Bedrijven eisen veel van mbo'er
itM
Onderwijsmuur staat nog altijd overeind
rug..,
a
Onderzoekster: 'Begin met de lesstructuur de nek om te draaien'
i
LIJF LEVEN
E4
I van onze onderwijsredactie
I jet verkopen van een hy-
j'jtheek vraagt een andere
3Cao'er dan die voor het
uitdelen van geld door een
[je. Het bedrijfsleven
"de eerste deskundig-
d want de tweede is
Ltèndeels geautomati-
jjerd. Het onderwijs heeft
iter nauwelijks een ant-
{0Ord. Daarvoor moet
just de hele lesstructuur
I üj het mbo van tafel, vindt
iinione van Zolingen. Ze
promoveerde onlangs aan
Nijmeegse universiteit
I,p een studie naar de
jbo'er van de toekomst.
-
4
MÊÈÈÊÊ
Proces 'Weer samen naar school" wacht na vijf jaar op succes
ONDERWIJS KORT
Geldgids maakt studenten
wegwijs in woud van regels
Vraag naar cursussen hoger
onderwijs neemt sterk toe
Onderzoeker: 'Onderwijsvrijheid
onverstandig en onrechtvaardig'
Nederlands onderwijs
star en ineffectief
Jongens scoren beter bij
muziek en aardrijkskunde
Vrouwen studeerden voor
de oorlog vaak techniek
x 591 DB stem
WOENSDAG 8 NOVEMBER 1995
per maand.
twee jaar lang over
bim, comfortabel en
I f22.949,-
6.835,-
16.114,-
f 3.222,-
139,-
f 16.000,-
f 19.336,-
1Q,5%
VOORBEELD 2
22.949,-
geen
22.949,-
3.740,36
445,39
16.000,-
26.689,36
9,9%
uit Japan
S DE DAIHATSU CHARADE TR MET
«.grand.nl/daihatsu.
3, tel. 0164-234254.
al. 0165-536666.
0167-563291.
)24, tel. 0111-652018.
I gen toekomstige mbo'ers het
isken in het bedrijfsleven,
I ;!j zullen ze flexibel moeten
Daarin speelt het op de
I it gerichte werken een grote
I „i Zo moet een elektrotechnicus
j jet alleen zijn vak verstaan,
aar dient hij ook over een flinke
sociale vaardigheden te
«hikken. De leraren in het
addelbaar beroepsonderwijs za-
I het aanleren van sociale
'aardigheden tot nu toe niet zit-
a'Die heb je of die heb je niet'
hun mening. Momenteel heb-
:ai ze de neiging om er wel mee
ande gang te gaan. „Eenomme-
sr," noemt Van Zolingen het.
aar onderzoek speelt zich met
name af op het terrein van de
its-E(lektrotechniek) en de
ieao-C/bank- en verzekerings-
ar. Het zijn bij uitstek oplei
den die zeer in ontwikkeling
I zijn. Vooral omdat ze alles te ma
ten krijgen met informatica en
I mtomatisering. Het verkopen
m een hypotheek of lening
t nu eenmaal een andere
j deskundigheid dan die van het
I intrekken van een paar hon-
i iird gulden aan een cliënt. Graag
Ilid Van Zolingen ook het mid-
itlbaar gezondheidszorgonder-
ijs in haar onderzoek betrok-
en. Dat zou haar proefschrift -
I saai meer dan vierhonderd pagi-
I u's dik - nog dikker hebben
plaakt.
i Omschakeling
Een eerste voorwaarde voor het
I moderne onderwijs is het ver
fijnen van het klassikaal ge-
I lichte onderwijs.
Tan Zolingen: „Ik was afgelopen
':op een mts, waar ze al flink
taig bleken te zijn met de om-
hakeling. Groepen leraren za-
n er met elkaar te praten hoe
j kt nu verder moest. Ik hoorde
j opmerkingen als 'we gooien dit
I eruit en we gooien dat eruit'. Het
m er zo'n beetje op neer dat
ezig waren met het overboord
en van de hele lesstructuur."
one Van Zolingen, die naast
"bo-scholen ook bedrijven in de
«toren elektro en bankwezen
I tót betrokken, is blij met een
72 TO
Jiï. J -■!
Een eerste voorwaarde voor het moderne onderwijs is het verdwijnen van het klassikaal gerichte onderwijs.
dergelijke discussie. Het klassi
kaal lesgeven heeft zijn tijd ge
had. Leerlingen mag je in haar
ogen nog uitsluitend loslaten op
het projectonderwijs of nog
mooier, het probleemgestuurde
onderwijs.
„Gooi ze een zaak voor de voeten
en laat ze die met een groepje sa
men uitzoeken. En zet er vooral
niet meteen een leraar bij. Zo'n
man houd je achter de hand voor
het moment dat ze er helemaal
niet meer uitkomen. Heel belang
rijk is om ervoor te zorgen dat het
om iets gaat wat de leerlingen in
teresseert en waaraan je aspecten
als het milieu kunt vastkoppelen.
Aan allemaal leerlingen met in
gestampte kennis van allerlei
feitjes heeft het bedrijfsleven
niets meer. Van school en leerling
wordt verwacht dat een toekom
stige werknemer inzicht heeft in
bedrijfsstructuren en kan worden
ingezet voor verschillende func
ties."
Saai
Van Solingen zegt nog een andere
belangrijke reden te hebben om
te pleiten voor onderwijs in
groepjes, die een probleem moe
ten oplossen dat hun interesse
heeft. „Voor deze leerlingen
maakt onderwijs maar een on
derdeel van hun leven uit. Ze zijn
in een leeftijdsfase, waarin ze nog
wel een paar andere dingen aan
hun hoofd hebben. Een heel eer
lijke leraar zei me dat jongeren
de leraren zoals hij behoorlijk
saai beginnen te vinden. Daarom
alleen al lijkt het zaak om hen
meer te motiveren en het onder
wijs wat meer af te stemmen op
de leerling in plaats van de leer
ling op het onderwijs," aldus Van
Zolingen.
„Het lijkt in alle opzichten een
betere aansluiting op hun leefwe
reld als ze met hun handen bezig
kunnen zijn en - bij elektro bij
voorbeeld - kunnen werken aan
een motor, een computer of een
synthesizer," zegt zij. „Je kunt
hen zo ook op een natuurlijke
manier in contact laten komen
met andere studierichtingen. Nu
zitten ze te veel vast aan hun ei
gen vak. Dat is vrij logisch, want
in het onderwijs zijn studierich
tingen als mechanica en elektro
nica streng gescheiden. In de be
roepspraktijk komen ze elkaar
echter regelmatig tegen. Neem
alleen maar eens iets als een kpi-
eerapparaat. Daar heb je zowel
met het een als het ander te ma
ken. Bovendien heeft het 't voor
deel dat je de specialiteit van een
ander leert verstaan."
Bedrijfsleven
Van Zolingen vindt het al heel
wat dat scholen wat meer gaan
luisteren naar het bedrijfsleven.
Links en rechts komen er dan ook
al samenwerkingsverbanden tot
stand.
Zo riepen bedrijfsleven en be
roepsonderwijs in de regio Twen
te al een gezamenlijke stichting
in het leven. Het doel is om de
aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt te verbeteren en de
vrijblijvendheid in de contacten
tussen scholen en bedrijven te
doorbreken.
„Ik vind het juist dat scholen
meer ingaan op vragen uit het be
drijfsleven, maar ik zou er rond
uit tegen zijn als bedrijven bin
nen de scholen de baas zouden
willen spelen. Zo'n invloed mag
het bedrijfsleven nooit krijgen",
vindt ze. „Je mag als school ech
ter wel wat meer oren hebben
naar de door een bedrijf gevraag
de praktisch gerichte beroeps
kennis.
Vaak is een stage het eerste con
tact tussen mbo-leerling, c.q.
school, en bedrijf. Voor Van Zo
lingen is het bij uitstek een moge
lijkheid om de wensen van be
drijven en scholen wat meer op
elkaar af te stemmen.
„Een stage mag in ieder geval
niet alleen bestaan uit het aanve
gen van de vloer en het schoon
maken van machines. Als bedrij
ven dat in de zin hebben, mis
bruiken ze de stage. Het stage
adres behoort echt een leerplaats
te zijn, zoals dat deftig heet. Als
ik het voor het zeggen had, zou ik
een aantal minimumeisen stellen
aan het stagebedrijf. Een leerling
moet het ook niet bij één bedrijf
laten.
Mijn voorkeur gaat uit naar ten
minste twee verschillende bedrij
ven in het stagejaar. Dat is door
gaans het derde leerjaar. Bij tien
maanden stage zou je kunnen
denken aan vijf maanden stage in
een groot bedrijf en vijf maanden
in een kleiner bedrijf."
Randwerknemer
Voor Simone van Zolingen wordt
van de huidige mbo'er en toe
komstige werknemer veel meer
beroepskennis gevraagd dan
vroeger "het geval was. Daarbij
staat de jongere onder een veel
grotere druk. Zo is een vaste baan
in deze tijd helemaal niet meer zo
vanzelfsprekend.
„Bedrijven spreken tegenwoor
dig van kernwerknemers en
randwerknemers. De eersten zijn
de werknemers in vaste dienst, de
anderen bestaan uit uitzend
krachten of mensen die in deel
tijd werken. Er zijn bedrijven die
al voor een belangrijk deel op de
tweede soort werknemers drij
ven. Dat is heel a-sociaal in een
land als Nederland," vindt Van
Zolingen.
FOTO ANP
Het heeft, volgens haar, alles te
maken met de wisselende pro-
duktie en de contracten die be
drijven al of niet weten binnen te
slepen. In feite is het een gevolg
van de concurrentie tussen be
drijven. Voor de randwerknemer
heeft het tot gevolg dat hij te ma
ken krijgt met slechtere sociale
voorwaarden en minder kans op
scholing. „Daarmee houd je deze
jongeren dus letterlijk aan de
rand."
Werkloos
Van Zolingen (42 jaar) weet
waarover ze praat. Ze was eigen
lijk zelf een soort 'randwerkne
mer'. Na vijf jaar promotie-on
derzoek moest ze de universiteit
verlaten en is ze werkloos. Ze
zegt al een sollicitatie op de bus
te hebben naar de onderwijspoot
van het Sociaal Cultureel Plan
bureau. „Naast het onderzoek
blijft het onderwijs me trekken.
In ieder geval wil ik zo snel mo
gelijk aan de slag, ook al zou ik
me moeten omscholen."
In de elektrotechniek?
„Als dat zou kunnen," zegt ze.
'Dat kan er nog wel bij,' hoor je
haar denken. Ze studeerde biolo
gie (specialiteit wiskunde), psy
chologie, cultuurpsychologie en
onderwijskunde. „Zwerven kan
geen kwaad," zegt ze veelbeteke
nend.
jJnonze onderwijsredactie
at 'Weer samen naar school'-beleid
«ft na vijf jaar nog bedroevend
j ïeiiiig resultaten opgeleverd. De ex-
e groei van het speciaal on-
v is weliswaar gestopt, maar
f- aantal leerlingen stijgt er nog
weds. Van 55.619 op 16 januari
j »91 tot 57.205 op 1 oktober 1994.
I er te weinig is bereikt komt vooral
toe vrijblijvendheid die er tot dusver
het WSNS-beleid zat. Daarom is
t 8°ed dat het ministerie vanaf 1 ja-
1 Jan aanstaande in zekere zin de duim
en aandraait. Dat maakt de kans
t de Berlijnse Muur tussen het
l i-j ',en speciaal onderwijs eindelijk
™wi]nt", aldus drs. Henk Keesenberg,
'8® van het WSNS-project. Om zijn
«nankelijkheid van de overheid te be-
lïnric n 'aat"ie weten op de loonlijst
I besturenbond voor het algemeen-
ui tr!" on(krwijs te staan. „En dus
P die van het ministerie van Onder-
Jijde boodschap
pjLSfken elkaar op de zesde verdie-
jJl aiJeen kantorencomplex in Den
^Uaar zetelt het landelijk proces-
.yan vier mensen dat pro-
de blijde boodschap van het
eten v uit te dragen en te stimu-
Werrt!eSenberg (41)i die tien jaar in
Sfc o ^Oor de ^as stond en peda
nt dalnj0nc'erwyskunde studeerde, er-
j die taak allerminst gemakkelij k
'iakèr!Pt' docenten bemerken we
Hen enof®e scepsis rond 'Weer sa-
°mdat h r i?°l?04'' komt allereerst
I N on6 a'netten Lubbers voortdu-
feiiieiL erw'is hebben bezuinigd en
C aS e^ds-ma« ten onrechte-
0Peratie WSNS een bezuinigings-
Wat tó aarnaast omdat veel lera-
:ti vepi ®emakkelijk zeggen: we heb-
alzodf,, ®°}e klassen, we hebben het
lemon We ™nen dat kind met leer-
onmogelijk in eigen huis op
vangen. Ze kunnen nog slecht
omgaan met verschillen tussen
leerlingen en proberen ze kramp
achtig door de trechter van het
gemiddelde te duwen."
Toenmalig staatssecretaris Wal
lage kwam in 1990 met zijn
hoofdlijnnotitie 'Weer samen
naar school'. Doel van die opera
tie is kinderen met leer- en/of ge
dragsstoornissen zoveel mogelijk
binnen de gewone school te hou
den. Door ze daar extra aandacht
te geven met ambulante hulp van
uit het speciaal onderwijs. Waar
de klassen veel kleiner zijn en een
keur aan specialisten beschikbaar
is.
Molensteen
WSNS paste bij de integratiege
dachte en moest tot gevolg heb
ben dat het onderwijs financieel
te behappen zou blijven. Want het
snelgroeiende en dure speciaal
onderwijs dreigde - net als de
WAO - een financiële molensteen
om de nek van de overheid te
worden. Basisscholen bleken het spe
ciaal onderwijs steeds gemakkelijker te
zien als dumpplaats voor kinderen die
moeilijk mee konden.
Volgens Wallage, wiens ideeën door zijn
opvolgster mevrouw Netelenbos werden
overgenomen, zouden er samenwer
kingsverbanden moeten komen van pak
weg vijftien basisscholen en één school
voor speciaal onderwijs. Binnen die re
gionale verbanden moet worden bekeken
of een kind met leerproblemen op basis
school A misschien beter af is op school
B, C of E. Alleen in het uiterste geval zou
een kind naar de speciale school moeten
worden verwezen.
„Die samenwerkingsverbanden zijn tot
stand gekomen, in Den Bosch en vooral
Tilburg overigens minder vlot dan el
ders. De samenwerkingsverbanden -
Brabant telt er 35 - ontstonden echter
vooral op bestuurs- en directieniveau.
Dat WSNS nog te weinig heeft opgele-
»Drs.
school'.
Henk Keesenberg van het landelijk procesmanagement 'Weer samen naar
FOTO CLEMENS LE BLANC
verd, komt vooral omdat het beleid nog
nauwelijks tot de werkvloer is doorge
drongen," vindt Keesenberg.
We mogen uit zijn woorden echter niet
opmaken dat er alleen oeverloos is ge
praat. „Nee", bezweert hij, „de veron
derstelling dat er alleen nog maar wat is
gefröbeld is onjuist. Zo heeft 95 procent
van de basisscholen inmiddels een inter
ne begeleider of zorgcoördinator die met
een groepsleraar bespreekt hoe een kind
met specifieke problemen het best kan
worden geholpen."
Onderzoek
Het nu lopende schooljaar wordt volgens
Keesenberg erg belangrijk voor de ver
dere ontwikkeling van het WSNS-be-
leid. Enkele nieuwe maatregelen moeten
namelijk het vrijblijvende karakter van
de samenwerkingsoperatie doorbreken.
Zo gaat de aanmeldingsprocedure voor
het speciaal onderwijs vanaf 1 januari op
de helling. Resultaat daarvan zal naar
verwachting zijn dat minder 'probleem
kinderen' worden doorverwezen.
Op enkele uitzonderingen in het land na
- onder meer Tilburg - kent nu iedere
speciale school een eigen commissie van
onderzoek, met daarin de psycholoog, de
jeugdarts, de maatschappelijk werker en
de directeur van de school. Die commis
sie onderzoekt een kind dat op een basis
school niet meer meekan en beoordeelt
of het toelaatbaar is op de speciale
school.
„Omdat iedere speciale school een eigen
commissie van onderzoek heeft, kunnen
die niet onafhankelijk en niet objectief
zijn. En zolang in het speciaal ohderwijs
iedere nieuwe leerling extra geld ople
vert, hebben scholen er belang bij zeker
niet in leerlingenaantal te dalen", zegt
de landelijk procesmanager.
Per 1 januari komen er daarom zogehe
ten regionale verwijzingscommissies.
Die zijn niet aan scholen gekoppeld
maar aan de gebieden waarin een
schoolbegeleidingsdienst actief is. Bra
bant krijgt acht RVC's, waarvan de
komst op zijn zachtst gezegd omstreden
is.
Keesenberg: „Het is bij de scholen voor
speciaal onderwijs hard aangekomen dat
ze niet langer hun eigen toelatingsbeleid
kunnen bepalen. Ze beschouwen de
RVC's als een gigantische motie van
wantrouwen, omdat hun komst sugge
reert dat ze veel te gemakkelijk leerlin
gen toelieten."
Ook financieel gaat er dit schooljaar het
nodige gebeuren om de WSNS-operatie
het hoogstnoodzakelijke zetje in de rug
te geven. Deskundigen uit het speciaal
onderwijs, zoals de maatschappelijk
werker en de psycholoog, worden ver
plicht tweederde van hun tijd te beste
den voor de basisscholen in het samen
werkingsverband.
En ook op iets langere termijn komen er
maatregelen die van nut kunnen zijn om
het WSNS-beleid alsnog te doen slagen.
De helft van de 300 miljoen gulden die de
speciale scholen nu ontvangen, wordt
namelijk overgedragen aan het basison
derwijs. De gewone scholen krijgen
daarmee eindelijk een financiële belo
ning als ze een kind met problemen bin
nenboord houden. Nu nog krijgen basis
scholen - hoe ze zich ook met extra
maatregelen voor een 'probleemkind' in
spannen - niks extra's.
Keizer
Financieel gezien mag de Berlijnse Muur
tussen het basis- en speciaal onderwijs
langzaam verdwijnen, of dat een garan
tie is voor het alsnog laten slagen van het
WSNS-beleid is te betwijfelen. De toren
hoge scepsis bij de leerkrachten is sinds
1990 immers weinig verminderd.
Bovendien kent het onderwijs volgens
Keesenberg een behoudende cultuur die
niet erg stimulerend is voor de ingrijpen
de vernieuwingsoperatie die een eind
moet maken aan het klassikaal onder
wijs.
Studiefinanciering, kinderbijslag, tegemoetkoming in de studie
kosten: scholieren, studenten en ouders zijn vaak spoedig het
spoor bijster als ze trachten te ontdekken welke regel en welke
uitzondering op hen van toepassing is. Uitgeverij Kluwer zag
brood in de verwarring en heeft een Geldgids voor scholieren en
studenten uitgebracht. Minister Ritzen van onderwijs kreeg on
langs in Den Haag een exemplaar aangeboden. In meer dan 200
pagina's passeren tal van onderwerpen de revue.
In de gids, die mede onder redactie stond van PvdA'er Willem
Vermeend totdat hij aantrad als staatssecretaris van financiën,
wordt gepoogd antwoorden te geven. Een hachelijke onderne
ming, zo ontdekten ook de auteurs. Het overzichtelijk op een rij
zetten van onoverzichtelijke regelingen levert niet meteen een
makkelijk leesbare gids op. „We kunnen ons goed voorstellen dat
je nu al dreigt af te haken", merken de auteurs dan ook op na en
kele pagina's uitleg over de Wet studiefinanciering. Wie er met
behulp van de gids niet uitkomt, kan putten uit een lijst met tele
foonnummers en adressen van allerlei instanties.
De gids, die 24,95 gulden kost, zal jaarlijks in een nieuwe editie
verschijnen, want de wijzigingen in de regelingen volgen elkaar in
een rap tempo op. Zo geldt voor studenten die volgend jaar met
een studie beginnen, naar verwachting de zogenoemde prestatie
beurs. Bovendien gaat dan ook het collegegeld omhoog.
Het aantal deelnemers aan cursussen in het hoger onderwijs is in
twee jaar tijd bijna verdubbeld. In het cursusjaar 1994-1995 volg
den ruim 3400 mensen zo'n opleiding. In 1992 waren dat er ruim
1800. Dit blijkt uit een onderzoek dat in opdracht van het minis
terie van Onderwijs is uitgevoerd. Het gaat om cursussen die niet
door de overheid worden gesubsidieerd en die bedoeld zijn voor
mensen met een hbo- of wetenschappelijke opleiding of met een
vergelijkbaar kennisniveau.
De onderzoekers beperkten zich tot cursussen met meer dan der
tig lesdagen van acht uur. Zowel in het wetenschappelijk onder
wijs als in het hoger beroepsonderwijs is de gemiddelde cursus
duur overigens 55 dagen. In totaal ging het om 87 cursussen,
waarvan 69 aan een hbo-instelling en achttien aan een universi
teit. De kosten van een universitaire cursus liggen met gemiddeld
610 gulden per dag aanzienlijk hoger dan cursussen aan hbo-in-
stellingen, die gemiddeld 184 gulden per dag in rekening brengen.
Bijna de helft van de cursussen betreft economie en management.
Cursussen op het terrein van de gezondheidszorg zijn in aantal en
in populariteit flink gestegen. Technische cursussen komen min
der vaak voor dan in 1992 terwijl de natuurwetenschappen, inclu
sief de informatica, nauwelijks nog aan bod komen. De onderzoe
kers geven geen verklaring voor de diverse verschuivingen.
De verregaande onderwijsvrijheid in Nederland staat op gespan
nen voet met het recht van kinderen op goed en efficiënt onder
wijs en met het belang van de samenleving dat kinderen voldoen
de leren.
Vrijheid van onderwijs en schoolkeuze moet blijven bestaan maar
wel met een striktere begrenzing. Dat betekent dat de overheid
een ruimere bevoegheid en verantwoordelijkheid moet krijgen.
De huidige situatie is 'onverstandig en onrechtvaardig'. Dat stelt
drs. P. van der Ploeg in zijn proefschrift Opvoeding en politiek in
de overlegdemocratie. Volgens Van der Ploeg wegen in het Neder
lands onderwijsstelsel de rechten en belangen van ouders, gods
dienstige groepen en minderheden zwaarder dan de rechten van
kinderen en het algemeen belang. Dit gaat ten koste van kinderen,
van hun latere mogelijkheden, kennis, inzichten en vaardigheden.
Bovendien bevordert het ontwikkelingen die menigeen nu juist
met onderwijs wil tegengaan, aldus de promovendus. Hij noemt
als voorbeelden van die ontwikkelingen onder meer culturele des
integratie en de verbreiding van politiek analfabetisme en van
onverdraagzaamheid. Ook de bestrijding van achterstanden en
ongelijkheid, bijvoorbeeld bepaald door sociaal-economische fac
toren, komt volgens Van der Ploeg in het gedrang.
De promovendus vindt dat zeggenschap van ouders en andere
groepen te groot is. Hij pleit voor een inperking zodat de overheid
haar verantwoordelijkheid voor adequaat onderwijs naar kinde
ren en samenleving beter kan waarmaken. In de visie van Van der
Ploeg moet de overheid van tijd tot tijd inhoudelijke en didacti
sche richtlijnen vaststellen waaraan alle scholen zich in hun leer
plan en lespraktijk moeten houden.
Het Nederlandse voortgezet onderwijs is in vergelijking met het
Franse star en weinig effectief. In Frankrijk stromen veel meer
kinderen door naar het hoger onderwijs. Het Franse systeem vol
doet beter aan de eisen van een kennisintensieve maatschappij.
Dat blijkt uit het proefschrift van drs. S.V. Blom. De lerares Frans
onderzocht hoe het komt dat veel meer Franse dan Nederlandse
leerlingen deelnemen aan opleidingen die toegang geven tot de
universiteit.
Blom onderzocht van een aantal 'generaties' Franse en Neder
landse schoolkinderen hoeveel er binnen tien jaar nadat ze met
het voortgezet onderwijs zijn begonnen, een diploma halen dat
recht geeft op toegang tot de universiteit. „Voor de Nederlandse
situatie gaat het dus om kinderen die een vwo-diploma halen, of
een propedeuse van het hoger beroepsonderwijs. Het kan gaan om
kinderen die gewoon meteen naar het vwo gingen, of om kinderen
die mavo, havo, vwo deden. Ook de weg lbo, mbo en dan hbo is
mogelijk. Voor de Franse situatie heb ik hetzelfde gedaan. Omdat
het om vergelijkbare standaarden gaat, is zo'n vergelijking goed
mogelijk."
De Franse leraren spannen zich volgens Blom allemaal tot het ui
terste in om al hun pupillen zoveel mogelijk theoretische vaardig
heden bij te brengen. „Ik noem dat het overbrengen van culturele
intelligentie: het vermogen om op een inzichtelijke manier en be
gripsmatig kennis op te bouwen. Bij ons leer je dat alleen op het
vwo en een beetje op het havo." Pas op vijftien- of zestienjarige
leeftijd vindt in Frankrijk de selectie plaats tussen leerlingen die
een soort middelbaar beroeps onderwijs gaan doen en lyceum
leerlingen.
Jongens hebben het afgelopen schooljaar niet alleen hogere cijfers
gehaald bij de examens in exacte vakken als wiskunde en natuur
kunde, maar ook bij muziek en aardrijkskunde. Meisjes scoorden
beduidend beter in de vakken schrijfvaardigheid Nederlands en
filosofie. Dat blijkt uit het examenverslag '95 van het Cito, het in
stituut voor toetsontwikkeling in Arnhem, dat de scores heeft bij
gehouden van het grootste deel van de examens in het voortgezet
onderwijs.
Jongens maken de examens in de exacte vakken traditiegetrouw
beter, maar dat ze nu ook aanzienlijk beter zijn in muziek en
aardrijkskunde is volgens het Cito opmerkelijk. Jongens scoren
bij de meeste vakken wat beter dan meisjes. Alleen bij Nederlands
schrijfvaardigheid, filosofie, Nederlands samenvatten, Turks,
Arabisch, maatschappijleer havo en beeldende vakken vwo ko
men meisjes op hogere cijfers uit.
Vrouwen studeerden voor de oorlog vaker techniek dan de perio
de erna. Vooral elektrotechniek en scheikunde waren toen popu
lair onder de studentes, die destijds tien procent van het totaal
aantal techniekstudenten vormden. Dat blijkt uit een inventari
satie van de archieven van de Delftsche Vrouwelijke Vereeniging
en enquêtes onder de oud-leden.
Na een absoluut dieptepunt tussen 1940 en 1975 nam het aantal
vrouwelijke studenten aan de Technische Universiteit in Delft
vanaf 1985 gestaag toe. De laatste vijf jaar is het percentage vrou
welijke studenten aan de TU zelfs gestegen van 10 naar 20.