Visser Bout 4ving' altaren Nehalennia
25
25
DE ste
Oma
Thoolse visser geeft aanzet voor waardevolle archeologische ontdekkingen
Greet Oostr,
f
DE STEM
ZEELAND
Oma's kleine joi
Buffalo Tom
WOENSDAG 26 JULI 1995 f 3
JAAR
JAAR
door Rein van der Helm
De krant is iets van alledag.
In de aflevering van vandaag
wordt morgen
- zo wil het gezegde -
vis verpakt.
Vandaag gelezen,
morgen vergeten.
Bladerend door de Zeeuwse
editie van De Stem 25 jaar
geleden stuitten we op een
aantal van die 'vergeten' zaken,
die toen de aandacht trokken.
We frissen uw geheugen
komende weken een beetje op.
Vandaag: Nehalennia, een
Zeeuws-Romeinse godin.
14 april 1970. De Thoolse
visser K. Bout haalt op de
Oosterschelde in de
Schaar van Colijnsplaat
zijn netten op. Naast
spartelende vis en krioe
lende garnalen maken
flinke steenbrokken deel
van de vangst uit. Op de
ene steen letters, in de an
dere steen is een vrou
wenfiguur gebeiteld.
Deskundigen van het
Rijksmuseum voor
Oudheden in Leiden vis
sen uit dat Bout twee
complete altaren van de
godin Nehalennia heeft
'gevangen'. Een godin die
in het begin van onze
jaartelling in het kustge
bied van wat thans Mid
den-Zeeland is, werd ver
eerd. Zij stond borg voor
een veilige overtocht van
het vasteland naar Bri-
tannica (Engeland) en te
rug. De vangst van Bout
luidde een grote zoek
tocht in.In 1970 en 1971
worden ruim honderd
complete altaren boven
water gehaald. Een kwart
eeuw later spreken des
kundigen nog steeds over
een van de grootste ar
cheologische vondsten
van deze eeuw in noord
west-Europa.
Door Rein van der Helm
„Wij waren op tong aan het
vissen," herinnert Bout
zich nog.
„Uit balorigheid deden we een
sleep richting Colijnsplaat op een
"'J
-■f-
Zo werden er ruim honderd altaren uit de Oosterschelde opgevist.
foto jaap wolterbeek Provinciaal archeologe drs. Ellen Vreenegoor temidden van enkele Nehalennia-altaren, die staan opgesteld in het Zeeuws Museum ij
Middelburg. foto jaap wolterbeei
plek waar het altijd neerde. Dat
wil zeggen: aan de oppervlakte
van het water kon je zien dat er
beneden iets was. Op een gegeven
moment een hoop getrek en ge
rammel en ik zei: 'Dat zit niet
goed.' De viskorren naar boven
gehaald en daarin zaten die twee
stukken steen. Vooral de tekst op
één daarvan intrigeerde mij. Wist
ik veel dat het Latijn was, ik
dacht aan Chinees of zo."
Via de Thoolse havenmeester, die
iemand van het Zoölogisch Mu
seum kende, die op zijn beurt de
Leidse oudheidkundige Stuart
inseinde, kwam Bout te weten
dat het altaartje met tekst dat hij
had opgevist, was geplaatst door
een dankbare zouthandelaar.
Mast
„Ik ben toen het daaropvolgende
weekend met die deskundigen
wezen vissen en aan het eind van
die zaterdag vonden we een paar
gave altaren. Blij dat die mannen
waren. Ze sprongen tot halver
wege de mast," zegt Bout. Vanaf
dat moment tot in 1971 toog Bout
er met de geleerden regelmatig op
uit. Toen werd een punt achter de
officiële zoekactie gezet. „Ik viste
eigenlijk ook liever. Want steeds
langs hetzelfde lijntje om de vijf
minuten je korren boven halen, is
geen pretje. Maar ik ben achteraf
gezien wel blij dat ik zo nauw bij
de vondsten betrokken ben ge
weest. Het geeft een stukje vol
doening. Van die vondsten heb ik
niet één stuk gehouden, al gelooft
niet iedereen dat. Al wat ik heb is
een kopie van een van de gave al
taartjes," zegt Bout.
Vindplaats
De vindplaats, die zich in de
Schaar op een diepte van rond 20,
25 meter bevindt, is nog steeds
niet uitgeput. Daarvan is provin
ciaal archeologe drs. Ellen
Vreenegoor overtuigd. Want de
officiële speurtocht onder leiding
van het Leidse museum mocht
dan in 1971 zijn stopgezet, sinds
dien hebben duikers en andere
amateur-archeologen menigmaal
een succesvolle greep in deze
rijkgevulde oudheidkundige pot
gedaan. En ook halen vissers bij
tijd en wijle nog het nodige op.
„En niet iedereen geeft aan wat
hij gevonden heeft," zegt Vreene
goor. „Jammer dat men dat niet
doet, maar ten onrechte leeft het
idee dat wat men bij ons aangeeft
ook kwijt is. Dat is niet zo. Als
wij tenminste maar weten wat er
is aangetroffen en waar. Daarvan
maken wij een aantekening om
zodoende het beeld van die vroe
gere tempel te kunnen complete
ren."
Zo'n melding deed in 1985 weer
een visser Bout, nu uit Colijns
plaat. Hij viste een compleet al
taartje op. Een stuk dat aan alle
kanten schoon en gaaf was, ken
nelijk net onder het zand van
daag gespoeld. Het altaartje werd
door het Rijksmuseum aange
kocht en is nu te zien in het Mu
seum voor Noord- en Zuid-Beve
land in Goes.
Particulier
In een binnenkort te verwachten
boek van archeoloog dr. P. Stuart
uit Leiden, die in 1970 en 1971
leiding gaf aan de zoekacties, zijn
ook vondsten beschreven die zich
in particuliere handen bevinden.
Een feit dat oud-provinciaal ar
cheoloog J. Trimpe Burger in
1985, bij zijn afscheid al hekelde.
Hij wees toen op een Nehalennia-
altaar dat in Antwerpen opdook.
„Dat is daar echt niet gevonden.
Dat komt uit de Oosterschelde,"
zei hij bij die gelegenheid.
Zijn hartewens om nog eens een
keer een grootscheepse zoekactie
te houden is (nog) niet in vervul
ling gegaan. Want er zijn nabij
Colijnsplaat dan wel veel altaren
gevonden, de eigenlijke plaats
van de tempel is tot nu toe spoor
loos. „Toch moet die er geweest
zijn," zegt Vreenegoor.
Het was niet de eerste keer dat in
Zeeland Nehalennia-altaren wa
ren gevonden. Ruim drie eeuwen
eerder, om precies te zijn in 1647,
waren soortgelijke altaren na een
storm in flinke aantallen blootge-
spoeld aan de kust van Domburg.
Zij zijn door 17e-eeuwse kunste
naars nauwkeurig nagetekend en
in diverse geschriften werd er
over gepubliceerd. De altaren
vonden, evenals nagenoeg com
plete beelden van de godin Victo
ria en andere Romeinse goden,
een plaats in de toenmalige kerk
van Domburg. Die brandde ech
ter in 1848 af en daarmee ging
deze 'collectie' bijna geheel ver
loren. Een restant van Victoria is
nog in het Zeeuws Museum te
zien. Het was de eerste keer dat
de naam van de godin Nehalen
nia werd aangetroffen. Volgens
de Leidse deskundige dr. P. Stu
art een 'lokale godin'. Vermoede
lijk een oud-Keltische, die naad
loos door de Romeinen werd in
gelijfd in hun godenwereld. De
opschriften op de altaren zijn im
mers allemaal in het Latijn weer
gegeven.
Activiteiten
De inscripties op de bij Colijns
plaat gevonden altaren geven een
aardig idee van de economische
activiteiten die in de periode 150-
300 in dezè contreien hebben
plaatsgevonden. Vanuit het
Europese achterland werden goe
deren, bestemd voor Britannica,
aangevoerd en overgeslagen op
grotere schepen die de Noordzee
konden trotseren. Het ging hier
bij onder meer om zout, wijn, vis
saus en aardewerk. Handelaars
die uit dank voor geslaagde rei
zen de godin hulde brachten wa
ren, zo leren de inscripties, onder
meer afkomstig uit Trier, Keulen,
Noord-Gallië en nog zuidelijker.
Omdat op een paar altaren ook
was aangegeven onder welk con
sulaat zij waren gemaakt, bleek
een vrij exacte datering van de
Nehalennia-cultus mogelijk. Ver
moedelijk van 150 tot 280. De na
men van twee van die consuls,
een soort Commissarissen des
Keizers, staan opgetekend even
als de perioden waarin zij aan het
bewind waren. Respectievelijk in
223 en 227 na Christus.
Nehalennia werd niet alleen door
de zeevarenden en handelaars in
ere gehouden. „Het is een soort
moedergodin, die ook waakte
over gezondheid en leven. Het
hondje is van dat gezondheids
aspect het symbool. Tempelhon
den likten wonden schoon. Dat
werd als geneeskrachtig ervaren.
Een moedergodin zoals die ook
elders in die tijd werd vereerd, zij
het allemaal onder andere na
men," zegt Vreenegoor.
Overstroming
Dat nog zoveel van de toenmalige
ereplaats bij Colijnsplaat be
waard is gebleven, is te danken
aan grote overstromingen, die
rond het jaar 300 - tijdens de ps
riode van de zogenaamde Duin
kerkse Transgressie II -
vonden. Daardoor is de temp^
met de bijbehorende altaren
abrupt verdwenen. „Als dat gei
leidelijk was gebeurd zou
van dit materiaal zijn he
bruikt door latere bewoners,]
zegt de provinciaal archeolo
als wij even later door de zaah
het Zeeuws Museum in Middel]
burg dwalen, waar een aantal i
plica's - 'die topstukken staan iij
Leiden' - en échte altaren
opgesteld. Sinds 1970 hebbent
verse archeologen zich met
verschijnsel Nehalennia
houden. Zoals gezegd komt Sin-I
art met een boek, maar tusse
door zijn er ook diverse weie
schappers op gepromoveerd
bezig dat te doen. In 1997 ishtl
precies 350 jaar geleden dat M
halennia van haar aanwezigliei^
in Zeeland blijk gaf. Voor depri
vincie en Zeeuws Museum
leiding er een soort herdenkings-J
jaar van te maken. Hoe dat in hef
vat wordt gegoten is nog
kend maar de eerste voorberei]
dingen zijn getroffen.
I Bloemen uit de buurt, ka
Land. Het zijn huldeblijk
I ,ige Greet Oostra uit Arr
I nomen haar driejarige kl
I met aids, tot aan zijn doe
I van Tyrone, verslaafd en
niet in staat. Het relaas
I appel het eeuwige leven
moet neerleggen bij een
Als ik naar je kijk en je zo bez
spelend met je speelgoed, zitte
een blos op je wangen, je gezic
dan slaat mijn hart soms over
't maakt een vreugdesprong
je bent zo kwetsbaar nog, zo li
oma's kleine jongen, hoe lang
je bent een schat van onbetaai
voor mij is er niets mooiers op
Tyrone, je naam geschreven,
wat de toekomst jou ook moge
weet dat oma altijd van je hou
Door Paul Bolwerk
„Oma, je hebt het leven va
Tyrone verdubbeld. Zonde
jouw zorg is het maar d
vraag geweest of hij dri
jaar zou worden." Ee
compliment van een be
handelend arts, waar Gree
Oostra (56) uit Arnhen
lang op kan teren.
a
Ze proeft de woorden nog eens e
geniet. Ze straalt. Haar kleinzoo
Tyrone, een peuter met aids, is c
ervoor drie jaar gewordei
I Hij heeft zichzelf als het war
overleefd. De kille statistieke:
geven hem twee tot drie jaai
maar volgens de artsen kan hij
zoals hij nu is, zeven of acht jaa
worden.
Elke dag, elke week, elke maanc
en elk jaar extra is voor Gree
Oostra een godsgeschenk. Tocl
voelt ze er niets voor om Tyrom
'mijn zoon', te verwennen. „Da
is niet nodig. Hij moet opgroeiei
als ieder ander kind. Ik laat her
gewoon genieten. Dat kan alleei
door hem normaal te laten leven
Ik heb hem wel meegenomen o:
vakantie naar Spanje, want mis
schien kan het volgend jaar nie
I meer."
Weer moeder
Greet Oostra is net terug van ee:
welverdiende vakantie. Bruin
verbrand. Een sterke, vrolijk
vrouw. Ze wijst naar een bloeme
tje op tafel. Een huldeblijk uit d
buurt. Het 'welkom thuis' krijg
extra gewicht door de medede
Jing dat de buurtbewoners haa
'een kanjer van een vrouw vin
den'. Ze vinden haar moedig, om
dat ze de grootmoeder, grootva
der, moeder en vader van Tyron
is.
Ze heeft de opvoeding van Tyro
ne op zich genomen, omdat haa
drugsverslaafde dochter e
schoonzoon dit niet kunnen op
brengen. Een zware rol voor Gr
«et, maar op haar lijf geschrevei
Ze kan het hebben, want het le
ven heeft haar van jongsafaan o
de proef gesteld. Zoals ze zei
zegt: „I've faught my battle al
ready."
Greet vertelt hoe ze als vijftige
weer 'moeder' is geworden. Daar
bij kan zij niet om het leven va
baar dochter Lisa heen. Op haa
veertiende had Lisa een verslaaf
de vriend. Een jaar later gebruik
ze zelf.
»Ach, het is zo'n lieve meid. II
denk dat ze hem aanvankelijl
beeft willen bemoederen. Ziel
wulen bekommeren om een zieke
Dat
verzorgende heeft ze altijc
gehad. Als kind is ze altijd me
P°ppen in de weer geweest. Z
Tc
BINNEN HET overaanbod a
pbmgy, poppy en noisy gita,
bandjes blijven er gelukkig
Nd sommige bakens waar
blind op kan varen. Buffalo T-
bijvoorbeeld. Dit trio uit Mas;
ohusetts levert al sinds 1989 n
de,regelmaat van de klok ster
cel s af, met als meest succesvo
Let me come over (1992). Inmi
dels is Buffalo Tom toe aan
nummer vijf: Sleepy Eyed. I
wordt een beetje eentonig, m<
net is wederom een prima cd,
een waar je er maar een paar v
nodig hebt om ook je gitaarroc
verzameling in 1995 op peil
ouden. De cd zelf is verre v
Visser K. Bout uit Tholen, de man die de aanzet gaf tot een grootscheepse archeologische speurtocht, heeft thuis een kopie van één van de door hem opge
viste altaren. foto de stem/ben steffen
In 1985 vond een schipper Bout, nu uit Colijnsplaat, nog een gaaf exemplaar in zijn netten. foto willem m