Chassé Theater als constante beweging EGGER BOEKEN *kt Turfschip wil aditie worden tianen, piraten dijk gespuis Nieuwe schouwburg verandert het aanzicht van Breda drastisch GROTE GIDS D3 Deltamapje van Ab Sok Groningen Het fysieke beeld van Caro Anish Kapoor VRIJDAG 17 MAART 1995 D2 DE STEM VRIJDAG 17 MAART 1995 zie, scheep- en luchtvaart ku™ kinderboeken, streekromans „De beurs is bedoeld voor echt boekenwurmen én voor een bret J I publiek", aldus Donders w?l nodigen de mensen ook uit' n» boeken mee te nemen, die ze te plaatse kunnen aanbieden of 1! 1 ten taxeren. Wij mikken 0p Jnl groot publiek uit de Randstad Vlaanderen en Brabant." De grafisch kunstenaar Ad sni (1917) heeft een levenslange voorkeur voor bruggen, dammen zendmasten, flyovers en andert' streng geometrisch vormgegevei kunstwerken in de weg- en wa terbouw. De Deltawerken vormen vooi Sok een ideaal werkterrein. Tus. sen 1959 en 1969 legde hij de ver- schillende objecten van deze wer ken vast in een grote reeks litho- grafieën. Twintig van deze Delta-litho's van Pan Sok zijn verschenen ir een klein boekje in de Slib-reeks onder de titel Deltamap. He' deeltje is een uitgave van de Stichting Kunstuitleen Zeeland Prijs 10,-. >rdt de nieuwe gastschrijver aan de Rijksuni- Is de tiende schijver die dit ambt aan de RUG Stichting voor Onderwijs, Kunst en Weten- Istschrijverschap. Irdervliet in het openbaar college geven. Ook en belangstellenden zes colleges over het the- 'nkele werkcolleges op het programma. Noor- (1993 haar vierde roman, De naam van de Va! llands in Leiden. eek, op lin het J eerste In Ver- 1 Ander pn het luur en (oeken- het tijd |en van •gezette >n". al ders uit larlijkse Jr, elke lus. Die is. Daar ar in het pf gelijk veek". oekhan- phrijven Op dit I stuk of boeken, kranten, h, strips, (ten, ka- pecialis- Jertegen- pografie, |en, poë- tj het derde der Kolk Costa Ri- kwam ze Nederland lonen. Hoe Ir opviel in Jland staat slikaan op ianseres. Jaar en ze •ie jaar in leine zusje 1 Erik gaat ■naar Costa |t Hertenei- haar oma, It veel meer 1 eiland, ze ijk Spaans Tteren voelt [thuis. Haar pdt het reu- B, in de stad Icultuurver- last elkaar, kte woorden ponstructies kt ze eigen- elenderwijs. I je een heel darita's fa- Jileven waar Iteit hebben. Ike Indiaan- irotegas, en r sprake, ei- 'een beetje r kijkt naar zoals kin teentjes, le- elpen; ooms ide, geheim- it zijn korte voudig, hel- r er gaat wel je open. d is het in de uitgeverij ior kinderen vlot lezen, n aan een in- De serie :en behoefte, dan ook tot n het vorige Je kunt een verantwoorde serif bedenken, echt goed verkoeh worden de boeken alleen als ze ook goed geschreven zijn, zoals bijvoorbeeld 's Nachts is alles an ders van Paul van Loon. Die heef zich gespecialiseerd in griezel boeken, en in dit boekje dravei weliswaar heksen, spoken en krokodillen op, echt bloedstol lend is het vrolijke verhaal niel De hoofdfiguur Marjolein kan a dat nachtelijke gespuis heel aan, terwijl ze eigenlijk zo ban; is in het donker, dat ze in bei plast omdat ze er 's nachts nie uit durft. Toch roept ze keihari het tegenovergestelde: 'bang.. helemaal niet, ik durf 's nachts wel in een tent te slapen!' En dat kan Marjolein niet meer terug. Van Loon trekt Marjoleins faas heid er zachtjes en humoristisd uit door middel van een tuinka bouter. Er komt veel aan te voor dit verhaal, een ontvoerde baby, een Zwarte Vledder, eei koning en een koningin, maar he verhaal zit goed in elkaar en echt goed geschreven. Piraat Êen echte piratenmeid van f Rooijers is ook goed geslaagd Kim krijgt voor haar verjaardag een verrekijker uit een tweede hands-winkel, ooit was hij van een echte piraat. Door die kijker komt Kim in contact met kapi tein Breedkaak, piratenkoninj Goudtand, oude landkaarten ei geheime schatten, precies r~" het hoort. Rooijers voldoet op een heel luch tige manier aan je verwachtin gen. Kim draagt een ooglapje ei wordt erom geplaagd, dat is de basis van haar verhaal. Ze word een echte piratenmeid die beter kaart kan lezen dan de ouwe rot ten in het vak, en dus vindt zij d felbegeerde schat. A. van der Kolk: 'Een beetje Indi aan'. III. C. Fialkowski. Uitg. Goor. Prijs 24,90. Leeftijd 7- 0 jaar F. van Loon: "s Nachts is 3lles ders'. Ili. A. Hoogstad. Uitg. Zwijs Prijs 16,95. Leeftijd 7-8 jaar. E. Rooijers: 'Een echte pirW! meid'. III. A. Hoogstad. Uitg. Z sen. Prijs 16,95. Leeftijd 7-8 jaar. --C-- Het Chassé Theater op weg naar de voltooiing: opmerkelijke architectuur foto's willem blauw 'amila Fialkowski in 'Een beetje Indiaan Door Frits de Coninck Breda krijgt er een monument bij. Nog voor dat het Chassé Theater zijn eerste voorstelling heeft gerealiseerd, al een veel besproken monument. Hoe dan ook, het staat er. Tussen het nieu we Stadskantoor en de oude Kloos terkazerne die ligt te wachten op een aangepaste functie, staat een gebouw dat aandacht trekt. Dat door zijn ei genzinnigheid een plek markeert die weieens het nieuwe hart van Breda kan worden. Waar oude functies verdwijnen en nieuwe ruimte ontstaat in het historische gebied tus sen de singels, rijst het nieuwe Chassé Thea ter op. Een verandering in het aanzien van Breda dat in de hoogte alleen maar getekend wordt door de toren van de Grote Kerk, de watertoren aan de singel en de rookpluim van de suikerfabriek. Alle turbulentie over financiering, planning en exploitatie hebben de aandacht zo over vloedig bezig gehouden, dat de aanleiding tot dit alles onbesproken zou blijven: een gebouw van opmerkelijke architectuur. Een theatraal gebouw dat vraagt om theater. Dat van over al in Breda waarneembaar is door de vorm die het zo karakteristiek maakt: een dak dat golft in de ruimte. Vorm De architectuur toont zich het mooist vanaf de singel. Aan het einde van die nu nog lege Chassévlakte staat het gebouw dat zich door zijn kleur, volume, plaats en voor alles zijn vorm onderscheidt. Van al die conventionele bebouwing die daar omheen staat. En inder daad, daar valt het Stadskantoor dat de allu re heeft van een sarcofaag, ook onder. Het Chassé Theater staat eigenlijk niet eens. Het is zeker temidden van zijn omgeving een voortdurende beweging. In hoogte, breedte en lengte. Van elke kant gezien is het gebouw anders. Herman Herzberger heeft twee, in hoogte verschillende toneeltorens neergezet, daaromheen een aantal ook weer in omvang afwijkende ruimtes en al die afzonderlijk her kenbare bouwvolumes gestopt onder golven de daken die als een immense sprei over dat alles heen gedrapeerd zijn. Zo voor het verre oog is het een gebouw dat zich de oude stad in wentelt. Een vloeiende overgang tussen geschiedenis en werkelijk heid, tussen bestaande vormen en nieuwe mo gelijkheden. Het feit dat het oog zo geleid en verrast wordt, is een kwaliteit die eigenlijk van barokke herkomst is. Niet de Barok als het cliché van overdaad en sentiment zoals dat geworden is, maar de barok verstaan als een disharmonie, als een spel van beweging en tegenbeweging. Zoiets als theater is. Het Chassé Theater heeft een enorme maat voering. Het is in totaal 127 meter lang, kent een grootste breedte van 87 meter en een maximale hoogte van ruim 32 meter. Het is voor elke archtitect een uitdaging om zo'n ge weldig volume tegelijk monumentaal te laten zijn en een menselijke maat te laten bewaren. Het moet groot zijn om de gewenste functies te realiseren en mag tegelijk niet als gigan tisch ervaren worden. Een theater heeft een publieke functie en mag zich dus niet door vierkante massaliteit afschermen van de straat waarmee het in verbinding moet staan. Zowel letterlijk als figuurlijk. Een theater bouwen is een heel specifieke op dracht. Als men daar nog bij betrekt dat dit gebouw een stuk grond ten deel viel, een rest- het dak uiteen zodat er een deling ontstaat waar je een doorlopende eenheid verwacht. Hertzberger heeft gezocht naar een spel voor het oog dat past bij theater, dat de architec tuur theatraal maakt. De binnenruimte van het Chassétheater is vooral bepaald door flexibiliteit. Er is maar weinig dat vaststaat. Gelukkig de muren en het dak, maar binnen dat primaire archi- tektonische kader is in principe alles moge lijk. Dat begint al op de plaats waar de bezoe ker zich het eerst bevindt. De grote foyer ruimte aan het begin waarvan zich de balie voor kaartverkoop bevindt. Onmiddellijk hierna liggen aan de rechterkant het filmhuis met twee zalen (72 en 120 personen) en het theatercafé. Aan het begin links de muur van de VSB-zaal, de middenzaal. De foyerruimte is de voortdurend variërende ruimte die overblijft tussen de zalen van ver schillende grootte en vorm en de buitenwand diepe orkestbak voor publiek wordt gebruikt. De vloer daarvan is hydraulisch verplaats baar zodat die trapsgewijs deel uit kan maken van de zaalvloer. Die enorme schaal ten spijt, heeft de artiest die op de Bühne staat het gevoel dat hij het publiek de hand kan reiken, bij wijze van spreken. Het publiek zit er dus bovenop. Dat gevoel van intimiteit heeft Hertzberger be reikt door de lengte-as tot breedte-as te ma ken. Ook weer zo'n oplossing uit de Barok-ar- chitectuur om een ruimte anders te doen er varen. De afstand tussen de toneellijst en de achterwand is maar 25 meter. Ter vergelij king: in het nu verlaten Concordia was dat 33 meter, in theater Carré zelfs 43 meter! Die be langrijke psychologische ervaring komt ook voort uit de disharmonische ophanging van de plafonds. Het intieme gevoel van contact dat het pu bliek met het toneel moet kunnen hebben, is dat getal uitbreidbaar tot 1250 staande be zoekers. Ook hier is de stoelopstelling zo te variëren dat er eventueel ook tussen het pu bliek in gespeeld kan worden, wat nog een aantal van 500 mensen mogelijk maakt. Deze zaal is vooral gedacht als een plek voor het klassieke lijsttoneel. Het toneel kent een grootste opening van 21 meter, groter nog dan de toneelopening van de grote zaal. Herman Hertzberger (Amsterdam, 1932) is een van Nederlands invloedrijkste architek- ten. Zijn werk komt voort uit wat we het be sef van onze cultuur kunnen noemen en gaat uit van het menselijk gebruik. Een spraakma kend project als het kantoorcomplex van Centraal Beheer in Apeldoorn heeft hij ont worpen vanuit de mensen die daar gemiddeld acht uur per dag doorbrengen. Nergens zijn mensen zo lang achtereen als op hun werk plek. En dus ontwerpt Hertzberger zijn ge bouw vanuit dit menselijke feit. Dit ligt aan ruimte eigenlijk, dat ingeklemd ligt tussen zulke verschillende vormen als Stadskantoor en Kloosterkazerne, dan wordt zichtbaar voor welke ingewikkelde opdracht architect Herman Hertzberger zich geplaatst heeft ge zien. Hij heeft gekozen voor een ontwerp dat niet gebaseerd is op één grote buitenvorm, maar voor het onderscheiden van de diverse, in functie en grootte afwijkende ruimtes. Dat is het principe van de geleding dat onover zienbare volumes vermijdt en de schaal ver kleint. Wat gedeeld wordt, ervaart het oog als klei ner. Daarom ook geen buitenwanden uit één stuk en van één materiaal. Maar verdeling in lichtgrijs, donkergrijs, wit en verdeling in be ton, stucwerk, glas, aluminium, kunststof. Dat levert een afwisseling van vormen en ver houdingen op waarin het gebouw zich voort durend anders manifesteert. Tot beweging komt in een nauwe, stedelijke ruimte. Een vi suele beweging die vergelijkbaar is met die in een Romeinse kerk van de Barok-architect Borromini. Zo kunnen we het golvende dak beschouwen als een praktische oplossing om in hoogte ver schillende volumes samen te brengen, maar ook als een spel van convexe (bolle) en conca ve (holle) lijnen. Net als in de Barok. Lijnen houden onverwacht op om op een ander, on verwacht punt verder te gaan. De hoofdin gang is niet waar men hem verwacht, maar aan de zijkant, zodat een saaie symmetrie vermeden wordt. En boven de ingang splijt van de Kloosterkazerne, die onverwacht het Chassé Theater binnendringt. De foyer slin gert zich verder als een straat langs de glazen buitenmuur aan de kant van de Kloosterka zerne en de muren van de kleine en de grote zaal. De toegangen tot de zalen liggen dus aan de zijkant en daar dan ook de buffetten die zich op verschillende, open verdiepingen bevin den. Tussen die buffetten en de filmhuizen aan het begin heeft Hertzberger bruggen ge dacht die natuurlijk nodig zijn in geval van calamiteiten. Maar onder normale omstan digheden maken die bruggen verbindingen die uitnodigen tot nieuw, sociaal gebruik. Een vorm die vraagt om een invulling die nog op geen enkele wijze vaststaat. Een omkering van het oude vorm-volgt-functie-principe. Geleding De looppruimtes en buffetten heeft Hertzber ger verdiepingsgewijs in de grote ruimte ge hangen om al te enorme vides te voorkomen. De hoogte van de zaalruimtes zou al te domi nant worden. Ook hier geldt weer dat princi pe van geleding dat grote volumes fragment eert om ze voor het oog te kunnen behappen. De mens is tenslotte de maat der dingen. Ook ten aanzien van het Chassé Theater. Denkend-vanuit dat beginsel heeft Hertzber ger in de Grote Zaal een verbazingwekkend soort intimiteit tot stand gebracht. De capaci teit is normaal 1200 personen, een aantal dat uitbreidbaar is tot 1289 als ook de 3,60 meter wordt ook optisch verzorgd. De architect heeft vanuit elke stoel optimale zichtlijnen gerealiseerd. Het interieur van die Grote Zaal wordt van klassieke theatersnit; een boeket van roodtinten, zoals Hertzberger dat zelf noemt. In vergelijking met die uitbundige Grote Zaal, met dat verschil tussen werkelijkheid en beleving, is de middelste, kleine zaal een toonbeeld van saaiheid. Het is letterlijk een black box, de meest neutrale zwarte doos die denkbaar is. Wat zwart lijkt, is overigens nachtblauw. Het is de droom van elke experi mentele theatermaker: een zaal zonder vast podium die voor elke produktie aangepast kan worden aan de specifieke eisen van de ge avanceerde theatertechniek. Zelfs de plaats van het publiek ligt niet vast. In figuurlijke zin treedt de architect hier te rug ten gunst van de artiest die hij de volle vrijheid geeft. Hier schept de architect alleen maar de voorwaarden en laat de theaterarchi tectuur aan de theatermakers over. Tussen de drie zalen is geen contactgeluid mogelijk. De zalen hangen als het ware los in het gebouw zodat er tussen de gemeenschappelijke muren ruimte is die akoestische overdracht voor komt. Het praktische gebruik is afgestemd op zowat het toppunt van menselijk lawaai: een hossende carnavalsmassa. De middenzaal die aan de voorzijde van het Chassé Theater ligt, kent in klassieke opstel ling een capaciteit van 740 mensen. In geval van popconcerten die hier ook voorzien zijn, de basis van zijn keuze om dit enorme com plex te geleden in x-aantal werkeenheden, zoals een honingraat er uitziet. Dat principe van geleding wordt als concept mooi zichtbaar in zijn vrije kleurschetsen die samen met maquettes, materiaalstudies, kleurproeven etc. in De Beyerd tentoonge steld worden. Daar is ook te zien een foto van het kleine beeld van Giacometti, getiteld Femme couchée qui rêve uit 1929. Het beeld, dat zich bevindt in het Kunsthaus in Zurich, is met zijn vrije, abstract golvende vlakken de eerste inspiratie geweest voor het golvende Chassédak. Zo gaat een architect ook te werk. Het wegstoppen van die plompe toneeltorens en het visueel verbinden met de andere ruim tes was het probleem, de herinnering aan dat beweeglijke beeld was de sleutel tot een plas tische oplossing. Ritueel Een theater is voor Hertzberger wat vroeger in Nederland kerk en straat waren. De rituele plek waar de sociale ontmoeting gestalte krijgt, het podium van ons publieke leven. Het theater moet dus een voortzetting van de straat zijn, die liefst drempelloos daarin over gaat. Vandaar de ingang die zich losscheurt van het gebouw om de bezoeker binnen te zuigen, vandaar de ruimtelijke aandacht voor eten en drinken, vandaar de straatvorm van de foyer en de bruggen die een sociale funktie hebben. Hertzberger wil geen theatergebouw dat al leen maar open staat voor gebruik, hij wil een theatergebouw dat gelegenheid schept, dat vraagt om theater. Hij heeft de flexibele vorm gezocht bij wat de moderne theatertechniek vereist (en dat is veel en groot) en bij wat theaterdirecteur Reg ten Zijthoff aan invul ling droomt. Herman Hertzberger heeft voor 57 miljoen gulden een spraakmakend gebouw gereali seerd dat onder één dak verschillende funk- ties verenigt (ballet, klassieke muziek, film, toneel, popmuziek enz.) waar elders, in steden van vergelijkbare grootte als Eindhoven, ver schillende gebouwen voor nodig zijn. En dus een som geld die veel groter is dan Breda nu kwijt is. Het monumentale Chassé Theater houdt ook een uitdaging in. Het ontwerpen en neerzet ten van zo'n gebouw, met deze schaal en deze uitstraling, is een grondige ingreep in de ste delijke ruimte. Ook in de stedelijke politieke huishouding overigens. Maar de oplevering is geen eindpunt. De inrichting van de direkte omgeving zal beslisen over de beleving en waardering ervan. Het gebouw zal moeten functioneren in de omgeving waarvan het deel uitmaakt. Elke verkeerde beslissing die in dat opzicht geno men wordt, zal de architectonische waarde aantasten, hoe groot die ook moge zijn. Nog teveel is onzeker. Wat wordt de functie van de aanpalende Kloosterkazerne, wat gebeurt er met dat schitterende plein tussen kazerne en theater, waar blijven die 800 tot 1000 auto's waarmee het gehoopte aantal van 2400 bezoe kers naar theater en filmhuis komen, en voor al: hoe zal dat enorme Chasséterrein ingericht worden? Over zo'n belangrijk stedelijk gebied dat het theater flankeert, is nog steeds geen definitie ve beslissing genomen. Hoe het ook anders kan, blijkt in Maastricht waar de stad zich voor een gelijke opgave gesteld zag. Daar heeft men de inrichting van het grote Cérami- que-terrein aan de overkant van de Maas in handen gegeven van architect Jo Coenen. Binnen dat plan moest het ontwerp passen voor het net opgeleverde Bonnefantenmu- seum, van de Italiaanse architect Aldo Rossi (inderdaad, van het torentje in de Bredase singel). Dat is toch iets anders dan een spraakmakend Chassé Theater neerzetten en dan maar zien hoe het verder gaat. Bestuurlijk Breda wacht nog een aantal belangrijke beslissingen. De stad en de regio kunnen vanaf half juni alvast van een schitterend gebouw genieten dat theater mogelijk maakt waarop in Breda nooit eerder kans was. Schetsen, studies, foto's, maquettes, teksten van Herman Hertzberger in De Beyerd, Bo schstraat 22, Breda; t/m 17 april. Het is een cultureel merkwaar dig verschijnsel dat een land als Engeland in de twintigste eeuw zoveel grote beeldhouwers heeft voortgebracht, en in verhouding daartoe veel minder grote schil ders. Even opvallend is het dat die situatie in Nederland, en dat is al eeuwen zo, min of meer om gekeerd is. Daar zouden weieens maatschappelijke verschijnselen aan ten grondslag kunnen liggen die verder reiken dan alleen het artistieke terrein. Engeland heeft belangrijke beeldhouwers voortgebracht als Henry Moore, Barabra Hep- worth, Anthony Caro,, Gilbert George, Barry Flanagan, Ri chard Deacon, Tony Cragg, Anish Kapoor. Dat is zo onge veer de geschiedenis van het heeld in de twintigste eeuw. Op het ogenblik is er in Brabant, °P korte afstand van elkaar, een mooie vergelijking mogelijk tus sen twee generaties Engelse beeldhouwers. In Tilburg in De c°nt exposeert Anish Kapoor (1954) negen beelden en installa- ''es en in De Beyerd in Breda zijn zeven Cascadebeelden van Anthony Caro (1924) te zien. Sir ykhony Caro om ook precies Zl)n maatschappelijke positie 'an te duiden. Tussen de geboortedata van Ca- 0 en Kapoor zit maar een ver schil van 30 jaar; in de tijdreke- mng van de eigentijdse kunstge- chiedenis is dat een kloof van enkele generaties. In die dertig Jaar zijn de opvattingen over wat et beeld moet zijn, volstrekt an- geworden. heeft zich het afscheid van het sokkelbeeld voltrokken. De beel den uit 1989-1990, de Cascade- beelden, lijken nog wel op zoiets als een sokkel te staan, maar dat heeft niets meer van doen met de klassieke sokkel, de neutrale, buiten beeld vallende drager. De sokkel die als eerste functie had een scheiding aan te brengen tussen vloer en beeld. Wat een sokkel lijkt, is bij Caro meer een altaar die deel uitmaakt van het beeld. Op dat altaar krijgt het beeld de ruimte zich uit te strek ken en zich van de vloer te ver heffen. Zowel horizontaal als verticaal de ruimte in. Dat houdt een fysieke aanwezig heid in die verder gaat dan de ui terste maten van het beeld. De eerste zaal van De Beyerd lijkt met drie beelden, Mouchoir, Gold coast en Velour, ruim schoots gevuld terwijl de letter lijke grootte van de beelden wel meevalt. Een cascade is een waterval en zo gedragen zich ook de zeven beelden die in De Beyerd worden tentoongesteld. De beelden be staan uit een aaneenschakeling van losse vormen van staal. Een idioom dat het midden houdt tussen bestaande, industriële vormen als stukken pijp en an derzijds vrije, plastische fanta sieën in staal. Die vormen zijn volkomen verschillend en in ze kere zin willekeurig aan elkaar gelast wat een permanent wisse lend spel oplevert van tegenstel lingen. In zwaarte, openheid, vo lume, licht, kromming etc. Alles bij elkaar zijn ze een draperie over de randen van het altaar heen waarop ze zichzelf tentoon stellen. Over de randen heen rei ken de beelden naar de vloer. Ze storten zich in een beweging die vanuit het beeld wordt opge bouwd, de diepte in. De omgekeerde gewaarwording, als zou het beeld op de grond staan en vandaaruit omhoog rei ken, heb je nergens bij de Casca debeelden. De hele, complexe structuur is erop aangelegd om lichtvoetig naar beneden te glij den, in wezen tegen de natuur van het staal in. De huid van het In het oeuvre van Anthony Caro 'Cuckoo Talk' van Anthony Caro staal is in enkele gevallen met was bewerkt wat de koele hard heid van het materiaal omzet in een uitnodiging tot aaibaarheid. Zo is een beeld van Anthony Ca ro een uitgesproken lichamelijke aanwezigheid in de ruimte van de beschouwer. De Beyerd, Bosschtraat 22, Breda; t/m 17 april (op maandag gesloten). Een beeld van Anish Kapoor veronderstelt actieve deelname van de kijker. Deelname die ver der gaat dan alleen maar betrok kenheid. Om het beeld van Kap oor echt te kunnen waarnemen, moet je een mentale binding aangaan. Je vraagt je af wat er in dat donkere gat te zien is. Pas door die vraag ben je deelnemer, een voorwaarde om wat te zien. De Pont in Tilburg heeft een werk van Kapoor in bezit dat een geheel met blauw pigment be werkte ruimte is. Pas na enkele momenten van aandachtig kij ken ontwaart de kijker een grote, eveneens met blauw pigment be poederde bol (diameter 240 cm) die zich losmaakt in die egaal blauwe ruimte. Het beeld geeft zich prijs voor wie actief kijken wil, deelnemer wil zijn. Wat je ziet is een ruimte die als idee bestaat, geen ruimte dus waarin je vrij rond kunt lo pen. De ruimte van Kapoor speelt zich af binnen de grenzen van een norse, stenen omgeving, een wolhok zoals in Tilburg of een grote klomp steen. De ruimte bestaat uit pigment van een en dezelfde kleur. Dat maakt on derscheid van enigerlei vorm aanvankelijk moeilijk. Maar wie zich dichterbij begeeft en liefst met zijn hoofd in de binnenruim te is, ontwaart in die uniforme kleur een vorm die langzaam in het oog komt. Bij voorbeeld een grote blauwe bol, of een gat in de vloer dat zich aanvankelijk laat aanzien voor een stuk donker vilt. Dat proces vraagt sterke concentratie, naar het zich laat aanzien met de ogen, maar uit eindelijk veel meer nog met de geest. Want die kleur en de daar uit voortkomende vorm leiden naar een betekenis die zich op het volkomen abstracte, spiri tuele niveau bevindt. En zodoen de van de hoogst persoonlijke strekking is. Wie buitenstaander blijft, ziet niks. Kijkt wel naar een wolhok, zoals in De Pont waar de Kapoor twee werken vast geïnstalleerd heeft, of naar een klomp kalk steen van meer dan mensenmaat, maar ziet niks. Kapoor eist een wil om te kijken en levert een wereld om te zien. Want de over gave aan het beeld en de concen tratie op wat de ogen echt zien, 'Untitled' (1992) van Anish Kapoor levert de verrassende gewaar wording op van een vorm in een ruimte die niet leek te bestaan. De kijker neemt waar door het licht, daglicht of kunstlicht, dat in het werk van Kapoor de eerste barrière is die de toeschouwer moet nemen. Zolang hij in zijn ogen het licht van buiten toelaat, ziet hij niks, hoe zeer hij ook bereid is te tu ren. Zodra hij zich met zijn hoofd in de kleine ruimte be geeft, weert hij dat harde, in dit geval verhullende licht, en ziet die schitterend blauwe kleur. En vervolgens is het alsof de kleur zelf het noodzakelijke licht le vert om de vorm te zien die in dat pigment gerealiseerd wordt. Naast de twee installaties die tot de vaste collectie behoren, heeft Anish Kapoor recente sculptu ren in hout en steen neergezet. De stenen zijn van kalksteen en zijn van forse afmeting. Ze staan pontificaal op de vloer als kapel len in het landschap. De buiten vorm is ruw en onbewerkt, in de kleur die de natuur zo heeft ge wild. Aan een zijde heeft hij er een gat in gehakt, geslepen en gepolijst dat als binnenruimte volstrekt contrasteert met de buitenkant. Die grove materialiteit van de buitenkant is aan de binnenkant als het ware ontstoffelijkt. Of die steen is volmaakt glad ge schuurd zodat er een spiegelend opervlak ontstaat waar het oog nergens aan kan blijken haken. Of die binnenkant is met blauw pigment bedekt zodat er een on peilbare opening ontstaat. In beide omstandigheden lijkt het beeld volstrekt immaterieel, aan de fysiek ontstegen. Het beeld is intutie geworden. De Pont, Wilhelminapark 1, Til burg; t/m 2 juli

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1995 | | pagina 19