'Ik Roemc hers Verbond tussen wilde wolf en schuw hert Ierse mystiek in Canada bij Jane Urquhart BOEKENLEGGER KINDERBOEKEN D l Wie wacht maakt veel mee Genadeloze afrekening met een voetbalvader Groot Parodieënboek Gedachtenflarden van Bo DE STEM BOEKEN Sterke terugkeer van Jef Geeraerts in de literatuur Mannen, vrouwen en misverstanden tijdens het werkoverleg DE STEM Yoland La Petite Parade VRIJDAG 16 DECEMBER 1994 Door Y. Né Vijf van Sjoerd Kuypers dicht bundels kwamen uit bij De Bezi ge Bij. Zeepziederij De Adelaar, zijn zevende bundel, is alweer de tweede bij uitgeverij Veen. Be kender en heel geliefd op dit moment is hij als schrijver van kinderboeken. Van Het zakmes werd een tv-bewerking gemaakt, die in Amerika is bekroond. Ro bin en Suze kreeg een zilveren griffel. Van goede kinderboeken genie ten volwassenen ook. Er bestaat geen echte scheidslijn tussen vertellingen voor kinderen en die voor volwassenen. Wie in zich zelf niet iets heeft bewaard van de kijk die kinderen op de we reld hebben, is niet compleet. De poëzie van Sjoerd Kuyper be weegt zich in dit grensgebied. Ze is te lezen als een wandeling langs diverse tableaus met sprookjesachtige dimensies. Zé doet ook aan volksliedjes den ken, vol symboliek en met her halingen als refreinen. Het titelgedicht geeft de centrale thematiek aan. Op het dak van een zeepfabriek staat een vergul de adelaar. Volgens een oud ver haal waren het er vroeger twee. De een hield van reizen en de ander bleef altijd thuis. Ze zagen elkaar nooit en dat verdriette hen zeer. Ze vroegen een rechter om zijn oordeel. In dit gedicht worden het be trekkelijke van reizen en de mo gelijkheden van de thuisblijver bezongen. De adelaar is een be kend symbool voor de zon. De zon toont twee gezichten. Wel licht gaat het over Kuyper zelf. Hij haalt zijn beelden niet uit verre reizen, maar uit de nabije omgeving. Hij reist zonder zich te verplaatsen en hij vertelt zich zelf de verhalen. Mooi is ook het gedicht Spoor wegmuseum, over de jonge Arie Duif die in treinen woont en van Bounties leeft, van gulle giften dus. Als hij op de schouder' wordt getikt, huilt hij om zijn afwezige ouders. Betekenen zijn initialen A.D. niet 'a dato', 'van heden af'? De trein is de tijd, die almaar doorgaat vanaf de ge boorte. Over het rangeren 's nachts schrijft Kuyper: 'en die prachtige klap, die als een oud familierecept van wagon op wa gon wordt doorgegevenMaar vanaf zijn zevenendertigste woont hij in een nagebouwde coupé in het spoorwegmuseum. Alles ligt nu vast voor hem, hij wordt bewaard om bekeken te worden. Een 'voetnoot' bij de klap in dit gedicht is zelf een gedicht. Op de bodem van de zee is een onpeil baar diepe trechter, waar alle geluid van de wereld gestort wordt, als het hier afsterft. Dan moet er ook een bron zijn 'waar alle geluid vandaan komt, de hele toekomst in klanken!' Maar over die plek kan niet gesproken worden, 'want de woorden die dat geheim openbaren, komen in de bron niet voor.' Kuyper neemt een standpunt in vol verwachting. Daardoor is de werkelijkheid altijd meer dan in eerste instantie lijkt. Het sprookje komt los. De fantasie wordt geprikkeld en waarne ming wordt iets bijzonders waarin van alles gebeurt. Daar om raadt hij aan, als je ooit in Stavoren bent, om daar op dol fijnen te wachten. Ze zullen nooit komen, maar 'niets is zo verrukkelijk als wachten op dol fijnen'. En positieve tegenhanger van het bekende Vrouwtje van Stavoren, die in het grootste goed der aarde nog niets zag. En dat liep slecht af. De poëzie van Kuyper is afkom stig uit de onnoembare bron waaruit alle verhalen komen. Bij hem wordt elk aandachtig kijken gevuld met geluid uit die bron en dit geeft hij door aan de lezer. Een heel mooi boekje voor tus sen Sint en Kerst. 'De een jaagt de droom na, een droom op de vlucht, op een paard mager als mist en doorzichtig als lucht; de ander die bouwt zich een huis voor de droom, die zit en die wacht tot hij eens komt.' 'Maar edelachtbare toch!' zong de reizende boer. 'Als je altijd maar blijft waar je bent, moet je herkauwen watje al kent! Er moet toch iets zijn, ik weet het niet.... Iets, iets dat iets meer is dan niets! Toch....?' Sjoerd Kuyper: 'Zeepziederij De Adelaar'. Uitg. L.J. Veen, prijs 24,90 Door onze redacteur Chris van Nijnatten Wim de Bie is al lang geen opinie-leider meer. Daarom was ook het niet zo belangrijk, dat hij bij de VPRO-tv op zondag 4 december de combinatie voetbal en literatuur onder vuur nam. Het was alleen maar leuk, mis schien bedoelde hij het ook wel zo, om hem als een Laatste der Mohikanen stelling te horen ne men tussen het prille geluk tus sen het voetbal en de literatuur. Het was tot voor kort in Neder land absoluut onbespreekbaar, dat een gerespecteerd schrijver zich liet inspireren door voetbal. Inmiddels is het meer dan be spreekbaar. Het gebeurt gewoon. Serieuze uitgevers als Thomas Rap, Veen en Scheffers lezen likkebaardend de met voetbal doordrenkte manuscripten van hun schrijvers. Dat doen ze on getwijfeld omdat de teksten vak-' kundig en met veel liefde voor de kunst van het schrijven zijn ge concipieerd. Maar toch ook om dat voetbal verkoopt, zeker in deze tijd van het jaar. Scheffers zal Voor Oranje trillen al mijn snaren niet voor niets in de maand december naar de boekhandel hebben gebracht. Het betreft een verzameling van de beste stukken van wijlen Nico Scheepmaker over het Neder lands elftal. De gedichten, ana lyses en commentaren zijn prachtig geschreven, maar die stelling staat natuurlijk gelijk aan het intrappen van een open deur. Scheepmaker schreef van af 1964 tot zijn dood in 1990 op een zeer fijnzinnige manier zijn stukken over Ajax en het Neder lands elftal. Wat die fijnzinnig heid betreft, was hij bijna zijn hele leven een witte raaf in de voetbaljournalistiek. Omdat het een bundel van reeds gepubli ceerde stukken betreft, staat er voor de ware liefhebber weinig tot niets nieuws in. Mogelijk gaat de echte verzamelaar plat voor de lieve inleiding van Henk Spaan. Diezelfde Spaan is samen met Matthijs van Nieuwkerk verant woordelijk voor het 'voetbaltijd schrift voor lezers' Hard gras. Het tweede deel is net versche nen, terwijl het eerste deel, dat in 'een betrekkelijk hoge oplage' was verschenen, bijna geheel is uitverkocht. 1 Nico Scheepmaker foto anp De nieuwe aflevering heeft de vader-zoon-relatie als leitmotiv en bevat werk van bekenden uit het eerste deel als Ronald Giphart, Hugo Borst en de En gelsman Nick Hornby. Het valt op dat voor de tweede achter eenvolgende keer nu juist de ge kende voetbalschrijver Hornby, van hem is het briljante boek Fever Pitch/Voetbalkoorts, de minste bijdrage heeft geleverd. Maar daar staat heel veel moois tegenover. Zo snijdt vlak voor kerst de tragische impressie van een bezoek aan de vader van Marco van Basten heel lekker door je ziel. Het vals geschreven stuk van Herman Brusselmans is ook een schoonheid. -Veel jaren na dato lijkt hij genadeloos af te rekenen met zijn (voetbal-)va- der, maar in de laatste alinea vallen de twee elkaar op een droevige manier in de armen. Het stuk van Giphart werkt evenals de eerste keer op de lachspieren. Giphart is een jon ge, soepel schrijvende, maar nog beter verkopende auteur. Zijn vader heeft een cursus schrijven gevolgd en zijn voetbalverleden op papier gezet. Giphart kreeg het in handen en gebruikte zijn pen op sympathieke wijze als fileermes. En wie wil weten hoe je op een bekakte manier over voetbal kan schrijven, moet het verhaal van Adriaan Morriën over Jordi Cruijff eens lezen. Die Jordi siert als ventje van een jaar of negen de voorpagina van het blad. Hij staat er in Ajax-te- nue, wijzend, met de aanvoer dersband om zijn arm. Zo afge beeld is hij niet de zoon van, maar de reïncarnatie van de voetballer Johan Cruijff. Nico Scheepmaker: 'Voor Oranje trillen mijn snaren'. Uitg. Scheffers, prijs 29,90 A.F.Th, van der Heijden, Tim Krabbé, Adriaan Morriën, Ronald Giphart e.a.: 'Hard Gras' (kwartaal blad). Uitg. L.J. Veen, prijs 14,90 Door Johan Diepstraten Het thema van de dertienjarige jongen die ingewijd wordt in de sexualiteit en afstand neemt van zijn opvoeding is inmiddels uitgekauwd. Alleen een gere nommeerd schrijver kan het voor elkaar krijgen om zodanig op dit aloude gegeven te varië ren dat er een verdienstelijk boek ontstaat. De nachtvogels van Jef Geeraerts is zo'n roman die, ondanks een déja-vu ge voel, van het begin tot het ein de aantrekkelijk blijft. Al op de eerste pagina roept Geeraerts een dromerige sfeer op waarin de hoofdpersoon, het stadskind Carl, zijn hele leven wil vertoeven. Het einde van de twee maanden vakantie bij zijn grootouders op het plattelandse Overbroek komt in zicht. Hij zal zich weer moeten aanpassen aan het strenge regime van de jezuïeten, 'aan de systematische terreur van de zwarte soldaten van Christus'. Bij hen is er geen ruimte voor de verbeelding, voor de fantasie over Het Ge bied Van Het Grote Taboe. Ver voegingen van Latijnse werk woorden in zijn hoofd stampen, die barre realiteit staat hem te wachten in het najaar van 1943. Tegenover deze 'stadse poeper' met tennistrui en knicker bockers zet Geeraerts een bui tenjongen, Jos Cuypers, die on langs is ontslagen uit een ver beteringsgesticht, waar hij zat omdat hij iemand met een mes had gestoken. Hij lijdt aan de vallende ziekte. Met zijn moe der en zus woont hij 'in een weikot' aan de rand van het dorp. Door de dorpsbewoners wordt de familie Cuypes met de nek aangekeken: het is 'barak- kevolk' en bovendien heulen zowel moeder als dochter met Duitse officieren in de stad. Over goed of fout in de herfst van 1943 doet Geeraerts geen uitspraken: het is een gegeven dat de zigeunerinnen 'gewaaid en gedraaid in dien dancing in Schote bij de gastkachel' zitten, 'waarda de Duitse soldate ko- me veur ge weet wel watte, ja ja...' Het is eveneens een gege ven dat de vader van Carl sja chert met de vijand en 'van vijfentwintig centieme vijf frang kan make zonder z'n handomtedraaie.' Carl zelf luistert iedere avond naar het legerbericht van het Jef Geeraerts Oberkommando van de Wehr- macht en houdt op een land kaart de troepenverplaatsingen van Hitler in Rusland bij. In zijn dromen is hij het evenbeeld van de zoon van de beroemde veldmaarschalk Von Manstein, een piloot die tot op zijn oren verliefd is op een Vlaamse vrouw die op een zigeunerin lijkt. Het is in deze dromerige, en vooral broeierige sfeer waarin de vriendschap tussen Carl en Jos opbloeit. De jezuïetenleer ling met zijn boekenkennis van de wereld staat tegenover de jongen die de taal van de dieren kent en beter weet wat er in de wulpse wereld te koop is. Daar komt Carl al snel achter. Vanaf de eerste aanblik is Carl over weldigd door de moeder en de dochter en 'zonder de verstik kende angst voor de eeuwige verdoemenis' kan hij er met Jos over praten. „Zeg, meneer de geleerde, hadt gij daarstrakskes ook geen lat? Ge moet nie rood weure. Denkt ge dat ons moe 't nie in de mot had?" Dochter Alice wordt de grote liefde voor foto manteau Carl en ook zij 'ziet 'm gére'. Het is de uitgangssituatie voor een roman waarin negen cru ciale dagen uit het leven van Carl worden beschreven. Zoals in eerder werk van Geeraerts gaat ook De nachtvogels over vriendschap, verstoorde illusies en de dood. De hele roman door speelt de halfverwilderde Jos met een vlijmscherp mes en als hem iets niet zint, is er voor hem altijd de standaardoplos sing: 'Die rotten hond steek 'k nog 's 'n mes door z'n pens.' Het is geen echte verrassing dat er zich een drama gaat afspe len. De nachtvogels heeft iets weg van een spannende jeugdroman omdat Geeraerts uitgebreid in gaat op de fantasiewereld van Carl, Jos en Alice. Samen vor men ze een bende die 'stroppe en fuike zette, fazanten en eek- hoors schiete met 'n kattepuul, in 't bos lope, sigarette smore, jeneuvel drinke, van alles pik- ke, nie naar de kerk gaan, vechte, niet met de boerejong speule en zo van alles...'. Onder elkaar zijn ze Watervlugge Merrie, Wilde Wolf en Schuw Hert en leven 's nachts in het bos. Als echte nachtvogels, zo als ze zich ook noemen. Volgens de achterflap liep Geeraerts jarenlang met het idee rond om zijn jeugdtrauma te beschrijven. Wat er zich in werkelijkheid heeft afgespeeld is niet van belang, wel de lite raire vertaling ervan. De vorm die Geeraerts uiteindelijk geko zen heeft, zorgt voor een goede spanningsboog. Dat is hem wel toevertrouwd na het schrijven van een groot aantal thrillers. Net als in zijn misdaadboeken is nu in De nachtvogels het Vlaamse dialect een wezenlijk onderdeel van de roman: het is amusant, zangerig en typerend voor de drie hoofdpersonen. Zelfs de personages die niet zo belangrijk zijn voor de gebeur tenissen, doen volop mee. De grootouders van Carl, vava en moemoe, zijn eigen ouders, zijn leraar Latijn Brepols en de rec tor tot en met het achterlijke melkmeisje: ze dragen er alle maal toe bij dat de binnenwe reld van Carl perfect is neerge zet. De nachtvogels is natuurlijk een roman over vriendschap en de dood, maar ook over het afscheid van de paradijselijke, onschuldige wereld. In een bij zondere apotheose keert Carl terug naar de plek waar hij met Jos een bloedverbond heeft ge sloten. Even daarvoor had hij terloops het drama vernomen van zijn ziekelijke kameraad die de minnaar van zijn moeder in bed had aangetroffen, hem was aangevlogen 'en wat er dan is gebeurd weet gene mens maar hij hee de stuipe gekrege en hij is erin gebleve.' De we reld van Carl is daarmee volle dig ingestort. Met deze roman is Geeraerts na veertien jaar weer terug in de Nederlandse literatuur. Al eer der kondigde hij aan dat er geen Vincke en Verstuyft thril lers meer zullen volgen. Zijn succesvolle schrijverscarrière op internationaal niveau heeft hij vaarwel gezegd en gekozen voor een verhoudingsgewijs marginaal bestaan in de lette ren. Hoe verstandig deze beslis sing is, zal de komende jaren blijken. Jef Geeraerts: 'De nachtvogels'. Uitg. Manteau/Meulenhoff, prijs 32,90. Door Marjan Mes De Canadese schrijfster Jane Ur quhart is vergeleken met 19e eeuwse Engelse auteurs als Emi ly Brontë en Thomas Hardy. De wereld die zij in haar derde roman, In een andere wereld (Away), schildert, is echter meer mystiek dan realistisch. Haar verhaal begint meeslepend op een 19e eeuws Iers eilandje waar een geheimzinnige schipbreuke ling aanspoelt. Het jonge romantische meisje Mary klampt zich vast aan de stervende jongeman op het stand, erotisch gefascineerd door zijn uiterlijk. Hij noemt de naam Moira als zij haar hoofd op zijn borst vlijt. Haar moeder, de pas toor en een handvol eilandbewo ners treffen haar aan, omringd door aangespoelde kolen en theepotten van het vergane schip, slapend in de armen van de dode jonge zeeman. Sinds die vreemde gebeurtenis is Mary 'weg', zwijgzaam en inge keerd. Ze keert altijd weer terug naar de zee om contact met de geest van haar dode geliefde te zoeken. Met het gewone leven heeft zij geen voeling. Toch trouwt ze met de onderwijzer Brian O'Malley. „Ik ben hier maar ik ben niet hier', zei ze. 'Ik zal je vrouw zijn maar ik zal niet je vrouw zijn." Na de geboorte van zoon Liam is ze ogenschijnlijk gelukkig, leert lezen van haar man en zoekt vriendschap met een weten schapper die onderzoek doet op het eiland. Wanneer in 1846 in Ierland een hongersnood dreigt, zorgt deze door haar gefasci neerde man ervoor dat het gezin naar Canada kan emigreren. Daar is een meer dat Moira heet. Kort na de geboorte van dochter Eileen verdwijnt Mary spoor- Jane Urquhart foto bert bakker loos. Het achterblijvende gezin moet hard ploeteren om in leven te blijven. Daarna schildert Jane Urquhart, in een mengeling van geschied schrijving en sprookje, de ge schiedenis van zoon Liam en dochter Eileen, die net zo myste rieus is als haar moeder. Ook die haar dochter, Esther, deelt in de ongewone familiegeschiedenis. Betrokkenheid bij de Ierse vrij heidsstrijd en heimwee naar het Groene Eiland beheersen deze Ierse Canadezen. Mijn soort roman is het niet. Ongetwijfeld wordt er terugge grepen op oude Ierse sages en legenden, maar naar mijn smaak blijft alles te vaag, zonder kern of doel. De natuurbeschrijvingen zijn mooi en geheimzinnig maar de mensen blijven schimmen die niet echt tot leven komen. Hun geschiedenis daardoor evenmin. In de beschrijving van Ottawa kende ik zelfs nauwelijks iets terug van wat ik daar gezien heb. Ik vond dat een goede maatstaf om mijn kritiek nog eens extra te kunnen toetsen. Jane Urquhart: 'In een andere wereld'. Uitg. Bert Bakker, prijs f 34,90 Door onze redacteur Dirk Vellenga De vrouw gaat achter haar bureau zitten en begint tegen haar collega te klagen over de drukte thuis en haar zieke kind. De collega, een man, luistert en doet zijn best een advies voor haar te bedenken. Hij denkt dat ze hulp vraagt, maar zij knapt af, ze vindt hem akelig neerbuigend. 'Problemenpraat' komt meer voor bij vrouwen en is slechts bedoeld om het hart te luchten. En je toont je omgeving dat je een gewoon mens bent, niet iemand die alles piekfijn voor elkaar heeft. Het is een van de misverstanden op de werkvloer die Deborah Tannen beschrijft in Woorden aan het werk, dat als ondertitel kreeg Hoe vrouwen en mannen op het werk met elkaar praten. De Amerikaanse Deborah Tannen scoorde ook in Nederland behoorlijk met Je begrijpt me gewoon niet en Dat bedoelde ik niet. Dit nieuwe boek is het derde en laatste deel in de reeks over de verschillen in spreektaal van mannen en vrouwen en de misverstanden die daaruit voortvloeien. Tannen werkte twintig jaar aan dit onderzoek, waarbij ze zich baseerde op wetenschappelijke studies, eigen waarne mingen en brieven van geïnteresseerden. Mannen gaan vaak op een directe manier met hun personeel om en vinden het normaal kracht en vormen van agressie te gebruiken. Vrouwen in hogere functies bedienen zich doorgaans van indirecte, zachtere middelen. Daar heb je alweer een misverstand, schrijft Deborah Tannen. Mannen kunnen in hun doortastendheid onbedoeld onvriendelijk overkomen en vrouwen die niet opscheppe rig willen zijn en de gevoelens van anderen willen sparen, kunnen te weinig zelfverze kerd en dus minder geschikt voor hun func tie lijken. Tannen stelt met nadruk dat beide vormen van gesprek zinvol kunnen zijn. Maar in de meeste bedrijven overheersen de mannen en krijgen de vrouwen te maken met hun me thode van communiceren. Je kunt dus spre ken van ongelijke kansen. Een vrouw leest haar verslag voor. Ze wordt al snel onderbroken door een mannelijke collega, die roept: „Oh, dat is veel te droog! Dat moet je veel pittiger maken!" Zij schrikt, die reactie is voor haar veel te hard. Zelf zou ze iets gezegd hebben als: „Dat is een heel goed uitgangspunt; natuurlijk maak je het bij het herschrijven nog iets pittiger." Zij vindt dat je het beste eerst met een compliment kunt komen voordat je je kritiek spuit. Een man is zes weken in functie als chef. De vrouwen die onder hem werken zijn zeer ontevreden. Ze zeggen hem dat ze zelfs denken aan ontslag. Ze hebben het idee dat hij hen niet goed vindt functioneren. Hij zegt verbaasd dat hij juist zeer tevreden is. Hij heeft toch nooit gezegd dat ze het niet goed doen? Dat is juist het probleem. Ze ver wachtten dat hij hun werk zou prijzen en belangstelling zou tonen. Hij meende echter dat hij vertrouwen toonde door de vrouwen hun gang te laten gaan. Vrouwen verwach ten over het algemeen meer complimenten en zijn zelf ook guller met lof. Ook in de humor zijn de verschillen groot. Mannen houden van plagen en stangen. Vrouwen zoeken het vooral in zelfspot. Een vrouw kan harmonie in de verhoudingen brengen als ze meedoet met de mannen en moppen tapt die op het randje zijn. Maar,, schrijft Tannen bezorgd, dat kan weer af stand scheppen tussen haar en andere vrou wen. Deborah Tannen probeert wetenschappelijke afstand te bewaren en zich te onthouden van persoonlijke oordelen. Toch merk je af en toe dat haar sympathie ligt bij de werkende vrouwen, die' de gewoonte hebben zich voortdurend te verontschuldigen, het pretti ger vinden om niet op te vallen binnen een groep, heel graag aardig gevonden worden en zich bedienen van 'afgezwakte taalge bruik', omdat ze een indirecte manier van praten veel hoffelijker vinden. Tannen ci teert een onderzoek van vastgelegde cockpit- gesprekken, waaruit blijkt dat 'bemanningen die de meest indirecte manier van spreken gebruikten, tot de beste konden worden gerekend'. Dat is niet wat het meeste stoort in dit boek. Het grote probleem met het werk van Tan nen is dat ze aardige anekdotes en aantrek kelijke theorieën zo saai en lelijk verpakt. Haar schrijfstijl is onnodig omslachtig en vaak onhandig. Probeer onderstaande alinea maar eens te lezen: „De conclusie moet luiden dat een manier van spreken niet als een duidelijk symptoom van gemoedstoestanden als onzekerheid of gebrek aan zelfvertrouwen mag worden uit gelegd. Dat wil ook weer niet zeggen dat niemand onzeker zou zijn of een gebrek aan zelfvertrouwen zou hebben. Het betekent slechts dat er door de vele invloeden op de gespreksstijl een grote variatie bestaat in de mogelijkheden om iets gedaan te krijgen en de eigen gemoedstoestand tot uitdrukking te brengen." Dat heeft niks te maken met een vrouwelij ke, zachte, indirecte wijze van communice ren. Of het door een man of een vrouw, gedaan is, het is gewoon slecht geschreven. Deborah Tannen: 'Woorden aan het werk. Hoe vrouwen en mannen op het werk met elkaar praten'. Uitg. Prometheus, prijs 34,90. Parodie, pastiche en persiflage zijn drie literaire genres, bijna even oud als de literatuur zelf. Ze zijn met elkaar verwant. Maar er hoort een vierde woord bij: parasiet. Want parodie, pas tiche en persiflage parasiteren op alle andere literaire genres. Zonder poëzie en proza geen parodie, pastiche en persiflage. Een parodie is doorgaans ho nend bedoeld, een pastiche is een poging tot perfecte stijlkopie, een persiflage zit er zo'n beetje tussen in. Alle drie vereisen ze technisch meesterschap bij de vervaardiger, en de bedoeling is onveranderlijk: een (glim)lach. Ze zijn er in alle soorten en maten. Zo zijn er zijn parodisten die er een sport van maken om hele gedichten te parodiëren. Gerrit Komrij is daarin zeer be dreven, zo blijkt uit de 'encyclo pedie' Ik ben geboren in Apeldoorn, die is gewijd aan alle p-genres. Gebruikelijker dan hele gedich ten is het om alleen de begin- zin(nen) van een beroemd ge dicht te persifleren. Daar zijn hele flauwe voorbeelden van, zo als Sinterklaas is jarig, zet hem op de pot of Wilhelmus van Nassouwe die kreeg een nieuwe fiets. Ook de titel van het onderhavige boek is zo'n voorbeeld. Die gaat terug op de gevleugelde aanhef van het mythologische gedicht Iris van Jacques Perk: Ik ben geboren in zonnegloren En een zucht van de ziedende zee. Een anonymus heeft daarvan ge maakt: Ik ben geboren in Apeldoorn, En m'n zuster in Zierikzee. De naam Gerrit Komrij is al gevallen. In dit genre van de aanhef-parodie heeft hij zich niet onbetuigd gelaten: Egidius, waer bestu bleven Mi lanct na di, gheselle mijn wordt: Egidius, waar bestu bleven? Het is al twintig over zeven Of Een cel is maar twee meter lang, Dat scheelt al gauw in het fo hang Van Gerrit Kouwenaars regels; ik heb nooit naar iets andén getracht dan dit het zacht maken van stenen maakt Komrij: ik heb nooit naar iets anéii getracht dan dit een onophoudelijk oaereinj staand lid De meest geparodieerde dichters van het Nederlands taalgebied blijken te zijn: Vondel, Van Alp. hen, Gezelle en Kloos. De meis. terparodisten zijn Nico Scheep, maker, Drs P., Kees Stip, Ivo de Wijs, John O'Mill en Michel v® der Plas, maar dat wisten eigenlijk al. Ook Henk Spaan en Kees van Kooten gooien hoge ogen met hun Carmiggelt-pasti. ches. En echt lachen kun je o® de moordende parodie van de Dagboeken van C. Buddingh door W. F. Hermans - een paro die die naar verluidt Buddingh' vroegtijdig heeft geknakt en zijn levenswil heeft gebroken. Zo va kan het gaan. Het parodieënboek geeft i een ruim overzicht van de Ne derlandse literatuur in en zin, met alle verbasteringen. Daarop volgt hetzelfde op gebied van volks-, kinder- en cabaretliedjes. En dan nog overzicht van alle mogelijke p- teksten per genre: bijbelverhaal, sonnet, sprookje, legende, meis jesboek, voorwoord, etc. Helemaal achterin het boek is voor de kenners een lijst van beroemde boektitels opgenomen, zoals Het zwaailicht van Wille® Elsschot, Klaag niet om A van Marnix Gijsen, Ik heb altijl geluk van W. F. Hermans, Krui denbitter van Marga Minco De zaak 47/11 van Harry Mn- lisch. Eigenlijk is hier sprake van een onorthodoxe geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. Voor het eerst is een, zij het niet compleet, overzicht gemaakt van de meta-literatuur, dat wil gen: literatuur over literatuur. Goed voor uren bladerplezier 'Ik ben geboren in zonnegloren. Groot parodieënboek' is samen gesteld door Rody Chamuleau en J. A. Dautzenberg (uitg. Nijghft Van Ditmar, prijs 49,50). HR Door Muriel Boll Gedachten zijn zelden compleet en mooi afgerond, meestal bob belen ze van het ene flard naar het andere door iets wat je ziet of ruikt. Ben je het hoofdcom mentaar-aan het lezen en ineens sta je in de kamer van je groot moeder: pauweveren, hertege wei. Van de Oekraïne naar de Veluwe. Als je die gedachten- sprongen zou opschrijven, werd het resultaat een grote chaos. Peter van Gestel is erin geslaagd een prachtig verhaal te schrijven op basis van dergelijke gedach tenflarden. In Lieve Claire schrijft Bo vanuit een vakantie villa 'dichtbij de bossen, ver van het geluk', een lange brief aan Claire. Aanleiding daarvoor is haar briefje waarin ze schrijft dat ze geen afspraakjes met Bo wil maken, want hij praat zo raar. Jammer, maar dat mooie moment van verliefdheid heeft Bo toch maar gehad, honderd bladzijden verder schrijft hij 'een mens maakt heel wat mee, maar op het moment dat hij het meemaakt, is het al voorbij'. In zijn brieven beschrijft Bo de geschiedenis van zijn oudere stiefzusje Theodora, tante Door, en hun vriendschap waar een buitenstaander weinig van zou snappen. Bo laat het achterste van zijn tong zien, het is immers gemakkelijker om je ziel bloot te leggen voor een vreemde dan voor iemand die je goed kent. De briefvorm maakt het voor Van Gestel mogelijk om een heel di rect verhaal te schrijven en om Bo niet als een vroegrijp, eigen wijs ventje te laten overkomen, laat hij tante Door al in het begin tegen Bo zeggen dat hij een ouwe man is, en verderop noemt ze hem een arrogant zei- kerdje. Op deze manier zijn de volwassen bespiegelingen van een vijftienjarige jongen heel aanvaardbaar. Bo is een afstandelijke obser- veerder zoals veel pubers dat zijn. Over zijn vader schrijft hij: 'echt helemaal de man om in korte broek tussen andere toeris ten te lopen'. 'Ik wil dansen en gekke gezichten trekken. Lo gisch dat die man zich niet op zijn gemak voelt in mijn buurt. Een harde en tegelijkertijd lief devolle beschrijving waar zelf kennis in door klinkt. Op die manier kijkt hij ook naar zijn moeder die hij een beetje dom vindt: 'Het gekkenhuis zit vol pubers die boswandelingen met hun moeder moesten maken.' Tante Door is degene woor wie hij echt warme gevoelens koes tert, ondanks het feit dat ze te dik is en een beetje ordinair. Ze laat nogal eens winden en kijkt graag naar mannen. Die twee sparen elkaar niet - 'lazer op me je geouwehoer' - maar hun ver bondenheid vindt uiteindelijk neerslag in een nacht waarin haar broertje niet is. Hun sprek, de ochtend daarna, is bij- terig. Om de schaamte te onder drukken, om vast te stellen dat het niets voorstelt en tegelijker tijd de grenzen te trekken. 'Hele maal geen bos', riep ik, 'eet handjevol dunne bomen.' 'Hadik je dan een bos beloofd?' vroeg tante Door nors. Met tante Door gaat Bo op naar Thea's vader die zij nooit gekend heeft. Zij heeft kortgele den zijn adres in handen gen. Waarschijnlijk is hij Eenmaal in de winkel Thea's beeld dat ze altijd van haar vader had, volledig verlo ren. Die confrontatie wordt schitterend en laconiek beschre ven. Later op de dag wordt Bo in elkaar geslagen, omdat hij voor homo wordt aangezien. Hij be klaagt zichzelf niet, hij had het immers zelf uitgelokt, 'Zal ik doodgegaan of niet?', vraagt hij aan Thea. 'Doe wat je niet laten kunt', zegt ze. De zoektocht wordt uiteindelijk desillusie. Wat het verhaal extra levendig maakt, zijn de sterke dialogen. Bo is soms wrang, soms jaloers en maar zelden lief, kortom een echte puber, maar een die eerlijk is ten opzichte van zichzelf en anderen. Zo >s Lieve Claire een ontroerend spannend zelfportret. Van mij mag er een heel mooi lijstje om. Peter van Gestel: 'Lieve Claire- Uitg. Fontein, prijs 27,50, varia! 13 jaar. PpS Omslag van 'Lieve Claire getekend door Peter van Straaten Door Jeanette Vergouwen Yolanda Mergler is volop be zig met de voorbereidinger voor het Festival van Zeeuw- sch-Vlaanderen 1995, dat als thema krijgt 'Tussen Donai en Karpaten'. De directrice van het Zuidlandtheater in Terneuzen ging vijf dagen naar Roemenië om alles te weten te komen over de volksmuziek. De Hongaarse en Roemeense cultuur en de wederzijdse in vloeden moeten in het festival 1995 breed uitgemeten worden. Het festival zorgt in de periode van 8 september tot 1 oktober voor muzikale evenementen en de stichting Mediator in Aarden burg stelt zich garant voor een randprogramma met exposities, films, diavertoningen en Roe meense hapjes en wijnen. Media tor is een stichting die de zake lijke en culturele relaties tussen Nederland en Roemenië behar tigt. In het voorjaar van '95 wordt het huis, naast het stad huis in Aardenburg, van waaruit de stichting gaat opereren, geo pend. Yolanda Mergler werd in Roe menië geleid door het echtpaar Ionita van Mediator dat er goed de weg kent. Tussendoor werden afspraken gemaakt voor de Zee land Cultuurmaand met poppen spelers. In de Zeeland Cultuur Maand 1995 wordt voor het eerst aandacht besteed aan deze thea- tertak. „Het was een droomreis, ik kreeg in vijf dagen een Roe meense culturele hersenspoeling, maar ik ben er heel geïnspireerd uit tevoorschijn gekomen," ver telt Yolanda Mergler. „Geslapen heb ik bijna niet, mijn hoofd barst van allerlei melodieën. Ik ging op zoek naar de folklore- en zigeunermuziek en de invloed van de volksmuziek in de klas sieke composities. Ik ben verrijkt teruggekomen, de volksmuziek is boeiend en meeslepend. Bij het kiezen van een dergelijk thema neem je een risico, de muziek moet het publiek boeien en bij volksmuziek kun je dit niet met zekerheid weten. Ik ben terugge- Tien jaar geleden, in decembei 1984, nam Edy de Wilde mei groots vlagvertoon afscheid ah directeur van het Stedelijk Mu seum in Amsterdam. Een in drukwekkend overzicht van het werk dat onder zijn autoriteit was verworven, de tentoonstel ling La Grande Parade, mar keerde het einde van een perio de. Niet alleen van zijn direc teurschap maar ook van dc vooraanstaande plaats die het Stedelijk op de internationals kaart in de jaren zestig (nog onder directeur Sandberg) er zeventig had ingenomen. De ontwikkelingen sindsdien ir het kunstklimaat hebben er voor gezorgd dat de toon elder: gezet wordt, in Amerika met name, en zeker niet meer in het Stedelijk. Grote overzichtsten toonstellingen gaan nu aan df Amsterdamse deur voorbij om dat het met de naar buiten landse maatstaven keutelige budgetten waarmee Nederland se musea moeten woekeren, al lang niet meer te betalen valt Alleen al de premies waarteger topstukken verzekerd worden beslaan een bedrag dat de jaar lijkse begroting te boven gaat. Dat er toch spraakmakends tentoonstellingen georgani seerd werden en nog worden zegt iets over de wervings kracht, de vindingrijkheid ei vooral de autoriteit en reputa-

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 16