Bedrijven eisen veel van mbo'er itM Onderwijsmuur staat nog altijd overeind rug.., a Onderzoekster: 'Begin met de lesstructuur de nek om te draaien' i LIJF LEVEN E4 I van onze onderwijsredactie I jet verkopen van een hy- j'jtheek vraagt een andere 3Cao'er dan die voor het uitdelen van geld door een [je. Het bedrijfsleven "de eerste deskundig- d want de tweede is Ltèndeels geautomati- jjerd. Het onderwijs heeft iter nauwelijks een ant- {0Ord. Daarvoor moet just de hele lesstructuur I üj het mbo van tafel, vindt iinione van Zolingen. Ze promoveerde onlangs aan Nijmeegse universiteit I,p een studie naar de jbo'er van de toekomst. - 4 MÊÈÈÊÊ Proces 'Weer samen naar school" wacht na vijf jaar op succes ONDERWIJS KORT Geldgids maakt studenten wegwijs in woud van regels Vraag naar cursussen hoger onderwijs neemt sterk toe Onderzoeker: 'Onderwijsvrijheid onverstandig en onrechtvaardig' Nederlands onderwijs star en ineffectief Jongens scoren beter bij muziek en aardrijkskunde Vrouwen studeerden voor de oorlog vaak techniek x 591 DB stem WOENSDAG 8 NOVEMBER 1995 per maand. twee jaar lang over bim, comfortabel en I f22.949,- 6.835,- 16.114,- f 3.222,- 139,- f 16.000,- f 19.336,- 1Q,5% VOORBEELD 2 22.949,- geen 22.949,- 3.740,36 445,39 16.000,- 26.689,36 9,9% uit Japan S DE DAIHATSU CHARADE TR MET «.grand.nl/daihatsu. 3, tel. 0164-234254. al. 0165-536666. 0167-563291. )24, tel. 0111-652018. I gen toekomstige mbo'ers het isken in het bedrijfsleven, I ;!j zullen ze flexibel moeten Daarin speelt het op de I it gerichte werken een grote I „i Zo moet een elektrotechnicus j jet alleen zijn vak verstaan, aar dient hij ook over een flinke sociale vaardigheden te «hikken. De leraren in het addelbaar beroepsonderwijs za- I het aanleren van sociale 'aardigheden tot nu toe niet zit- a'Die heb je of die heb je niet' hun mening. Momenteel heb- :ai ze de neiging om er wel mee ande gang te gaan. „Eenomme- sr," noemt Van Zolingen het. aar onderzoek speelt zich met name af op het terrein van de its-E(lektrotechniek) en de ieao-C/bank- en verzekerings- ar. Het zijn bij uitstek oplei den die zeer in ontwikkeling I zijn. Vooral omdat ze alles te ma ten krijgen met informatica en I mtomatisering. Het verkopen m een hypotheek of lening t nu eenmaal een andere j deskundigheid dan die van het I intrekken van een paar hon- i iird gulden aan een cliënt. Graag Ilid Van Zolingen ook het mid- itlbaar gezondheidszorgonder- ijs in haar onderzoek betrok- en. Dat zou haar proefschrift - I saai meer dan vierhonderd pagi- I u's dik - nog dikker hebben plaakt. i Omschakeling Een eerste voorwaarde voor het I moderne onderwijs is het ver fijnen van het klassikaal ge- I lichte onderwijs. Tan Zolingen: „Ik was afgelopen ':op een mts, waar ze al flink taig bleken te zijn met de om- hakeling. Groepen leraren za- n er met elkaar te praten hoe j kt nu verder moest. Ik hoorde j opmerkingen als 'we gooien dit I eruit en we gooien dat eruit'. Het m er zo'n beetje op neer dat ezig waren met het overboord en van de hele lesstructuur." one Van Zolingen, die naast "bo-scholen ook bedrijven in de «toren elektro en bankwezen I tót betrokken, is blij met een 72 TO Jiï. J -■! Een eerste voorwaarde voor het moderne onderwijs is het verdwijnen van het klassikaal gerichte onderwijs. dergelijke discussie. Het klassi kaal lesgeven heeft zijn tijd ge had. Leerlingen mag je in haar ogen nog uitsluitend loslaten op het projectonderwijs of nog mooier, het probleemgestuurde onderwijs. „Gooi ze een zaak voor de voeten en laat ze die met een groepje sa men uitzoeken. En zet er vooral niet meteen een leraar bij. Zo'n man houd je achter de hand voor het moment dat ze er helemaal niet meer uitkomen. Heel belang rijk is om ervoor te zorgen dat het om iets gaat wat de leerlingen in teresseert en waaraan je aspecten als het milieu kunt vastkoppelen. Aan allemaal leerlingen met in gestampte kennis van allerlei feitjes heeft het bedrijfsleven niets meer. Van school en leerling wordt verwacht dat een toekom stige werknemer inzicht heeft in bedrijfsstructuren en kan worden ingezet voor verschillende func ties." Saai Van Solingen zegt nog een andere belangrijke reden te hebben om te pleiten voor onderwijs in groepjes, die een probleem moe ten oplossen dat hun interesse heeft. „Voor deze leerlingen maakt onderwijs maar een on derdeel van hun leven uit. Ze zijn in een leeftijdsfase, waarin ze nog wel een paar andere dingen aan hun hoofd hebben. Een heel eer lijke leraar zei me dat jongeren de leraren zoals hij behoorlijk saai beginnen te vinden. Daarom alleen al lijkt het zaak om hen meer te motiveren en het onder wijs wat meer af te stemmen op de leerling in plaats van de leer ling op het onderwijs," aldus Van Zolingen. „Het lijkt in alle opzichten een betere aansluiting op hun leefwe reld als ze met hun handen bezig kunnen zijn en - bij elektro bij voorbeeld - kunnen werken aan een motor, een computer of een synthesizer," zegt zij. „Je kunt hen zo ook op een natuurlijke manier in contact laten komen met andere studierichtingen. Nu zitten ze te veel vast aan hun ei gen vak. Dat is vrij logisch, want in het onderwijs zijn studierich tingen als mechanica en elektro nica streng gescheiden. In de be roepspraktijk komen ze elkaar echter regelmatig tegen. Neem alleen maar eens iets als een kpi- eerapparaat. Daar heb je zowel met het een als het ander te ma ken. Bovendien heeft het 't voor deel dat je de specialiteit van een ander leert verstaan." Bedrijfsleven Van Zolingen vindt het al heel wat dat scholen wat meer gaan luisteren naar het bedrijfsleven. Links en rechts komen er dan ook al samenwerkingsverbanden tot stand. Zo riepen bedrijfsleven en be roepsonderwijs in de regio Twen te al een gezamenlijke stichting in het leven. Het doel is om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren en de vrijblijvendheid in de contacten tussen scholen en bedrijven te doorbreken. „Ik vind het juist dat scholen meer ingaan op vragen uit het be drijfsleven, maar ik zou er rond uit tegen zijn als bedrijven bin nen de scholen de baas zouden willen spelen. Zo'n invloed mag het bedrijfsleven nooit krijgen", vindt ze. „Je mag als school ech ter wel wat meer oren hebben naar de door een bedrijf gevraag de praktisch gerichte beroeps kennis. Vaak is een stage het eerste con tact tussen mbo-leerling, c.q. school, en bedrijf. Voor Van Zo lingen is het bij uitstek een moge lijkheid om de wensen van be drijven en scholen wat meer op elkaar af te stemmen. „Een stage mag in ieder geval niet alleen bestaan uit het aanve gen van de vloer en het schoon maken van machines. Als bedrij ven dat in de zin hebben, mis bruiken ze de stage. Het stage adres behoort echt een leerplaats te zijn, zoals dat deftig heet. Als ik het voor het zeggen had, zou ik een aantal minimumeisen stellen aan het stagebedrijf. Een leerling moet het ook niet bij één bedrijf laten. Mijn voorkeur gaat uit naar ten minste twee verschillende bedrij ven in het stagejaar. Dat is door gaans het derde leerjaar. Bij tien maanden stage zou je kunnen denken aan vijf maanden stage in een groot bedrijf en vijf maanden in een kleiner bedrijf." Randwerknemer Voor Simone van Zolingen wordt van de huidige mbo'er en toe komstige werknemer veel meer beroepskennis gevraagd dan vroeger "het geval was. Daarbij staat de jongere onder een veel grotere druk. Zo is een vaste baan in deze tijd helemaal niet meer zo vanzelfsprekend. „Bedrijven spreken tegenwoor dig van kernwerknemers en randwerknemers. De eersten zijn de werknemers in vaste dienst, de anderen bestaan uit uitzend krachten of mensen die in deel tijd werken. Er zijn bedrijven die al voor een belangrijk deel op de tweede soort werknemers drij ven. Dat is heel a-sociaal in een land als Nederland," vindt Van Zolingen. FOTO ANP Het heeft, volgens haar, alles te maken met de wisselende pro- duktie en de contracten die be drijven al of niet weten binnen te slepen. In feite is het een gevolg van de concurrentie tussen be drijven. Voor de randwerknemer heeft het tot gevolg dat hij te ma ken krijgt met slechtere sociale voorwaarden en minder kans op scholing. „Daarmee houd je deze jongeren dus letterlijk aan de rand." Werkloos Van Zolingen (42 jaar) weet waarover ze praat. Ze was eigen lijk zelf een soort 'randwerkne mer'. Na vijf jaar promotie-on derzoek moest ze de universiteit verlaten en is ze werkloos. Ze zegt al een sollicitatie op de bus te hebben naar de onderwijspoot van het Sociaal Cultureel Plan bureau. „Naast het onderzoek blijft het onderwijs me trekken. In ieder geval wil ik zo snel mo gelijk aan de slag, ook al zou ik me moeten omscholen." In de elektrotechniek? „Als dat zou kunnen," zegt ze. 'Dat kan er nog wel bij,' hoor je haar denken. Ze studeerde biolo gie (specialiteit wiskunde), psy chologie, cultuurpsychologie en onderwijskunde. „Zwerven kan geen kwaad," zegt ze veelbeteke nend. jJnonze onderwijsredactie at 'Weer samen naar school'-beleid «ft na vijf jaar nog bedroevend j ïeiiiig resultaten opgeleverd. De ex- e groei van het speciaal on- v is weliswaar gestopt, maar f- aantal leerlingen stijgt er nog weds. Van 55.619 op 16 januari j »91 tot 57.205 op 1 oktober 1994. I er te weinig is bereikt komt vooral toe vrijblijvendheid die er tot dusver het WSNS-beleid zat. Daarom is t 8°ed dat het ministerie vanaf 1 ja- 1 Jan aanstaande in zekere zin de duim en aandraait. Dat maakt de kans t de Berlijnse Muur tussen het l i-j ',en speciaal onderwijs eindelijk ™wi]nt", aldus drs. Henk Keesenberg, '8® van het WSNS-project. Om zijn «nankelijkheid van de overheid te be- lïnric n 'aat"ie weten op de loonlijst I besturenbond voor het algemeen- ui tr!" on(krwijs te staan. „En dus P die van het ministerie van Onder- Jijde boodschap pjLSfken elkaar op de zesde verdie- jJl aiJeen kantorencomplex in Den ^Uaar zetelt het landelijk proces- .yan vier mensen dat pro- de blijde boodschap van het eten v uit te dragen en te stimu- Werrt!eSenberg (41)i die tien jaar in Sfc o ^Oor de ^as stond en peda nt dalnj0nc'erwyskunde studeerde, er- j die taak allerminst gemakkelij k 'iakèr!Pt' docenten bemerken we Hen enof®e scepsis rond 'Weer sa- °mdat h r i?°l?04'' komt allereerst I N on6 a'netten Lubbers voortdu- feiiieiL erw'is hebben bezuinigd en C aS e^ds-ma« ten onrechte- 0Peratie WSNS een bezuinigings- Wat tó aarnaast omdat veel lera- :ti vepi ®emakkelijk zeggen: we heb- alzodf,, ®°}e klassen, we hebben het lemon We ™nen dat kind met leer- onmogelijk in eigen huis op vangen. Ze kunnen nog slecht omgaan met verschillen tussen leerlingen en proberen ze kramp achtig door de trechter van het gemiddelde te duwen." Toenmalig staatssecretaris Wal lage kwam in 1990 met zijn hoofdlijnnotitie 'Weer samen naar school'. Doel van die opera tie is kinderen met leer- en/of ge dragsstoornissen zoveel mogelijk binnen de gewone school te hou den. Door ze daar extra aandacht te geven met ambulante hulp van uit het speciaal onderwijs. Waar de klassen veel kleiner zijn en een keur aan specialisten beschikbaar is. Molensteen WSNS paste bij de integratiege dachte en moest tot gevolg heb ben dat het onderwijs financieel te behappen zou blijven. Want het snelgroeiende en dure speciaal onderwijs dreigde - net als de WAO - een financiële molensteen om de nek van de overheid te worden. Basisscholen bleken het spe ciaal onderwijs steeds gemakkelijker te zien als dumpplaats voor kinderen die moeilijk mee konden. Volgens Wallage, wiens ideeën door zijn opvolgster mevrouw Netelenbos werden overgenomen, zouden er samenwer kingsverbanden moeten komen van pak weg vijftien basisscholen en één school voor speciaal onderwijs. Binnen die re gionale verbanden moet worden bekeken of een kind met leerproblemen op basis school A misschien beter af is op school B, C of E. Alleen in het uiterste geval zou een kind naar de speciale school moeten worden verwezen. „Die samenwerkingsverbanden zijn tot stand gekomen, in Den Bosch en vooral Tilburg overigens minder vlot dan el ders. De samenwerkingsverbanden - Brabant telt er 35 - ontstonden echter vooral op bestuurs- en directieniveau. Dat WSNS nog te weinig heeft opgele- »Drs. school'. Henk Keesenberg van het landelijk procesmanagement 'Weer samen naar FOTO CLEMENS LE BLANC verd, komt vooral omdat het beleid nog nauwelijks tot de werkvloer is doorge drongen," vindt Keesenberg. We mogen uit zijn woorden echter niet opmaken dat er alleen oeverloos is ge praat. „Nee", bezweert hij, „de veron derstelling dat er alleen nog maar wat is gefröbeld is onjuist. Zo heeft 95 procent van de basisscholen inmiddels een inter ne begeleider of zorgcoördinator die met een groepsleraar bespreekt hoe een kind met specifieke problemen het best kan worden geholpen." Onderzoek Het nu lopende schooljaar wordt volgens Keesenberg erg belangrijk voor de ver dere ontwikkeling van het WSNS-be- leid. Enkele nieuwe maatregelen moeten namelijk het vrijblijvende karakter van de samenwerkingsoperatie doorbreken. Zo gaat de aanmeldingsprocedure voor het speciaal onderwijs vanaf 1 januari op de helling. Resultaat daarvan zal naar verwachting zijn dat minder 'probleem kinderen' worden doorverwezen. Op enkele uitzonderingen in het land na - onder meer Tilburg - kent nu iedere speciale school een eigen commissie van onderzoek, met daarin de psycholoog, de jeugdarts, de maatschappelijk werker en de directeur van de school. Die commis sie onderzoekt een kind dat op een basis school niet meer meekan en beoordeelt of het toelaatbaar is op de speciale school. „Omdat iedere speciale school een eigen commissie van onderzoek heeft, kunnen die niet onafhankelijk en niet objectief zijn. En zolang in het speciaal ohderwijs iedere nieuwe leerling extra geld ople vert, hebben scholen er belang bij zeker niet in leerlingenaantal te dalen", zegt de landelijk procesmanager. Per 1 januari komen er daarom zogehe ten regionale verwijzingscommissies. Die zijn niet aan scholen gekoppeld maar aan de gebieden waarin een schoolbegeleidingsdienst actief is. Bra bant krijgt acht RVC's, waarvan de komst op zijn zachtst gezegd omstreden is. Keesenberg: „Het is bij de scholen voor speciaal onderwijs hard aangekomen dat ze niet langer hun eigen toelatingsbeleid kunnen bepalen. Ze beschouwen de RVC's als een gigantische motie van wantrouwen, omdat hun komst sugge reert dat ze veel te gemakkelijk leerlin gen toelieten." Ook financieel gaat er dit schooljaar het nodige gebeuren om de WSNS-operatie het hoogstnoodzakelijke zetje in de rug te geven. Deskundigen uit het speciaal onderwijs, zoals de maatschappelijk werker en de psycholoog, worden ver plicht tweederde van hun tijd te beste den voor de basisscholen in het samen werkingsverband. En ook op iets langere termijn komen er maatregelen die van nut kunnen zijn om het WSNS-beleid alsnog te doen slagen. De helft van de 300 miljoen gulden die de speciale scholen nu ontvangen, wordt namelijk overgedragen aan het basison derwijs. De gewone scholen krijgen daarmee eindelijk een financiële belo ning als ze een kind met problemen bin nenboord houden. Nu nog krijgen basis scholen - hoe ze zich ook met extra maatregelen voor een 'probleemkind' in spannen - niks extra's. Keizer Financieel gezien mag de Berlijnse Muur tussen het basis- en speciaal onderwijs langzaam verdwijnen, of dat een garan tie is voor het alsnog laten slagen van het WSNS-beleid is te betwijfelen. De toren hoge scepsis bij de leerkrachten is sinds 1990 immers weinig verminderd. Bovendien kent het onderwijs volgens Keesenberg een behoudende cultuur die niet erg stimulerend is voor de ingrijpen de vernieuwingsoperatie die een eind moet maken aan het klassikaal onder wijs. Studiefinanciering, kinderbijslag, tegemoetkoming in de studie kosten: scholieren, studenten en ouders zijn vaak spoedig het spoor bijster als ze trachten te ontdekken welke regel en welke uitzondering op hen van toepassing is. Uitgeverij Kluwer zag brood in de verwarring en heeft een Geldgids voor scholieren en studenten uitgebracht. Minister Ritzen van onderwijs kreeg on langs in Den Haag een exemplaar aangeboden. In meer dan 200 pagina's passeren tal van onderwerpen de revue. In de gids, die mede onder redactie stond van PvdA'er Willem Vermeend totdat hij aantrad als staatssecretaris van financiën, wordt gepoogd antwoorden te geven. Een hachelijke onderne ming, zo ontdekten ook de auteurs. Het overzichtelijk op een rij zetten van onoverzichtelijke regelingen levert niet meteen een makkelijk leesbare gids op. „We kunnen ons goed voorstellen dat je nu al dreigt af te haken", merken de auteurs dan ook op na en kele pagina's uitleg over de Wet studiefinanciering. Wie er met behulp van de gids niet uitkomt, kan putten uit een lijst met tele foonnummers en adressen van allerlei instanties. De gids, die 24,95 gulden kost, zal jaarlijks in een nieuwe editie verschijnen, want de wijzigingen in de regelingen volgen elkaar in een rap tempo op. Zo geldt voor studenten die volgend jaar met een studie beginnen, naar verwachting de zogenoemde prestatie beurs. Bovendien gaat dan ook het collegegeld omhoog. Het aantal deelnemers aan cursussen in het hoger onderwijs is in twee jaar tijd bijna verdubbeld. In het cursusjaar 1994-1995 volg den ruim 3400 mensen zo'n opleiding. In 1992 waren dat er ruim 1800. Dit blijkt uit een onderzoek dat in opdracht van het minis terie van Onderwijs is uitgevoerd. Het gaat om cursussen die niet door de overheid worden gesubsidieerd en die bedoeld zijn voor mensen met een hbo- of wetenschappelijke opleiding of met een vergelijkbaar kennisniveau. De onderzoekers beperkten zich tot cursussen met meer dan der tig lesdagen van acht uur. Zowel in het wetenschappelijk onder wijs als in het hoger beroepsonderwijs is de gemiddelde cursus duur overigens 55 dagen. In totaal ging het om 87 cursussen, waarvan 69 aan een hbo-instelling en achttien aan een universi teit. De kosten van een universitaire cursus liggen met gemiddeld 610 gulden per dag aanzienlijk hoger dan cursussen aan hbo-in- stellingen, die gemiddeld 184 gulden per dag in rekening brengen. Bijna de helft van de cursussen betreft economie en management. Cursussen op het terrein van de gezondheidszorg zijn in aantal en in populariteit flink gestegen. Technische cursussen komen min der vaak voor dan in 1992 terwijl de natuurwetenschappen, inclu sief de informatica, nauwelijks nog aan bod komen. De onderzoe kers geven geen verklaring voor de diverse verschuivingen. De verregaande onderwijsvrijheid in Nederland staat op gespan nen voet met het recht van kinderen op goed en efficiënt onder wijs en met het belang van de samenleving dat kinderen voldoen de leren. Vrijheid van onderwijs en schoolkeuze moet blijven bestaan maar wel met een striktere begrenzing. Dat betekent dat de overheid een ruimere bevoegheid en verantwoordelijkheid moet krijgen. De huidige situatie is 'onverstandig en onrechtvaardig'. Dat stelt drs. P. van der Ploeg in zijn proefschrift Opvoeding en politiek in de overlegdemocratie. Volgens Van der Ploeg wegen in het Neder lands onderwijsstelsel de rechten en belangen van ouders, gods dienstige groepen en minderheden zwaarder dan de rechten van kinderen en het algemeen belang. Dit gaat ten koste van kinderen, van hun latere mogelijkheden, kennis, inzichten en vaardigheden. Bovendien bevordert het ontwikkelingen die menigeen nu juist met onderwijs wil tegengaan, aldus de promovendus. Hij noemt als voorbeelden van die ontwikkelingen onder meer culturele des integratie en de verbreiding van politiek analfabetisme en van onverdraagzaamheid. Ook de bestrijding van achterstanden en ongelijkheid, bijvoorbeeld bepaald door sociaal-economische fac toren, komt volgens Van der Ploeg in het gedrang. De promovendus vindt dat zeggenschap van ouders en andere groepen te groot is. Hij pleit voor een inperking zodat de overheid haar verantwoordelijkheid voor adequaat onderwijs naar kinde ren en samenleving beter kan waarmaken. In de visie van Van der Ploeg moet de overheid van tijd tot tijd inhoudelijke en didacti sche richtlijnen vaststellen waaraan alle scholen zich in hun leer plan en lespraktijk moeten houden. Het Nederlandse voortgezet onderwijs is in vergelijking met het Franse star en weinig effectief. In Frankrijk stromen veel meer kinderen door naar het hoger onderwijs. Het Franse systeem vol doet beter aan de eisen van een kennisintensieve maatschappij. Dat blijkt uit het proefschrift van drs. S.V. Blom. De lerares Frans onderzocht hoe het komt dat veel meer Franse dan Nederlandse leerlingen deelnemen aan opleidingen die toegang geven tot de universiteit. Blom onderzocht van een aantal 'generaties' Franse en Neder landse schoolkinderen hoeveel er binnen tien jaar nadat ze met het voortgezet onderwijs zijn begonnen, een diploma halen dat recht geeft op toegang tot de universiteit. „Voor de Nederlandse situatie gaat het dus om kinderen die een vwo-diploma halen, of een propedeuse van het hoger beroepsonderwijs. Het kan gaan om kinderen die gewoon meteen naar het vwo gingen, of om kinderen die mavo, havo, vwo deden. Ook de weg lbo, mbo en dan hbo is mogelijk. Voor de Franse situatie heb ik hetzelfde gedaan. Omdat het om vergelijkbare standaarden gaat, is zo'n vergelijking goed mogelijk." De Franse leraren spannen zich volgens Blom allemaal tot het ui terste in om al hun pupillen zoveel mogelijk theoretische vaardig heden bij te brengen. „Ik noem dat het overbrengen van culturele intelligentie: het vermogen om op een inzichtelijke manier en be gripsmatig kennis op te bouwen. Bij ons leer je dat alleen op het vwo en een beetje op het havo." Pas op vijftien- of zestienjarige leeftijd vindt in Frankrijk de selectie plaats tussen leerlingen die een soort middelbaar beroeps onderwijs gaan doen en lyceum leerlingen. Jongens hebben het afgelopen schooljaar niet alleen hogere cijfers gehaald bij de examens in exacte vakken als wiskunde en natuur kunde, maar ook bij muziek en aardrijkskunde. Meisjes scoorden beduidend beter in de vakken schrijfvaardigheid Nederlands en filosofie. Dat blijkt uit het examenverslag '95 van het Cito, het in stituut voor toetsontwikkeling in Arnhem, dat de scores heeft bij gehouden van het grootste deel van de examens in het voortgezet onderwijs. Jongens maken de examens in de exacte vakken traditiegetrouw beter, maar dat ze nu ook aanzienlijk beter zijn in muziek en aardrijkskunde is volgens het Cito opmerkelijk. Jongens scoren bij de meeste vakken wat beter dan meisjes. Alleen bij Nederlands schrijfvaardigheid, filosofie, Nederlands samenvatten, Turks, Arabisch, maatschappijleer havo en beeldende vakken vwo ko men meisjes op hogere cijfers uit. Vrouwen studeerden voor de oorlog vaker techniek dan de perio de erna. Vooral elektrotechniek en scheikunde waren toen popu lair onder de studentes, die destijds tien procent van het totaal aantal techniekstudenten vormden. Dat blijkt uit een inventari satie van de archieven van de Delftsche Vrouwelijke Vereeniging en enquêtes onder de oud-leden. Na een absoluut dieptepunt tussen 1940 en 1975 nam het aantal vrouwelijke studenten aan de Technische Universiteit in Delft vanaf 1985 gestaag toe. De laatste vijf jaar is het percentage vrou welijke studenten aan de TU zelfs gestegen van 10 naar 20.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1995 | | pagina 27