T DE STEM 'Een lichaam dat lacht, is vrijer' ER EN Hans Croiset debuteert als operaregisseur met 'Faust' van Gounod alpinisme GROTE GIDS D3 Ln Zwitserland Balletdanser Piotr Nardelli: Grafische variatie IN BEELD Hans Landsaat 9 31 MAART 1995 VRIJDAG 31 MAART 1995 a. dimmen rond het jaar 1900, Itekend door Gustav Jahn. irakoram, en uitwassen zoals beklimmen van bevroren wa- rvallen. at is een boek waar een roman- bch waas om hangt. Al is het laar vanwege de namen van al ]e reuzen: Scheideggwetter- orn, Marmolata d'Ombretta, êve du Papillon, Schwalben- thwanz, Wilder Kaiser, Dent du féant... (HR) I Mark van Hattem Robert Eck- I hardt: 'Grenzeloos verlangen. Tweehonderd jaar alpinisme'. I Uitg. Albini/Kwadraat, prijs 44,90. m waterval' [zijn de straten zo schoon dat je je [voeten niet hoeft te vegen. Hun I honden en katten zijn binnen en 1 slapen zelfs op bed. Kinderen worden per auto naar school ge bracht en gehaald, ze dragen mo dieuze, dure kleren en nemen speelgoedjes mee naar school. Haar zusjes Pembe en Fatma wil len er zo snel mogelijk Zwitsers uitzien. Zolang ze hun mond maar houden, zien anderen vast niet dat ze Turks zijn. 'Haar zus je zag er allesbehalve Zwitsers uit. Met de slechtzittende spij kerbroek, de kleurige bloeme tjestrui die in de bazaar in Izmir was gekocht, en de nieuwe maar onpraktische zwarte lakschoen tjes leek Pembe precies wat ze was: een hoopvolle buitenlander in een vreemd land'. Hipyilmaz laat tegenstellingen zien tussen arm en rijk, oost en west, goed en slecht. Daarbij ver valt ze nooit in stereotiepen. Dat haar rijke vriendin Giselle onge lukkig is, komt niet door geld maar door het ziekelijke gedrag van haar moeder. Net als in fe storm worden hoge verwachtin gen onderuit gehaald en wordt de familieband op de proef gesteld. Er zijn veel tragische voorvalle tjes die worden gepresenteerd als behorend bij het leven, en daa hoef je niet sentimenteel over t doen, wat de schrijfster dan oo» nergens doet. Dat maakt het ver haal zo krachtig. Het verl)aa stipt veel aan, het uiteenvalt van families, fundamentalisme onbegrip, illegaliteit en de een zaamheid van Turkse vrouwen. Selda is een meisje van ^ees.e,e bloed. Ze legt zich niet neer bij d feiten, ze is slim genoeg om zl' aan te passen, zonder dat ze zie zélf daarbij geweld aandoet. M haar vriendin mag ze een Ke mee de bergen in. Daar zou ze onafhankelijk K nen zijn, niet meer alleen Turkse meisje. Daar zou ze ku nen zien of watervallen werke bevroren. Ze zou met meer moed °P Ljj gaan naar dat nieuwe gebied ze op weg was gegaan van haar grootmoeders orrnnuu tuin. Dit keer zou ze niet e willen omkijken. C. Hkyilmaz: 'De bevroren wat' val'. Uitg. Querido, prijs 4"- Eind 1985 regisseerde hij de mensheidstragedie 'Faust' bij Toneelgroep De Appel. Nu, in het jaar waarin hij zestig wordt, debuteert Hans Croiset als operaregisseur. Bij de Nationale Reisopera enscèneert hij Faust van Charles Gounod. Op zaterdag 1 april gaat de opera in première in de Eindhovense Stadsschouwburg. Een ge sprek met een toneelleider die een lang gekoesterd verlangen in vervulling ziet gaan. Door Ton Verbeeten Een rafelige scheur over de volle breedte en diepte van het decor scheidt de bovenwereld van de onderwereld. We staan in het on heilspellend duister van de helle krocht met vet zwart geschilder de spelonken en twee zwarte ijze ren trappen. Hans Croiset staat erop dat decorontwerper Tom Schenk en lichtman Reinier Tweebeeke met hem op de foto gaan. Tenslotte werken ze al ruim een jaar aan Faustde ope- ra. Even later in de artiestenfoyer zegt hij: „Een groot verhaal, gro te 'gevoelens, grote gebaren. Het is mijn lust dat verhaal groots te vertellen, de mensen meteen bij de strot te pakken. Muziek werkt wezenlijk anders op de luisteren de mens dan een toneelvoorstel ling. Muziek is magie." „En Faust is toch een grand opé ra. Vijftig mensen in het koor, een gigantisch decor, grote effec ten. Er moet heel veel gebeuren. Daar laat ik met groot plezier mijn escèneringsdrift op los." „Spannend moet het worden en gevaarlijk. AI was het alleen maar omdat we niet in klassieke kostuums spelen. Dat werpt al een drempel op voor veel mensen. Het operapubliek bestaat voor negentig procent uit liefhebbers die willen genieten van wat ze kennen. Tien procent is geïnte resseerd in vernieuwing. Ik wil voor beide delen van de opera mensheid wat betekenen." Liefde „Natuurlijk heb ik er een hele boel aan, dat ik toen bij de Appel Faust integraal heb gedaan. Daaraan ontleen ik veel materi aal over leven en karakter van de personages, dat ik de zangers kan aanreiken ook al hoeven ze dat in hun rol niet te spelen. Het ver haal van de Faust van Gounod is oppervlakkig, plat, Readers Di gest. In al zijn tragiek erop ge richt de mensen zo snel mogelijk te ontroeren. Rechtstreeks aan sprekende melodieën die je in het hart treffen. Wat dat betreft is Faust een top-musical uit de vo rige eeuw." „Het gaat erom dat er mooi ge zongen wordt en goed geacteerd, maar ook wil ik tussen de regels door Goethe laten ademen. Ik ben ervan overtuigd dat Gounod eenzelfde liefde voor het origi- neel had als ik. Hij was gefasci neerd door Faust van Goethe. Hij las de vertaling van Gérard de Nerval en vond het verhaal zo prachtig dat hij twintig jaar later de opera componeerde. „Zijn Faust werd immens popu lair. Eind vorige eeuw stond in elk operahuis een kant en klaar Faust-decor. Iedereen kende alle rollen. Als er een voorstelling uit viel, kon Faust onmiddellijk in gevoegd worden. De Metropoli tan Opera in New York werd in die dagen niet zonder enige spot 'Faustspielhaus' genoemd. Het li bretto verscheen in vele talen. Er zijn zelfs vertalingen in het Ne derlands en Hebreeuws." Enthousiasme Na de Tweede Wereldoorlog ver dween Faust van de hitlijst. Verguizing werd zijn deel. Maar, er lijkt langzamerhand her- De adem van Goethe in een top-musical Hans Croiset: „Ik ben gefascineerd door het muzikale aspect van de emotie. nieuwd enthousiasme op te vlam men. De opvoering van de Natio nale Reisopera is na zeventien jaar de eerste in Nederland. Mo gelijk dat de vernieuwing in de regie van opera's die in de jaren zeventig werd ingezet door regis seurs als Guy Mortier die de Duitse toneelregisseur Peter Stein naar de Munt in Brussel haalde, daar iets mee te maken heeft. Hans Croiset herinnert zich hoe hij ooit in het Holland Festival Teresa Berganza en Elisabeth Schwarzkopf zag in Le nozze di Figaro„Dat was een aangrijpen de ervaring. Die zangeressen be grijpen zo goed hoe de emotie in elkaar zit. Een beetje regisseur met een analyserend vermogen tot mise-en-scène zou daar toch veel meer mee moeten kunnen doen, dacht ik toen. Zonder dat ik wist dat ik die regisseur wilde zijn. Ik voelde op een vage ma nier altijd wel voor de opera. In de tijd dat ik artistiek leider van het Publiekstheater was, deelde ik de Amsterdamse Stads schouwburg met de Nederlandse Opera en ik heb altijd alles van ze gezien. Er zijn toen wel eens ver kennende gesprekken geweest, maar ik heb dat niet doorgezet. Ik heb nooit veel gedaan buiten de gezelschappen die ik leidde." De lichte, maar enerverende last van het artistieke leiderschap van toneelgezelschappen, is in middels van zijn schouders ge vallen. Na het seizoen 1993-'94 droeg hij Het Nationale Toneel over aan Ger Thijs en greep hij meteen zijn kans toen de Natio- foto marco borggreve nale Reisopera hem vroeg. „En ze hebben me nu al gevraagd voor Don Carlos van Verdi. Ik doe dat van harte, eens in de anderhalf jaar een opera." Tekens Terug naar Faust. Hans Croiset: „Je hebt minimale tekens nodig in de opera. Het gaat erom heel secuur de emoties te verdelen over de muziek en over de perso nages. Bij het toneel gaat dat op een intellectuele manier, maar bij de opera zijn ze niet gewend aan tekstanalyse. Ik heb dat wel ge daan. „Hoe kan een opera zo populair zijn als hij begint met de schreeuw 'Rien, rien, rien', met een mens die voor de diepste af grond staat, in het besef dat hij voor niets heeft geleefd? Hoe krijg je dat besef bij de zanger? Ik zeg dan: Dat moet uit jou komen, uit jou alleen. Jij bedenkt de me lodie. Jij bepaalt. Het orkest, de dirigent, die helpen je. Maar jij bepaalt het, jij moet het doen!" „Eigenlijk is het werk van een operaregisseur hetzelfde als dat van een toneelregisseur. Wel is het veelomvattender. De organi satie is ingewikkelder. En je dient zeer beslagen ten ijs te ko men. Je kunt niet improviseren en met het wekken van onrust - dé manier waarop ik met ac teurs werk - moet je uiterst voorzichtig zijn. Bij zangers heb je te maken met gekende partitu ren en dat is vervolgens voor hun ook de emotie. Bij het toneel ga je dat eerst samen zitten uitvin den." „Ik ben gefascineerd door het muzikale aspect van de emotie. Als het niet zo plat getrapt was, zou ik zeggen, dat ik dat 'heel uitdagend' vind. Een zanger bouwt die emotie op de kwaliteit van de muziek wanneer hij met zijn repetitor studeert. Op het moment dat ik met hem ga repe teren, heeft hij de emotie al als basisvoorstel. Het spannende van de operaregie is, dat je daardoor meteen op de toppen van een ge nerale repetitie werkt." Subtiel „Ik ben ook gefascineerd door het gevoel voor regie van Gou nod, dat van alle tijden is. Zijn opmaten komen altijd precies op dat moment dat van betekenis is in het leven van een mens. Als ik iets niet voor elkaar kreeg. Een opmaat anders zag dan de zanger en hem ook anders wilde, dan zei dirigent Ed Spanjaard desge vraagd: 'Ja, voor mij is dat niet zo bijzonder. Dat staat ook in de muziek'. In mijn hart was ik dan wel blij, dat ik er zelf opgekomen was. „Ja, Gounod schreef een grand opéra, maar hij had ook een uit stekend gevoel voor afwisseling. Er is een lange intieme scène van de vier hoofdpersonen. Je ziet Faust schutteren, geforceerd jong doen in zijn pogingen een jong meisje te verleiden. Hoe dat ka rakter zich ontwikkelt. Hoe een totaal onschuldig meisje in de val loopt. Dat is voor mij heel tra gisch om te zien, Ik heb gepro beerd de interpretatie van die scène subtiel te veranderen. Men zal het daarmee eens zijn of niet. Een tussenweg is er niet." We zijn terug bij het begin. Hans Croiset staat op het speelvlak in het decor van Tom Schenk, die ook het decor van de Faust bij De Appel maakte. Nu weer en totaal anders. „Maar het gaat ook om een totaal ander statement," zegt Hans Croiset. „Onze samenwer king is voor mij van immens be lang. Tom reageert heel gevoelig en dat heb ik nodig. Zoals ik het licht van Reinier Tweebeeke no dig heb omdat dat als een lancet door de mise-en-scène snijdt en het beeld nog helderder maakt." De ex-Béjart-danser Piotr Nardelli geeft op 9 april een dansstage in Breda. foto sud reportage Van onze kunstredactie Breda - „Dansen is als een rivier. Het houdt nooit op te be wegen, het kan niet stil blijven staan. Zelfs als het stil staat dan zit er nog altijd energie, leven in." Een uitspraak van de balletdanser Piotr Nardelli. Op zondag 9 april verzorgt hij een dansstage bij de balletschool van Jorien Peemen in Breda waarvoor hij uit Frankrijk overkomt. De in Polen geboren en opge leide ex-Béjart-danser zal in Breda tweemaal twee lessen van anderhalf uur geven. Piotr Nardelli, die in 1979 na een succesvolle danscarrière stopte met optreden, is sindsdien in ternationaal een veelgevraagd gastdocent bij gezelschappen, workshops en dansstages. „Men heeft mij vaak verweten dat ik te ontspannen ben in een les. Maar ik hou van lachen. Voor mij is de beste manier om te leren dansen dat al lachend te doen. Een lichaam dat lacht, is veel vrijer, staat meer open om te leren dan een lichaam dat ge spannen is. Het is goed moge lijk om tegelijkertijd zeer ver zorgd en nauwkeurig te zijn met je lichaam. De twee samen, een vrije geest en een gedisci plineerd lichaam; dat geeft de beste resultaten." Piotr Nardelli studeerde in 1965 af aan de balletacademie van Warschau waar hij vooral werd gevormd door Russische docenten volgens de Vagano- ua-methode. Daarna was hij vijf jaar solist bij de Opera van Warschau waar hij optrad in het klassieke wereldrepertoire. Hij kreeg echter steeds meer belangstelling voor de moder ne dans. Tijdens zijn engagement in 1971 bij het Operaballet van Marseille leerde hij van artis tiek leidster Rosella Hightower dat klassiek ballet op verschil lende manieren kan worden gedanst, ook met de innerlijke spanning van de moderne dans. Hij trad ook op met het gezelschap van Roland Petit en vertrok in 1972 naar het Ko ninklijk Ballet van Stockholm. Een jaar later debuteerde hij bij het vermaarde Ballet vah de Twintigste Eeuw van Maurice Béjart in Brussel waar hij be langrijke rollen vertolkte. De fameuze Béjart liet Nardel li meermaals choreografieën van zijn hand bij buitenlandse groepen instuderen, lange, spectaculaire theaterdanswer ken met soms meer dan zestig dansers. Hierdoor ontstond een behoefte aan lesgeven. In 1979 richtte de ex-danser samen met een collega-landgenoot in Brussel een eigen studio op, Balletomania. Kort daarna vroeg Maurice Bé jart hem als gastdocent bij zijn befaamde MUDRA-school in Brussel waar bijzondere talen ten als Anne-Teresa de Keers- maeker werden opgeleid. Bij haar vermaarde dansgroep Ro sas en bij de groep van haar ex- danseres Michelle Anne de Mey gaf Nardelli in 1991 en 1992 ook lessen. In de afgelo pen vijftien jaar reisde hij als gastdocent de hele wereld af en gaf hij tal van internationale workshops. Piotr Nardelli vindt een klas sieke balletopleiding ook noodzakelijk voor iemand die later modern of jazzdans wil dansen. „Klassiek ballet kan nu ten dienste staan van alle andere dansvormen. Het geeft kracht en beheersing en heeft tegenwoordig een even grote innerlijke kracht als de heden daagse dans." „Dansen heeft heel veel met de natuur te maken. Ik denk dat wie wil dansen alles heel goed moet observeren, de natuur, de anderen... Alles in de natuur beweegt op de een of andere manier. Bewe gen betekent niet altijd dan sen. Dansen betekent dat men aan de beweging een bepaalde spiritualiteit toevoegt." Het Tongerlohuys in Roosendaal toont in een kleine expositie een viertal grafische technieken zo als toegepast door beeldende kunstenaars. Denkend vanuit de samenhang die een tentoonstel ling veronderstelt ligt de nadruk inderdaad op de verschillende vormen van grafiek: ets, hout snede, litho en droge-naaldets. En niet op de artistieke verwant schap tussen de beeldende kun stenaars van wie divers werk aan de muur hangt. Lucebert, Jan Cremer, Vincent van Ojen, Suzanne Hartmans, Guillaume Le Roy en Ronald Tolman hebben helemaal niks met elkaar, in ieder geval niet als kunstenaar. Het werk loopt uit een in artistiek gehalte, in the matiek, in stijl, in intensiteit. Maar dat hindert niet. Als je de ze presentatie bereid bent te zien als een educatieve daad, want die bepaalt het verband, dan valt er veel interessants te zien. Hoe beperkt het overzicht ook is. Altijd aangrijpend is het werk van Lucebert, in welke context dan ook. Er hangen bladen van hem uit 1994, de laatste uitdruk kingen van een veelzijdige ver beelding die altijd de mens be trof. Lucebert, de Keizer der vijftigers, een groot dichter, een groot tekenaar en schilder, over leed in mei 1994. Zijn werk ging overal over, maar altijd over de mens. De mens die grijnslacht, die zijn aangezicht schendt, die vertwijfelt en verwondert, die grote ogen opzet naar de wereld die hij ook de tanden laat zien. Het verhaal van de mens dat hij dicht in zijn tekeningen en te kent in zijn gedichten, daarvan is een fractie zichtbaar in het Tongerlohuys, maar een mooie fractie. Die paar bladen laten de twee kanten zien waartussen zijn hand voortdurend kantelt; het naturalisme versus het sche matisch karikaturale. Het natu ralisme laat die mens kwetsbaar en zoekend zien, een beeld dat speelt met beelden, in afwach ting van wat kan gebeuren. En karikaturaal getekend is de voorstelling onthullend, grim mig, bespottelijk, om te lachen zo verknipt. Lucebert etst zoals hij tekent. Zoekend, aarzelend en toch ge noegen nemend met de lijn zoals hij vanuit de etsnaald wordt be doeld en door het etszuur tot le ven wordt geroepen. En tussen de lijnen veel wit wat een mooie leegte geeft. Het etsen is bij uit stek en van oudsher een grafi sche techniek die het kunste naars mogelijk maakt snel en schetsmatig hun ideeën uit te voeren. De etstechniek is een vorm van diepdruk die toegepast wordt vanaf het begin van de zestiende eeuw. De etsplaat wordt bedekt met een zuurbe- stendige laag die plaatselijk wordt weggenomen zodat het zuur waarmee de plaat in aanra king komt alleen daar het metaal kan aantasten. Het beeld is spie gelbeeldig en verdiept in de plaat aangebracht. Met inkt ge vuld levert dat beeld tenslotte de afdruk op. Kenmerkend voor de ets zijn het altijd wat vloeiende karakter van de lijnen ontstaan door het uitbijten van het zuur, dat nooit zo'n scherpe lijn kan opleveren als de gegraveerde lijn. De ets is dan ook wat meer tekenachtig en Door Frits de Coninck lijkt wat minder gedrukt. Dat maakt ook dat de etsen van Lu cebert eruit zien als z'n tekenin gen, dezelfde stijl, dezelfde be weeglijkheid, dezelfde schets matigheid. Vincent van Ojen, nog betrekke lijk jong in dit gezelschap, ge bruikt de oeroude houtsnede. En eigenlijk op de manier van het schilderij. Het blad is bij hem tot aan de rand toe gevuld, met bloemen, fruit, of wat zich laat aanzien als een tafereel een het strand. Hij gebruikt een soort hout voor zijn werk dat nog een duidelijke nerf toont. Het maken van de houtsnede is bij hem zo zichtbaar dat dat pro ces het antwoord beperkt op de vraag wat er precies te zien is. Het enig goede antwoord op die vraag is een houtsnede van Vin cent van Ojen. De houtsnede is een vorm van hoogdruk in hout waarbij de kunstenaar met mes sen en gutsen die delen weg snijdt die niet tot het beeld be horen. Het beeld komt zodoende hoger te liggen dan wat niet af gedrukt wordt. Van Suzanne Hartmans, geboren in 1969, opgeleid aan St.-Joost in Breda, hangen er droge- naaldetsen. Met een naald wordt de tekening direkt gekrast in een metalen plaat en wordt er dus geen gebruik gemaakt van een inbijtend zuur. Daarom is het ook geen echte ets. De bramen die bij het krassen ontstaan leve ren bij het afdrukken in inkt een typische lijn op die de droge- naaldets onderscheidt van de ets of de gravure. Het tweede dubbeltalent in dit gezelschap is Jan Cremer met zijn litho's, tegenwoordig de po pulairste grafische techniek. En de meest eenvoudige, vandaar wellicht. Het is een vorm van vlakdruk waarbij het beeld in vetkrijt of vette inkt recht streeks op een steen wordt gete kend en vervolgens wordt afge drukt op papier. In het werk van Jan Cremer, schrijver en schil der, vallen zijn ego en Nederland samen. Jan Cremer schrijft over Jan Cremer en schildert het beeld van Holland zoals Ameri kanen dat hebben, het cliché dus. Zijn litho's gaan over tulpen en over niks anders, ook voor hem een uitstekend exportpro- dukt. Grafiek in het Tongerlohuys, Mo lenstraat 2, Roosendaal; tot 24 april, open dinsdag- t/m zondag middag De olieverfschilderijen van Hans Landsaat tonen de kunst om een groot vlak leeg te schilderen. Daar zit natuurlijk iets para doxaals in. Want waarom zou je de leegte willen schilderen als je een verhaal hebt te vertellen. Het verhaal dat Landsaat vertelt is het verhaal van de leegte, zo iets als de wereld die geschapen werd om woest en leeg te zijn. En Houtsnede 'Vaas' van Vincent van Ojen, te zien in Roosendaal tegelijk de potentie had om zich zelf met nieuw leven te vullen. Het grote vlak dat Landsaat schildert is dan ook niet leeg in de zin van doods. Hoe weinig je ook denkt te zien, het herbergt een vruchtbaarheid die wortelt in de manier waarop hij schil dert. Wat van één kleur lijkt te zijn, bestaat uit tal van gradaties van blauw, bruin, grijs. Je ziet de penseelstreken die de nuance ringen aanbrengen in de verf laag, kleurtonen die een hechte sfeer scheppen. Het is die homo gene sfeer die de belofte inhoudt van meer, nieuw, anders. Het is de zuinigheid van het gedicht dat meer wil zeggen in minder woorden. Daarmee is de paradox' opgelost: de leegte in zijn schil derijen is vol van belofte, vol van sfeer. De leegte is bij hem dan ook een relatief begrip. Het ge schilderde vlak dat de grondtoon zet voor de beleving, wordt ge markeerd door vormen die ner gens de gedaante aannemen van een concreet, herkenbaar voor werp. Zijn vormen zijn dingen die al leen maar in het schilderij kun nen bestaan en er ook amper om vragen nader in betekenis ge duid te worden. Als je wat langer naar zijn doeken kijkt, verflauwt de neiging om er meer achter te zoeken dan dat wat ze in het schilderij zijn: non-figuratieve elementen die op de juiste plaats staan. Want wat die vormen in ieder geval doen, is de ruimte be nadrukken die in de doeken be staat. Ze zijn op een afgewogen plek neergezet, zodanig dat het beeld in evenwicht hangt. En de leegte blijft voortbestaan. Dat is dus een zaak van compositie en ook die komt op zuinige manier tot stand. Zoals Picasso formu leerde: als je een stilleven met vier dingen wilt schilderen, moet je het proberen met drie. Als dat lukt, is de compositie geslaagd. En zo geslaagd en mooi zijn in derdaad de doeken van Hans Landsaat. Ze vertellen veel met weinig middelen. Schilderijen en werk op papier van Hans Landsaat in Galerie Ko- kon. Stationsstraat 38-40, Til burg: tot 16 april, open wo. t/m za. I

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1995 | | pagina 17