M van r Van platonische liefde tot mechanische seks Grote namen en kleine mensen in de historie BOEKENLEGGER tM KINDERBOEKEN Rietveld zag zich als de profeet van de ruimtelijke ziener Praten met een inbreker Kerstmuziek er DE STEM BOEKEN Spanning op z'n Hollands Liefdesgeschiedenissen van De Kuyper en Sanders Kees Fens Hansyclopedie DE STEM Michael Ryan I VRIJDAG 9 DECEMBER 1994 D2 Door Johan Diepstraten Het debuut van popjournalist Jip Golsteijn Geen doodkist, geen tranen) en de zevende ro man van Will Simon Tenslotte moord) worden op de markt gebracht als een volwassen thriller, maar behoren tot de categorie nachtkastjeslectuur. Het zijn boeken vol actie, snelle dialogen en een flinterdunne verhaallijn. Er gebeurt welis waar van alles, maar er is geen enkele dwingende handeling, de personages komen niet echt tot leven en de afloop is weinig verrassend. Daarmee verschillen de boeken van Golsteijn en Simon niet wezenlijk van de gemiddelde detective uit de jaren vijftig, met als enige uitzondering dat de tegenwoordige tijd wel erg nadrukkelijk aanwezig is. De gemoedelijkheid van de een voudige detective heeft plaats gemaakt voor keiharde con frontaties en een hoog wip-ge- halte. De hoofdpersonen van Golsteijn en Simon zijn de macho's van de jaren negentig die het niet van hun intelligen tie maar van hun spierballen en potentie moeten hebben. Kit Kraakman - de naam alleen al - van Golsteijn is even op proefverlof om de gruwelijke moord op zijn vriendin Daphne op te lossen. Hij komt weer terug in de pornowereld en krijgt te maken met een ge stoorde die in de duinen van Bakkum een studio heeft waar hij Daphne vermoordde voor de videocamera. De band is be stemd voor zijn invalide vader die zo aan zijn gerief komt. Met dit gegeven - gebaseerd op de hard-boiled thriller - doet Golstijn verder niet veel. Zijn hoofdpersoon rent verdwaasd in de pornowereld rond, heeft aan het einde van het boek opvallend veel klappen opgelo pen en uitgedeeld en en passant nog iemand naar de andere we reld geholpen. De echte moor denaar blijkt zich in de tussen tijd te hebben ontpopt tot zo waar een serial killer. De val die Kraakman voor hem uitzet - een vriendin als lokaas - doet denken aan wat er in ongeveer iedere televisiecrime is te zien. De journalist Theo van Rhee- nen, hoofdpersoon van Wil Si mons Tenslotte moord, is ook al zo'n eigengereide macho die de wereld denkt aan te kunnen. Hij is op het spoor van een idioot die de warenhuisketen Unie-Food chanteert door eerst een blikje hondevoer te vergif tigen, daarna een doosje bon bons en vervolgens dreigt ge malen scheermesjes in potjes babyvoedsel te stoppen. Van Rheenen kan met het oplossen van de zaak voorpaginanieuws schrijven, maar ook met de moord op de prostituée Lindy van Oordt. Zij wordt - zonder hoofd, armen en benen - gevon den, omdat zij haar klanten filmde voor een extra zakcent je. Er loopt ook nog een Chi nees rond, Ma Cheng, die mili taire geheimen wil kopen. 'De intriges stapelen zich op in dit boek. Pas aan het einde van het verhaal wordt de oplossing dui delijk en wijkt de spanning,' vermeldt de achterflap. Welke spanning? In vergelijking met zijn vorige detectives is de nieuwe Baan- tjer, De Cock en de sluimerende dood, tamelijk bizar. Een hoog bejaarde moeder verdwijnt plotseling van de aardbodem en De Cock mag haar vinden. Zo als gebruikelijk komt de hele familie op de Warmoesstraat over de vloer en naar even goed gebruik heeft iedereen wel een motief. Nieuw bij Baantjer is dat de 'moordenaar' deze keer echt gestoord is: de dader vriest zijn slachtoffers in om ze later, als de medische wetenschap in staat is om ongeneeselijke ziek ten te behandelen, weer tot le ven te wekken. De Cock krijgt te maken met de eigenaar van een sexhuis 'met een bijzondere attractie voor gerontofielen', maar Baantjer is er de schrijver niet naar om al die weerzinwekkende details te beschrijven. Golstijn daarente gen maakt ruim baan voor de slashes (pornofilms met doden) in zijn debuut. Voor op het nachtkastje is Golstijn onge schikt vanwege de gruwelijkhe den, Will Simon acceptabel en Baantjer ouderwets gezellig. Maar spannend zijn ze geen van drieën. Jip Golstijn: 'Geen doodkist, geen tranen'. Uitg. Luitingh-Sij- thoff, Prijs 24,90. Will Simon: 'Tenslotte moord'. Uitg. Fontein, prijs 19,75. Baantjer: 'De Cock en de slui merende dood'. Uitg. Fontein, prijs 16,90. Door onze redacteur Hans Rooseboom „Alles wat Rietveld maakte zag hij als een poging tot ver heldering van het leven. Hij had een voorkeur voor het ongecompliceerde. Leven en werk vielen bij hem zo zeer samen dat de helderheid die hij nastreefde ook van hemzelf afstraalde". Dat staat in het boek Verrit Thomas Rietveld. Schets van zijn leven, denken en werken, geschreven door Rietvelds leerling en collega Bertus Mulder, in een toon van uiter ste bewondering. De levenslange Utrechter Rietveld (1888-1964) had geen artistieke aspiraties, geen ro mantische droom van grote kunst. Hij kwam uit een gere formeerd milieu van meubel makers en werd op zijn 11e jaar meubelmakersknecht (1899). Zes dagen werken en één dag psalmen zingen: een no-non- sense jeugd zonder franje. Werken, en daarin vreugde vinden, daar ging het om. Zo bleef het Rietvelds hele leven. „Er is geen groter geluk moge lijk dan dat de mens vreugde heeft over eigen bestaan en een kleine overzichtelijke werkkring", zei hij later. In 1917 begon Rietveld met een eigen meubelmakerij. Hij had toen alle mogelijke vor men van industrieel vormge ven en architectuur al onder de knie, en daarvoor in de praktijk en op scholen oplei dingen gevolgd. Hij maakte de kleren voor de kinderen en knipte hun haar. Helemaal vlekkeloos was Riet velds leven toch niet. Zijn kennismaking met de rijke mevrouw Truus Schroder be tekende niet alleen de komst van een opdrachtgeefster en 'muze', maar ook van een min nares. Mevrouw Rietveld was er doodongelukkig mee, maar voor de ontwikkeling van ar chitectuur en meubelontwerp in Nederland was Gerrits rela tie met Truus een zegen. We danken er méér dan alleen het bekende Schröder-huis in Utrecht aan. Gerrit Rietveld met een van zijn ontwerpen FOTO ARCHIEF DE STEM Zo ongeveer alles wat los en vast zit viel binnen het bereik van Rietvelds creativiteit. Woonhuizen, scholen, winkels, bioscopen, tentoonstellingsge bouwen, fabrieken, meubels, gebruiksvoorwerpen, sierra den, speelgoed. Hij was steeds in afwachting van de profeet die eenmaal de architectuur zou verlossen. „Een Einstein der architectuur, een zeer een zijdig ruimtelijke ziener, die ons vanuit de prilste ontwa king van het onderbewuste, d.i. nog geheel vervuld van de kosmische verbondenheid, ons de grondbeginselen bijbrengt van nieuwe mogelijkheden der ruimtelijke realiteit". „Deze omschrijving", is de conclusie van auteur Bertus Mulder, „lijkt mij een treffend zelfportret". Bertus Mulder: 'Gerrit Thomas Rietveld. Schets van zijn le ven, denken en werken. Uitg. SUN. Prijs 29,50. Door Johan Diepstraten Met een paar regels is Te vroeg...te laat..., het nieuwe boek van Eric de Kuyper, sa men te vatten. Een 50-jarige homoseksuele Nederlandse do cent die gastcolleges geeft in Frankfurt wordt verliefd op een 23-jarige student die niet op mannen valt. Aan het begin van het boek weet de lezer dat het handelt om een hopeloze verliefdheid en bijna honderd vijftig pagina's verder heeft ook de autobiografische hoofd persoon zich verzoend met deze stand van zaken. Er gebeurt zo goed als niets in Te vroeg...te laat..., maar toch is het een beeldschone liefdesgeschiede nis. Ook in zijn groots opgezette autobiografie gaat het niet echt om spectaculaire gebeurtenis sen. Met Aan zee (1988), De hoed van tante Jeannot (1989), Mowgli's tranen (1990), Grand Hotel Solitude (1991) en Bruxelles, here I come (1993) heeft De Kuyper vooral bewe zen dat hij glans kan geven aan zijn jeugdherinneringen. Te vroeg...te laat... bevat dagboe kaantekeningen van zijn recen te verblijf in Frankfurt. Zij zijn dichter op de huid geschreven en niet vervormd door de tijd. Maar ook al is er geen afstand, de literaire verbeelding is er niet minder om. De Kuyper is een bijzonder stilist. Gelukzalig Te vroeg...te laat... is haast te lezen als een lofzang op de verliefdheid, ook al geeft het een hoop dagelijkse ellende als de wereld plotseling gekleurd wordt door dat gelukzalige ge voel. 'Verliefd worden is een sur place. Het is een situatie die eeuwig kan duren en waarin je oneindig blijft rondcirkelen.' Een schaduwzijde is dat je on gemerkt verwikkeld raakt in de problemen van de ander. De hoofdpersoon realiseer zich al snel dat het niet allemaal ple zierige vooruitzichten zijn die de verliefdheid biedt. 'Maar eenmaal eraan begonnen, moet je verder,' klinkt het, ondanks alles, toch opgewekt aan het begin van de liefdesgeschiede nis. Het is een heel karwei voor Eric de Kuyper om verliefd te worden op een man die van vrouwen houdt, maar boven dien wil hij er een boek over schrijven. Dat betekent dat hij in werkelijkheid verplicht is om iets te doen, om moedig te zijn, terwijl hij liever had ge treuzeld en alles op zijn beloop had gelaten. Maar het Sommer- semester duurt drie maanden en voor hij het weet, is het voorbij. Handelend optreden dus omwille van zijn schrij- Eric de Kuyper FOTO TACO ANEMA Stephan Sanders verscredo ('het schrijven ver schaft troost en kracht') en meer nog vanuit een praktische filosofie: hoe eerder de ontluis tering, hoe sneller je ervan af bent. Sluier De Kuyper vergelijkt zich met Aschenbach, de 'enge' hoofd persoon uit Dood in Venetië. De professor ging de confronta tie met de jonge Tadzio uit de weg en stierf eenzaam op het verlaten strand. Nee, beweert De Kuyper, 'liever teleurgesteld door de werkelijkheid dan door een fantasie erover. Ik wil hem per se mijn liefde bekennen om zo de platonische sluier te doorbeken en de veiligheid open te doen barsten. Sublime ring in de liefde is mooi en droevig en vol zelfmedelijden.' Ook al wordt de verliefdliefd niet beantwoord - 'Ik zeg: Ich liebe dich, Jim. Hij antwoordt: Ich liebe dich nicht'- voor Eric de Kuyper zijn de drie maan den vol hopeloos verlangen van grote waarde. Op de afscheids avond komt Jim niet opdraven, de ontluistering lijkt defintief, maar niet voor Eric de Kuyper: FOTO ROELAND FOSSEN 'Ik heb hem wel gemist. Maar die leegte betekent ook dat hij, hoewel niet aanwezig, er toch was; dat hij er is en er zal zijn. De leegte die hij heeft ge creëerd is niet een niets. De tussentijd, dit anachronisme dat het te vroeg... te laat... schept, is geen vacuüm.' Studie-object Het boek lijkt een lofzang te zijn op de platonische liefde, maar dan heeft de lezer het toch verkeerd begrepen, waar schuwt De Kuyper. Met zijn vriendin Heide bespreekt hij zijn uiterlijke verschijning. 'Zij en ik gaan door voor onlicha melijk, zo worden we door an deren beschouwd.' Tijdens le zingen en lessen beklemtoont De Kuyper zijn lichamelijkheid om te laten zien dat hij meer is dan enkel geest en intellect. Geen wonder dat De Kuyper van het fysieke zijn studie-ob ject heeft gemaakt: het manne lijke beeld in de Hollywoodfilm waarover hij twee studies schreef: Filmische hartstochten (1984) en De verbeelding van het mannelijke lichaam (1993). In Te vroeg... te laat... vertoeft de hoofdpersoon niet in het platonische, benadrukt De Kuyper keer op keer, maar mis schien is het juist de charme van dit boek dat alles zich in zijn hoofd afspeelt, bedenkt de lezer. 'Platonisch, maar dan liefst zo lijfelijk mogelijk,' is de wens van de hoofdpersoon als hij fantaseert over een omar ming met zijn geliefde Jim. Heel even komt het ervan als hij in de regen met Jim onder een paraplu naar een kroeg wandelt. 'Zonder dat er op het lichamelijke vlak iets is ge beurd, kunnen onze beide li chamen zij aan zij lopen.' Aanklacht Heel wat minder romantisch gaat het toe in De grote woede van M., een novelle van Step han Sanders. Het is een liefdes geschiedenis waarin de hoofd persoon afscheid neemt van een vriend die sterft aan aids. Bo venal is het een aanklacht te gen de homoseksuele scene, de subcultuur waarin alles draait om mechanische, snelle seks. 'Seks zonder ontbijt, zonder ge zeur, zonder naam. Voort durend onderweg zijn ze, of op de vlucht, dat is niet altijd even duidelijk: levend in de open lucht, te midden van het ge vaar.' Het is een ontluisterend boek over de jongen M., die uiteinde lijk als een wrak in de steek gelaten wordt door zijn schrij vende vriend. 'We dreven wui vend weg, ieder een eigen rich- tig op, met het tempo van een waterlelie,' klinkt het beeldend, maar de werkelijkheid is tame lijk wreed. De vriendschap is ten einde, als schrale troost mag M. een personage worden in de novelle. Dagelijks Op zijn ziekbed trekt de bui tenwereld 'flirtend' aan hem voorbij en dan pas mist hij de gewone dagelijkse dingen: 'een ritje met de tram, een café dat op sluiten stond, een rij voor de kassa van de supermarkt op zaterdagmiddag.' De achter blijver moet opnieuw zijn posi tie bepalen: 'Ik pluk ze van de straat, de mannen, ik zoek ze in de duinen, beloer ze in lijn 3, pak ze in de bosjes.' Maar het gebeurt zonder overtuiging. De grote woede van M. van Sanders is de tegenpool van Te vroeg... te laat... van De Kuy per. Het is de barre werkelijk heid van liefdeloze ontmoetin gen tegenover het platonische ideaal. Eric de Kuyper: 'Te vroeg...te laat... Een liefdesgeschiedenis.' Uitg. SUN, prijs 24,50 Stephan Sanders: 'De grote woede van M.'. Uitg. De Bezige Bij, prijs 17,50. Door Dirk Vellenga Jhr.Mr.H.G.A. Hooft is een telg uit de Amsterdamse regentenfa milie die ook de grote P.C. Hooft voortbracht. Hij was advocaat en bankier en werkt sinds 1980 als beleggingsadviseur in Toron to. Daar ontmoette hij een jaar of tien geleden een man met een intrigerende achternaam, Chris topher Ondaatje. Deze Christop her is de broer van de Canadese schrijver Michael Ondaatje, die vorig jaar de Booker-prijs, de prestigieuze Engelse literatuur onderscheiding, won. Jonkheer Hooft besloot samen met Christopher Ondaatje op zoek te gaan naar gegevens over hun beroemde voorouders. Hooft wilde meer weten over zijn eigen voorvader Hendrik Daniëlszoon Hooft, die van 1780 tot 1787 burgemeeester was van Amster dam. Daarnaast speurden ze naar Pieter Ondaatje, die in die zelfde tijd in Utrecht actief was in een revolutionaire beweging die streefde naar meer democra tie, nog voor de Franse revolutie. Het onderzoek bracht de twee naar Sri Lanka (Ceylon), de ba kermat van de Ondaatjes, en leidde tot het boek De burgher en de burgemeester, dat onlangs is uitgebracht. Pieter Ondaatje werd op Ceylon geboren in de tijd dat Neder landse handelaren daar de baas waren. Zijn vader was een in heemse jongen, afkomstig uit Zuid-India, die op de school van de Verenigde Oostindische Com pagnie in de hoofdstad Colombo werd toegelaten en het later bracht tot dominee in de Neder landse Gereformeerde Kerk. De man ging als Willem Jurriaan Ondaatje door het leven en trouwde met een Hollands meis je. Pieter Ondaatje was dus half- Nederlands, in 1773 verliet hij Ceylon om in Nederland te gaan studeren. Het geslacht Ondaatje behoorde op Ceylon tot de burg hers, mensen met voorrechten. Pieter Ondaatje was een opval lende figuur in de lage landen met zijn donkere huidskleur, zijn 'bruisende aard' en zijn 'oosterse levendigheid'. Hij streed met de Pieter Ondaatje, een 'Oosterse Hollander' in de 18e eeuw Patriotten tegen de Prinsgezin- den, hij bestookte de macht van de oude regenten, tot wie ook burgemeester Hooft behoorde. Gesteund door de oprukkende Fransen zetten de Patriotten de besturen van Utrecht en Amster dam aan de kant met de bedoe ling een vorm van democratie in te voeren. Ondaatje kreeg een hoge post in de nieuwe Bataafse Republiek. Burgemeester Hooft legde al zijn ambten neer. Jonkheer Hooft schrijft op een terloopse manier over deze woe lige periode in de Nederlandse historie. Die losse verteltrant heeft ook nadelen, hij haalt in zijn vertelling zoveel zaken over hoop dat de leuke ontdekkingen de lezer bijna ontgaan. Aardig zijn de vele anekdotes en de merkwaardige bijfiguren. Een van die medespelers is de lakefa- brikant Pieter Vreede, die met Pieter Ondaatje actief was in de revolutie en de Bataafse Repu bliek. Over deze Pieter Vreede is nu ook net een boek verschenen, Mijn levensloop, zijn eigen le vensverhaal, voorzien van toe lichtingen. Pieter Vreede (1750-1837) be hoorde tot een welgesteld doops gezind geslacht en speelde een grote rol in de ontwikkeling van Tilburg als textielstad. Het ver haal van Vreede werd in 1977 bij toeval gevonden in een koffertje naast de vuilnisbak bij de Leidse uitgeverij Brill. Behalve zijn au tobiografie heeft Vreede gedich ten, romans en pamfletten ge schreven. Het boek, dat echt bestemd is voor de doorgwinterde geïnte resseerde, beschrijft zijn jeugd in Leiden, zijn aandeel in de strijd van de Patriotten, zijn functies in de Nationale Vergadering en het Uitvoerend Bewind en zijn afgang na de conservatieve staatsgreep van 1798. De sporen van voorname mensen zijn meestal redelijk goed terug te vinden, met die van het gewo ne volk is het een stuk moeilij ker. Prof.dr.A.Th. van Deursen doet in Een dorp in de polder toch een poging greep te krijgen op het dagelijkse leven in een dorpsgemeenschap in de zeven tiende eeuw, het dorp Graft bij De criticus en schrijver Kees Fens wordt met ingang van 1 januari hoogleraar twintigste-eeuwse literaire kritiek, met name de Neder landse. Aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) gaat hij de bijzondere leerstoel 'Nederlandse kritiek van de twintigste eeuw' bekleden. Kort geleden nam Fens aan de Nijmeegse universiteit afscheid als hoogleraar Nederlandse letterkunde van de twintigste eeuw. Alleen al in Nederland wonen 200.000 mensen die Hans heten. Het zijn er zoveel, dat je makkelijk een encyclopedietje van bekende Hanzen kunt samenstellen. Dat er zoveel Hanzen zijn, heeft nog een voordeel. Er zijn ook voldoende afnemers voor zo'n encyclopedie. Zeker tienduizend Hanzen zullen het boek kopen of op hun verjaardag cadeau krijgen. Het moet dus al vreemd lopen wil de Hansyclopedie van Hans Ferrée een flop worden. Ferrée (64) weet hoe hij iets moet verkopen. Hij zit in de reclame. Zelf noemt hij zich liever 'ideeënmaker'. Op zijn naam staan campagnes voor vrijwel alle nationale en enkele internationale adverteerders. Ferrée is -onder veel meer - de bedenker van het 'pientere pookje' van Daf. Hij schreef een paar boeken over zijn vak, die als standaardwerken worden beschouwd. Hoe kom je op het idee een encyclopedie van Hanzen te maken? „Dat komt niet helemaal uit de lucht vallen. Ik heb eerst een tijdje het Algemeen Hans Blad gemaakt. Daarmee ben ik een jaar of vijftien geleden begonnen. Het viel me op hoe vaak in de naam Hans tegenkwam in de krant en op de tv. Van Mierlo, Gruyters, Vat Willigenburg, Van der Togt. Er staan 1.200 Hanzen in het boek. Van de zestiende eeuwse Duitse schilder Hans von Aachen tot radionieuwslezer Hans van Zijl. Hoe beroemd moetje zijn om in de Hansyclopedie te worden opgenomen „Je hoeft niet beroemd te zijn. Het enige criterium om te worden vermeld is dat ik toevallig iets van je weet. Veel mensen die er in staan zijn niet bekend. Neem mijn schoonzoon Hans Tillema; die heb ik er ook ingezet, met de vermelding 'renovatievakman en amateur kok'. Een Hans hoeft niet aardig te zijn om door u te worden vermeld. „Nee, met mijn sympathieën heeft het niet veel te maken. Er staan natuurlijk veel Hanzen in, die ik waardeer. Zoals de filosoof en journalist Hans Achterhuis, die nogal spraakmakende boeken heeft geschreven over de zin en onzin van welzijnswerk en ontwikkelings hulp, cabaretier Hans Liberg en cultuurprinses Hans Snoek. Heeft de naam Hans nog toekomst? Jongetjes worden tegenwoordig toch eerder Maikel, Kevin of Leroy genoemd „Nee hoor, je ziet dat die trend op zijn eind loopt. Lees de geboorteberichten in de krant. Er komen weer eenvoudige Jantjes, Pietjes, Klaasjes en Hansjes bij. Naamgeving is onderhevig aan golfbewegingen. In de jaren dertig, toen ik geboren werd, had je dus een enorme Hans-hausse. Ik denk dat dat kwam door de enorme populariteit van de Duitse filmster Hans Albers. Dat was een versierder, die ook bij Nederlandse vrouwen erg in de smaak viel. Alles komt terug. Nu misschien weer. Er zijn voorbeeld-Hanzen genoeg. Alleen al in het huidige kabinet zitten er drie, waarvan er twee vice-premier zijn." Hans Ferrée: 'Hans, 's werelds eerste Hansyclopedie'. Uitg. Fontein, prijs f 24,90. Alkmaar, dat inmiddels niet meer is dan een gehucht. „Het kortste pad naar de roem loopt voor kleine mensen over het galgeveld", schrijft Van Deursen en hij bedoelt dat de kleinen in de geschiedenis slechts bekend worden als ze de wet overtreden. In zijn boek is te lezen dat in Graft weinig mis daad voorkwam. Binnen de ge meenschap was de controle groot en wie kwaad wilde, kon dat het beste anoniem in een andere plaats doen. Alles was rustig in Graft, de gereformeerde kerk deelde de la kens uit. „Gereformeerden zaten op de eerste rang, doopsgezinden op de tweede, en katholieken helemaal achteraan. Van naijver en rivaliteit blijkt intussen wei nig. Als de minderheden zich al onderbedeeld voelden, dan klaagden ze daarover toch niet in het openbaar", schrijft Van Deursen. Van Deursen is hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amster dam en hij schreef eerder Bavia nen en slijkgeuzen over het kerkvolk ten tijde van Maurits en Mensen van klein vermogen over het kopergeld van de Gou den Eeuw. In zijn boek over Graft richt hij zich nog meer op de kleine luyden, hij interpre teert een grote hoeveelheid ar- chiefgegevens tot in de kleinste details. Wat hij op tafel legt is bijna altijd 'eenvoudig', 'middel matig', 'onopvaUend'. Zo was het gemiddelde dorp in de ze ventiende eeuw. Dramatiek, ro mantiek en sensatie schuwt Van Deursen en hij waarschuwt de lezer ook voortdurend dat hij dat vooral niet moet verwachten. Zo is Een dorp in de polder eerder een uiterst degelijk naslagwerk geworden dan een boeiend histo risch avontuur. Jhr.Mr.H.G.A. Hooft: 'De burgher en de burgemeester'. Uitg. De Prom, prijs 45 Pieter Vreede: 'Mijn levensloop'. Uitg. Verloren te Hilversum A.Th. van Deursen: 'Een dorp in de polder'. Uitg. Bert Bakker, prijs 49,90 Door Muriel Boll Adri, Wien en Martje zijn drie vrienden die elkaar altijd op een vaste plaats, onder de brug, ont moeten. Daar aan de waterkant scharrelen ze rond als ze niet in het gras liggen te zonnen, of ze bedenken er plannen die het liefst moeten worden uitgevoerd. In de drie boeken die Wouter Klootwijk inmiddels over hen schreef, is het altijd vakantie en mooi weer, dus er gebeurt veel. Geen van de drie heeft te maken met lastige ouders, die blijven goed op de achtergrond, alleen de oom van Adri komt af en toe in beeld als leverancier van oude planken en spijkers en verroeste machientjes. Hij is hun hulp bij moeilijk uitvoerbare karweien. In het nieuwste deel De H van Adri ontdekken de kinderen een oud hotel, dat bewoond wordt door een kapiteinsvrouw. Als zij een paar dagen haar man gaat bezoeken in de Antwerpse ha ven, mag het trio helemaal al leen op het hotel passen. Ze maken er kennis met een echte inbreker - 'dag meneer, komt u inbreken?' - en ze blijven halver wege de gevel hangen in een reuzepan aan een touw als ze de ontbrekende naam op het hotel willen spijkeren. Klootwijk beschrijft de avontu ren met liefde en humor, als een mooie herinnering of een 'droom, in ieder geval had hij er zelf graag bij willen zijn. In een paar woorden schetst hij de achter grond van de kinderen. Adri de praktische, die weinig woorden verspilt, heeft een vader die een vishandel heeft. Wim de denker moet altijd eerst zijn kamer op ruimen en de was helpen opvou wen, want dat is goed voor de opvoeding. Martje doet die din gen ook wel, maar niet voor de opvoeding, zij is degene die alles bedisselt. Het zijn geen kinderen die zich vervelen achter de tv en compu terspelletjes, of die zo nodig naar de sportclub moeten. Ze hebben geen last van vastgeroeste oor delen, het zijn gewoon kinderen die prettig op het platteland le ven tussen braamstruiken en oude rommel. Klootwijk gebruikt veel dialogen waardoor het verhaal vaart en direktheid krijgt. In de gesprek ken zit typische kinderlogica: ...„Maar ik hoor allemaal gelui den!" „Omdat je niet slaapt." De H. van Adri is net als de twee eerder verschenen delen uitste kend afzonderlijk te lezen, ook voor wie nog niet zo vlot leest. De episodes zijn kort, de zinnen ook, en de woorden zijn niet moeilijk. Lydia Rood schreef ook een ver haal waarin een inbreker voor komt: Lekker slapen, diefjes maat. Daan moet 's nachts plas sen en komt zomaar een inbreker tegen in huis. Reuze gevaarlijk, want die man heeft een pistool bij zich en Daan heeft genoeg films gezien om zich daar van alles bij voor te stellen. De in breker blijkt ook Daan te heten en Daan en Daan voeren een lang nachtelijk gesprek over de kunst van het stelen, over voet bal en over hoeveel Daan waard zou kunnen zijn voor z'n ouders. Dat laatste voor het geval hij ontvoerd wordt en een losgeld voor hem betaald moet worden. Een miljoen hebben zijn ouders vast niet voor hem over. De inbreker is eigenlijk gewoon' een aardige man, ruwe bolster, blanke pit, en als hij tegen de. lamp dreigt te lopen, helpt Daan hem zich te verstoppen en veegt hij de vingerafdrukken weg. In middels heeft hij wel zoveel van de inbreker geleerd dat hij een zilveren theeblad verstopt om later te kunnen verkopen. Dat; heeft hij misschien van zijn moe der, die een lijst opstelt van de gestolen spullen, maar ook van sommige dingen die niet gestolen maar alleen maar zoek waren. Het verhaal heeft niet het niveau en de frisheid van Klootwijks boek, maar het is wel vlot ge schreven en geestig. Daan lijkt me een wat ouwelijk ventje. Maar gelukkig voor hem wordt het aan het eind van het verhaal duidelijk dat hij voor zijn ouders meer waard is dan hij dacht. „Ik zou je losgekregen hebben," zegt zijn moeder ferm. „Miljoen of geen miljoen. Al had ik er zelf voor uit stelen moeten gaan. Wouter Klootwijk: 'De H van Ad ri'. Uitg. Leopold, prijs/ 24.90 Lydia Rood: 'Lekker slapen, dief jesmaat'. Uitg. Leopold, prijs 10.- Beide boeken vanaf 7 jaar 4s Sinéad O'Connor Door Tom Smeets Dé muzikale Kerstmis die d: in de winkel ligt is zo veelzij de ballen aan de boom. Van mig tot uitbundig. Of - om he' eens in de meest uiteenlopend! res uit te drukken - van rè klassiek. Een keus. Bestond die goeie ouwe lp nog ma zou het wat betreft The Christmas (Columbia) van Neil Diamond ee eenvoudiger maken. De eerste kant dat geval bestemd zijn voor de lieft van het typisch Amerikaanse geit swingende kerst, zogezegd. Kant wat klassieker. Maar zelfs dan nii maal consequent. De pompeuze ap Hallelujah chorus is voorzien var slagwerk! Ook Mariah Carey kon geen keus Ze slingert op haar kerstalbum Christmas (Columbia) heen en wee: een stemmige en een swingende ker: het laatste geval wordt ze bijgestai zo'n onweerstaanbaar gospelkoor in de States het patent op hebl kerstman heeft zelden eerder zo s- z'n entree gemaakt als in haar vei Santa Claus is coming to town. Mariah schreef zelf drie nieuwe ke: en koos verder voor het traditioneli toire, om te beginnen - letterlijk Silent night. Maar ze wist het heJ naar haar eigen hand te zetten. Ze| voor niets wereldkampioen zingen! Uitstapjes Nog een Amerikaanse topper, Dian houdt het op haar A very special (EMI) wel overwegend rustig. maakt enkele uitstapjes, zoals met H world needs now. Deze Hal Da\ Bacharach-klassieker past helemaa kerstgedachte, want het antwoord vraag is love, sweet love. Een ander je is Ave Maria van Schubert, mi daar valt moeilijk bezwaar tegen tekenen. Een van de vele verzamel-cd's voo mis is All you need is X-mas (EV Queen tot Kate Bush, van Roxette Benatar, van Mud tot Elvis PresI Love Unlimited tot Beach Boys en v Lennon tot Paul McCartney. Kort overmaat aan klinkende namen. Illustratie van Philip Hopman in 'De H van Adri' Van zichzelf zegt de Amerikaan Michael Ryan dat hij eigenlijk rond de eeuwwisseling geboren had moeten worden. „Ik voel mij thuis in de kunstwereld van die tijd. Het Franse Impressio nisme is van grote invloed op mijn werk." Michael Ryan is een Amerikaan die met een openheid en nieuwsgierigheid die typerend zijn voor de nieu we wereld, naar de cultuur van Europa kijkt. Zoals een buiten staander voor wie de (kunst- )geschiedenis geen enkele ver plichting inhoudt en die dus alles nog voor het kiezen heeft. En hij heeft gekozen voor de stijl van het Impressionisme en heeft zich toegewijd en nauw keurig de techniek eigen gé- maakt die een schilderij van nu een doek van honderd jaar gele den laat lijken. Voor wie de kunst opvat als een voortgaande ontwikkeling waarbij originali teit een belangrijk doel is, is deze benadering twijfelachtig. Hij zal de wenkbrauwen fron sen bij dit soort anachronisme. Voor hem is Michael Ryan een epigoon. Wie geen last heeft van kunst- beschouwelijke zorgen en dus de geschiedenis niet heilig acht, kijkt even vrij naar het werk van Michael Ryan als Michael Ryan omgaat met de oude mees-

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 16