Een puzzelrit zonder einddoel Bolland, van bajesklant tot hoogleraar Ook Susanna Tamaro's debuut is imponerend BOEKENLEGGER Bij de vorige eeuwwende Operat KINDERBOEKEN JfS Praten over het lichaam Strafpleiter in gewetensnood DE STEM BOEKENGIDS 'Geestgrond': een typische Boudewijn Büch-roman DE STEM VRIJDAG 24 NOVEMBER 1995 D2 Door Johan Diepstraten Tot hoever kan een strafpleiter gaan? Voortdurend komt dit the ma aan de orde in de psychologi sche thriller De laatste onschul dige van Phillip Margolin. 'Zou u Adolf Hitler hebben verdedigd?' is zo'n Achterkant van het gelijk- vraag die goed is voor een pijnlij ke stilte. Het juridische systeem is gebaseerd op de voorwaarde dat een individu dat van een mis daad wordt beschuldigd, onschuldig is tot zijn schuld is aangetoond, luidt het standaard- antwoord. Maar wat te doen als de strafplei ter wéét dat zijn cliënt drie schoolkinderen een aantal dagen gevangen hield, verkrachtte en hen toen vermoordde? De succes volle strafpleiter in De laatste onschuldige, David Nash, geeft het antwoord uit de boeken: 'Je verdedigt een schuldig man pre cies zoals je een onschuldig man verdedigt, omdat het systeem belangrijker is dan welke indivi duele zaak ook. Als je begint uit zonderingen te maken voor de schuldigen, maak je vroeg of laat ook uitzonderingen voor de onschuldigen.' Niemand zal moeite hebben met dit basisprincipe, maar er zijn omstandigheden denkbaar waar in de strafpleiter in geweten snood komt. Zeker als hij zelf op een bepaalde manier betrokken wordt bij een moord. In spectacu laire processen heeft David Nash moordenaars en verkrachters verdedigd en daar voelt hij zich uitstekend bij. Niet dat het recht zijn loop moet hebben, nee, Nash moet winnen. Dat door zijn toe doen een seriemoordenaar vrij kan rondlopen en door kan gaan, realiseert hij zich nauwelijks. Totdat hij er rechtstreeks mee wordt geconfronteerd. Als de col lega-advocaat Stafford ervan wordt verdacht dat hij een poli tievrouw heeft vermoord, draaft Nash weer op. Maar deze cliënt weet hij niet te redden. Nash komt bovendien voor een dilem ma te staan: een man die hij suc cesvol heeft verdedigd, deelt hem vertrouwelijk mee welke misda den hij heeft gepleegd. Het beroepsgeheim dwingt Nash zijn mond te houden, maar de serie moordenaar moet gestopt wor den. Deze twee gebeurtenissen heeft Phillip Margolin, auteur en straf pleiter in Oregon, verweven in een zeer spannende psychologi sche thriller. Volgens goed Ame rikaans gebruik is er een klein liefdesdrama in verwerktde ex- vrouw van Nash is de aanklager in het Staffordproces, de vrouw van zijn cliënt wordt zijn grote liefde. Hoe komt het toch dat Ameri kaans thrillerschrijvers altijd weer het slechtste van Ludlum en Grisham overnemen? Phillip Margolin: 'De laatste onschuldige'. Uitg. Meulenhoff, prijs 25. Door Wim van Leest Dat schrijven een lucratieve bezigheid kan zijn, bewijst de Italiaanse schrijfster Susanna Tamaro. Van haar roman Va' dove ti porta il cuore gingen sinds de verschijning in 1994 in Italië een kleine twee miljoen exempla ren over de toonbank. In Neder land verscheen het als De stem van je hart en is het inmiddels al zeven keer herdrukt. De stem van je hart, waarin een vrouw in brief-/dagboekvorm spreekt tot haar naar Amerika uitgeweken kleindochter, is pas Tamaro's derde boek. Eerder ver schenen in Italië de roman La testa tra le nuvole en de verha lenbundel Per voce sola. La testa tra le nuvole dateert uit 1989 en voor haar debuut werd Susanna Tamaro meteen al bekroond met de Elsa Morante- prijs. Het boek is onlangs als Het hoofd in de wolken in een Neder landse vertaling verschenen. Het hoofd in de wolken gaat over de jongen Ruben die, door omstan digheden gedwongen, op vijftien jarige leeftijd besluit de wijde wereld in te trekken. Susanna Tamaro heeft met haar debuutroman destijds een aantal zaken aangetoond. Ten eerste liet de toen 31-jarige schrijfster en achternicht van Italo Svevo zien dat ze in simpele, heldere taal in staat was een belevingswereld te verklanken. Bovendien slaagde ze er als vrouw in om in de huid van een jongen van 15 te kruipen en zijn emoties en gevoelens vols trekt ongekunsteld weer te geven. Maar vooral schreef ze een boek dat op redelijk ingetogen wijze blijk geeft van een enorme ver beeldingskracht. In Het hoofd in de wolken wordt fantasie zo knap gekoppeld aan voorstelbare werkelijkheid dat er een aangenaam soort magisch realisme ontstaat; precies het geestelijke decor, waarin een dromerige jongen van een jaar of vijftien zich zou kunnen bewe gen. Susanna Tamaro schrijft met een gemak, waarop je alleen maar jaloers kunt zijn. Joost van den Woestijne (hij vertaalde ook Tamaro's andere boeken) is er in geslaagd de wat argeloze woord keuze die Tamaro in het Italiaans hanteert, op volstrekt natuurlijke wijze over te zetten in het Neder lands. Daardoor is de vloeiende verteltrant onaangetast gebleven en kun je ook in het Nederlands van een uitzonderlijk schrijfster genieten. Want uitzonderlijk is Susanna Tamaro. Het hoofd in de wolken is een prachtig debuut, maar haar veelzijdigheid als schrijfster komt pas echt naar voren in de bundel Per voce sola dat hier als Love en andere verhalen ver scheen. Niet alleen de verschei denheid aan onderwerpen en intonaties in die verhalen, maar ook de variaties in vormen maken van Love en andere verhalen een indrukwekkend geheel. Nog indrukwekkender is De stem van je hart, waarin een vrouw op leeftijd terugblikt op haar leven, op haar verhouding met haar dochter en op haar relatie met haar kleindochter tot wie ze zich in brief-/dagboekvorm in deze roman richt. Wist Susanna Tamaro in Het hoofd in de wol ken de psyche van een vijftienja rige jongen te pakken, in De stem van je hart slaagt ze er in de zoveel rijkere en rijpere bele vingswereld van een vrouw in de laatste fase van haar leven in geschreven taal te vangen. Dat ze dat doet in toegankelijke taal, mag blijken uit de impone rende verkoopcijfers. Als je weet dat aanbeden Italiaanse popar tiesten in eigen land maximaal vijf miljoen platen kunnen verko pen, dan is twee miljoen verkoch te boeken voor een schrijfster in een land met een kleine 65 mil joen inwoners een leesdichtheid die enorm is. Susanna Tamaro heeft dat succes bereikt, omdat ze het tamelijk zeldzame talent heeft om in haast terloopse taal over wezenlijke zaken in het leven te schrijven. In die zin is ze enigszins te vergelij ken met haar landgenote Natalia Ginzburg, maar waar bij Ginz- burg de sobere realiteit centraal staat, daar voegt Susanna Tama ro verbeelding toe en zijn de emo ties rijker geschakeerd. Ze heeft meer in huis nog dan Ginzburg en daar zullen we de komende jaren ongetwijfeld nog vaker van kun nen genieten. Susanna Tamaro: 'Het hoofd in de wolken'. Uitg. Wereldbibliotheek Susanna Tamaro: 'Love en andere verhalen'. Uitg. Wereldbiblio theek Susanna Tamaro: 'De stem van je hart'. Uitg. Wereldbibliotheek Door Johan Diepstraten De kleine blonde dood van Bou dewijn Büch kreeg tien jaar geleden bedroevend slechte kri tieken. Het tragische en ontroe rende verhaal over de dood van het zoontje Micky was in de ogen van de toenmalige critici banaal en goedkoop. Er werd in de roman niets verbeeld en Büch kreeg het verwijt dat hij op effectbejag uit was. Wie net als Büch, Leon de Win ter of Anna Enquist realistisch proza schrijft, kan tot op de dag van vandaag rekenen op dit soort verwijten. En de lezer die onder de indruk raakt van het beschreven drama, krijgt van de beroepscritici te horen dat hij tot de simpele zielen behoort 'die het merendeel van de twin- tigste-eeuwse literatuur hebben overgeslagen'. De mate van pop ulariteit bij het 'grote publiek' is omgekeerd evenredig aan de waardering in de culturele bijla- ges. Het zal Büch een zorg zijn hoe hij in de officiële handboeken terechtkomt. Voor de jubileu muitgave van De kleine blonde dood is hij zijn critici geen milli meter tegemoet gekomen: het oorspronkelijke manuscript heeft hij gehandhaafd en met twee hoofdstukken uitgebreid. De eerste toevoeging is een her innering aan Onkel Jakob, slachtoffer van de medische experimenten van de nazi's en 'in staat van totale gekte' ergens in Duitsland aangetroffen. De tweede uitbreiding gaat over de kantoorboekhandel Wisse waar de hoofdpersoon vaak met zijn vader was te vinden. Gerdrevenheid Het is nog maar de vraag of deze extra pagina's meer evenwicht aan de roman geven en ook daadwerkelijk iets toevoegen. Het blijven schaven aan de roman, tien jaar na dato, zegt eerder iets over de obsessies van Boudewijn Büch en zijn gedre venheid om het onmogelijke in boekvorm weer te geven. Want onmogelijk is het om het definitieve boek te schrijven over zo veel menselijk verdriet: de vader van Büch kwam getraumatiseerd uit de oorlog, het huwelijk van zijn ouders werd een ramp en de kleine Boudewijn werd op tienjarige leeftijd naar het gekkenhuis gestuurd. Op latere leeftijd ging het ook mis: Boudewijn bleek homoseksueel te zijn, maar werd toch verleid door zijn lerares Engels, Mieke. Het zoontje dat uit deze verhouding geboren werd, overleed op vijfjarige leef tijd aan een hersentumor. In De kleine blonde dood wisselt Büch Boudewijn Büch het verhaal met herinneringen aan zijn vader af met de lotge vallen van zijn zoontje en de altijd dronken Mieke. Vreemd is die obsessie, nu lang zaam maar zeker het vermoeden bestaat dat Büchs vaderschap verzonnen is. In een interview (Elsevier, 1991) gaf Büch als commentaar: 'Je vraagt toch ook niet of Hamlet bestaan heeft? De vraag wat er van mijn boeken waar is en wat verzonnen, vind ik hoogst onliterair. Per defini tie is er niets van waar. Daarom staat er ook roman boven.' Variant In al zijn boeken vertelt Boude wijn Büch hetzelfde verhaal, maar telkens weer iets anders. Ook zijn nieuwe roman, Geest grond, is de zoveelste variant van deze al dan niet verzonnen autobiografie. In het eerste hoofdstuk is Boudewijn Büch de hoofdpersoon, maar hij laat al snel weten dat het beter is om zijn eigen verhaal te verlaten en dat hij verder schrijft 'over de gedachten en handelingen van FOTO DIJKSTRA Winkler Brockhaus'. Honderd pagina's later is de lezer aange komen op de dag dat het verhaal de derde persoon niet langer verdraagt. De schrijver neemt het weer over. Het zal wel niet de laatste keer zijn dat Büch varieert op de bekende thema's, maar in Geest grond begint het er toch op te lijken dat hij een definitieve balans opmaakt. Nog één keer schrijft hij over zijn vader die na 'een zelfgekozen dood' plotse ling in de duisternis verdween. Daarmee begon voor Büch 'een reis die nu al vijfendertig jaar duurt en die meer op een puzzel- rit zonder einddoel is gaan lij ken'. Teder In zijn vorige roman Het bedrog liet de vader zijn zoon beloven nooit iets kwaads te zullen schrijven of zeggen over die momenten dat ze samen waren. Voor die momenten werd Rainer Brockhaus uit de ouderlijke macht ontzet en nu in Geest grond laat Büch zoon Winkler denken: 'Hij had behalve met zijn vader nog nooit met iemand de liefde bedreven.' Natuurlijk was zijn vader een ziek en gestoord beest, maar Winkler denkt louter terug aan dat ene half uur 'waarin ik ben liefge had, gestreeld en warm ben geworden.' Dat gebeurde op de geestgronden achter de duinen - vandaar de titel - en alles wat teder aan Winkler is, ligt in dat landschap besloten. Het leven, zo weet de veertigja rige Winkler, wordt steeds nut telozer, maar de dood lacht hem ook niet toe. 'Toen hij dat stadi um van uitzichtloze tweeslach tigheid bereikt had, realiseerde hij zich ten volle dat hij de vol maaktheid van de melancholie aan het naderen was.' Dat is een groot, maar niet zichtbaar ver driet. En geen psychiater kan hem helpen. Zelfbeklag De herinneringen aan zijn vader en aan Mieke wisselt Büch af met gesprekken met de psychia ter die Winkler Brockhaus pro beert 'te genezen' van zijn zwaarmoedigheid en van zijn zelfbeklag. Dat laatste is nieuw in het werk van Büch: niet eer der schreef hij over de mogelijk heid om de tragische gebeurte nissen te gebruiken als een gemakkelijke uitweg voor zijn eigen treurigheid. Ook nieuw in Geestgrond is dat Büch de twee verhaallijnen uit De kleine blonde dood koppelt: nu blijkt dat de vader en de moeder van het gestorven zoon tje een geheimzinnig verbond hadden gesloten. Op haar sterf bed onthult Mieke dat de vader hoopte dat Winkler van dat jon- gensgedoe af zou komen als zij hem zou versieren. Het zijn ont wikkelingen die toch wel erg neigen naar een Goede Tijden Slechte Tijden-niveau, maar misschien, zo lijkt Büch te beto gen, is het leven wel zoals het in soap-series wordt voorgesteld. Wie niet gecharmeerd is van het vroegere werk van Büch kan Geestgrond ook maar beter ongelezen laten. Net als in De kleine blonde dood gaat Büch de grote gevoelens, de pathetiek en het effectbejag niet uit de weg. Het enige verschil met vroeger is dat Büch in gesprekken met zijn psychiater daarover uiterst sar castisch en cynisch doet. Dat maakt Geestgrond, toch bepaald een aardige roman, extra sym pathiek. Boudewijn Büch: 'De kleine blonde dood'. Herziene, uitge breide editie. Uitg. Arbeiders pers, prijs (geb.) 29,90. Boudewijn Büch: 'Geestgrond'. Uitg. Arbeiderspers, prijs f 29,90. Susanna Tamaro FOTO WERELDBIBLIOTHEEK Door Hans Rooseboom Zo vergeten als Bolland is (behalve zijn naam), zo beroemd was hij in zijn tijd. De karikaturisten Albert Hahn en Johan Braken- sieck tekenden hem rond 1900 net zo vaak als zij de roemruchte minister-president Abra ham Kuyper tekenden. En volkszanger Koos Speenhoff bezong hem. Professor G.J.P.J. Bolland (1854-1922): van bajesklant tot hoogleraar in de filosofie. Van een jeugd in de Groningse goot tot een grote bek in de Leidse collegezalen. Bolland, autodidact, Hegeliaan, antisemiet, antipapist, anti-alles. Een schreeuwlelijk vol frustraties. Zo komt dit verschijnsel te voor schijn uit de biografie die Willem Otterspeer schreef. Bolland verdient zeker een biografie. Er heb ben in Nederland maar weinig typen rondge lopen zo opmerkelijk, ergerlijk en eng als Bol land. Een biografie waard dus, maar opzet en stijl van deze Bolland-biografie zijn, zeker in het begin, irritant. Otterspeer wil blijkbaar geen 'normale' levensbeschrijviong geven. Hij gaat op allerlei bijzaken in waar geen lezer op zit te wachten. Voordat hij naar behoren begint bij de Groningse jeugd van Bolland wil hij eerst uitleggen wat hij 'heeft' met Bolland. 'Laat ik u meenemen naar een ijsfeest uit mijn jeugd.' Maar de lezer wil helemaal niet naar de jeugd van Willem Otterspeer. Hij wil naar de jeugd van Bolland, die intrigerende ijzervreter wiens vervaarlijke snor de omslag van het boek siert. Wie was dat Maar nee, Otterspeer moet zonodig ook nog een Mythologische proloog: Paradoxale ken nis invoegen. 'De paradox is de peetoom van de filosofie'. 'Het dualisme van de gnosis is niet zonder elegantie.' 'De aionen vormen een hiërarchie.' Boodschap begrepen, Otterspeer. Je bent niet van de straat. Begin nu maar met je verhaal! Na 30 bladzijden belanden we dan eindelijk in Groningen anno 1854, waar de grote man in een schimmelige kelder aan de Gulden straat ter wereld kwam. Hier begon een der merkwaardigste levens aller tijden, zo veel is zeker. Bolland groeide op in kommervolle omstandigheden. Hij was 'een vreemd jonge tje' met een 'driftig karakter'. Zijn vader overleed toen Bolland 8 jaar was. Zijn moeder verdiende daarna korte tijd als prostitué de kost - een ontdekking van Otterspeer. Scholing kreeg Bolland niet. Op 14-jarige leeftijd werd hij beroepsmilitair. Hij tekende voor 10 jaar. Tot z'n 20e werd Bolland talloze malen veroordeeld wegens dronkenschap, vloeken en insubordinatie. Voor dat laatste vergrijp kreeg hij drie jaar 'kruiwagenstraf'. Bolland moest brommen in het militaire tuchthuis in Leiden, uitgerekend de stad waar hij zou schitteren als professor in de G.J.P.J. Bolland: anti-alles FOTO UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK AMSTERDAM filosofie. De gevangenis werd Bollands red ding. Daar werden zijn 'diepe frustraties en teugellooze energie' in banen geleid. Hij leer de bijvoorbeeld in zes weken Engels - want hersens had hij natuurlijk wel. Na de gevangenis begon Bollands enorme krachtsinspanning, naar eigen zeggen, 'om zich uit het slijk op te beuren'. Hij leerde razendsnel Duits en Frans, werd onderwijzer en ging werken op een school in Katwijk. Intelligente leerlingen staken veel op van Bol lands taalonderricht. Zijn eerste liefde was de taalwetenschap, vooral het oudgermaans, en hij stelde de kinderen aan zijn geleerdheid bloot. Na nog wat te hebben rondgehangen aan de universiteiten van Londen en Jena, zonder overigens iets af te maken, vertrok Bolland in 1881 naar Batavia, voor een post als leraar aan de HBS. Tijdens zijn 15-jarig verblijf in Indië ontdekte hij, na de germanistiek, pas echt de filosofie. Liefst wilde hij zo snel mogelijk weg uit Indië, 'deze met halfapen gevulde bakoven', om in Nederland de jeugd 'de opvoeding te geven die met het standpunt van den 19e eeuwsen Germaan strookt'. Bolland begaf zich ook in de theologie, en ook daar kon hij zijn racisme en antisemitisme manifesteren. Hij oreert dat de leer van de Drieëenheid en de Verlossing 'geen erfstuk van Semitische afkomst maar een voort brengsel van Arische bespiegeling' is. Bolland Overheersten tegen het jaar 1900 somberheid en ondergangsden- ken of werd de sfeer juist bepaald door optimisme en vernieuwings drang? Het eerste wordt vaak gesuggereerd, maar volgens het boekje Opmaat van een nieuwe eeuw is het juist laatste dichter bij de waarheid. Deze bundel is een uitgave van Meulenhoff (prijs 29,90) in samenwerking met Volkskrant, NCRV-radio en Con certgebouw. 'Honderd jaar later springen vooral de gerichtheid op de toe komst en de hervormingsgezind heid van het toenmalige Neder land in het oog. Ondergangspro feten waren hier schaars. Op tal van terreinen moest een achters tand ten opzichte van het buiten land worden weggewerkt, en in de kunsten wenkte de nieuwe tijd', schrijft eindredacteur Paul Brill in zijn samenvatting. De auteur Nicolaas Matsier beschrijft de nieuwe ontwikke lingen in de stedebouw in Amsterdam. Het Centraal Station, het Rijks museum, het Stedelijk Museum, de Schouwburg en het Concert gebouw bepaalden het beeld. De Kalverstraat, de Leidsestraat en het Damrak werden gasfalteerd en de eerste trottoirs werden aan gelegd. En de erker raakte in de mode. Dat is voor Matsier hét teken van de tijd: het huis treedt voor het eerst naar buiten en dat is een 'blijk van de zelfbewuste bourgeoisie'. Na de telegraaf kwam de tele foon, die een grote communica tie-golf aankondigde. Martin Sommer beschrijft de groei van de stedelijke netwerken en signa leert dat Herman Heijermans de verwarring rond het telefoneren verwerkte in een toneelstuk en Louis Couperus snerend sprak van de 'kletsbel'. Piet de Rooy bespeurt in de poli tiek aan het eind van de vorige eeuw nieuwe idealistische stro mingen, van het progressief-libe- ralisme (ook radicalisme La Herman Gorter: vernieuwer FOTO ARCHIEF DE STEM genoemd) tot het socialisme. broeide van alles in de Amster damse bohémien-kringen van journalisten, studenten en kun- stenaars. Een soort jare4n zestig dus. De groei van Het Nieuws van de Dag, rond 1900 de grootste baai van Nederland, wordt beschre ven door Wim Wennekes. De Telegraaf (van 1893) en Het Volk (1900) kwam pas later tot bloei, Kees Fens houdt zich bezig met het korte succes van de Tachti gers, maar vooral met de dichter Herman Gorter. 'In Verzen door- I breekt Gorter alle literaire con venties, ook die van hemzelf. De Nederlandse taal lijkt opnieuwte beginnen, de poëzie ook.' Paul Brill schrijft over het prille I Concertgebouworkest. Henri Beunders noemt zijn bijdrage over de beginjaren van de film Wachten op televisie. De film was een echte revolutie in alle lagen van de bevolking. Vanaf maart 1896 vertoonde de graph op verschillende in Nederland springerige film. I pjes van nog geen minuut. Twee jaar later was men al toe aan reality-film, het beruchte Drey- fus-proces werd nagespeeld was een van de grote trekkers in Nederland. ziet de Europese geschiedenis als een botsing tussen 'semitisch' en 'arisch'. Bollands vijan den zijn, behalve de semieten, slaven, roma- nen en roomskatholieken. De Hervorming was niet anders dan 'de bevrijding van het Germaanse ras uit de geestelijke slavernij der Romanen'. Etcetera. Filosoof? Nee, dit zijn 'ideeën' die voortko men uit dezelfde schimmige wereld waaruit ook de hoofdstukken van Mein Kampf afkom stig zijn. Een vrouwenhater was hij ook, op 'filosofi sche' gronden. Maar wel: 'geniaal'. Die aan prijzing dook allerwege op toen in 1895 de post van hoogleraar in de filosofie in Leiden vrij kwam. Bollands werd het. Hij mocht zijn kwalijke ideeën tegen studenten gaan spuien. Maar al snel werd hij het mikpunt van de spot der weidenkenden. Hij verloor studenten, col lega-hoogleraren verbraken alle banden met hem. „Want de toon, dien gij nu aanneemt, is mij een volmaakt afgrijzen," aldus een hun ner. Bolland was in filosofische zin de profeet van Hegel. 'Buiten Hegelarij is slechts Ezelarij'. Hij viel op een rabiate manier de roomse kerk aan, dat 'monster van vieze paapsche duister nis, die etterbuil op onze nationale huid, een vuile, geniepige en verraderlijke vijand'. Dat kwam hem op de woede van de katholieke lei der Schaepman te staan. Schaepman bewees dat Bollands scheldkannonades gejat waren uit een reeds bestaand antipapistisch schot schrift. 'Gij, de Hoogleeraar aan de Leidsche universiteit, Gij zijt eenvoudig een simpele, domme, ijdele letterdief.' Ook aan Bollands antipapisme lag racisme ten grondslag: 'Het onderscheid tussen het Germaanse en het Italiaanse geestesleven, daar was het Bolland om te doen,' schrijft Otterspeer. Bolland zag eruit als een oudgeworden bokser in een net pak. Hij was een lachwekkend figuur temidden van echt belangrijke tijdge noten. Zoals de filosoof J. A. Dèr Mouw (Adwaita). Otterspeer: 'Dèr Mouw was classi cus van huis uit, in geleerdheid Bollands gelijke, in stijl verre zijn superieur.' Hij was Bollands grootste tegenstander. Waarom heeft Otterspeer niet een biografie aan Dèr Mouw gewijd? Aan het einde van zijn leven zette Bolland ('een oud, ziek, boos beest dat om zich heen beet') vooral de sluizen van zijh antisemitis me open: 'Het van nature verkeerde interna tionale Jodendom is eene geduchte macht gebleken tot ontwrichtende, ontbindende en ontredderende revolutioneering. De Jood is de geboren splijtzwam, spelbreker, en vrede verstoorder,' etc. Je wordt er moe van. Weg met die man! Willem Otterspeer: 'Bolland. Een biografie'. Uitg. Bert Bakker. Prijs 75. Door Muriel Boll 'Kijken doe je met je ogen, je oren zijn om te horen en je neus, die loop je achterna. Daarom zit hij aan de voorkant. Een neus op je achterste, daar heb je niets aan.' Een keer raden wie hier aan het woord is. Midas Dekkers natuurlijk, die kan als geen ander zo simpel schrijven over inge wikkelde zaken. Hij doet dat op een plompverloren manier in wat ik maar de wiedesstijl van Midas noem. Een voorbeeld: 'Je oksels zitten onder je armen. Dat komt doordat je armen naar beneden hangen.' In Neuzen in je oksel behandelt Midas in sneltrein vaart een enorm aantal natuurlij ke wetenswaardigheden. Van de menselijke oksel gaat hij over op plantenoksels, spruitjes, bramen- planten, kattendoorn. De katten- doorn is nogal kattig, er komen doorns uit haar oksels. Om zich te beschermen tegen dieren die ervan willen eten. 'Want vergis je niet: planten zijn niet zo weerloos als ze eruitzien. Zitten er geen stekels aan, dan zijn ze wel giftig. Of anders zijn ze wel van hout. Wie wil er nu op een houtje bij ten? Zo denken ook sommige die ren erover. Een spanrups doet of hij een houtje is.' Over een ei zegt hij dat dat heer lijk rond en glad is en lekker in je hand ligt. Dan gaat hij in een adem door met: 'Toch is het niet voor in de hand gemaakt maar voor uit de kont.' Midas zwalkt van het onderwerp naar het andere. Dat is boeiend, maar houdt het gevaar in dat de rode draad in het verhaal soms moei lijk te vinden is, hoewel je daar geen last van hebt. Het boek begint met neuzen. Zoals olifanten uit hun neus drinken, en vleermuizen ermee kijken, zo praten paarden met hun neus. Het nut van diverse soorten snavels komt aan bod, de ene werkt als een pincet, de ande re als blikopener. Alles over je lichaam - handboek voor jongeren is een kleine ency clopedie waarin Ivan Wolffers schrijft over aambeien, balzak, chocolade, of heroine, krenten- baard, een vuiltje in je oog of zweetvoeten alsof het allemaal niks is. Net als Midas Dekkers schrijft hij met het grootste gemak over de heel veel uiteenlo pende zaken. Onder de letters A t/m D alleen al telde ik zo'n hon derd trefwoorden. Wie vragen heeft over tabak of ecstacy vindt net zo'n duidelijke uiteenzetting als wie wil weten waar zweetvoeten vandaan Illustratie uit 'Ben jij het al?' komen en wat je ertegen 1 doen. Ook dat is handig van S boek: je krijgt niet alleeen M verklaring, Wolffers vertelt wat je het beste kunt doen als» ergens last van hebt. Opvallend is dat hij de verant-l woordelijkheid duidelijk bij «i lezer legt. Zo schrijft hij: jiesj en marihuana zijn niet venl slavend en in hun effecten nieji vergelijkbaar met alcohol heroine. Toch moet je t aar alles roken wat je den krijgt. Weet jij precies»'* erin is gestopt?...Wie z'n herseKJ gebruikt, geeft een joint ï'I onbekende herkomst door.' Ben jij het al van Ruth Tb* gaat ook over het lijf, met"® over ongesteld zijn. Het boek* scheen in 1980 in Engelanh e- werd een paar maal herdrukt*] terecht. Op een vlotte diuae'h manier vertelt Thomson over »J logische veranderingen die1® jes tussen hun negende en te®1 tiende jaar ondergaan. Tussen de tekst staan ei'8'®» interviews en dat werkt lezer ontdekt zo dat zij "e 1 enige is met bepaalde vraffl problemen. Op een vrieW® en deskundige manier, een zoals minister Borst pr»at'_ Thomson uit waardoor je8 steld wordt en hoe je er hei 1 mee kunt omgaan. Ben jij het al? is een handig boek, waarin nie' rL verd wordt over het heerlijk J iets dat gewoon verdraai» is. Moeders die de eerste steldheid van hun dochterJ met witte lelies of zo, heb i» begrepen. ~I Midas Dekkers: 'Neuzen, i 'd, prijs J8 j Ivan Wolffers: 'AHes, Door Ido Broersma Acht jaar geleden stopte ze opeens op 58-jarige leeftijd met zingen. Geen aria kwam er meer uit haar mond. Het ging niet meer, nadat ze jaren lang als sopraan triomfen had gevierd op de wereldpodia en er de sterren van de hemel had gezongen. En nu, na die acht jaar als diva in ruste, is Cristina Deutekom weer begonnen met studeren. „Ik oefen aria's waar ik nooit aan toe ben gekomen," zegt ze. Zoals een aria uit Othello en Louise van Car- pentier. Ze zingt een wat andere stijl dan ze vroeger deed, andere soorten opera's, vrouwenrollen. Of ze het stembereik dat ze vroe ger had nog heeft, weet ze niet en ze zegt er ook helemaal niet be nieuwd naar te zijn. Extreem hoog of laag gaat haar nog goed af, zo is haar recente ervaring. In de tijd dat ze niet zong voelde ze zich ziek en nu ze weer zingt is I ze niet ziek meer, legt ze uit. De stemoefeningen pakt ze serieus aan. Twee maai een uurtje per week, maar het kan uitlopen, re peteert ze met een repetitor in een kerk in de Amsterdamse wijk Buitenveldert. Toen ze destijds met zingen stop te overtuigde ze er iedereen van dat ze nooit meer zou optreden. Nu ze haar stem weer oefent zegt ze dat optreden in de toekomst niet onmogelijk is. Maar ze is nog niet zo ver dat ze direct aan op treden denkt. Socialising Want er komt een heleboel bij kijken en daar heeft ze niet zo'n zin meer in. „De dingen die er aan vast zitten, zoals met mensen praten, publiciteit, een program ma maken, die bijkomstige din gen, daar ben ik blij om dat ik er van af ben. Socialising is niet mijn sterkste kant geweest," be kent ze. En een podium is weer heel wat anders dan wat je in een studeer kamer doet, zo beseft Cristina Deutekom. ,,'t Is voor mij ook de vraag als ik er weer op kom of ik ken' het emotioneel wel aan kan. haas Technisch zal het wel gaan en een] stimmlich ook wel. Maar emotio- boo neel? Ik hield er acht jaar geleden ma mee op omdat ik het lichamelijk blol niet meer aan kon. Ik heb er tijd sièn voor nodig gehad om op een ge- ope zonde basis te gaan leven. Van de stel fans heb ik toen geen afscheid ge- sch; nomen. Een afscheidstoernee is Dec voor mij te defintief. Dat kan ik Ech mezelf niet aandoen, vind ik.jarel Handtekening Cristina Deutekom wordt nog re- ninl gelmatig door het publiek her- Haa Wie mocht denken dat de mens figuur in het werk van Kars Per soon een concrete mens is, een wezen van vlees en bloed, zegt meer over zichzelf dan over de figuur die Persoon schildert. Schilderij na schilderij, tekening na tekening en in andere vorm ook nog in een installatie. De Fi guur, zoals Kars Persoon die ge stalte zelf aanduidt, heeft de al leenheerschappij in de zes zalen van De Beyerd in Breda, die met het werk ingericht zijn dat Kars Persoon de afgelopen vijf jaar heeft gemaakt. Tientallen keren achter elkaar zo n zelfde gestalte: in voile om vang geschilderd, altijd naar rechts gedraaid en dus en profil geportretteerd. Dit is geen mens, is een vorm die een voortdu rend wisselende invulling krijgt ai naargelang de beleving van de Kijker. De Figuur, dat is de an der. een abstract idee dat elke oksel'. Uitg. Leopold, 'Alk* -.») Uitg. Piramide. lichaam' 34,90 I Ruth Thomson: 'Ben ijl Uitg. Clavis, prijs 21,50 dicht mg V°^ k™ '°e~ Kars Persoon (Eindhoven, 1954) neeit zich met deze Figuur een motief geschapen in de klassieke etekenis van het woord. Een vaste en herkenbare vorm die uitgangspunt van schilderen is. tiet is een concentratie op een tgebakend onderwerp die geen nkele afleiding door wat dan toestaat. hlrt gaat om dat e ding dat op steeds andere manier tot leven komt. Hoe meer J voor hetzelfde kiest, hoe meer e verandering zichtbaar wordt, met the mensgestalte die Kars persoon schildert is het ongeveer is met de voorwerpen in de stil- sclum Va,n Gi°rgio Morandi. Een sch ldersleven lang flessen en non f1 schllderen is zich beken- leen motief dat eindeloos beuproefd en zo tot leven at gebracht. In een vergelijk- srhorviS0?rt herhaling èn ver scheidenheid komt de Figuur sehilri ifS Persoon tot leven, stao nstig leven wel te ver- kunstig obSr1"13 6611 schilder" £|pn0eke"die in de eerste twee allo nP"1 Pe Beyerd hangen zijn eilme"sho°g en smal- De Fi- wachton PJ)ewegingloos te en, altiid recht voor zich uiti ter| coij sch de J het| een brd Del is mei def ren dei| din de| K. Del sch] aan wit] doe hetl Mid nai] geld stea weq Eg bir op van marl ce, tiel| renl De mar| vor VOOjJ vanl Hij r gen

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1995 | | pagina 16