'Ik
Roemc
hers
Verbond tussen wilde wolf en schuw hert
Ierse mystiek in Canada bij Jane Urquhart
BOEKENLEGGER
KINDERBOEKEN
D l
Wie wacht
maakt
veel mee
Genadeloze afrekening
met een voetbalvader
Groot Parodieënboek
Gedachtenflarden van Bo
DE STEM
BOEKEN
Sterke terugkeer van Jef Geeraerts in de literatuur
Mannen, vrouwen en misverstanden tijdens het werkoverleg
DE STEM
Yoland
La Petite Parade
VRIJDAG 16 DECEMBER 1994
Door Y. Né
Vijf van Sjoerd Kuypers dicht
bundels kwamen uit bij De Bezi
ge Bij. Zeepziederij De Adelaar,
zijn zevende bundel, is alweer de
tweede bij uitgeverij Veen. Be
kender en heel geliefd op dit
moment is hij als schrijver van
kinderboeken. Van Het zakmes
werd een tv-bewerking gemaakt,
die in Amerika is bekroond. Ro
bin en Suze kreeg een zilveren
griffel.
Van goede kinderboeken genie
ten volwassenen ook. Er bestaat
geen echte scheidslijn tussen
vertellingen voor kinderen en die
voor volwassenen. Wie in zich
zelf niet iets heeft bewaard van
de kijk die kinderen op de we
reld hebben, is niet compleet. De
poëzie van Sjoerd Kuyper be
weegt zich in dit grensgebied. Ze
is te lezen als een wandeling
langs diverse tableaus met
sprookjesachtige dimensies. Zé
doet ook aan volksliedjes den
ken, vol symboliek en met her
halingen als refreinen.
Het titelgedicht geeft de centrale
thematiek aan. Op het dak van
een zeepfabriek staat een vergul
de adelaar. Volgens een oud ver
haal waren het er vroeger twee.
De een hield van reizen en de
ander bleef altijd thuis. Ze zagen
elkaar nooit en dat verdriette
hen zeer. Ze vroegen een rechter
om zijn oordeel.
In dit gedicht worden het be
trekkelijke van reizen en de mo
gelijkheden van de thuisblijver
bezongen. De adelaar is een be
kend symbool voor de zon. De
zon toont twee gezichten. Wel
licht gaat het over Kuyper zelf.
Hij haalt zijn beelden niet uit
verre reizen, maar uit de nabije
omgeving. Hij reist zonder zich
te verplaatsen en hij vertelt zich
zelf de verhalen.
Mooi is ook het gedicht Spoor
wegmuseum, over de jonge Arie
Duif die in treinen woont en van
Bounties leeft, van gulle giften
dus. Als hij op de schouder'
wordt getikt, huilt hij om zijn
afwezige ouders. Betekenen zijn
initialen A.D. niet 'a dato', 'van
heden af'? De trein is de tijd, die
almaar doorgaat vanaf de ge
boorte. Over het rangeren 's
nachts schrijft Kuyper: 'en die
prachtige klap, die als een oud
familierecept van wagon op wa
gon wordt doorgegevenMaar
vanaf zijn zevenendertigste
woont hij in een nagebouwde
coupé in het spoorwegmuseum.
Alles ligt nu vast voor hem, hij
wordt bewaard om bekeken te
worden.
Een 'voetnoot' bij de klap in dit
gedicht is zelf een gedicht. Op de
bodem van de zee is een onpeil
baar diepe trechter, waar alle
geluid van de wereld gestort
wordt, als het hier afsterft. Dan
moet er ook een bron zijn 'waar
alle geluid vandaan komt, de
hele toekomst in klanken!' Maar
over die plek kan niet gesproken
worden, 'want de woorden die
dat geheim openbaren, komen in
de bron niet voor.'
Kuyper neemt een standpunt in
vol verwachting. Daardoor is de
werkelijkheid altijd meer dan in
eerste instantie lijkt. Het
sprookje komt los. De fantasie
wordt geprikkeld en waarne
ming wordt iets bijzonders
waarin van alles gebeurt. Daar
om raadt hij aan, als je ooit in
Stavoren bent, om daar op dol
fijnen te wachten. Ze zullen
nooit komen, maar 'niets is zo
verrukkelijk als wachten op dol
fijnen'. En positieve tegenhanger
van het bekende Vrouwtje van
Stavoren, die in het grootste
goed der aarde nog niets zag. En
dat liep slecht af.
De poëzie van Kuyper is afkom
stig uit de onnoembare bron
waaruit alle verhalen komen. Bij
hem wordt elk aandachtig kijken
gevuld met geluid uit die bron en
dit geeft hij door aan de lezer.
Een heel mooi boekje voor tus
sen Sint en Kerst.
'De een jaagt de droom na,
een droom op de vlucht,
op een paard mager als mist
en doorzichtig als lucht;
de ander die bouwt zich
een huis voor de droom,
die zit en die wacht
tot hij eens komt.'
'Maar edelachtbare toch!'
zong de reizende boer.
'Als je altijd maar
blijft waar je bent,
moet je herkauwen
watje al kent!
Er moet toch iets zijn,
ik weet het niet.... Iets,
iets dat iets meer is
dan niets! Toch....?'
Sjoerd Kuyper: 'Zeepziederij De
Adelaar'. Uitg. L.J. Veen, prijs
24,90
Door onze redacteur
Chris van Nijnatten
Wim de Bie is al lang geen
opinie-leider meer. Daarom was
ook het niet zo belangrijk, dat
hij bij de VPRO-tv op zondag 4
december de combinatie voetbal
en literatuur onder vuur nam.
Het was alleen maar leuk, mis
schien bedoelde hij het ook wel
zo, om hem als een Laatste der
Mohikanen stelling te horen ne
men tussen het prille geluk tus
sen het voetbal en de literatuur.
Het was tot voor kort in Neder
land absoluut onbespreekbaar,
dat een gerespecteerd schrijver
zich liet inspireren door voetbal.
Inmiddels is het meer dan be
spreekbaar. Het gebeurt gewoon.
Serieuze uitgevers als Thomas
Rap, Veen en Scheffers lezen
likkebaardend de met voetbal
doordrenkte manuscripten van
hun schrijvers. Dat doen ze on
getwijfeld omdat de teksten vak-'
kundig en met veel liefde voor de
kunst van het schrijven zijn ge
concipieerd. Maar toch ook om
dat voetbal verkoopt, zeker in
deze tijd van het jaar.
Scheffers zal Voor Oranje trillen
al mijn snaren niet voor niets in
de maand december naar de
boekhandel hebben gebracht.
Het betreft een verzameling van
de beste stukken van wijlen Nico
Scheepmaker over het Neder
lands elftal. De gedichten, ana
lyses en commentaren zijn
prachtig geschreven, maar die
stelling staat natuurlijk gelijk
aan het intrappen van een open
deur. Scheepmaker schreef van
af 1964 tot zijn dood in 1990 op
een zeer fijnzinnige manier zijn
stukken over Ajax en het Neder
lands elftal. Wat die fijnzinnig
heid betreft, was hij bijna zijn
hele leven een witte raaf in de
voetbaljournalistiek. Omdat het
een bundel van reeds gepubli
ceerde stukken betreft, staat er
voor de ware liefhebber weinig
tot niets nieuws in. Mogelijk
gaat de echte verzamelaar plat
voor de lieve inleiding van Henk
Spaan.
Diezelfde Spaan is samen met
Matthijs van Nieuwkerk verant
woordelijk voor het 'voetbaltijd
schrift voor lezers' Hard gras.
Het tweede deel is net versche
nen, terwijl het eerste deel, dat
in 'een betrekkelijk hoge oplage'
was verschenen, bijna geheel is
uitverkocht.
1
Nico Scheepmaker foto anp
De nieuwe aflevering heeft de
vader-zoon-relatie als leitmotiv
en bevat werk van bekenden uit
het eerste deel als Ronald
Giphart, Hugo Borst en de En
gelsman Nick Hornby. Het valt
op dat voor de tweede achter
eenvolgende keer nu juist de ge
kende voetbalschrijver Hornby,
van hem is het briljante boek
Fever Pitch/Voetbalkoorts, de
minste bijdrage heeft geleverd.
Maar daar staat heel veel moois
tegenover. Zo snijdt vlak voor
kerst de tragische impressie van
een bezoek aan de vader van
Marco van Basten heel lekker
door je ziel. Het vals geschreven
stuk van Herman Brusselmans is
ook een schoonheid. -Veel jaren
na dato lijkt hij genadeloos af te
rekenen met zijn (voetbal-)va-
der, maar in de laatste alinea
vallen de twee elkaar op een
droevige manier in de armen.
Het stuk van Giphart werkt
evenals de eerste keer op de
lachspieren. Giphart is een jon
ge, soepel schrijvende, maar nog
beter verkopende auteur. Zijn
vader heeft een cursus schrijven
gevolgd en zijn voetbalverleden
op papier gezet. Giphart kreeg
het in handen en gebruikte zijn
pen op sympathieke wijze als
fileermes. En wie wil weten hoe
je op een bekakte manier over
voetbal kan schrijven, moet het
verhaal van Adriaan Morriën
over Jordi Cruijff eens lezen.
Die Jordi siert als ventje van een
jaar of negen de voorpagina van
het blad. Hij staat er in Ajax-te-
nue, wijzend, met de aanvoer
dersband om zijn arm. Zo afge
beeld is hij niet de zoon van,
maar de reïncarnatie van de
voetballer Johan Cruijff.
Nico Scheepmaker: 'Voor Oranje
trillen mijn snaren'. Uitg. Scheffers,
prijs 29,90
A.F.Th, van der Heijden, Tim
Krabbé, Adriaan Morriën, Ronald
Giphart e.a.: 'Hard Gras' (kwartaal
blad). Uitg. L.J. Veen, prijs 14,90
Door Johan Diepstraten
Het thema van de dertienjarige
jongen die ingewijd wordt in de
sexualiteit en afstand neemt
van zijn opvoeding is inmiddels
uitgekauwd. Alleen een gere
nommeerd schrijver kan het
voor elkaar krijgen om zodanig
op dit aloude gegeven te varië
ren dat er een verdienstelijk
boek ontstaat. De nachtvogels
van Jef Geeraerts is zo'n roman
die, ondanks een déja-vu ge
voel, van het begin tot het ein
de aantrekkelijk blijft.
Al op de eerste pagina roept
Geeraerts een dromerige sfeer
op waarin de hoofdpersoon, het
stadskind Carl, zijn hele leven
wil vertoeven. Het einde van de
twee maanden vakantie bij zijn
grootouders op het plattelandse
Overbroek komt in zicht. Hij
zal zich weer moeten aanpassen
aan het strenge regime van de
jezuïeten, 'aan de systematische
terreur van de zwarte soldaten
van Christus'. Bij hen is er geen
ruimte voor de verbeelding,
voor de fantasie over Het Ge
bied Van Het Grote Taboe. Ver
voegingen van Latijnse werk
woorden in zijn hoofd stampen,
die barre realiteit staat hem te
wachten in het najaar van
1943.
Tegenover deze 'stadse poeper'
met tennistrui en knicker
bockers zet Geeraerts een bui
tenjongen, Jos Cuypers, die on
langs is ontslagen uit een ver
beteringsgesticht, waar hij zat
omdat hij iemand met een mes
had gestoken. Hij lijdt aan de
vallende ziekte. Met zijn moe
der en zus woont hij 'in een
weikot' aan de rand van het
dorp. Door de dorpsbewoners
wordt de familie Cuypes met de
nek aangekeken: het is 'barak-
kevolk' en bovendien heulen
zowel moeder als dochter met
Duitse officieren in de stad.
Over goed of fout in de herfst
van 1943 doet Geeraerts geen
uitspraken: het is een gegeven
dat de zigeunerinnen 'gewaaid
en gedraaid in dien dancing in
Schote bij de gastkachel' zitten,
'waarda de Duitse soldate ko-
me veur ge weet wel watte, ja
ja...' Het is eveneens een gege
ven dat de vader van Carl sja
chert met de vijand en 'van
vijfentwintig centieme vijf
frang kan make zonder z'n
handomtedraaie.'
Carl zelf luistert iedere avond
naar het legerbericht van het
Jef Geeraerts
Oberkommando van de Wehr-
macht en houdt op een land
kaart de troepenverplaatsingen
van Hitler in Rusland bij. In
zijn dromen is hij het evenbeeld
van de zoon van de beroemde
veldmaarschalk Von Manstein,
een piloot die tot op zijn oren
verliefd is op een Vlaamse
vrouw die op een zigeunerin
lijkt.
Het is in deze dromerige, en
vooral broeierige sfeer waarin
de vriendschap tussen Carl en
Jos opbloeit. De jezuïetenleer
ling met zijn boekenkennis van
de wereld staat tegenover de
jongen die de taal van de dieren
kent en beter weet wat er in de
wulpse wereld te koop is. Daar
komt Carl al snel achter. Vanaf
de eerste aanblik is Carl over
weldigd door de moeder en de
dochter en 'zonder de verstik
kende angst voor de eeuwige
verdoemenis' kan hij er met Jos
over praten. „Zeg, meneer de
geleerde, hadt gij daarstrakskes
ook geen lat? Ge moet nie rood
weure. Denkt ge dat ons moe 't
nie in de mot had?" Dochter
Alice wordt de grote liefde voor
foto manteau
Carl en ook zij 'ziet 'm gére'.
Het is de uitgangssituatie voor
een roman waarin negen cru
ciale dagen uit het leven van
Carl worden beschreven. Zoals
in eerder werk van Geeraerts
gaat ook De nachtvogels over
vriendschap, verstoorde illusies
en de dood. De hele roman door
speelt de halfverwilderde Jos
met een vlijmscherp mes en als
hem iets niet zint, is er voor
hem altijd de standaardoplos
sing: 'Die rotten hond steek 'k
nog 's 'n mes door z'n pens.'
Het is geen echte verrassing dat
er zich een drama gaat afspe
len.
De nachtvogels heeft iets weg
van een spannende jeugdroman
omdat Geeraerts uitgebreid in
gaat op de fantasiewereld van
Carl, Jos en Alice. Samen vor
men ze een bende die 'stroppe
en fuike zette, fazanten en eek-
hoors schiete met 'n kattepuul,
in 't bos lope, sigarette smore,
jeneuvel drinke, van alles pik-
ke, nie naar de kerk gaan,
vechte, niet met de boerejong
speule en zo van alles...'. Onder
elkaar zijn ze Watervlugge
Merrie, Wilde Wolf en Schuw
Hert en leven 's nachts in het
bos. Als echte nachtvogels, zo
als ze zich ook noemen.
Volgens de achterflap liep
Geeraerts jarenlang met het
idee rond om zijn jeugdtrauma
te beschrijven. Wat er zich in
werkelijkheid heeft afgespeeld
is niet van belang, wel de lite
raire vertaling ervan. De vorm
die Geeraerts uiteindelijk geko
zen heeft, zorgt voor een goede
spanningsboog. Dat is hem wel
toevertrouwd na het schrijven
van een groot aantal thrillers.
Net als in zijn misdaadboeken
is nu in De nachtvogels het
Vlaamse dialect een wezenlijk
onderdeel van de roman: het is
amusant, zangerig en typerend
voor de drie hoofdpersonen.
Zelfs de personages die niet zo
belangrijk zijn voor de gebeur
tenissen, doen volop mee. De
grootouders van Carl, vava en
moemoe, zijn eigen ouders, zijn
leraar Latijn Brepols en de rec
tor tot en met het achterlijke
melkmeisje: ze dragen er alle
maal toe bij dat de binnenwe
reld van Carl perfect is neerge
zet.
De nachtvogels is natuurlijk
een roman over vriendschap en
de dood, maar ook over het
afscheid van de paradijselijke,
onschuldige wereld. In een bij
zondere apotheose keert Carl
terug naar de plek waar hij met
Jos een bloedverbond heeft ge
sloten. Even daarvoor had hij
terloops het drama vernomen
van zijn ziekelijke kameraad
die de minnaar van zijn moeder
in bed had aangetroffen, hem
was aangevlogen 'en wat er dan
is gebeurd weet gene mens
maar hij hee de stuipe gekrege
en hij is erin gebleve.' De we
reld van Carl is daarmee volle
dig ingestort.
Met deze roman is Geeraerts na
veertien jaar weer terug in de
Nederlandse literatuur. Al eer
der kondigde hij aan dat er
geen Vincke en Verstuyft thril
lers meer zullen volgen. Zijn
succesvolle schrijverscarrière
op internationaal niveau heeft
hij vaarwel gezegd en gekozen
voor een verhoudingsgewijs
marginaal bestaan in de lette
ren. Hoe verstandig deze beslis
sing is, zal de komende jaren
blijken.
Jef Geeraerts: 'De nachtvogels'.
Uitg. Manteau/Meulenhoff, prijs
32,90.
Door Marjan Mes
De Canadese schrijfster Jane Ur
quhart is vergeleken met 19e
eeuwse Engelse auteurs als Emi
ly Brontë en Thomas Hardy. De
wereld die zij in haar derde
roman, In een andere wereld
(Away), schildert, is echter meer
mystiek dan realistisch. Haar
verhaal begint meeslepend op
een 19e eeuws Iers eilandje waar
een geheimzinnige schipbreuke
ling aanspoelt.
Het jonge romantische meisje
Mary klampt zich vast aan de
stervende jongeman op het
stand, erotisch gefascineerd door
zijn uiterlijk. Hij noemt de naam
Moira als zij haar hoofd op zijn
borst vlijt. Haar moeder, de pas
toor en een handvol eilandbewo
ners treffen haar aan, omringd
door aangespoelde kolen en
theepotten van het vergane
schip, slapend in de armen van
de dode jonge zeeman.
Sinds die vreemde gebeurtenis is
Mary 'weg', zwijgzaam en inge
keerd. Ze keert altijd weer terug
naar de zee om contact met de
geest van haar dode geliefde te
zoeken. Met het gewone leven
heeft zij geen voeling. Toch
trouwt ze met de onderwijzer
Brian O'Malley. „Ik ben hier
maar ik ben niet hier', zei ze. 'Ik
zal je vrouw zijn maar ik zal niet
je vrouw zijn."
Na de geboorte van zoon Liam is
ze ogenschijnlijk gelukkig, leert
lezen van haar man en zoekt
vriendschap met een weten
schapper die onderzoek doet op
het eiland. Wanneer in 1846 in
Ierland een hongersnood dreigt,
zorgt deze door haar gefasci
neerde man ervoor dat het gezin
naar Canada kan emigreren.
Daar is een meer dat Moira heet.
Kort na de geboorte van dochter
Eileen verdwijnt Mary spoor-
Jane Urquhart
foto bert bakker
loos. Het achterblijvende gezin
moet hard ploeteren om in leven
te blijven.
Daarna schildert Jane Urquhart,
in een mengeling van geschied
schrijving en sprookje, de ge
schiedenis van zoon Liam en
dochter Eileen, die net zo myste
rieus is als haar moeder. Ook die
haar dochter, Esther, deelt in de
ongewone familiegeschiedenis.
Betrokkenheid bij de Ierse vrij
heidsstrijd en heimwee naar het
Groene Eiland beheersen deze
Ierse Canadezen.
Mijn soort roman is het niet.
Ongetwijfeld wordt er terugge
grepen op oude Ierse sages en
legenden, maar naar mijn smaak
blijft alles te vaag, zonder kern
of doel. De natuurbeschrijvingen
zijn mooi en geheimzinnig maar
de mensen blijven schimmen die
niet echt tot leven komen. Hun
geschiedenis daardoor evenmin.
In de beschrijving van Ottawa
kende ik zelfs nauwelijks iets
terug van wat ik daar gezien
heb. Ik vond dat een goede
maatstaf om mijn kritiek nog
eens extra te kunnen toetsen.
Jane Urquhart: 'In een andere
wereld'. Uitg. Bert Bakker, prijs
f 34,90
Door onze redacteur Dirk Vellenga
De vrouw gaat achter haar bureau zitten en
begint tegen haar collega te klagen over de
drukte thuis en haar zieke kind. De collega,
een man, luistert en doet zijn best een advies
voor haar te bedenken. Hij denkt dat ze hulp
vraagt, maar zij knapt af, ze vindt hem
akelig neerbuigend. 'Problemenpraat' komt
meer voor bij vrouwen en is slechts bedoeld
om het hart te luchten. En je toont je
omgeving dat je een gewoon mens bent, niet
iemand die alles piekfijn voor elkaar heeft.
Het is een van de misverstanden op de
werkvloer die Deborah Tannen beschrijft in
Woorden aan het werk, dat als ondertitel
kreeg Hoe vrouwen en mannen op het werk
met elkaar praten. De Amerikaanse Deborah
Tannen scoorde ook in Nederland behoorlijk
met Je begrijpt me gewoon niet en Dat
bedoelde ik niet. Dit nieuwe boek is het
derde en laatste deel in de reeks over de
verschillen in spreektaal van mannen en
vrouwen en de misverstanden die daaruit
voortvloeien. Tannen werkte twintig jaar
aan dit onderzoek, waarbij ze zich baseerde
op wetenschappelijke studies, eigen waarne
mingen en brieven van geïnteresseerden.
Mannen gaan vaak op een directe manier
met hun personeel om en vinden het normaal
kracht en vormen van agressie te gebruiken.
Vrouwen in hogere functies bedienen zich
doorgaans van indirecte, zachtere middelen.
Daar heb je alweer een misverstand, schrijft
Deborah Tannen. Mannen kunnen in hun
doortastendheid onbedoeld onvriendelijk
overkomen en vrouwen die niet opscheppe
rig willen zijn en de gevoelens van anderen
willen sparen, kunnen te weinig zelfverze
kerd en dus minder geschikt voor hun func
tie lijken.
Tannen stelt met nadruk dat beide vormen
van gesprek zinvol kunnen zijn. Maar in de
meeste bedrijven overheersen de mannen en
krijgen de vrouwen te maken met hun me
thode van communiceren. Je kunt dus spre
ken van ongelijke kansen.
Een vrouw leest haar verslag voor. Ze wordt
al snel onderbroken door een mannelijke
collega, die roept: „Oh, dat is veel te droog!
Dat moet je veel pittiger maken!" Zij
schrikt, die reactie is voor haar veel te hard.
Zelf zou ze iets gezegd hebben als: „Dat is
een heel goed uitgangspunt; natuurlijk maak
je het bij het herschrijven nog iets pittiger."
Zij vindt dat je het beste eerst met een
compliment kunt komen voordat je je kritiek
spuit.
Een man is zes weken in functie als chef. De
vrouwen die onder hem werken zijn zeer
ontevreden. Ze zeggen hem dat ze zelfs
denken aan ontslag. Ze hebben het idee dat
hij hen niet goed vindt functioneren. Hij zegt
verbaasd dat hij juist zeer tevreden is. Hij
heeft toch nooit gezegd dat ze het niet goed
doen? Dat is juist het probleem. Ze ver
wachtten dat hij hun werk zou prijzen en
belangstelling zou tonen. Hij meende echter
dat hij vertrouwen toonde door de vrouwen
hun gang te laten gaan. Vrouwen verwach
ten over het algemeen meer complimenten
en zijn zelf ook guller met lof.
Ook in de humor zijn de verschillen groot.
Mannen houden van plagen en stangen.
Vrouwen zoeken het vooral in zelfspot. Een
vrouw kan harmonie in de verhoudingen
brengen als ze meedoet met de mannen en
moppen tapt die op het randje zijn. Maar,,
schrijft Tannen bezorgd, dat kan weer af
stand scheppen tussen haar en andere vrou
wen.
Deborah Tannen probeert wetenschappelijke
afstand te bewaren en zich te onthouden van
persoonlijke oordelen. Toch merk je af en toe
dat haar sympathie ligt bij de werkende
vrouwen, die' de gewoonte hebben zich
voortdurend te verontschuldigen, het pretti
ger vinden om niet op te vallen binnen een
groep, heel graag aardig gevonden worden
en zich bedienen van 'afgezwakte taalge
bruik', omdat ze een indirecte manier van
praten veel hoffelijker vinden. Tannen ci
teert een onderzoek van vastgelegde cockpit-
gesprekken, waaruit blijkt dat 'bemanningen
die de meest indirecte manier van spreken
gebruikten, tot de beste konden worden
gerekend'.
Dat is niet wat het meeste stoort in dit boek.
Het grote probleem met het werk van Tan
nen is dat ze aardige anekdotes en aantrek
kelijke theorieën zo saai en lelijk verpakt.
Haar schrijfstijl is onnodig omslachtig en
vaak onhandig. Probeer onderstaande alinea
maar eens te lezen:
„De conclusie moet luiden dat een manier
van spreken niet als een duidelijk symptoom
van gemoedstoestanden als onzekerheid of
gebrek aan zelfvertrouwen mag worden uit
gelegd. Dat wil ook weer niet zeggen dat
niemand onzeker zou zijn of een gebrek aan
zelfvertrouwen zou hebben. Het betekent
slechts dat er door de vele invloeden op de
gespreksstijl een grote variatie bestaat in de
mogelijkheden om iets gedaan te krijgen en
de eigen gemoedstoestand tot uitdrukking te
brengen."
Dat heeft niks te maken met een vrouwelij
ke, zachte, indirecte wijze van communice
ren. Of het door een man of een vrouw,
gedaan is, het is gewoon slecht geschreven.
Deborah Tannen: 'Woorden aan het werk.
Hoe vrouwen en mannen op het werk met
elkaar praten'. Uitg. Prometheus, prijs 34,90.
Parodie, pastiche en persiflage
zijn drie literaire genres, bijna
even oud als de literatuur zelf.
Ze zijn met elkaar verwant.
Maar er hoort een vierde woord
bij: parasiet. Want parodie, pas
tiche en persiflage parasiteren
op alle andere literaire genres.
Zonder poëzie en proza geen
parodie, pastiche en persiflage.
Een parodie is doorgaans ho
nend bedoeld, een pastiche is een
poging tot perfecte stijlkopie,
een persiflage zit er zo'n beetje
tussen in. Alle drie vereisen ze
technisch meesterschap bij de
vervaardiger, en de bedoeling is
onveranderlijk: een (glim)lach.
Ze zijn er in alle soorten en
maten. Zo zijn er zijn parodisten
die er een sport van maken om
hele gedichten te parodiëren.
Gerrit Komrij is daarin zeer be
dreven, zo blijkt uit de 'encyclo
pedie' Ik ben geboren in
Apeldoorn, die is gewijd aan alle
p-genres.
Gebruikelijker dan hele gedich
ten is het om alleen de begin-
zin(nen) van een beroemd ge
dicht te persifleren. Daar zijn
hele flauwe voorbeelden van, zo
als Sinterklaas is jarig, zet hem
op de pot of Wilhelmus van
Nassouwe die kreeg een nieuwe
fiets.
Ook de titel van het onderhavige
boek is zo'n voorbeeld. Die gaat
terug op de gevleugelde aanhef
van het mythologische gedicht
Iris van Jacques Perk:
Ik ben geboren in zonnegloren
En een zucht van de ziedende
zee.
Een anonymus heeft daarvan ge
maakt:
Ik ben geboren in Apeldoorn,
En m'n zuster in Zierikzee.
De naam Gerrit Komrij is al
gevallen. In dit genre van de
aanhef-parodie heeft hij zich
niet onbetuigd gelaten:
Egidius, waer bestu bleven
Mi lanct na di, gheselle mijn
wordt:
Egidius, waar bestu bleven?
Het is al twintig over zeven
Of
Een cel is maar twee meter lang,
Dat scheelt al gauw in het fo
hang
Van Gerrit Kouwenaars regels;
ik heb nooit naar iets andén
getracht dan dit
het zacht maken van stenen
maakt Komrij:
ik heb nooit naar iets anéii
getracht dan dit
een onophoudelijk oaereinj
staand lid
De meest geparodieerde dichters
van het Nederlands taalgebied
blijken te zijn: Vondel, Van Alp.
hen, Gezelle en Kloos. De meis.
terparodisten zijn Nico Scheep,
maker, Drs P., Kees Stip, Ivo de
Wijs, John O'Mill en Michel v®
der Plas, maar dat wisten
eigenlijk al. Ook Henk Spaan en
Kees van Kooten gooien hoge
ogen met hun Carmiggelt-pasti.
ches. En echt lachen kun je o®
de moordende parodie van de
Dagboeken van C. Buddingh
door W. F. Hermans - een paro
die die naar verluidt Buddingh'
vroegtijdig heeft geknakt en zijn
levenswil heeft gebroken. Zo va
kan het gaan.
Het parodieënboek geeft i
een ruim overzicht van de Ne
derlandse literatuur in en
zin, met alle verbasteringen.
Daarop volgt hetzelfde op
gebied van volks-, kinder- en
cabaretliedjes. En dan nog
overzicht van alle mogelijke p-
teksten per genre: bijbelverhaal,
sonnet, sprookje, legende, meis
jesboek, voorwoord, etc.
Helemaal achterin het boek is
voor de kenners een lijst van
beroemde boektitels opgenomen,
zoals Het zwaailicht van Wille®
Elsschot, Klaag niet om A
van Marnix Gijsen, Ik heb altijl
geluk van W. F. Hermans, Krui
denbitter van Marga Minco
De zaak 47/11 van Harry Mn-
lisch.
Eigenlijk is hier sprake van een
onorthodoxe geschiedenis van de
Nederlandse letterkunde. Voor
het eerst is een, zij het niet
compleet, overzicht gemaakt van
de meta-literatuur, dat wil
gen: literatuur over literatuur.
Goed voor uren bladerplezier
'Ik ben geboren in zonnegloren.
Groot parodieënboek' is samen
gesteld door Rody Chamuleau en
J. A. Dautzenberg (uitg. Nijghft
Van Ditmar, prijs 49,50).
HR
Door Muriel Boll
Gedachten zijn zelden compleet
en mooi afgerond, meestal bob
belen ze van het ene flard naar
het andere door iets wat je ziet
of ruikt. Ben je het hoofdcom
mentaar-aan het lezen en ineens
sta je in de kamer van je groot
moeder: pauweveren, hertege
wei. Van de Oekraïne naar de
Veluwe. Als je die gedachten-
sprongen zou opschrijven, werd
het resultaat een grote chaos.
Peter van Gestel is erin geslaagd
een prachtig verhaal te schrijven
op basis van dergelijke gedach
tenflarden. In Lieve Claire
schrijft Bo vanuit een vakantie
villa 'dichtbij de bossen, ver van
het geluk', een lange brief aan
Claire. Aanleiding daarvoor is
haar briefje waarin ze schrijft
dat ze geen afspraakjes met Bo
wil maken, want hij praat zo
raar. Jammer, maar dat mooie
moment van verliefdheid heeft
Bo toch maar gehad, honderd
bladzijden verder schrijft hij
'een mens maakt heel wat mee,
maar op het moment dat hij het
meemaakt, is het al voorbij'.
In zijn brieven beschrijft Bo de
geschiedenis van zijn oudere
stiefzusje Theodora, tante Door,
en hun vriendschap waar een
buitenstaander weinig van zou
snappen. Bo laat het achterste
van zijn tong zien, het is immers
gemakkelijker om je ziel bloot te
leggen voor een vreemde dan
voor iemand die je goed kent. De
briefvorm maakt het voor Van
Gestel mogelijk om een heel di
rect verhaal te schrijven en om
Bo niet als een vroegrijp, eigen
wijs ventje te laten overkomen,
laat hij tante Door al in het
begin tegen Bo zeggen dat hij
een ouwe man is, en verderop
noemt ze hem een arrogant zei-
kerdje. Op deze manier zijn de
volwassen bespiegelingen van
een vijftienjarige jongen heel
aanvaardbaar.
Bo is een afstandelijke obser-
veerder zoals veel pubers dat
zijn. Over zijn vader schrijft hij:
'echt helemaal de man om in
korte broek tussen andere toeris
ten te lopen'. 'Ik wil dansen en
gekke gezichten trekken. Lo
gisch dat die man zich niet op
zijn gemak voelt in mijn buurt.
Een harde en tegelijkertijd lief
devolle beschrijving waar zelf
kennis in door klinkt. Op die
manier kijkt hij ook naar zijn
moeder die hij een beetje dom
vindt: 'Het gekkenhuis zit vol
pubers die boswandelingen met
hun moeder moesten maken.'
Tante Door is degene woor wie
hij echt warme gevoelens koes
tert, ondanks het feit dat ze te
dik is en een beetje ordinair. Ze
laat nogal eens winden en kijkt
graag naar mannen. Die twee
sparen elkaar niet - 'lazer op me
je geouwehoer' - maar hun ver
bondenheid vindt uiteindelijk
neerslag in een nacht waarin
haar broertje niet is. Hun
sprek, de ochtend daarna, is bij-
terig. Om de schaamte te onder
drukken, om vast te stellen dat
het niets voorstelt en tegelijker
tijd de grenzen te trekken. 'Hele
maal geen bos', riep ik, 'eet
handjevol dunne bomen.' 'Hadik
je dan een bos beloofd?' vroeg
tante Door nors.
Met tante Door gaat Bo op
naar Thea's vader die zij nooit
gekend heeft. Zij heeft kortgele
den zijn adres in handen
gen. Waarschijnlijk is hij
Eenmaal in de winkel
Thea's beeld dat ze altijd van
haar vader had, volledig verlo
ren. Die confrontatie wordt
schitterend en laconiek beschre
ven. Later op de dag wordt Bo in
elkaar geslagen, omdat hij voor
homo wordt aangezien. Hij be
klaagt zichzelf niet, hij had het
immers zelf uitgelokt,
'Zal ik doodgegaan of niet?',
vraagt hij aan Thea. 'Doe wat je
niet laten kunt', zegt ze. De
zoektocht wordt uiteindelijk
desillusie. Wat het verhaal extra
levendig maakt, zijn de sterke
dialogen. Bo is soms wrang,
soms jaloers en maar zelden lief,
kortom een echte puber, maar
een die eerlijk is ten opzichte
van zichzelf en anderen. Zo >s
Lieve Claire een ontroerend
spannend zelfportret. Van mij
mag er een heel mooi lijstje om.
Peter van Gestel: 'Lieve Claire-
Uitg. Fontein, prijs 27,50, varia!
13 jaar.
PpS
Omslag van 'Lieve Claire
getekend door
Peter van Straaten
Door Jeanette Vergouwen
Yolanda Mergler is volop be
zig met de voorbereidinger
voor het Festival van Zeeuw-
sch-Vlaanderen 1995, dat als
thema krijgt 'Tussen Donai
en Karpaten'. De directrice
van het Zuidlandtheater in
Terneuzen ging vijf dagen
naar Roemenië om alles te
weten te komen over de
volksmuziek.
De Hongaarse en Roemeense
cultuur en de wederzijdse in
vloeden moeten in het festival
1995 breed uitgemeten worden.
Het festival zorgt in de periode
van 8 september tot 1 oktober
voor muzikale evenementen en
de stichting Mediator in Aarden
burg stelt zich garant voor een
randprogramma met exposities,
films, diavertoningen en Roe
meense hapjes en wijnen. Media
tor is een stichting die de zake
lijke en culturele relaties tussen
Nederland en Roemenië behar
tigt. In het voorjaar van '95
wordt het huis, naast het stad
huis in Aardenburg, van waaruit
de stichting gaat opereren, geo
pend.
Yolanda Mergler werd in Roe
menië geleid door het echtpaar
Ionita van Mediator dat er goed
de weg kent. Tussendoor werden
afspraken gemaakt voor de Zee
land Cultuurmaand met poppen
spelers. In de Zeeland Cultuur
Maand 1995 wordt voor het eerst
aandacht besteed aan deze thea-
tertak.
„Het was een droomreis, ik
kreeg in vijf dagen een Roe
meense culturele hersenspoeling,
maar ik ben er heel geïnspireerd
uit tevoorschijn gekomen," ver
telt Yolanda Mergler. „Geslapen
heb ik bijna niet, mijn hoofd
barst van allerlei melodieën. Ik
ging op zoek naar de folklore- en
zigeunermuziek en de invloed
van de volksmuziek in de klas
sieke composities. Ik ben verrijkt
teruggekomen, de volksmuziek is
boeiend en meeslepend. Bij het
kiezen van een dergelijk thema
neem je een risico, de muziek
moet het publiek boeien en bij
volksmuziek kun je dit niet met
zekerheid weten. Ik ben terugge-
Tien jaar geleden, in decembei
1984, nam Edy de Wilde mei
groots vlagvertoon afscheid ah
directeur van het Stedelijk Mu
seum in Amsterdam. Een in
drukwekkend overzicht van het
werk dat onder zijn autoriteit
was verworven, de tentoonstel
ling La Grande Parade, mar
keerde het einde van een perio
de. Niet alleen van zijn direc
teurschap maar ook van dc
vooraanstaande plaats die het
Stedelijk op de internationals
kaart in de jaren zestig (nog
onder directeur Sandberg) er
zeventig had ingenomen.
De ontwikkelingen sindsdien ir
het kunstklimaat hebben er
voor gezorgd dat de toon elder:
gezet wordt, in Amerika met
name, en zeker niet meer in het
Stedelijk. Grote overzichtsten
toonstellingen gaan nu aan df
Amsterdamse deur voorbij om
dat het met de naar buiten
landse maatstaven keutelige
budgetten waarmee Nederland
se musea moeten woekeren, al
lang niet meer te betalen valt
Alleen al de premies waarteger
topstukken verzekerd worden
beslaan een bedrag dat de jaar
lijkse begroting te boven gaat.
Dat er toch spraakmakends
tentoonstellingen georgani
seerd werden en nog worden
zegt iets over de wervings
kracht, de vindingrijkheid ei
vooral de autoriteit en reputa-