Chassé Theater als constante beweging
EGGER
BOEKEN
*kt Turfschip wil
aditie worden
tianen, piraten
dijk gespuis
Nieuwe schouwburg verandert het aanzicht van Breda drastisch
GROTE GIDS
D3
Deltamapje
van Ab Sok
Groningen
Het fysieke
beeld
van Caro
Anish Kapoor
VRIJDAG 17 MAART 1995 D2 DE STEM
VRIJDAG 17 MAART 1995
zie, scheep- en luchtvaart ku™
kinderboeken, streekromans
„De beurs is bedoeld voor echt
boekenwurmen én voor een bret J I
publiek", aldus Donders w?l
nodigen de mensen ook uit' n»
boeken mee te nemen, die ze te
plaatse kunnen aanbieden of 1! 1
ten taxeren. Wij mikken 0p Jnl
groot publiek uit de Randstad
Vlaanderen en Brabant."
De grafisch kunstenaar Ad sni
(1917) heeft een levenslange
voorkeur voor bruggen, dammen
zendmasten, flyovers en andert'
streng geometrisch vormgegevei
kunstwerken in de weg- en wa
terbouw.
De Deltawerken vormen vooi
Sok een ideaal werkterrein. Tus.
sen 1959 en 1969 legde hij de ver-
schillende objecten van deze wer
ken vast in een grote reeks litho-
grafieën.
Twintig van deze Delta-litho's
van Pan Sok zijn verschenen ir
een klein boekje in de Slib-reeks
onder de titel Deltamap. He'
deeltje is een uitgave van de
Stichting Kunstuitleen Zeeland
Prijs 10,-.
>rdt de nieuwe gastschrijver aan de Rijksuni-
Is de tiende schijver die dit ambt aan de RUG
Stichting voor Onderwijs, Kunst en Weten-
Istschrijverschap.
Irdervliet in het openbaar college geven. Ook
en belangstellenden zes colleges over het the-
'nkele werkcolleges op het programma. Noor-
(1993 haar vierde roman, De naam van de Va!
llands in Leiden.
eek, op
lin het
J eerste
In Ver-
1 Ander
pn het
luur en
(oeken-
het tijd
|en van
•gezette
>n". al
ders uit
larlijkse
Jr, elke
lus. Die
is. Daar
ar in het
pf gelijk
veek".
oekhan-
phrijven
Op dit
I stuk of
boeken,
kranten,
h, strips,
(ten, ka-
pecialis-
Jertegen-
pografie,
|en, poë-
tj het derde
der Kolk
Costa Ri-
kwam ze
Nederland
lonen. Hoe
Ir opviel in
Jland staat
slikaan op
ianseres.
Jaar en ze
•ie jaar in
leine zusje
1 Erik gaat
■naar Costa
|t Hertenei-
haar oma,
It veel meer
1 eiland, ze
ijk Spaans
Tteren voelt
[thuis. Haar
pdt het reu-
B, in de stad
Icultuurver-
last elkaar,
kte woorden
ponstructies
kt ze eigen-
elenderwijs.
I je een heel
darita's fa-
Jileven waar
Iteit hebben.
Ike Indiaan-
irotegas, en
r sprake, ei-
'een beetje
r kijkt naar
zoals kin
teentjes, le-
elpen; ooms
ide, geheim-
it zijn korte
voudig, hel-
r er gaat wel
je open.
d is het in de
uitgeverij
ior kinderen
vlot lezen,
n aan een in-
De serie
:en behoefte,
dan ook tot
n het vorige
Je kunt een verantwoorde serif
bedenken, echt goed verkoeh
worden de boeken alleen als ze
ook goed geschreven zijn, zoals
bijvoorbeeld 's Nachts is alles an
ders van Paul van Loon. Die heef
zich gespecialiseerd in griezel
boeken, en in dit boekje dravei
weliswaar heksen, spoken en
krokodillen op, echt bloedstol
lend is het vrolijke verhaal niel
De hoofdfiguur Marjolein kan a
dat nachtelijke gespuis heel
aan, terwijl ze eigenlijk zo ban;
is in het donker, dat ze in bei
plast omdat ze er 's nachts nie
uit durft. Toch roept ze keihari
het tegenovergestelde: 'bang..
helemaal niet, ik durf 's nachts
wel in een tent te slapen!' En dat
kan Marjolein niet meer terug.
Van Loon trekt Marjoleins faas
heid er zachtjes en humoristisd
uit door middel van een tuinka
bouter. Er komt veel aan te
voor dit verhaal, een ontvoerde
baby, een Zwarte Vledder, eei
koning en een koningin, maar he
verhaal zit goed in elkaar en
echt goed geschreven.
Piraat
Êen echte piratenmeid van f
Rooijers is ook goed geslaagd
Kim krijgt voor haar verjaardag
een verrekijker uit een tweede
hands-winkel, ooit was hij van
een echte piraat. Door die kijker
komt Kim in contact met kapi
tein Breedkaak, piratenkoninj
Goudtand, oude landkaarten ei
geheime schatten, precies r~"
het hoort.
Rooijers voldoet op een heel luch
tige manier aan je verwachtin
gen. Kim draagt een ooglapje ei
wordt erom geplaagd, dat is de
basis van haar verhaal. Ze word
een echte piratenmeid die beter
kaart kan lezen dan de ouwe rot
ten in het vak, en dus vindt zij d
felbegeerde schat.
A. van der Kolk: 'Een beetje Indi
aan'. III. C. Fialkowski. Uitg.
Goor. Prijs 24,90. Leeftijd 7- 0 jaar
F. van Loon: "s Nachts is 3lles
ders'. Ili. A. Hoogstad. Uitg. Zwijs
Prijs 16,95. Leeftijd 7-8 jaar.
E. Rooijers: 'Een echte pirW!
meid'. III. A. Hoogstad. Uitg. Z
sen. Prijs 16,95. Leeftijd 7-8 jaar.
--C--
Het Chassé Theater op weg naar de voltooiing: opmerkelijke architectuur foto's willem blauw
'amila Fialkowski in 'Een beetje Indiaan
Door Frits de Coninck
Breda krijgt er een monument bij.
Nog voor dat het Chassé Theater zijn
eerste voorstelling heeft gerealiseerd,
al een veel besproken monument. Hoe
dan ook, het staat er. Tussen het nieu
we Stadskantoor en de oude Kloos
terkazerne die ligt te wachten op een
aangepaste functie, staat een gebouw
dat aandacht trekt. Dat door zijn ei
genzinnigheid een plek markeert die
weieens het nieuwe hart van Breda
kan worden.
Waar oude functies verdwijnen en nieuwe
ruimte ontstaat in het historische gebied tus
sen de singels, rijst het nieuwe Chassé Thea
ter op. Een verandering in het aanzien van
Breda dat in de hoogte alleen maar getekend
wordt door de toren van de Grote Kerk, de
watertoren aan de singel en de rookpluim van
de suikerfabriek.
Alle turbulentie over financiering, planning
en exploitatie hebben de aandacht zo over
vloedig bezig gehouden, dat de aanleiding tot
dit alles onbesproken zou blijven: een gebouw
van opmerkelijke architectuur. Een theatraal
gebouw dat vraagt om theater. Dat van over
al in Breda waarneembaar is door de vorm die
het zo karakteristiek maakt: een dak dat golft
in de ruimte.
Vorm
De architectuur toont zich het mooist vanaf
de singel. Aan het einde van die nu nog lege
Chassévlakte staat het gebouw dat zich door
zijn kleur, volume, plaats en voor alles zijn
vorm onderscheidt. Van al die conventionele
bebouwing die daar omheen staat. En inder
daad, daar valt het Stadskantoor dat de allu
re heeft van een sarcofaag, ook onder.
Het Chassé Theater staat eigenlijk niet eens.
Het is zeker temidden van zijn omgeving een
voortdurende beweging. In hoogte, breedte en
lengte. Van elke kant gezien is het gebouw
anders. Herman Herzberger heeft twee, in
hoogte verschillende toneeltorens neergezet,
daaromheen een aantal ook weer in omvang
afwijkende ruimtes en al die afzonderlijk her
kenbare bouwvolumes gestopt onder golven
de daken die als een immense sprei over dat
alles heen gedrapeerd zijn.
Zo voor het verre oog is het een gebouw dat
zich de oude stad in wentelt. Een vloeiende
overgang tussen geschiedenis en werkelijk
heid, tussen bestaande vormen en nieuwe mo
gelijkheden. Het feit dat het oog zo geleid en
verrast wordt, is een kwaliteit die eigenlijk
van barokke herkomst is. Niet de Barok als
het cliché van overdaad en sentiment zoals
dat geworden is, maar de barok verstaan als
een disharmonie, als een spel van beweging
en tegenbeweging. Zoiets als theater is.
Het Chassé Theater heeft een enorme maat
voering. Het is in totaal 127 meter lang, kent
een grootste breedte van 87 meter en een
maximale hoogte van ruim 32 meter. Het is
voor elke archtitect een uitdaging om zo'n ge
weldig volume tegelijk monumentaal te laten
zijn en een menselijke maat te laten bewaren.
Het moet groot zijn om de gewenste functies
te realiseren en mag tegelijk niet als gigan
tisch ervaren worden. Een theater heeft een
publieke functie en mag zich dus niet door
vierkante massaliteit afschermen van de
straat waarmee het in verbinding moet staan.
Zowel letterlijk als figuurlijk.
Een theater bouwen is een heel specifieke op
dracht. Als men daar nog bij betrekt dat dit
gebouw een stuk grond ten deel viel, een rest-
het dak uiteen zodat er een deling ontstaat
waar je een doorlopende eenheid verwacht.
Hertzberger heeft gezocht naar een spel voor
het oog dat past bij theater, dat de architec
tuur theatraal maakt.
De binnenruimte van het Chassétheater is
vooral bepaald door flexibiliteit. Er is maar
weinig dat vaststaat. Gelukkig de muren en
het dak, maar binnen dat primaire archi-
tektonische kader is in principe alles moge
lijk. Dat begint al op de plaats waar de bezoe
ker zich het eerst bevindt. De grote foyer
ruimte aan het begin waarvan zich de balie
voor kaartverkoop bevindt. Onmiddellijk
hierna liggen aan de rechterkant het filmhuis
met twee zalen (72 en 120 personen) en het
theatercafé. Aan het begin links de muur van
de VSB-zaal, de middenzaal.
De foyerruimte is de voortdurend variërende
ruimte die overblijft tussen de zalen van ver
schillende grootte en vorm en de buitenwand
diepe orkestbak voor publiek wordt gebruikt.
De vloer daarvan is hydraulisch verplaats
baar zodat die trapsgewijs deel uit kan maken
van de zaalvloer.
Die enorme schaal ten spijt, heeft de artiest
die op de Bühne staat het gevoel dat hij het
publiek de hand kan reiken, bij wijze van
spreken. Het publiek zit er dus bovenop. Dat
gevoel van intimiteit heeft Hertzberger be
reikt door de lengte-as tot breedte-as te ma
ken. Ook weer zo'n oplossing uit de Barok-ar-
chitectuur om een ruimte anders te doen er
varen. De afstand tussen de toneellijst en de
achterwand is maar 25 meter. Ter vergelij
king: in het nu verlaten Concordia was dat 33
meter, in theater Carré zelfs 43 meter! Die be
langrijke psychologische ervaring komt ook
voort uit de disharmonische ophanging van
de plafonds.
Het intieme gevoel van contact dat het pu
bliek met het toneel moet kunnen hebben,
is dat getal uitbreidbaar tot 1250 staande be
zoekers. Ook hier is de stoelopstelling zo te
variëren dat er eventueel ook tussen het pu
bliek in gespeeld kan worden, wat nog een
aantal van 500 mensen mogelijk maakt. Deze
zaal is vooral gedacht als een plek voor het
klassieke lijsttoneel. Het toneel kent een
grootste opening van 21 meter, groter nog dan
de toneelopening van de grote zaal.
Herman Hertzberger (Amsterdam, 1932) is
een van Nederlands invloedrijkste architek-
ten. Zijn werk komt voort uit wat we het be
sef van onze cultuur kunnen noemen en gaat
uit van het menselijk gebruik. Een spraakma
kend project als het kantoorcomplex van
Centraal Beheer in Apeldoorn heeft hij ont
worpen vanuit de mensen die daar gemiddeld
acht uur per dag doorbrengen. Nergens zijn
mensen zo lang achtereen als op hun werk
plek. En dus ontwerpt Hertzberger zijn ge
bouw vanuit dit menselijke feit. Dit ligt aan
ruimte eigenlijk, dat ingeklemd ligt tussen
zulke verschillende vormen als Stadskantoor
en Kloosterkazerne, dan wordt zichtbaar
voor welke ingewikkelde opdracht architect
Herman Hertzberger zich geplaatst heeft ge
zien. Hij heeft gekozen voor een ontwerp dat
niet gebaseerd is op één grote buitenvorm,
maar voor het onderscheiden van de diverse,
in functie en grootte afwijkende ruimtes. Dat
is het principe van de geleding dat onover
zienbare volumes vermijdt en de schaal ver
kleint.
Wat gedeeld wordt, ervaart het oog als klei
ner. Daarom ook geen buitenwanden uit één
stuk en van één materiaal. Maar verdeling in
lichtgrijs, donkergrijs, wit en verdeling in be
ton, stucwerk, glas, aluminium, kunststof.
Dat levert een afwisseling van vormen en ver
houdingen op waarin het gebouw zich voort
durend anders manifesteert. Tot beweging
komt in een nauwe, stedelijke ruimte. Een vi
suele beweging die vergelijkbaar is met die in
een Romeinse kerk van de Barok-architect
Borromini.
Zo kunnen we het golvende dak beschouwen
als een praktische oplossing om in hoogte ver
schillende volumes samen te brengen, maar
ook als een spel van convexe (bolle) en conca
ve (holle) lijnen. Net als in de Barok. Lijnen
houden onverwacht op om op een ander, on
verwacht punt verder te gaan. De hoofdin
gang is niet waar men hem verwacht, maar
aan de zijkant, zodat een saaie symmetrie
vermeden wordt. En boven de ingang splijt
van de Kloosterkazerne, die onverwacht het
Chassé Theater binnendringt. De foyer slin
gert zich verder als een straat langs de glazen
buitenmuur aan de kant van de Kloosterka
zerne en de muren van de kleine en de grote
zaal.
De toegangen tot de zalen liggen dus aan de
zijkant en daar dan ook de buffetten die zich
op verschillende, open verdiepingen bevin
den. Tussen die buffetten en de filmhuizen
aan het begin heeft Hertzberger bruggen ge
dacht die natuurlijk nodig zijn in geval van
calamiteiten. Maar onder normale omstan
digheden maken die bruggen verbindingen
die uitnodigen tot nieuw, sociaal gebruik. Een
vorm die vraagt om een invulling die nog op
geen enkele wijze vaststaat. Een omkering
van het oude vorm-volgt-functie-principe.
Geleding
De looppruimtes en buffetten heeft Hertzber
ger verdiepingsgewijs in de grote ruimte ge
hangen om al te enorme vides te voorkomen.
De hoogte van de zaalruimtes zou al te domi
nant worden. Ook hier geldt weer dat princi
pe van geleding dat grote volumes fragment
eert om ze voor het oog te kunnen behappen.
De mens is tenslotte de maat der dingen. Ook
ten aanzien van het Chassé Theater.
Denkend-vanuit dat beginsel heeft Hertzber
ger in de Grote Zaal een verbazingwekkend
soort intimiteit tot stand gebracht. De capaci
teit is normaal 1200 personen, een aantal dat
uitbreidbaar is tot 1289 als ook de 3,60 meter
wordt ook optisch verzorgd. De architect
heeft vanuit elke stoel optimale zichtlijnen
gerealiseerd. Het interieur van die Grote Zaal
wordt van klassieke theatersnit; een boeket
van roodtinten, zoals Hertzberger dat zelf
noemt.
In vergelijking met die uitbundige Grote
Zaal, met dat verschil tussen werkelijkheid
en beleving, is de middelste, kleine zaal een
toonbeeld van saaiheid. Het is letterlijk een
black box, de meest neutrale zwarte doos die
denkbaar is. Wat zwart lijkt, is overigens
nachtblauw. Het is de droom van elke experi
mentele theatermaker: een zaal zonder vast
podium die voor elke produktie aangepast
kan worden aan de specifieke eisen van de ge
avanceerde theatertechniek. Zelfs de plaats
van het publiek ligt niet vast.
In figuurlijke zin treedt de architect hier te
rug ten gunst van de artiest die hij de volle
vrijheid geeft. Hier schept de architect alleen
maar de voorwaarden en laat de theaterarchi
tectuur aan de theatermakers over. Tussen de
drie zalen is geen contactgeluid mogelijk. De
zalen hangen als het ware los in het gebouw
zodat er tussen de gemeenschappelijke muren
ruimte is die akoestische overdracht voor
komt. Het praktische gebruik is afgestemd op
zowat het toppunt van menselijk lawaai: een
hossende carnavalsmassa.
De middenzaal die aan de voorzijde van het
Chassé Theater ligt, kent in klassieke opstel
ling een capaciteit van 740 mensen. In geval
van popconcerten die hier ook voorzien zijn,
de basis van zijn keuze om dit enorme com
plex te geleden in x-aantal werkeenheden,
zoals een honingraat er uitziet.
Dat principe van geleding wordt als concept
mooi zichtbaar in zijn vrije kleurschetsen die
samen met maquettes, materiaalstudies,
kleurproeven etc. in De Beyerd tentoonge
steld worden. Daar is ook te zien een foto van
het kleine beeld van Giacometti, getiteld
Femme couchée qui rêve uit 1929. Het beeld,
dat zich bevindt in het Kunsthaus in Zurich,
is met zijn vrije, abstract golvende vlakken de
eerste inspiratie geweest voor het golvende
Chassédak. Zo gaat een architect ook te werk.
Het wegstoppen van die plompe toneeltorens
en het visueel verbinden met de andere ruim
tes was het probleem, de herinnering aan dat
beweeglijke beeld was de sleutel tot een plas
tische oplossing.
Ritueel
Een theater is voor Hertzberger wat vroeger
in Nederland kerk en straat waren. De rituele
plek waar de sociale ontmoeting gestalte
krijgt, het podium van ons publieke leven.
Het theater moet dus een voortzetting van de
straat zijn, die liefst drempelloos daarin over
gaat. Vandaar de ingang die zich losscheurt
van het gebouw om de bezoeker binnen te
zuigen, vandaar de ruimtelijke aandacht voor
eten en drinken, vandaar de straatvorm van
de foyer en de bruggen die een sociale funktie
hebben.
Hertzberger wil geen theatergebouw dat al
leen maar open staat voor gebruik, hij wil een
theatergebouw dat gelegenheid schept, dat
vraagt om theater. Hij heeft de flexibele vorm
gezocht bij wat de moderne theatertechniek
vereist (en dat is veel en groot) en bij wat
theaterdirecteur Reg ten Zijthoff aan invul
ling droomt.
Herman Hertzberger heeft voor 57 miljoen
gulden een spraakmakend gebouw gereali
seerd dat onder één dak verschillende funk-
ties verenigt (ballet, klassieke muziek, film,
toneel, popmuziek enz.) waar elders, in steden
van vergelijkbare grootte als Eindhoven, ver
schillende gebouwen voor nodig zijn. En dus
een som geld die veel groter is dan Breda nu
kwijt is.
Het monumentale Chassé Theater houdt ook
een uitdaging in. Het ontwerpen en neerzet
ten van zo'n gebouw, met deze schaal en deze
uitstraling, is een grondige ingreep in de ste
delijke ruimte. Ook in de stedelijke politieke
huishouding overigens. Maar de oplevering is
geen eindpunt. De inrichting van de direkte
omgeving zal beslisen over de beleving en
waardering ervan.
Het gebouw zal moeten functioneren in de
omgeving waarvan het deel uitmaakt. Elke
verkeerde beslissing die in dat opzicht geno
men wordt, zal de architectonische waarde
aantasten, hoe groot die ook moge zijn. Nog
teveel is onzeker. Wat wordt de functie van de
aanpalende Kloosterkazerne, wat gebeurt er
met dat schitterende plein tussen kazerne en
theater, waar blijven die 800 tot 1000 auto's
waarmee het gehoopte aantal van 2400 bezoe
kers naar theater en filmhuis komen, en voor
al: hoe zal dat enorme Chasséterrein ingericht
worden?
Over zo'n belangrijk stedelijk gebied dat het
theater flankeert, is nog steeds geen definitie
ve beslissing genomen. Hoe het ook anders
kan, blijkt in Maastricht waar de stad zich
voor een gelijke opgave gesteld zag. Daar
heeft men de inrichting van het grote Cérami-
que-terrein aan de overkant van de Maas in
handen gegeven van architect Jo Coenen.
Binnen dat plan moest het ontwerp passen
voor het net opgeleverde Bonnefantenmu-
seum, van de Italiaanse architect Aldo Rossi
(inderdaad, van het torentje in de Bredase
singel).
Dat is toch iets anders dan een spraakmakend
Chassé Theater neerzetten en dan maar zien
hoe het verder gaat. Bestuurlijk Breda wacht
nog een aantal belangrijke beslissingen. De
stad en de regio kunnen vanaf half juni alvast
van een schitterend gebouw genieten dat
theater mogelijk maakt waarop in Breda
nooit eerder kans was.
Schetsen, studies, foto's, maquettes, teksten
van Herman Hertzberger in De Beyerd, Bo
schstraat 22, Breda; t/m 17 april.
Het is een cultureel merkwaar
dig verschijnsel dat een land als
Engeland in de twintigste eeuw
zoveel grote beeldhouwers heeft
voortgebracht, en in verhouding
daartoe veel minder grote schil
ders. Even opvallend is het dat
die situatie in Nederland, en dat
is al eeuwen zo, min of meer om
gekeerd is. Daar zouden weieens
maatschappelijke verschijnselen
aan ten grondslag kunnen liggen
die verder reiken dan alleen het
artistieke terrein.
Engeland heeft belangrijke
beeldhouwers voortgebracht als
Henry Moore, Barabra Hep-
worth, Anthony Caro,, Gilbert
George, Barry Flanagan, Ri
chard Deacon, Tony Cragg,
Anish Kapoor. Dat is zo onge
veer de geschiedenis van het
heeld in de twintigste eeuw.
Op het ogenblik is er in Brabant,
°P korte afstand van elkaar, een
mooie vergelijking mogelijk tus
sen twee generaties Engelse
beeldhouwers. In Tilburg in De
c°nt exposeert Anish Kapoor
(1954) negen beelden en installa-
''es en in De Beyerd in Breda
zijn zeven Cascadebeelden van
Anthony Caro (1924) te zien. Sir
ykhony Caro om ook precies
Zl)n maatschappelijke positie
'an te duiden.
Tussen de geboortedata van Ca-
0 en Kapoor zit maar een ver
schil van 30 jaar; in de tijdreke-
mng van de eigentijdse kunstge-
chiedenis is dat een kloof van
enkele generaties. In die dertig
Jaar zijn de opvattingen over wat
et beeld moet zijn, volstrekt an-
geworden.
heeft zich het afscheid van het
sokkelbeeld voltrokken. De beel
den uit 1989-1990, de Cascade-
beelden, lijken nog wel op zoiets
als een sokkel te staan, maar dat
heeft niets meer van doen met de
klassieke sokkel, de neutrale,
buiten beeld vallende drager. De
sokkel die als eerste functie had
een scheiding aan te brengen
tussen vloer en beeld. Wat een
sokkel lijkt, is bij Caro meer een
altaar die deel uitmaakt van het
beeld. Op dat altaar krijgt het
beeld de ruimte zich uit te strek
ken en zich van de vloer te ver
heffen. Zowel horizontaal als
verticaal de ruimte in.
Dat houdt een fysieke aanwezig
heid in die verder gaat dan de ui
terste maten van het beeld. De
eerste zaal van De Beyerd lijkt
met drie beelden, Mouchoir,
Gold coast en Velour, ruim
schoots gevuld terwijl de letter
lijke grootte van de beelden wel
meevalt.
Een cascade is een waterval en
zo gedragen zich ook de zeven
beelden die in De Beyerd worden
tentoongesteld. De beelden be
staan uit een aaneenschakeling
van losse vormen van staal. Een
idioom dat het midden houdt
tussen bestaande, industriële
vormen als stukken pijp en an
derzijds vrije, plastische fanta
sieën in staal. Die vormen zijn
volkomen verschillend en in ze
kere zin willekeurig aan elkaar
gelast wat een permanent wisse
lend spel oplevert van tegenstel
lingen. In zwaarte, openheid, vo
lume, licht, kromming etc. Alles
bij elkaar zijn ze een draperie
over de randen van het altaar
heen waarop ze zichzelf tentoon
stellen. Over de randen heen rei
ken de beelden naar de vloer. Ze
storten zich in een beweging die
vanuit het beeld wordt opge
bouwd, de diepte in.
De omgekeerde gewaarwording,
als zou het beeld op de grond
staan en vandaaruit omhoog rei
ken, heb je nergens bij de Casca
debeelden. De hele, complexe
structuur is erop aangelegd om
lichtvoetig naar beneden te glij
den, in wezen tegen de natuur
van het staal in. De huid van het
In het
oeuvre van Anthony Caro 'Cuckoo Talk' van Anthony Caro
staal is in enkele gevallen met
was bewerkt wat de koele hard
heid van het materiaal omzet in
een uitnodiging tot aaibaarheid.
Zo is een beeld van Anthony Ca
ro een uitgesproken lichamelijke
aanwezigheid in de ruimte van
de beschouwer.
De Beyerd, Bosschtraat 22, Breda;
t/m 17 april (op maandag gesloten).
Een beeld van Anish Kapoor
veronderstelt actieve deelname
van de kijker. Deelname die ver
der gaat dan alleen maar betrok
kenheid. Om het beeld van Kap
oor echt te kunnen waarnemen,
moet je een mentale binding
aangaan. Je vraagt je af wat er in
dat donkere gat te zien is. Pas
door die vraag ben je deelnemer,
een voorwaarde om wat te zien.
De Pont in Tilburg heeft een
werk van Kapoor in bezit dat een
geheel met blauw pigment be
werkte ruimte is. Pas na enkele
momenten van aandachtig kij
ken ontwaart de kijker een grote,
eveneens met blauw pigment be
poederde bol (diameter 240 cm)
die zich losmaakt in die egaal
blauwe ruimte.
Het beeld geeft zich prijs voor
wie actief kijken wil, deelnemer
wil zijn. Wat je ziet is een ruimte
die als idee bestaat, geen ruimte
dus waarin je vrij rond kunt lo
pen. De ruimte van Kapoor
speelt zich af binnen de grenzen
van een norse, stenen omgeving,
een wolhok zoals in Tilburg of
een grote klomp steen. De ruimte
bestaat uit pigment van een en
dezelfde kleur. Dat maakt on
derscheid van enigerlei vorm
aanvankelijk moeilijk. Maar wie
zich dichterbij begeeft en liefst
met zijn hoofd in de binnenruim
te is, ontwaart in die uniforme
kleur een vorm die langzaam in
het oog komt. Bij voorbeeld een
grote blauwe bol, of een gat in de
vloer dat zich aanvankelijk laat
aanzien voor een stuk donker
vilt. Dat proces vraagt sterke
concentratie, naar het zich laat
aanzien met de ogen, maar uit
eindelijk veel meer nog met de
geest. Want die kleur en de daar
uit voortkomende vorm leiden
naar een betekenis die zich op
het volkomen abstracte, spiri
tuele niveau bevindt. En zodoen
de van de hoogst persoonlijke
strekking is.
Wie buitenstaander blijft, ziet
niks. Kijkt wel naar een wolhok,
zoals in De Pont waar de Kapoor
twee werken vast geïnstalleerd
heeft, of naar een klomp kalk
steen van meer dan mensenmaat,
maar ziet niks. Kapoor eist een
wil om te kijken en levert een
wereld om te zien. Want de over
gave aan het beeld en de concen
tratie op wat de ogen echt zien,
'Untitled' (1992) van Anish Kapoor
levert de verrassende gewaar
wording op van een vorm in een
ruimte die niet leek te bestaan.
De kijker neemt waar door het
licht, daglicht of kunstlicht, dat
in het werk van Kapoor de eerste
barrière is die de toeschouwer
moet nemen.
Zolang hij in zijn ogen het licht
van buiten toelaat, ziet hij niks,
hoe zeer hij ook bereid is te tu
ren. Zodra hij zich met zijn
hoofd in de kleine ruimte be
geeft, weert hij dat harde, in dit
geval verhullende licht, en ziet
die schitterend blauwe kleur. En
vervolgens is het alsof de kleur
zelf het noodzakelijke licht le
vert om de vorm te zien die in dat
pigment gerealiseerd wordt.
Naast de twee installaties die tot
de vaste collectie behoren, heeft
Anish Kapoor recente sculptu
ren in hout en steen neergezet.
De stenen zijn van kalksteen en
zijn van forse afmeting. Ze staan
pontificaal op de vloer als kapel
len in het landschap. De buiten
vorm is ruw en onbewerkt, in de
kleur die de natuur zo heeft ge
wild. Aan een zijde heeft hij er
een gat in gehakt, geslepen en
gepolijst dat als binnenruimte
volstrekt contrasteert met de
buitenkant.
Die grove materialiteit van de
buitenkant is aan de binnenkant
als het ware ontstoffelijkt. Of die
steen is volmaakt glad ge
schuurd zodat er een spiegelend
opervlak ontstaat waar het oog
nergens aan kan blijken haken.
Of die binnenkant is met blauw
pigment bedekt zodat er een on
peilbare opening ontstaat. In
beide omstandigheden lijkt het
beeld volstrekt immaterieel, aan
de fysiek ontstegen. Het beeld is
intutie geworden.
De Pont, Wilhelminapark 1, Til
burg; t/m 2 juli