'Wij zijn eigenlijk nieuwe Nederlanc ers 'Wij zijn niet asociaal' DE STEM KERST'94 Wouter, 16 jaar, kraker in Breda. 'Vaak worden wij, de tweede generatie, hezelfde behandeld als onze ouders. En dat klopt niet meer. Wij zijn hier opgegroeid, beheersen de taal uitstekend en mengen ons onder Nederlanders. Wij zijn eigenlijk nieuwe Nederlanders.' Suna Soysuren is geboren in Turkije. Een verhaal over opgroeien in Nederland. Soms praten ze gebrekkig Nederlands tegen me, omdat ze denken dat ik het dan beter versta' Het is donker in de kerk. De klokken luiden, een zeldzaamheid. Wat kaarsen en een enkel peertje zorgen ervoor dat je kunt zien wat er gebeurt. Uit de boxen klinkt new-agemuziek. 'Kraken is een soort beveiliging tegen afbraak' Serge Berber 23 jaar, derdejaars student Middelbaar Laboratorium Onderwijs „Nou, punk ben ik niet echt Punk is dead, maar de ideeën biijven natuurlijk wel bestaan. Die draag ik ook uit via mijn kleding. Daar staan teksten op maar daarnaast zie ik er toch ook wel buitenspo rig uit. Zo blijkt wel dat ik voor anarchisme ben. Of eigenlijk au tonoom, voor een vrijstaat." „Ik woon in een kraakpand, puur uit idealisme en onvrede met de politiek. Hier in Breda is kraken nog wel zachtzinnig, zeker als je het vergelijkt met Amsterdam of Utrecht. Op het ogenblik doe ik eigenlijk niks. Eén dag in de week ga ik naar de Levensschool hier in Breda. Dan heb je daar vakken als gym, handvaardigheid en sociale vaardigheden. Ik wil zelfvoorzien end zijn en geen baan hebben met een huurhuis en zo. Dan werk je voor een ander die je op die manier uitbuit. Veel mensen lopen plastic-achtig door het le ven, alsof er helemaal niets aan de hand is. Ik doe daar niet aan mee," „Mijn oorbellen en mijn neusring zijn alleen ter verfraaiing. Ande ren hebben ze ook door hun lip of in hun wenkbrauw maar dat wil ik niet. Dan ben je veel te kwetsbaar in confrontaties met de politie. De meeste cafés kom je op deze manier niet zo gemak kelijk in maar dat maakt me niet zoveel uit. Ik houd normaal ge sproken wel mijn eigen feestje." yoto j^nsen Tot mijn vierde jaar wist ik niet eens wat een vader was. Mijn vader woonde in Ne derland en wij, mijn moeder, drie broertjes en ik, in Turkije. Hij kwam wel elke zomer naar huis. Het hele dorp verzamelde zich dan als er weer eens iemand uit Europa arriveerde. Hij nam cadeaus mee en maakte foto's. Het hele dorp was dan jaloers op ons. In de jaren zeventig liep mijn ge boortedorp in het zuidoosten van Turkije volledig leeg. Een voor een vertrokken ze. Naar Duitsland, Ne derland, België en Frankrijk. Opa en oma waren de enigen van de familie die achterbleven. Zodra mijn vader de kans had zijn gezin naar Nederland te halen, moesten wij ook weg. Mijn moeder wilde helemaal niet. Ze was doodonge lukkig haar ouders alleen achter te laten. Toch gingen we. In Ankara namen we het vliegtuig. Ik was nog nooit buiten mijn dorp geweest. In Ankara, de hoofdstad van Turkije, schrok ik van alles wat ik om me heen zag. Ik barste in tranen uit bij het zien van etalage poppen, doodeng vond ik die din gen. Ik had nog nooit in mijn leven zoiets gezien. In het vliegtuig kregen we voor het eerst Nederlands eten. Ik weet niet meer precies wat het was, maar wel dat het rood en vies moet zijn geweest. Na het eten gaf ik meteen alles over op het blauwe vloerkleed van het KLM-toestel. Stewardes sen haastten zich de rotzooi op te ruimen. Dat vond ik raar, dat zij dat voor mij deden, dat mijn moe der dat niet hoefde te doen. Op Schiphol wachtte vader ons op met een vreemde blonde vrouw, Fini. Die vrouw kuste mijn moeder en ook wij kregen een zoen. Wij durfden niks te zeggen. Vader werkte bij Philips in Eindhoven. Daar gingen we dan ook wonen. Bij Fini in huis, want daar bleek hij al langer te wonen. Mijn moeder, mijn broertjes en ik sliepen met zijn allen op een kamer. Mijn vader sliep waarschijnlijk bij die blonde vrouw. We zagen daar voor het eerst televisie, luisterden naar mu ziek en speelden met de telefoon. Na een tijdje kregen we een eigen huis in de Eindhovense wijk Woen- sel. Daar waren we een van de eerste buitenlanders in de buurt. Later kwamen er meer. Mijn broer tjes en ik moesten naar school. Ik begon in de eerste klas van de basisschool. Dat bleek te hoog ge grepen. Al woonden we ongeveer vier maanden in Nederland, ik sprak nog geen woord Nederlands. In de klas huilde ik de hele dag, omdat ik naar mijn moeder wilde. De juffrouw vond het toen beter dat ik naar de hoogste kleuterklas ging. Mijn ouders werd dat meege deeld. Van enig overleg was geen sprake. Op de kleuterschool leerde ik wonder boven wonder snel Nederlands. Binnen een half jaartje had ik het onder de knie. Ik kon zonder pro blemen naar de eerste klas aan het eind van het schooljaar. Daar leer de ik lezen en schrijven. Als ik een tien haalde voor schoonschrijven, ZATERDAG 24 DECEMBER 1994 E7 moeite kreeg ik de ene acht na H, andere. Zelfs de leraren en lerares' sen waren verbaasd. Ook daar ik de eerste buitenlandse op school Zij hadden het waarschijnlijk nj« verwacht van mij. oor de kerstvakantie me verteld dat ik werd naar ft Door Suna Soysuren barstte ik in snikken uit, ik dacht dat het heel erg slecht was, dat ik tien fouten had gemaakt. Op de lagere school wilde ik zijn zoals de Nederlandse klasgenoot jes. Ik wilde mooie kleren dragen en een kort blond kapsel in plaats van donkerbruine lange haren. Mijn vader hielp wel. De kapper was te duur, dus knipte hij mijn haren. Blonde haren heb ik overi gens nooit gehad. De kleren die ik wilde, kreeg ik niet. Ik moest het doen met afgedragen lompen. Ik schaamde me rot als ik met gymles mijn schoenen uitdeed en iedereen de gaten in mijn kousen kon zien. Mijn vader en moeder vonden dat ik niet moest zeuren. In Turkije hadden ze altijd dezelfde kleren aan. Een keer in de week hadden we Turkse les op school. Alle Turkse kinderen op school waren verplicht naar die lessen te gaan. Ik vond dat oneerlijk. De buitenlandse kinde ren moesten op woensdagmiddag naar school en de Nederlandse kin deren konden lekker spelen. Toen wist ik niet dat dat door onze ouders kwam, dat zij ons daartoe verplichtten. De beginjaren in onze buurt waren geweldig. We hadden genoeg plaats om te spelen. Ik had zelfs Neder landse vriendinnetjes. Ook al vroe gen ze mij nooit bij hen thuis te spelen, nodigden ze me nooit uit op verjaardagpartijtjes, het waren toch mijn vriendinnetjes. Zij moch ten van mijn moeder wel bij ons spelen, maar dat deden ze nooit. Er vestigden zich steeds meer Turken en Marokkanen bij ons in de buurt. Bij die meisjes mocht ik wel thuis spelen en zij kwamen ook bij ons. We praatten steeds Turks als er een N( derlands meisje bij ons kwam staan op het schoolplein. Ze droop dan meestal af. In de vijfde klas „Vaak worden wij, de tweede generatie, hezelfde behandeld als onze ouders. En dat klopt niet meer." FOTO ARYAN was er helemaal geen sprake meer van integratie. Aan de ene kant was er de groep kinderen van bui tenlandse afkomst en aan de ande re kant de Nederlanders. Wij wa ren meestal op straat te vinden, de Nederlanders speelden meer in huis. Van discriminatie heb ik nu eigenlijk nooit last. Als kind was dat anders. Op straat werden mijn broer tjes en ik herhaaldelijk uitgeschol den voor vieze stinkturken. Zo maar opeens, was het er. Ik werd een keer door een groepje oudere jongens van mijn fiets getrapt met een voetbal. Waarom weet ik nog steeds niet. Ik fietste gewoon langs het grasveldje. Belandde daardoor in het ziekenhuis. Mijn hele lippen lagen open. Vader was zo kwaad dat politie er aan te pas moest komen'om hem van die jongens af te houden. Een keer probeerde een jongen op een bromfiets mijn moe der en mij omver te rijden. Het mislukte, maar hij had de grootste lol. Je voelt op zo'n moment vreselijke woede. Onze ouders, vooral mijn vader, moesten steeds minder van Nederlanders hebben. En moeder wilde niets liever dan terug naar huis, naar haar ouders. De relatie met de Nederlanders in de buurt werd er niet makkelijker op. Zij keken ons buitenlanders met een scheef oog ahn en wij keken op dezelfde manier naar hen. Het was strikt gescheiden. Wij gingen niet met hen om, en zij niet met ons. Mijn vader riep meestal dat Neder landers niet goed voor hun kinde ren zorgen en dat de vrouwen 'hoe- rig' zijn en de mannen 'slappelin gen'. Als ik nagellak gebruikte, liep FOTO ARYAN JANSEN mijn vader rood aan van woede. 'Wil je zonodig op die Hollanders lijken,' riep hij dan. Ik weet nog dat hij laaiend was toen ik een keer met een negen voor Nederlandse taal op mijn rapport thuiskwam. Ik was beter in Nederlands dan in Turks en dat kon niet. De verhuizing naar een dorpje in Limburg maakte alles nog erger. Op de school waar we terecht kwa men, had nog nooit een buitenlan der gezeten. Er werd, voor de les- dag begon, gebeden. Omdat ik niet meedeed, kreeg ik straf. Moest van de leraar op zijn minst mijn han den vouwen en naar beneden kij ken. Gelukkig zat ik in de zesde klas en kon dus snel weg. In het laatste jaar van de lagere school moest er gekozen worden voor een vervolgopleiding. Mijn onderwijzer vond het het beste dat ik naar de huishoudschool zou gaan. De citotoets wees dat volgens hem uit. Mij werd niks gevraagd. Ik wilde graag naar de mavo, om dat veel meisjes uit mijn klas daar naar toe gingen. Na heel veel ge zeur mocht ik het daar proberen. Van de cijfers die ik daar haalde schrok ik zelf. Zonder al te veel Vhavo kon, maar dan ik wel hard werken en er niet veel vrije tijd overblijf om andere dingen te doen. Dj schrok me af. Daarom besloot niet naar de havo te gaan. Ik foj geen zin om vijf jaar alleen maart,- leren. Achteraf zie ik in dat ft leraar me juist had moeten stii®. leren naar de havo te 5 plaats van het me tegen door allerlei onzin-verhalen te vet* kondigen. Journaliste worden was mijn ambi- tie. Omdat er op de Academie voot Journalistiek en Voorlichting Tilburg een vijf-procent reg voor allochtonen van kracht waj kwam ik makkelijk binnen. Dert geling hield in dat vijf procent v® de studenten van allochtone ai- komst moet zijn. Dat aantal nooit gehaald. Met zeven built, landse studenten begonnen weaa de opleiding. Twee van hen zijt overgebleven, de rest is voortijdig van school gegaan. Het is niet echt een pretje om op 4 academie te studeren. Zeker als buitenlandse. Docenten i hun best je zo normaal mogelijkt( behandelen, maar herinneren jt toch steeds weer aan je 'anders achtergrond'. 'Goh, die taalfout heeft natuurlijk te maken tweetaligheid'. Van dat soort op merkingen krijg ik de slappe lach. Ik spreek nauwelijks meer Turk Bovendien moet je je constant bt wijzen tegenover de mede-sturta- ten die meedogenloos kunnen 'Een allochtoon wordt voorgetii ken', is een algemene stelregel der mijn studiegenoten. Erg frus trerend als je toevallig allochtom bent en gewoon je best doet omdat diploma te halen en verder niets, Vaak worden wij, de tweede g» ratie, hezelfde behandeld als t ouders. En dat klopt niet meer, studeren, beheersen de Nederla se taal uitstekend, mengen ons der Nederlanders, zijn hier op groeid. Wij zijn eigenlijk nieuw Nederlanders. Soms praten Neder landers gebrekkig Hollands tegen me, omdat ze denken dat ik het dan beter versta. Anderen staan memel verbazing aan te gapen als ik var kensvlees in mijn mond stop. 'Mag jij dat wel eten', vragen ze dan. Of je het wil of niet. Vanai dl vroege jaren word je duidelijk gt maakt dat je anders bent. Hetil geen compliment om te horen 'Gut jij praat goed Nederlands' of 'w goed van jou dat je de school bijoj af hebt'. Daarmee geven ze aandat ze dat eigenlijk niet verwachte.] En dat is jammer. Want, ik wal] zeker dat er in de toekomst val succesvolle allochtonen in onze sa menleving zullen zijn. En dan pra ten we niet meer over Turken het gemaakt hebben, maar over hardwerkende jongeren die sucte verdienen. Turk of geen Turk. Een jongeman in priesterge waad zet zijn goudkleurige mijter op en installeert zich achter het altaar. Hij legt zijn toespraak klaar, bekijkt het vijftiental toeschouwers en schrijdt langs het gangpad naar het bruids paar bij de ingang. Daar staan Boris en Linda, hand in hand, hij in een ouderwetse smoking met een hoed op, zij in een gladde witte jurk. „Wilt u mij volgen?" Voor het altaar gaat het paar zitten en hoort de toespraak aan. De hond, oren naar achteren, aan de voeten van Boris. De priester be schrijft de levensloop van het twee tal. Beide zijn student en wonen zelf niet in de gekraakte Heilig Hartkerk. „We zijn hier bijeen voor het hu welijk van Boris en Linda. Zij trouwen. Waarom trouwen zij? Omdat ze van elkaar houden. Zij hebben ervoor gekozen hun leven met elkaar te delen, om samen de problemen in de wereld te lijf te gaan. Daarom zijn ze hier." „Hoezo, burgerlijk?", vragen de be woners van de kerk zich na de bruiloft oprecht af. De alternatieve trouwceremonie is niet de eerste in het al bijna zeven jaar gekraakte heiligdom in de Bredase binnen stad. Boris en Linda, die inmiddels naar een café zijn vertrokken voor hun receptie, zijn zelf komen aan kloppen. „Ze houden van elkaar, en wij zijn niet te beroerd om ze daarbij te helpen", legt Babbe uit. De kerk heeft vijf bewoners. Wil lem, met 28 jaar de oudste, is er al vanaf het begin bij. Babbe is 19, Yvette en Ad-jan zijn 20. Walde- mar is er vandaag niet. Ze hebben allemaal hun eigen ka mertje in de met sloop bedreigde kerk. De een zit in de sacristie, de ander heeft op de plek van het orgel een afscheiding gebouwd. Er is gewoon gas, telefoon, een douche en elektriciteit. Het enige nadeel in de kerk is, dat het er bijna niet warm wordt. De oplossing: gewoon de oven open laten staan terwijl je met zn allen in de keuken zit te Door Robert van Willigenburg praten, en veel slaapzakken en de kens erbij in de slaapkamers. Kraken is en blijft een prima ma nier om met een laag inkomen de woningnood op te lossen, vinden ze. Ad-Jan, die kunstenaar wil worden: „In alle steden zijn enorme wachtlijsten. Wonen is onbetaal baar geworden. En helemaal wan neer je een atelierruimte nodig hebt." Om maar meteen met de vooroor delen te beginnen: Krakers zijn ongewassen, langharig werkschuw tuig dat alleen maar overal tegen aan kan schoppen. „Daar moet ik alleen maar heel erg om lachen. Wie dat denkt heeft er meer problemen mee dan ik," zegt Babbe. Ze moet rondkomen van 400 gulden in de maand, en pro beer af en toe wat bij te werken. Haar ouders zijn verdeeld over de stap van dochterlief om te gaan kraken. „Mijn moeder, WD-stem- mer, ziet het niet zitten. Mijn vader wel, die heeft vroeger ook gekraakt en vindt het prachtig wat ik doe." De ouders van Yvette zijn helemaal niet blij, maar daarom respecteert ze hun mening niet minder. „Ik ga mijn eigen weg. Ik vind dat ik niet over de mening van anderen moet oordelen. Daar heb ik juist een hekel aan." Ga je wel in discussie om je mening uit te dragen? Of sluit je je hele maal af voor anderen? Babbe: „Dat ligt eraan of ik vind dat het zin heeft. Ik heb respect voor heel veel mensen die anders zijn of anders denken dan ik. Maar als op m'n werk iemand stomme opmerkingen maakt over buiten landers, dan ga ik er tegenin. Maar er zijn dingen die je niet kunt veranderen. Ga je bijvoorbeeld stappen in de Graanbeurs, nou, wat een vleesmarkt zeg, al die mensen die met hun lichaam te koop lopen. Dan besef ik dat dat voor veel mensen een cultuur is die je niet kunt veranderen. Het heeft geen zin daar tegenin te gaan." „De massa wil of kan niet kritisch zijn," oppert Babbe. Voor Yvette is het helder. „Je moet consequent zijn tegenover jezelf. Veel mensen zijn bang om hun stijl van leven te veranderen, om af te wijken van de rest. Omdat je daar maar onzeker van wordt." Babbe: „Over alterna tieven moet je nadenken. Dan moet je ook oplossingen gaan verzinnen en dat durven veel mensen niet Heb je geen behoefte om je mening te organiseren, een partij oprichten of zo? Yvette: „Ik denk dat het goed is om kleinschalig te blijven. Werk te doen in je eigen omgeving. Het kost veel tijd om steeds je mening uit te dragen. Babbe: Ik ken iemand die het probeert via de politiek. Die merkt dat hij binnen de partij een eenling is, zijn mening wordt de kop in gedrukt. Ik denk dat je er van uit moet gaan dat je kunt veranderen wanneer je daar zelf voor open staat. Horen jullie nou bij die zogenaam de autonomen die elke studenten- demonstratie verpesten door met stenen te gaan gooien? Babbe, glimlachend: „Geweld werkt vaak averechts. Ik zie dan meer in bijvoorbeeld het gaan zit ten op kruispunten." Yvette: „In principe ben ik tegen geweld. Dat is een lage manier van doen. Aan de andere kant moet je je soms op een zo breed mogelijk vlak laten zien." Willem zegt dat hij het soms wel goed vindt om de aandacht te trekken door ergens een bommetje te leggen, als dat verder geen men- In deze donkere dagen heeft het interieur van de gekraakte kerk wat weg van een kerststal. FOTO ARYAN JANSEN sen kwaad doet. De bewoners van de kerk hebben onlangs wel met een gewelddadige buurman te maken gehad, die het houten kruis dat ze voor de deur hadden staan, heeft gebroken. Yvette: „Dat maken we wel meer mee, dat mensen zich tegen ons afzetten. Ik denk dan: die hebben meer een conflict met zichzelf. Ze zien om zich heen dat wij meer vrijheid ervaren en dat kunnen ze dan moeilijk aan." Maar draai het eens om: zijn jullie echt nooit jaloers op iemand die in een mooi huisje woont, een goed salaris en een dikke auto heeft? Babbe: „Dat is allemaal zo materi eel. Ik vind het een beetje zielig. Als je dat wil, dan moet je daar voor werken, krijg je weer te ma ken met de verzekering voor spullen, bang voor inbraak. Dat 1 weer een belemmering en daar]®! ik geen zin in. Zou ik dat wJKJ dan zou ik er heus wel aan v"" Maar ik kies deze vrijheid.- relaxed." Dat klinkt een beetje asociaal een uitkering maar niet wilkn 11 I ken, en gratis wonen! J Babbe: „Hoezo asociaal? Ik ip| toch bijna niks van de maats® pij. Ik zelf heb niet eens een ui <-g ring." Ad-Jan: „En wij bieden hier mogelijkheid om te exposeren, organiseren van alles en laten sen zich hier ontwikkelen, heeft net zo goed wat te bete» 1 Dus je kunt niet zeggen aai asociaal zijn. Willem vultaaj-1 vendien stoppen wij gdd onderhouden van dit pand. w J is een soort beveiliging tel> braak, zo kunnen gebouw deze behouden blijven." 1 „Laat ik mezelf realist noer Of aanpasser, maar dat klir negatief. Dat moet je zo zi tijdje geleden had ik nog I haar. Dat is eraf vanwege r werk. Ik begrijp dat mijn b geklede werknemers wil zi Toch kan ik evengoed thui gitaar pakken en lekker ro Op dat moment ben ik eer punker. Kijk, zo pasje telk een ander hokje. Het blijft moeilijk, weetje, aanpassen. Eénceiligen be< dat niet, zij kraken alles af anders is. Wat ik mooi vint mijn zaak. Opera, schittere Als puber schopte ik overa aan, begrijp je. Alles omve bestond zwart en wit, goe slecht. Nu begrijp ik dat re belangrijk is. Echt waar; Hc gezin, werk, vrije tijd, fam Overal. En dat begrijpen z< j&h, die ééncelligen. Onthr aanpassen is gewoon belaj Maar schrijf liever realist, dat ben ik. De mazzel." F°roAnyA

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 34