggen wat hij 'heeft' met Bolland.
'Laat ik u meenemen naar een ijsfeest uit mijn
jeugd.'
Maar de lezer wil helemaal niet naar de jeugd
van Willem Otterspeer. Hij wil naar de jeugd
van Bolland, die intrigerende ijzervreter
wiens vervaarlijke snor de omslag van het
boek siert. Wie was dat
Maar nee, Otterspeer moet zonodig ook nog
een Mythologische proloog: Paradoxale ken
nis invoegen. 'De paradox is de peetoom van
de filosofie'. 'Het dualisme van de gnosis is
niet zonder elegantie.' 'De aionen vormen een
hiërarchie.' Boodschap begrepen, Otterspeer.
Je bent niet van de straat. Begin nu maar met
je verhaal!
Na 30 bladzijden belanden we dan eindelijk
in Groningen anno 1854, waar de grote man
in een schimmelige kelder aan de Gulden
straat ter wereld kwam. Hier begon een der
merkwaardigste levens aller tijden, zo veel is
zeker. Bolland groeide op in kommervolle
omstandigheden. Hij was 'een vreemd jonge
tje' met een 'driftig karakter'. Zijn vader
overleed toen Bolland 8 jaar was. Zijn moeder
verdiende daarna korte tijd als prostitué de
kost - een ontdekking van Otterspeer.
Scholing kreeg Bolland niet. Op 14-jarige
leeftijd werd hij beroepsmilitair. Hij tekende
voor 10 jaar. Tot z'n 20e werd Bolland talloze
malen veroordeeld wegens dronkenschap,
vloeken en insubordinatie. Voor dat laatste
vergrijp kreeg hij drie jaar 'kruiwagenstraf'.
Bolland moest brommen in het militaire
tuchthuis in Leiden, uitgerekend de stad
waar hij zou schitteren als professor in de
G.J.P.J. Bolland: anti-alles
FOTO UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK AMSTERDAM
filosofie. De gevangenis werd Bollands red
ding. Daar werden zijn 'diepe frustraties en
teugellooze energie' in banen geleid. Hij leer
de bijvoorbeeld in zes weken Engels - want
hersens had hij natuurlijk wel.
Na de gevangenis begon Bollands enorme
krachtsinspanning, naar eigen zeggen, 'om
zich uit het slijk op te beuren'. Hij leerde
razendsnel Duits en Frans, werd onderwijzer
en ging werken op een school in Katwijk.
Intelligente leerlingen staken veel op van Bol
lands taalonderricht. Zijn eerste liefde was de
taalwetenschap, vooral het oudgermaans, en
hij stelde de kinderen aan zijn geleerdheid
bloot.
Na nog wat te hebben rondgehangen aan de
universiteiten van Londen en Jena, zonder
overigens iets af te maken, vertrok Bolland in
1881 naar Batavia, voor een post als leraar
aan de HBS. Tijdens zijn 15-jarig verblijf in
Indië ontdekte hij, na de germanistiek, pas
echt de filosofie. Liefst wilde hij zo snel
mogelijk weg uit Indië, 'deze met halfapen
gevulde bakoven', om in Nederland de jeugd
'de opvoeding te geven die met het standpunt
van den 19e eeuwsen Germaan strookt'.
Bolland begaf zich ook in de theologie, en ook
daar kon hij zijn racisme en antisemitisme
manifesteren. Hij oreert dat de leer van de
Drieëenheid en de Verlossing 'geen erfstuk
van Semitische afkomst maar een voort
brengsel van Arische bespiegeling' is. Bolland
Overheersten tegen het jaar 1900
somberheid en ondergangsden-
ken of werd de sfeer juist bepaald
door optimisme en vernieuwings
drang? Het eerste wordt vaak
gesuggereerd, maar volgens het
boekje Opmaat van een nieuwe
eeuw is het juist laatste dichter
bij de waarheid. Deze bundel is
een uitgave van Meulenhoff (prijs
29,90) in samenwerking met
Volkskrant, NCRV-radio en Con
certgebouw.
'Honderd jaar later springen
vooral de gerichtheid op de toe
komst en de hervormingsgezind
heid van het toenmalige Neder
land in het oog. Ondergangspro
feten waren hier schaars. Op tal
van terreinen moest een achters
tand ten opzichte van het buiten
land worden weggewerkt, en in
de kunsten wenkte de nieuwe
tijd', schrijft eindredacteur Paul
Brill in zijn samenvatting.
De auteur Nicolaas Matsier
beschrijft de nieuwe ontwikke
lingen in de stedebouw in
Amsterdam.
Het Centraal Station, het Rijks
museum, het Stedelijk Museum,
de Schouwburg en het Concert
gebouw bepaalden het beeld. De
Kalverstraat, de Leidsestraat en
het Damrak werden gasfalteerd
en de eerste trottoirs werden aan
gelegd. En de erker raakte in de
mode. Dat is voor Matsier hét
teken van de tijd: het huis treedt
voor het eerst naar buiten en dat
is een 'blijk van de zelfbewuste
bourgeoisie'.
Na de telegraaf kwam de tele
foon, die een grote communica
tie-golf aankondigde. Martin
Sommer beschrijft de groei van
de stedelijke netwerken en signa
leert dat Herman Heijermans de
verwarring rond het telefoneren
verwerkte in een toneelstuk en
Louis Couperus snerend sprak
van de 'kletsbel'.
Piet de Rooy bespeurt in de poli
tiek aan het eind van de vorige
eeuw nieuwe idealistische stro
mingen, van het progressief-libe-
ralisme (ook radicalisme
La
Herman Gorter: vernieuwer
FOTO ARCHIEF DE STEM
genoemd) tot het socialisme.
broeide van alles in de Amster
damse bohémien-kringen van
journalisten, studenten en kun-
stenaars. Een soort jare4n zestig
dus.
De groei van Het Nieuws van de
Dag, rond 1900 de grootste baai
van Nederland, wordt beschre
ven door Wim Wennekes. De
Telegraaf (van 1893) en Het Volk
(1900) kwam pas later tot bloei,
Kees Fens houdt zich bezig met
het korte succes van de Tachti
gers, maar vooral met de dichter
Herman Gorter. 'In Verzen door- I
breekt Gorter alle literaire con
venties, ook die van hemzelf. De
Nederlandse taal lijkt opnieuwte
beginnen, de poëzie ook.'
Paul Brill schrijft over het prille I
Concertgebouworkest. Henri
Beunders noemt zijn bijdrage
over de beginjaren van de film
Wachten op televisie. De film was
een echte revolutie in alle lagen
van de bevolking. Vanaf maart
1896 vertoonde de
graph op verschillende
in Nederland springerige film. I
pjes van nog geen minuut. Twee
jaar later was men al toe aan
reality-film, het beruchte Drey-
fus-proces werd nagespeeld
was een van de grote
trekkers in Nederland.
ziet de Europese geschiedenis als een botsing
tussen 'semitisch' en 'arisch'. Bollands vijan
den zijn, behalve de semieten, slaven, roma-
nen en roomskatholieken. De Hervorming
was niet anders dan 'de bevrijding van het
Germaanse ras uit de geestelijke slavernij der
Romanen'. Etcetera.
Filosoof? Nee, dit zijn 'ideeën' die voortko
men uit dezelfde schimmige wereld waaruit
ook de hoofdstukken van Mein Kampf afkom
stig zijn.
Een vrouwenhater was hij ook, op 'filosofi
sche' gronden. Maar wel: 'geniaal'. Die aan
prijzing dook allerwege op toen in 1895 de
post van hoogleraar in de filosofie in Leiden
vrij kwam. Bollands werd het. Hij mocht zijn
kwalijke ideeën tegen studenten gaan spuien.
Maar al snel werd hij het mikpunt van de spot
der weidenkenden. Hij verloor studenten, col
lega-hoogleraren verbraken alle banden met
hem. „Want de toon, dien gij nu aanneemt, is
mij een volmaakt afgrijzen," aldus een hun
ner.
Bolland was in filosofische zin de profeet van
Hegel. 'Buiten Hegelarij is slechts Ezelarij'.
Hij viel op een rabiate manier de roomse kerk
aan, dat 'monster van vieze paapsche duister
nis, die etterbuil op onze nationale huid, een
vuile, geniepige en verraderlijke vijand'. Dat
kwam hem op de woede van de katholieke lei
der Schaepman te staan. Schaepman bewees
dat Bollands scheldkannonades gejat waren
uit een reeds bestaand antipapistisch schot
schrift. 'Gij, de Hoogleeraar aan de Leidsche
universiteit, Gij zijt eenvoudig een simpele,
domme, ijdele letterdief.'
Ook aan Bollands antipapisme lag racisme
ten grondslag: 'Het onderscheid tussen het
Germaanse en het Italiaanse geestesleven,
daar was het Bolland om te doen,' schrijft
Otterspeer.
Bolland zag eruit als een oudgeworden bokser
in een net pak. Hij was een lachwekkend
figuur temidden van echt belangrijke tijdge
noten. Zoals de filosoof J. A. Dèr Mouw
(Adwaita). Otterspeer: 'Dèr Mouw was classi
cus van huis uit, in geleerdheid Bollands
gelijke, in stijl verre zijn superieur.' Hij was
Bollands grootste tegenstander. Waarom
heeft Otterspeer niet een biografie aan Dèr
Mouw gewijd?
Aan het einde van zijn leven zette Bolland
('een oud, ziek, boos beest dat om zich heen
beet') vooral de sluizen van zijh antisemitis
me open: 'Het van nature verkeerde interna
tionale Jodendom is eene geduchte macht
gebleken tot ontwrichtende, ontbindende en
ontredderende revolutioneering. De Jood is
de geboren splijtzwam, spelbreker, en vrede
verstoorder,' etc.
Je wordt er moe van. Weg met die man!
Willem Otterspeer: 'Bolland. Een biografie'.
Uitg. Bert Bakker. Prijs 75.
Door Muriel Boll
'Kijken doe je met je
ogen, je oren zijn om
te horen en je neus,
die loop je achterna.
Daarom zit hij aan de
voorkant. Een neus op
je achterste, daar heb
je niets aan.'
Een keer raden wie
hier aan het woord is.
Midas Dekkers
natuurlijk, die kan als
geen ander zo simpel
schrijven over inge
wikkelde zaken. Hij
doet dat op een
plompverloren
manier in wat ik maar
de wiedesstijl van
Midas noem. Een
voorbeeld: 'Je oksels
zitten onder je armen.
Dat komt doordat je
armen naar beneden
hangen.'
In Neuzen in je oksel
behandelt Midas in sneltrein
vaart een enorm aantal natuurlij
ke wetenswaardigheden. Van de
menselijke oksel gaat hij over op
plantenoksels, spruitjes, bramen-
planten, kattendoorn. De katten-
doorn is nogal kattig, er komen
doorns uit haar oksels. Om zich te
beschermen tegen dieren die
ervan willen eten. 'Want vergis je
niet: planten zijn niet zo weerloos
als ze eruitzien. Zitten er geen
stekels aan, dan zijn ze wel giftig.
Of anders zijn ze wel van hout.
Wie wil er nu op een houtje bij
ten? Zo denken ook sommige die
ren erover. Een spanrups doet of
hij een houtje is.'
Over een ei zegt hij dat dat heer
lijk rond en glad is en lekker in je
hand ligt. Dan gaat hij in een
adem door met: 'Toch is het niet
voor in de hand gemaakt maar
voor uit de kont.' Midas zwalkt
van het onderwerp naar het
andere. Dat is boeiend, maar
houdt het gevaar in dat de rode
draad in het verhaal soms moei
lijk te vinden is, hoewel je daar
geen last van hebt.
Het boek begint met neuzen.
Zoals olifanten uit hun neus
drinken, en vleermuizen ermee
kijken, zo praten paarden met
hun neus. Het nut van diverse
soorten snavels komt aan bod, de
ene werkt als een pincet, de ande
re als blikopener.
Alles over je lichaam - handboek
voor jongeren is een kleine ency
clopedie waarin Ivan Wolffers
schrijft over aambeien, balzak,
chocolade, of heroine, krenten-
baard, een vuiltje in je oog of
zweetvoeten alsof het allemaal
niks is. Net als Midas Dekkers
schrijft hij met het grootste
gemak over de heel veel uiteenlo
pende zaken. Onder de letters A
t/m D alleen al telde ik zo'n hon
derd trefwoorden.
Wie vragen heeft over tabak of
ecstacy vindt net zo'n duidelijke
uiteenzetting als wie wil weten
waar zweetvoeten vandaan
Illustratie uit 'Ben jij het al?'
komen en wat je ertegen 1
doen. Ook dat is handig van S
boek: je krijgt niet alleeen M
verklaring, Wolffers vertelt
wat je het beste kunt doen als»
ergens last van hebt.
Opvallend is dat hij de verant-l
woordelijkheid duidelijk bij «i
lezer legt. Zo schrijft hij:
jiesj en marihuana zijn niet venl
slavend en in hun effecten nieji
vergelijkbaar met alcohol
heroine. Toch moet je t
aar alles roken wat je
den krijgt. Weet jij precies»'*
erin is gestopt?...Wie z'n herseKJ
gebruikt, geeft een joint ï'I
onbekende herkomst
door.'
Ben jij het al van Ruth Tb*
gaat ook over het lijf, met"®
over ongesteld zijn. Het boek*
scheen in 1980 in Engelanh e-
werd een paar maal herdrukt*]
terecht. Op een vlotte diuae'h
manier vertelt Thomson over »J
logische veranderingen die1®
jes tussen hun negende en te®1
tiende jaar ondergaan.
Tussen de tekst staan ei'8'®»
interviews en dat werkt
lezer ontdekt zo dat zij "e 1
enige is met bepaalde vraffl
problemen. Op een vrieW®
en deskundige manier, een
zoals minister Borst pr»at'_
Thomson uit waardoor je8
steld wordt en hoe je er hei 1
mee kunt omgaan.
Ben jij het al? is een
handig boek, waarin nie' rL
verd wordt over het heerlijk J
iets dat gewoon verdraai»
is. Moeders die de eerste
steldheid van hun dochterJ
met witte lelies of zo, heb i»
begrepen.
~I Midas Dekkers: 'Neuzen, i
'd, prijs J8 j
Ivan Wolffers: 'AHes,
Door Ido Broersma
Acht jaar geleden stopte ze
opeens op 58-jarige leeftijd
met zingen. Geen aria kwam
er meer uit haar mond. Het
ging niet meer, nadat ze jaren
lang als sopraan triomfen had
gevierd op de wereldpodia en
er de sterren van de hemel had
gezongen.
En nu, na die acht jaar als diva in
ruste, is Cristina Deutekom weer
begonnen met studeren. „Ik oefen
aria's waar ik nooit aan toe ben
gekomen," zegt ze. Zoals een aria
uit Othello en Louise van Car-
pentier. Ze zingt een wat andere
stijl dan ze vroeger deed, andere
soorten opera's, vrouwenrollen.
Of ze het stembereik dat ze vroe
ger had nog heeft, weet ze niet en
ze zegt er ook helemaal niet be
nieuwd naar te zijn. Extreem
hoog of laag gaat haar nog goed
af, zo is haar recente ervaring.
In de tijd dat ze niet zong voelde
ze zich ziek en nu ze weer zingt is
I ze niet ziek meer, legt ze uit. De
stemoefeningen pakt ze serieus
aan. Twee maai een uurtje per
week, maar het kan uitlopen, re
peteert ze met een repetitor in
een kerk in de Amsterdamse wijk
Buitenveldert.
Toen ze destijds met zingen stop
te overtuigde ze er iedereen van
dat ze nooit meer zou optreden.
Nu ze haar stem weer oefent zegt
ze dat optreden in de toekomst
niet onmogelijk is. Maar ze is nog
niet zo ver dat ze direct aan op
treden denkt.
Socialising
Want er komt een heleboel bij
kijken en daar heeft ze niet zo'n
zin meer in. „De dingen die er
aan vast zitten, zoals met mensen
praten, publiciteit, een program
ma maken, die bijkomstige din
gen, daar ben ik blij om dat ik er
van af ben. Socialising is niet
mijn sterkste kant geweest," be
kent ze.
En een podium is weer heel wat
anders dan wat je in een studeer
kamer doet, zo beseft Cristina
Deutekom. ,,'t Is voor mij ook de
vraag als ik er weer op kom of ik ken'
het emotioneel wel aan kan. haas
Technisch zal het wel gaan en een]
stimmlich ook wel. Maar emotio- boo
neel? Ik hield er acht jaar geleden ma
mee op omdat ik het lichamelijk blol
niet meer aan kon. Ik heb er tijd sièn
voor nodig gehad om op een ge- ope
zonde basis te gaan leven. Van de stel
fans heb ik toen geen afscheid ge- sch;
nomen. Een afscheidstoernee is Dec
voor mij te defintief. Dat kan ik Ech
mezelf niet aandoen, vind ik.jarel
Handtekening
Cristina Deutekom wordt nog re- ninl
gelmatig door het publiek her- Haa
Wie mocht denken dat de mens
figuur in het werk van Kars Per
soon een concrete mens is, een
wezen van vlees en bloed, zegt
meer over zichzelf dan over de
figuur die Persoon schildert.
Schilderij na schilderij, tekening
na tekening en in andere vorm
ook nog in een installatie. De Fi
guur, zoals Kars Persoon die ge
stalte zelf aanduidt, heeft de al
leenheerschappij in de zes zalen
van De Beyerd in Breda, die met
het werk ingericht zijn dat Kars
Persoon de afgelopen vijf jaar
heeft gemaakt.
Tientallen keren achter elkaar
zo n zelfde gestalte: in voile om
vang geschilderd, altijd naar
rechts gedraaid en dus en profil
geportretteerd. Dit is geen mens,
is een vorm die een voortdu
rend wisselende invulling krijgt
ai naargelang de beleving van de
Kijker. De Figuur, dat is de an
der. een abstract idee dat elke
oksel'. Uitg. Leopold,
'Alk* -.»)
Uitg. Piramide.
lichaam'
34,90
I Ruth Thomson: 'Ben ijl
Uitg. Clavis, prijs 21,50
dicht mg V°^ k™ '°e~
Kars Persoon (Eindhoven, 1954)
neeit zich met deze Figuur een
motief geschapen in de klassieke
etekenis van het woord. Een
vaste en herkenbare vorm die
uitgangspunt van schilderen is.
tiet is een concentratie op een
tgebakend onderwerp die geen
nkele afleiding door wat dan
toestaat. hlrt gaat om dat
e ding dat op steeds andere
manier tot leven komt. Hoe meer
J voor hetzelfde kiest, hoe meer
e verandering zichtbaar wordt,
met the mensgestalte die Kars
persoon schildert is het ongeveer
is met de voorwerpen in de stil-
sclum Va,n Gi°rgio Morandi. Een
sch ldersleven lang flessen en
non f1 schllderen is zich beken-
leen motief dat eindeloos
beuproefd en zo tot leven
at gebracht. In een vergelijk-
srhorviS0?rt herhaling èn ver
scheidenheid komt de Figuur
sehilri ifS Persoon tot leven,
stao nstig leven wel te ver-
kunstig obSr1"13 6611 schilder"
£|pn0eke"die in de eerste twee
allo nP"1 Pe Beyerd hangen zijn
eilme"sho°g en smal- De Fi-
wachton PJ)ewegingloos te
en, altiid recht voor zich
uiti
ter|
coij
sch
de J
het|
een
brd
Del
is
mei
def
ren
dei|
din
de|
K.
Del
sch]
aan
wit]
doe
hetl
Mid
nai]
geld
stea
weq
Eg
bir
op
van
marl
ce,
tiel|
renl
De
mar|
vor
VOOjJ
vanl
Hij r
gen