T DE STEM
'Een lichaam dat
lacht, is vrijer'
ER
EN
Hans Croiset debuteert als operaregisseur met 'Faust' van Gounod
alpinisme
GROTE GIDS
D3
Ln Zwitserland
Balletdanser Piotr Nardelli:
Grafische variatie
IN BEELD
Hans Landsaat
9
31 MAART 1995
VRIJDAG 31 MAART 1995
a.
dimmen rond het jaar 1900,
Itekend door Gustav Jahn.
irakoram, en uitwassen zoals
beklimmen van bevroren wa-
rvallen.
at is een boek waar een roman-
bch waas om hangt. Al is het
laar vanwege de namen van al
]e reuzen: Scheideggwetter-
orn, Marmolata d'Ombretta,
êve du Papillon, Schwalben-
thwanz, Wilder Kaiser, Dent du
féant... (HR)
I Mark van Hattem Robert Eck-
I hardt: 'Grenzeloos verlangen.
Tweehonderd jaar alpinisme'.
I Uitg. Albini/Kwadraat, prijs
44,90.
m waterval'
[zijn de straten zo schoon dat je je
[voeten niet hoeft te vegen. Hun
I honden en katten zijn binnen en
1 slapen zelfs op bed. Kinderen
worden per auto naar school ge
bracht en gehaald, ze dragen mo
dieuze, dure kleren en nemen
speelgoedjes mee naar school.
Haar zusjes Pembe en Fatma wil
len er zo snel mogelijk Zwitsers
uitzien. Zolang ze hun mond
maar houden, zien anderen vast
niet dat ze Turks zijn. 'Haar zus
je zag er allesbehalve Zwitsers
uit. Met de slechtzittende spij
kerbroek, de kleurige bloeme
tjestrui die in de bazaar in Izmir
was gekocht, en de nieuwe maar
onpraktische zwarte lakschoen
tjes leek Pembe precies wat ze
was: een hoopvolle buitenlander
in een vreemd land'.
Hipyilmaz laat tegenstellingen
zien tussen arm en rijk, oost en
west, goed en slecht. Daarbij ver
valt ze nooit in stereotiepen. Dat
haar rijke vriendin Giselle onge
lukkig is, komt niet door geld
maar door het ziekelijke gedrag
van haar moeder. Net als in fe
storm worden hoge verwachtin
gen onderuit gehaald en wordt de
familieband op de proef gesteld.
Er zijn veel tragische voorvalle
tjes die worden gepresenteerd als
behorend bij het leven, en daa
hoef je niet sentimenteel over t
doen, wat de schrijfster dan oo»
nergens doet. Dat maakt het ver
haal zo krachtig. Het verl)aa
stipt veel aan, het uiteenvalt
van families, fundamentalisme
onbegrip, illegaliteit en de een
zaamheid van Turkse vrouwen.
Selda is een meisje van ^ees.e,e
bloed. Ze legt zich niet neer bij d
feiten, ze is slim genoeg om zl'
aan te passen, zonder dat ze zie
zélf daarbij geweld aandoet. M
haar vriendin mag ze een Ke
mee de bergen in.
Daar zou ze onafhankelijk K
nen zijn, niet meer alleen
Turkse meisje. Daar zou ze ku
nen zien of watervallen werke
bevroren.
Ze zou met meer moed °P Ljj
gaan naar dat nieuwe gebied
ze op weg was gegaan van
haar grootmoeders orrnnuu
tuin. Dit keer zou ze niet e
willen omkijken.
C. Hkyilmaz: 'De bevroren wat'
val'. Uitg. Querido, prijs 4"-
Eind 1985 regisseerde hij de mensheidstragedie 'Faust' bij Toneelgroep De Appel. Nu, in het jaar waarin hij
zestig wordt, debuteert Hans Croiset als operaregisseur. Bij de Nationale Reisopera enscèneert hij Faust van
Charles Gounod. Op zaterdag 1 april gaat de opera in première in de Eindhovense Stadsschouwburg. Een ge
sprek met een toneelleider die een lang gekoesterd verlangen in vervulling ziet gaan.
Door Ton Verbeeten
Een rafelige scheur over de volle
breedte en diepte van het decor
scheidt de bovenwereld van de
onderwereld. We staan in het on
heilspellend duister van de helle
krocht met vet zwart geschilder
de spelonken en twee zwarte ijze
ren trappen. Hans Croiset staat
erop dat decorontwerper Tom
Schenk en lichtman Reinier
Tweebeeke met hem op de foto
gaan. Tenslotte werken ze al
ruim een jaar aan Faustde ope-
ra.
Even later in de artiestenfoyer
zegt hij: „Een groot verhaal, gro
te 'gevoelens, grote gebaren. Het
is mijn lust dat verhaal groots te
vertellen, de mensen meteen bij
de strot te pakken. Muziek werkt
wezenlijk anders op de luisteren
de mens dan een toneelvoorstel
ling. Muziek is magie."
„En Faust is toch een grand opé
ra. Vijftig mensen in het koor,
een gigantisch decor, grote effec
ten. Er moet heel veel gebeuren.
Daar laat ik met groot plezier
mijn escèneringsdrift op los."
„Spannend moet het worden en
gevaarlijk. AI was het alleen
maar omdat we niet in klassieke
kostuums spelen. Dat werpt al
een drempel op voor veel mensen.
Het operapubliek bestaat voor
negentig procent uit liefhebbers
die willen genieten van wat ze
kennen. Tien procent is geïnte
resseerd in vernieuwing. Ik wil
voor beide delen van de opera
mensheid wat betekenen."
Liefde
„Natuurlijk heb ik er een hele
boel aan, dat ik toen bij de Appel
Faust integraal heb gedaan.
Daaraan ontleen ik veel materi
aal over leven en karakter van de
personages, dat ik de zangers kan
aanreiken ook al hoeven ze dat in
hun rol niet te spelen. Het ver
haal van de Faust van Gounod is
oppervlakkig, plat, Readers Di
gest. In al zijn tragiek erop ge
richt de mensen zo snel mogelijk
te ontroeren. Rechtstreeks aan
sprekende melodieën die je in het
hart treffen. Wat dat betreft is
Faust een top-musical uit de vo
rige eeuw."
„Het gaat erom dat er mooi ge
zongen wordt en goed geacteerd,
maar ook wil ik tussen de regels
door Goethe laten ademen. Ik
ben ervan overtuigd dat Gounod
eenzelfde liefde voor het origi-
neel had als ik. Hij was gefasci
neerd door Faust van Goethe. Hij
las de vertaling van Gérard de
Nerval en vond het verhaal zo
prachtig dat hij twintig jaar later
de opera componeerde.
„Zijn Faust werd immens popu
lair. Eind vorige eeuw stond in
elk operahuis een kant en klaar
Faust-decor. Iedereen kende alle
rollen. Als er een voorstelling uit
viel, kon Faust onmiddellijk in
gevoegd worden. De Metropoli
tan Opera in New York werd in
die dagen niet zonder enige spot
'Faustspielhaus' genoemd. Het li
bretto verscheen in vele talen. Er
zijn zelfs vertalingen in het Ne
derlands en Hebreeuws."
Enthousiasme
Na de Tweede Wereldoorlog ver
dween Faust van de hitlijst.
Verguizing werd zijn deel. Maar,
er lijkt langzamerhand her-
De adem van
Goethe in een
top-musical
Hans Croiset: „Ik ben gefascineerd door het muzikale aspect van de emotie.
nieuwd enthousiasme op te vlam
men. De opvoering van de Natio
nale Reisopera is na zeventien
jaar de eerste in Nederland. Mo
gelijk dat de vernieuwing in de
regie van opera's die in de jaren
zeventig werd ingezet door regis
seurs als Guy Mortier die de
Duitse toneelregisseur Peter
Stein naar de Munt in Brussel
haalde, daar iets mee te maken
heeft.
Hans Croiset herinnert zich hoe
hij ooit in het Holland Festival
Teresa Berganza en Elisabeth
Schwarzkopf zag in Le nozze di
Figaro„Dat was een aangrijpen
de ervaring. Die zangeressen be
grijpen zo goed hoe de emotie in
elkaar zit. Een beetje regisseur
met een analyserend vermogen
tot mise-en-scène zou daar toch
veel meer mee moeten kunnen
doen, dacht ik toen. Zonder dat
ik wist dat ik die regisseur wilde
zijn. Ik voelde op een vage ma
nier altijd wel voor de opera. In
de tijd dat ik artistiek leider van
het Publiekstheater was, deelde
ik de Amsterdamse Stads
schouwburg met de Nederlandse
Opera en ik heb altijd alles van ze
gezien. Er zijn toen wel eens ver
kennende gesprekken geweest,
maar ik heb dat niet doorgezet.
Ik heb nooit veel gedaan buiten
de gezelschappen die ik leidde."
De lichte, maar enerverende last
van het artistieke leiderschap
van toneelgezelschappen, is in
middels van zijn schouders ge
vallen. Na het seizoen 1993-'94
droeg hij Het Nationale Toneel
over aan Ger Thijs en greep hij
meteen zijn kans toen de Natio-
foto marco borggreve
nale Reisopera hem vroeg. „En ze
hebben me nu al gevraagd voor
Don Carlos van Verdi. Ik doe dat
van harte, eens in de anderhalf
jaar een opera."
Tekens
Terug naar Faust. Hans Croiset:
„Je hebt minimale tekens nodig
in de opera. Het gaat erom heel
secuur de emoties te verdelen
over de muziek en over de perso
nages. Bij het toneel gaat dat op
een intellectuele manier, maar bij
de opera zijn ze niet gewend aan
tekstanalyse. Ik heb dat wel ge
daan.
„Hoe kan een opera zo populair
zijn als hij begint met de
schreeuw 'Rien, rien, rien', met
een mens die voor de diepste af
grond staat, in het besef dat hij
voor niets heeft geleefd? Hoe
krijg je dat besef bij de zanger? Ik
zeg dan: Dat moet uit jou komen,
uit jou alleen. Jij bedenkt de me
lodie. Jij bepaalt. Het orkest, de
dirigent, die helpen je. Maar jij
bepaalt het, jij moet het doen!"
„Eigenlijk is het werk van een
operaregisseur hetzelfde als dat
van een toneelregisseur. Wel is
het veelomvattender. De organi
satie is ingewikkelder. En je
dient zeer beslagen ten ijs te ko
men. Je kunt niet improviseren
en met het wekken van onrust
- dé manier waarop ik met ac
teurs werk - moet je uiterst
voorzichtig zijn. Bij zangers heb
je te maken met gekende partitu
ren en dat is vervolgens voor hun
ook de emotie. Bij het toneel ga je
dat eerst samen zitten uitvin
den."
„Ik ben gefascineerd door het
muzikale aspect van de emotie.
Als het niet zo plat getrapt was,
zou ik zeggen, dat ik dat 'heel
uitdagend' vind. Een zanger
bouwt die emotie op de kwaliteit
van de muziek wanneer hij met
zijn repetitor studeert. Op het
moment dat ik met hem ga repe
teren, heeft hij de emotie al als
basisvoorstel. Het spannende van
de operaregie is, dat je daardoor
meteen op de toppen van een ge
nerale repetitie werkt."
Subtiel
„Ik ben ook gefascineerd door
het gevoel voor regie van Gou
nod, dat van alle tijden is. Zijn
opmaten komen altijd precies op
dat moment dat van betekenis is
in het leven van een mens. Als ik
iets niet voor elkaar kreeg. Een
opmaat anders zag dan de zanger
en hem ook anders wilde, dan zei
dirigent Ed Spanjaard desge
vraagd: 'Ja, voor mij is dat niet zo
bijzonder. Dat staat ook in de
muziek'. In mijn hart was ik dan
wel blij, dat ik er zelf opgekomen
was.
„Ja, Gounod schreef een grand
opéra, maar hij had ook een uit
stekend gevoel voor afwisseling.
Er is een lange intieme scène van
de vier hoofdpersonen. Je ziet
Faust schutteren, geforceerd jong
doen in zijn pogingen een jong
meisje te verleiden. Hoe dat ka
rakter zich ontwikkelt. Hoe een
totaal onschuldig meisje in de val
loopt. Dat is voor mij heel tra
gisch om te zien, Ik heb gepro
beerd de interpretatie van die
scène subtiel te veranderen. Men
zal het daarmee eens zijn of niet.
Een tussenweg is er niet."
We zijn terug bij het begin. Hans
Croiset staat op het speelvlak in
het decor van Tom Schenk, die
ook het decor van de Faust bij De
Appel maakte. Nu weer en totaal
anders. „Maar het gaat ook om
een totaal ander statement," zegt
Hans Croiset. „Onze samenwer
king is voor mij van immens be
lang. Tom reageert heel gevoelig
en dat heb ik nodig. Zoals ik het
licht van Reinier Tweebeeke no
dig heb omdat dat als een lancet
door de mise-en-scène snijdt en
het beeld nog helderder maakt."
De ex-Béjart-danser Piotr Nardelli geeft op 9 april een
dansstage in Breda. foto sud reportage
Van onze kunstredactie
Breda - „Dansen is als een rivier. Het houdt nooit op te be
wegen, het kan niet stil blijven staan. Zelfs als het stil staat
dan zit er nog altijd energie, leven in." Een uitspraak van
de balletdanser Piotr Nardelli. Op zondag 9 april verzorgt
hij een dansstage bij de balletschool van Jorien Peemen in
Breda waarvoor hij uit Frankrijk overkomt.
De in Polen geboren en opge
leide ex-Béjart-danser zal in
Breda tweemaal twee lessen
van anderhalf uur geven. Piotr
Nardelli, die in 1979 na een
succesvolle danscarrière stopte
met optreden, is sindsdien in
ternationaal een veelgevraagd
gastdocent bij gezelschappen,
workshops en dansstages.
„Men heeft mij vaak verweten
dat ik te ontspannen ben in een
les. Maar ik hou van lachen.
Voor mij is de beste manier om
te leren dansen dat al lachend
te doen.
Een lichaam dat lacht, is veel
vrijer, staat meer open om te
leren dan een lichaam dat ge
spannen is. Het is goed moge
lijk om tegelijkertijd zeer ver
zorgd en nauwkeurig te zijn
met je lichaam. De twee samen,
een vrije geest en een gedisci
plineerd lichaam; dat geeft de
beste resultaten."
Piotr Nardelli studeerde in
1965 af aan de balletacademie
van Warschau waar hij vooral
werd gevormd door Russische
docenten volgens de Vagano-
ua-methode. Daarna was hij
vijf jaar solist bij de Opera van
Warschau waar hij optrad in
het klassieke wereldrepertoire.
Hij kreeg echter steeds meer
belangstelling voor de moder
ne dans.
Tijdens zijn engagement in
1971 bij het Operaballet van
Marseille leerde hij van artis
tiek leidster Rosella Hightower
dat klassiek ballet op verschil
lende manieren kan worden
gedanst, ook met de innerlijke
spanning van de moderne
dans. Hij trad ook op met het
gezelschap van Roland Petit en
vertrok in 1972 naar het Ko
ninklijk Ballet van Stockholm.
Een jaar later debuteerde hij
bij het vermaarde Ballet vah de
Twintigste Eeuw van Maurice
Béjart in Brussel waar hij be
langrijke rollen vertolkte.
De fameuze Béjart liet Nardel
li meermaals choreografieën
van zijn hand bij buitenlandse
groepen instuderen, lange,
spectaculaire theaterdanswer
ken met soms meer dan zestig
dansers. Hierdoor ontstond een
behoefte aan lesgeven. In 1979
richtte de ex-danser samen
met een collega-landgenoot in
Brussel een eigen studio op,
Balletomania.
Kort daarna vroeg Maurice Bé
jart hem als gastdocent bij zijn
befaamde MUDRA-school in
Brussel waar bijzondere talen
ten als Anne-Teresa de Keers-
maeker werden opgeleid. Bij
haar vermaarde dansgroep Ro
sas en bij de groep van haar ex-
danseres Michelle Anne de
Mey gaf Nardelli in 1991 en
1992 ook lessen. In de afgelo
pen vijftien jaar reisde hij als
gastdocent de hele wereld af en
gaf hij tal van internationale
workshops.
Piotr Nardelli vindt een klas
sieke balletopleiding ook
noodzakelijk voor iemand die
later modern of jazzdans wil
dansen. „Klassiek ballet kan
nu ten dienste staan van alle
andere dansvormen. Het geeft
kracht en beheersing en heeft
tegenwoordig een even grote
innerlijke kracht als de heden
daagse dans."
„Dansen heeft heel veel met de
natuur te maken. Ik denk dat
wie wil dansen alles heel goed
moet observeren, de natuur, de
anderen...
Alles in de natuur beweegt op
de een of andere manier. Bewe
gen betekent niet altijd dan
sen. Dansen betekent dat men
aan de beweging een bepaalde
spiritualiteit toevoegt."
Het Tongerlohuys in Roosendaal
toont in een kleine expositie een
viertal grafische technieken zo
als toegepast door beeldende
kunstenaars. Denkend vanuit de
samenhang die een tentoonstel
ling veronderstelt ligt de nadruk
inderdaad op de verschillende
vormen van grafiek: ets, hout
snede, litho en droge-naaldets.
En niet op de artistieke verwant
schap tussen de beeldende kun
stenaars van wie divers werk
aan de muur hangt.
Lucebert, Jan Cremer, Vincent
van Ojen, Suzanne Hartmans,
Guillaume Le Roy en Ronald
Tolman hebben helemaal niks
met elkaar, in ieder geval niet als
kunstenaar. Het werk loopt uit
een in artistiek gehalte, in the
matiek, in stijl, in intensiteit.
Maar dat hindert niet. Als je de
ze presentatie bereid bent te zien
als een educatieve daad, want
die bepaalt het verband, dan valt
er veel interessants te zien. Hoe
beperkt het overzicht ook is.
Altijd aangrijpend is het werk
van Lucebert, in welke context
dan ook. Er hangen bladen van
hem uit 1994, de laatste uitdruk
kingen van een veelzijdige ver
beelding die altijd de mens be
trof. Lucebert, de Keizer der
vijftigers, een groot dichter, een
groot tekenaar en schilder, over
leed in mei 1994. Zijn werk ging
overal over, maar altijd over de
mens. De mens die grijnslacht,
die zijn aangezicht schendt, die
vertwijfelt en verwondert, die
grote ogen opzet naar de wereld
die hij ook de tanden laat zien.
Het verhaal van de mens dat hij
dicht in zijn tekeningen en te
kent in zijn gedichten, daarvan
is een fractie zichtbaar in het
Tongerlohuys, maar een mooie
fractie. Die paar bladen laten de
twee kanten zien waartussen
zijn hand voortdurend kantelt;
het naturalisme versus het sche
matisch karikaturale. Het natu
ralisme laat die mens kwetsbaar
en zoekend zien, een beeld dat
speelt met beelden, in afwach
ting van wat kan gebeuren. En
karikaturaal getekend is de
voorstelling onthullend, grim
mig, bespottelijk, om te lachen
zo verknipt.
Lucebert etst zoals hij tekent.
Zoekend, aarzelend en toch ge
noegen nemend met de lijn zoals
hij vanuit de etsnaald wordt be
doeld en door het etszuur tot le
ven wordt geroepen. En tussen
de lijnen veel wit wat een mooie
leegte geeft. Het etsen is bij uit
stek en van oudsher een grafi
sche techniek die het kunste
naars mogelijk maakt snel en
schetsmatig hun ideeën uit te
voeren. De etstechniek is een
vorm van diepdruk die toegepast
wordt vanaf het begin van de
zestiende eeuw. De etsplaat
wordt bedekt met een zuurbe-
stendige laag die plaatselijk
wordt weggenomen zodat het
zuur waarmee de plaat in aanra
king komt alleen daar het metaal
kan aantasten. Het beeld is spie
gelbeeldig en verdiept in de
plaat aangebracht. Met inkt ge
vuld levert dat beeld tenslotte de
afdruk op.
Kenmerkend voor de ets zijn het
altijd wat vloeiende karakter
van de lijnen ontstaan door het
uitbijten van het zuur, dat nooit
zo'n scherpe lijn kan opleveren
als de gegraveerde lijn. De ets is
dan ook wat meer tekenachtig en
Door Frits de Coninck
lijkt wat minder gedrukt. Dat
maakt ook dat de etsen van Lu
cebert eruit zien als z'n tekenin
gen, dezelfde stijl, dezelfde be
weeglijkheid, dezelfde schets
matigheid.
Vincent van Ojen, nog betrekke
lijk jong in dit gezelschap, ge
bruikt de oeroude houtsnede. En
eigenlijk op de manier van het
schilderij. Het blad is bij hem tot
aan de rand toe gevuld, met
bloemen, fruit, of wat zich laat
aanzien als een tafereel een het
strand. Hij gebruikt een soort
hout voor zijn werk dat nog een
duidelijke nerf toont.
Het maken van de houtsnede is
bij hem zo zichtbaar dat dat pro
ces het antwoord beperkt op de
vraag wat er precies te zien is.
Het enig goede antwoord op die
vraag is een houtsnede van Vin
cent van Ojen. De houtsnede is
een vorm van hoogdruk in hout
waarbij de kunstenaar met mes
sen en gutsen die delen weg
snijdt die niet tot het beeld be
horen. Het beeld komt zodoende
hoger te liggen dan wat niet af
gedrukt wordt.
Van Suzanne Hartmans, geboren
in 1969, opgeleid aan St.-Joost
in Breda, hangen er droge-
naaldetsen. Met een naald wordt
de tekening direkt gekrast in een
metalen plaat en wordt er dus
geen gebruik gemaakt van een
inbijtend zuur. Daarom is het
ook geen echte ets. De bramen
die bij het krassen ontstaan leve
ren bij het afdrukken in inkt een
typische lijn op die de droge-
naaldets onderscheidt van de ets
of de gravure.
Het tweede dubbeltalent in dit
gezelschap is Jan Cremer met
zijn litho's, tegenwoordig de po
pulairste grafische techniek. En
de meest eenvoudige, vandaar
wellicht. Het is een vorm van
vlakdruk waarbij het beeld in
vetkrijt of vette inkt recht
streeks op een steen wordt gete
kend en vervolgens wordt afge
drukt op papier. In het werk van
Jan Cremer, schrijver en schil
der, vallen zijn ego en Nederland
samen. Jan Cremer schrijft over
Jan Cremer en schildert het
beeld van Holland zoals Ameri
kanen dat hebben, het cliché
dus. Zijn litho's gaan over tulpen
en over niks anders, ook voor
hem een uitstekend exportpro-
dukt.
Grafiek in het Tongerlohuys, Mo
lenstraat 2, Roosendaal; tot 24
april, open dinsdag- t/m zondag
middag
De olieverfschilderijen van Hans
Landsaat tonen de kunst om een
groot vlak leeg te schilderen.
Daar zit natuurlijk iets para
doxaals in. Want waarom zou je
de leegte willen schilderen als je
een verhaal hebt te vertellen.
Het verhaal dat Landsaat vertelt
is het verhaal van de leegte, zo
iets als de wereld die geschapen
werd om woest en leeg te zijn. En
Houtsnede 'Vaas' van Vincent van Ojen, te zien in Roosendaal
tegelijk de potentie had om zich
zelf met nieuw leven te vullen.
Het grote vlak dat Landsaat
schildert is dan ook niet leeg in
de zin van doods. Hoe weinig je
ook denkt te zien, het herbergt
een vruchtbaarheid die wortelt
in de manier waarop hij schil
dert.
Wat van één kleur lijkt te zijn,
bestaat uit tal van gradaties van
blauw, bruin, grijs. Je ziet de
penseelstreken die de nuance
ringen aanbrengen in de verf
laag, kleurtonen die een hechte
sfeer scheppen. Het is die homo
gene sfeer die de belofte inhoudt
van meer, nieuw, anders. Het is
de zuinigheid van het gedicht
dat meer wil zeggen in minder
woorden. Daarmee is de paradox'
opgelost: de leegte in zijn schil
derijen is vol van belofte, vol van
sfeer. De leegte is bij hem dan
ook een relatief begrip. Het ge
schilderde vlak dat de grondtoon
zet voor de beleving, wordt ge
markeerd door vormen die ner
gens de gedaante aannemen van
een concreet, herkenbaar voor
werp.
Zijn vormen zijn dingen die al
leen maar in het schilderij kun
nen bestaan en er ook amper om
vragen nader in betekenis ge
duid te worden. Als je wat langer
naar zijn doeken kijkt, verflauwt
de neiging om er meer achter te
zoeken dan dat wat ze in het
schilderij zijn: non-figuratieve
elementen die op de juiste plaats
staan. Want wat die vormen in
ieder geval doen, is de ruimte be
nadrukken die in de doeken be
staat. Ze zijn op een afgewogen
plek neergezet, zodanig dat het
beeld in evenwicht hangt. En de
leegte blijft voortbestaan. Dat is
dus een zaak van compositie en
ook die komt op zuinige manier
tot stand. Zoals Picasso formu
leerde: als je een stilleven met
vier dingen wilt schilderen, moet
je het proberen met drie. Als dat
lukt, is de compositie geslaagd.
En zo geslaagd en mooi zijn in
derdaad de doeken van Hans
Landsaat. Ze vertellen veel met
weinig middelen.
Schilderijen en werk op papier
van Hans Landsaat in Galerie Ko-
kon. Stationsstraat 38-40, Til
burg: tot 16 april, open wo. t/m
za.
I