M
van r
Van platonische liefde tot mechanische seks
Grote namen en kleine mensen in de historie
BOEKENLEGGER tM
KINDERBOEKEN
Rietveld zag zich als
de profeet van
de ruimtelijke ziener
Praten met een inbreker
Kerstmuziek
er
DE STEM
BOEKEN
Spanning op
z'n Hollands
Liefdesgeschiedenissen van De Kuyper en Sanders
Kees Fens
Hansyclopedie
DE STEM
Michael Ryan
I
VRIJDAG 9 DECEMBER 1994 D2
Door Johan Diepstraten
Het debuut van popjournalist
Jip Golsteijn Geen doodkist,
geen tranen) en de zevende ro
man van Will Simon Tenslotte
moord) worden op de markt
gebracht als een volwassen
thriller, maar behoren tot de
categorie nachtkastjeslectuur.
Het zijn boeken vol actie, snelle
dialogen en een flinterdunne
verhaallijn. Er gebeurt welis
waar van alles, maar er is geen
enkele dwingende handeling,
de personages komen niet echt
tot leven en de afloop is weinig
verrassend.
Daarmee verschillen de boeken
van Golsteijn en Simon niet
wezenlijk van de gemiddelde
detective uit de jaren vijftig,
met als enige uitzondering dat
de tegenwoordige tijd wel erg
nadrukkelijk aanwezig is. De
gemoedelijkheid van de een
voudige detective heeft plaats
gemaakt voor keiharde con
frontaties en een hoog wip-ge-
halte. De hoofdpersonen van
Golsteijn en Simon zijn de
macho's van de jaren negentig
die het niet van hun intelligen
tie maar van hun spierballen en
potentie moeten hebben.
Kit Kraakman - de naam alleen
al - van Golsteijn is even op
proefverlof om de gruwelijke
moord op zijn vriendin Daphne
op te lossen. Hij komt weer
terug in de pornowereld en
krijgt te maken met een ge
stoorde die in de duinen van
Bakkum een studio heeft waar
hij Daphne vermoordde voor de
videocamera. De band is be
stemd voor zijn invalide vader
die zo aan zijn gerief komt.
Met dit gegeven - gebaseerd op
de hard-boiled thriller - doet
Golstijn verder niet veel. Zijn
hoofdpersoon rent verdwaasd
in de pornowereld rond, heeft
aan het einde van het boek
opvallend veel klappen opgelo
pen en uitgedeeld en en passant
nog iemand naar de andere we
reld geholpen. De echte moor
denaar blijkt zich in de tussen
tijd te hebben ontpopt tot zo
waar een serial killer. De val
die Kraakman voor hem uitzet
- een vriendin als lokaas - doet
denken aan wat er in ongeveer
iedere televisiecrime is te zien.
De journalist Theo van Rhee-
nen, hoofdpersoon van Wil Si
mons Tenslotte moord, is ook al
zo'n eigengereide macho die de
wereld denkt aan te kunnen.
Hij is op het spoor van een
idioot die de warenhuisketen
Unie-Food chanteert door eerst
een blikje hondevoer te vergif
tigen, daarna een doosje bon
bons en vervolgens dreigt ge
malen scheermesjes in potjes
babyvoedsel te stoppen. Van
Rheenen kan met het oplossen
van de zaak voorpaginanieuws
schrijven, maar ook met de
moord op de prostituée Lindy
van Oordt. Zij wordt - zonder
hoofd, armen en benen - gevon
den, omdat zij haar klanten
filmde voor een extra zakcent
je. Er loopt ook nog een Chi
nees rond, Ma Cheng, die mili
taire geheimen wil kopen. 'De
intriges stapelen zich op in dit
boek. Pas aan het einde van het
verhaal wordt de oplossing dui
delijk en wijkt de spanning,'
vermeldt de achterflap. Welke
spanning?
In vergelijking met zijn vorige
detectives is de nieuwe Baan-
tjer, De Cock en de sluimerende
dood, tamelijk bizar. Een hoog
bejaarde moeder verdwijnt
plotseling van de aardbodem en
De Cock mag haar vinden. Zo
als gebruikelijk komt de hele
familie op de Warmoesstraat
over de vloer en naar even goed
gebruik heeft iedereen wel een
motief. Nieuw bij Baantjer is
dat de 'moordenaar' deze keer
echt gestoord is: de dader vriest
zijn slachtoffers in om ze later,
als de medische wetenschap in
staat is om ongeneeselijke ziek
ten te behandelen, weer tot le
ven te wekken.
De Cock krijgt te maken met de
eigenaar van een sexhuis 'met
een bijzondere attractie voor
gerontofielen', maar Baantjer is
er de schrijver niet naar om al
die weerzinwekkende details te
beschrijven. Golstijn daarente
gen maakt ruim baan voor de
slashes (pornofilms met doden)
in zijn debuut. Voor op het
nachtkastje is Golstijn onge
schikt vanwege de gruwelijkhe
den, Will Simon acceptabel en
Baantjer ouderwets gezellig.
Maar spannend zijn ze geen
van drieën.
Jip Golstijn: 'Geen doodkist,
geen tranen'. Uitg. Luitingh-Sij-
thoff, Prijs 24,90.
Will Simon: 'Tenslotte moord'.
Uitg. Fontein, prijs 19,75.
Baantjer: 'De Cock en de slui
merende dood'. Uitg. Fontein,
prijs 16,90.
Door onze redacteur
Hans Rooseboom
„Alles wat Rietveld maakte
zag hij als een poging tot ver
heldering van het leven. Hij
had een voorkeur voor het
ongecompliceerde. Leven en
werk vielen bij hem zo zeer
samen dat de helderheid die
hij nastreefde ook van hemzelf
afstraalde".
Dat staat in het boek Verrit
Thomas Rietveld. Schets van
zijn leven, denken en werken,
geschreven door Rietvelds
leerling en collega Bertus
Mulder, in een toon van uiter
ste bewondering.
De levenslange Utrechter
Rietveld (1888-1964) had geen
artistieke aspiraties, geen ro
mantische droom van grote
kunst. Hij kwam uit een gere
formeerd milieu van meubel
makers en werd op zijn 11e
jaar meubelmakersknecht
(1899).
Zes dagen werken en één dag
psalmen zingen: een no-non-
sense jeugd zonder franje.
Werken, en daarin vreugde
vinden, daar ging het om. Zo
bleef het Rietvelds hele leven.
„Er is geen groter geluk moge
lijk dan dat de mens vreugde
heeft over eigen bestaan en
een kleine overzichtelijke
werkkring", zei hij later.
In 1917 begon Rietveld met
een eigen meubelmakerij. Hij
had toen alle mogelijke vor
men van industrieel vormge
ven en architectuur al onder
de knie, en daarvoor in de
praktijk en op scholen oplei
dingen gevolgd. Hij maakte de
kleren voor de kinderen en
knipte hun haar.
Helemaal vlekkeloos was Riet
velds leven toch niet. Zijn
kennismaking met de rijke
mevrouw Truus Schroder be
tekende niet alleen de komst
van een opdrachtgeefster en
'muze', maar ook van een min
nares. Mevrouw Rietveld was
er doodongelukkig mee, maar
voor de ontwikkeling van ar
chitectuur en meubelontwerp
in Nederland was Gerrits rela
tie met Truus een zegen. We
danken er méér dan alleen het
bekende Schröder-huis in
Utrecht aan.
Gerrit Rietveld met een
van zijn ontwerpen
FOTO ARCHIEF DE STEM
Zo ongeveer alles wat los en
vast zit viel binnen het bereik
van Rietvelds creativiteit.
Woonhuizen, scholen, winkels,
bioscopen, tentoonstellingsge
bouwen, fabrieken, meubels,
gebruiksvoorwerpen, sierra
den, speelgoed. Hij was steeds
in afwachting van de profeet
die eenmaal de architectuur
zou verlossen. „Een Einstein
der architectuur, een zeer een
zijdig ruimtelijke ziener, die
ons vanuit de prilste ontwa
king van het onderbewuste,
d.i. nog geheel vervuld van de
kosmische verbondenheid, ons
de grondbeginselen bijbrengt
van nieuwe mogelijkheden der
ruimtelijke realiteit".
„Deze omschrijving", is de
conclusie van auteur Bertus
Mulder, „lijkt mij een treffend
zelfportret".
Bertus Mulder: 'Gerrit Thomas
Rietveld. Schets van zijn le
ven, denken en werken. Uitg.
SUN. Prijs 29,50.
Door Johan Diepstraten
Met een paar regels is Te
vroeg...te laat..., het nieuwe
boek van Eric de Kuyper, sa
men te vatten. Een 50-jarige
homoseksuele Nederlandse do
cent die gastcolleges geeft in
Frankfurt wordt verliefd op
een 23-jarige student die niet
op mannen valt. Aan het begin
van het boek weet de lezer dat
het handelt om een hopeloze
verliefdheid en bijna honderd
vijftig pagina's verder heeft
ook de autobiografische hoofd
persoon zich verzoend met deze
stand van zaken. Er gebeurt zo
goed als niets in Te vroeg...te
laat..., maar toch is het een
beeldschone liefdesgeschiede
nis.
Ook in zijn groots opgezette
autobiografie gaat het niet echt
om spectaculaire gebeurtenis
sen. Met Aan zee (1988), De
hoed van tante Jeannot (1989),
Mowgli's tranen (1990), Grand
Hotel Solitude (1991) en
Bruxelles, here I come (1993)
heeft De Kuyper vooral bewe
zen dat hij glans kan geven aan
zijn jeugdherinneringen. Te
vroeg...te laat... bevat dagboe
kaantekeningen van zijn recen
te verblijf in Frankfurt. Zij zijn
dichter op de huid geschreven
en niet vervormd door de tijd.
Maar ook al is er geen afstand,
de literaire verbeelding is er
niet minder om. De Kuyper is
een bijzonder stilist.
Gelukzalig
Te vroeg...te laat... is haast te
lezen als een lofzang op de
verliefdheid, ook al geeft het
een hoop dagelijkse ellende als
de wereld plotseling gekleurd
wordt door dat gelukzalige ge
voel. 'Verliefd worden is een
sur place. Het is een situatie die
eeuwig kan duren en waarin je
oneindig blijft rondcirkelen.'
Een schaduwzijde is dat je on
gemerkt verwikkeld raakt in de
problemen van de ander. De
hoofdpersoon realiseer zich al
snel dat het niet allemaal ple
zierige vooruitzichten zijn die
de verliefdheid biedt. 'Maar
eenmaal eraan begonnen, moet
je verder,' klinkt het, ondanks
alles, toch opgewekt aan het
begin van de liefdesgeschiede
nis.
Het is een heel karwei voor
Eric de Kuyper om verliefd te
worden op een man die van
vrouwen houdt, maar boven
dien wil hij er een boek over
schrijven. Dat betekent dat hij
in werkelijkheid verplicht is
om iets te doen, om moedig te
zijn, terwijl hij liever had ge
treuzeld en alles op zijn beloop
had gelaten. Maar het Sommer-
semester duurt drie maanden
en voor hij het weet, is het
voorbij. Handelend optreden
dus omwille van zijn schrij-
Eric de Kuyper
FOTO TACO ANEMA
Stephan Sanders
verscredo ('het schrijven ver
schaft troost en kracht') en
meer nog vanuit een praktische
filosofie: hoe eerder de ontluis
tering, hoe sneller je ervan af
bent.
Sluier
De Kuyper vergelijkt zich met
Aschenbach, de 'enge' hoofd
persoon uit Dood in Venetië.
De professor ging de confronta
tie met de jonge Tadzio uit de
weg en stierf eenzaam op het
verlaten strand. Nee, beweert
De Kuyper, 'liever teleurgesteld
door de werkelijkheid dan door
een fantasie erover. Ik wil hem
per se mijn liefde bekennen om
zo de platonische sluier te
doorbeken en de veiligheid
open te doen barsten. Sublime
ring in de liefde is mooi en
droevig en vol zelfmedelijden.'
Ook al wordt de verliefdliefd
niet beantwoord - 'Ik zeg: Ich
liebe dich, Jim. Hij antwoordt:
Ich liebe dich nicht'- voor Eric
de Kuyper zijn de drie maan
den vol hopeloos verlangen van
grote waarde. Op de afscheids
avond komt Jim niet opdraven,
de ontluistering lijkt defintief,
maar niet voor Eric de Kuyper:
FOTO ROELAND FOSSEN
'Ik heb hem wel gemist. Maar
die leegte betekent ook dat hij,
hoewel niet aanwezig, er toch
was; dat hij er is en er zal zijn.
De leegte die hij heeft ge
creëerd is niet een niets. De
tussentijd, dit anachronisme
dat het te vroeg... te laat...
schept, is geen vacuüm.'
Studie-object
Het boek lijkt een lofzang te
zijn op de platonische liefde,
maar dan heeft de lezer het
toch verkeerd begrepen, waar
schuwt De Kuyper. Met zijn
vriendin Heide bespreekt hij
zijn uiterlijke verschijning. 'Zij
en ik gaan door voor onlicha
melijk, zo worden we door an
deren beschouwd.' Tijdens le
zingen en lessen beklemtoont
De Kuyper zijn lichamelijkheid
om te laten zien dat hij meer is
dan enkel geest en intellect.
Geen wonder dat De Kuyper
van het fysieke zijn studie-ob
ject heeft gemaakt: het manne
lijke beeld in de Hollywoodfilm
waarover hij twee studies
schreef: Filmische hartstochten
(1984) en De verbeelding van
het mannelijke lichaam (1993).
In Te vroeg... te laat... vertoeft
de hoofdpersoon niet in het
platonische, benadrukt De
Kuyper keer op keer, maar mis
schien is het juist de charme
van dit boek dat alles zich in
zijn hoofd afspeelt, bedenkt de
lezer. 'Platonisch, maar dan
liefst zo lijfelijk mogelijk,' is de
wens van de hoofdpersoon als
hij fantaseert over een omar
ming met zijn geliefde Jim.
Heel even komt het ervan als
hij in de regen met Jim onder
een paraplu naar een kroeg
wandelt. 'Zonder dat er op het
lichamelijke vlak iets is ge
beurd, kunnen onze beide li
chamen zij aan zij lopen.'
Aanklacht
Heel wat minder romantisch
gaat het toe in De grote woede
van M., een novelle van Step
han Sanders. Het is een liefdes
geschiedenis waarin de hoofd
persoon afscheid neemt van een
vriend die sterft aan aids. Bo
venal is het een aanklacht te
gen de homoseksuele scene, de
subcultuur waarin alles draait
om mechanische, snelle seks.
'Seks zonder ontbijt, zonder ge
zeur, zonder naam. Voort
durend onderweg zijn ze, of op
de vlucht, dat is niet altijd even
duidelijk: levend in de open
lucht, te midden van het ge
vaar.'
Het is een ontluisterend boek
over de jongen M., die uiteinde
lijk als een wrak in de steek
gelaten wordt door zijn schrij
vende vriend. 'We dreven wui
vend weg, ieder een eigen rich-
tig op, met het tempo van een
waterlelie,' klinkt het beeldend,
maar de werkelijkheid is tame
lijk wreed. De vriendschap is
ten einde, als schrale troost
mag M. een personage worden
in de novelle.
Dagelijks
Op zijn ziekbed trekt de bui
tenwereld 'flirtend' aan hem
voorbij en dan pas mist hij de
gewone dagelijkse dingen: 'een
ritje met de tram, een café dat
op sluiten stond, een rij voor de
kassa van de supermarkt op
zaterdagmiddag.' De achter
blijver moet opnieuw zijn posi
tie bepalen: 'Ik pluk ze van de
straat, de mannen, ik zoek ze in
de duinen, beloer ze in lijn 3,
pak ze in de bosjes.' Maar het
gebeurt zonder overtuiging.
De grote woede van M. van
Sanders is de tegenpool van Te
vroeg... te laat... van De Kuy
per. Het is de barre werkelijk
heid van liefdeloze ontmoetin
gen tegenover het platonische
ideaal.
Eric de Kuyper: 'Te vroeg...te
laat... Een liefdesgeschiedenis.'
Uitg. SUN, prijs 24,50
Stephan Sanders: 'De grote
woede van M.'. Uitg. De Bezige
Bij, prijs 17,50.
Door Dirk Vellenga
Jhr.Mr.H.G.A. Hooft is een telg
uit de Amsterdamse regentenfa
milie die ook de grote P.C. Hooft
voortbracht. Hij was advocaat
en bankier en werkt sinds 1980
als beleggingsadviseur in Toron
to. Daar ontmoette hij een jaar
of tien geleden een man met een
intrigerende achternaam, Chris
topher Ondaatje. Deze Christop
her is de broer van de Canadese
schrijver Michael Ondaatje, die
vorig jaar de Booker-prijs, de
prestigieuze Engelse literatuur
onderscheiding, won.
Jonkheer Hooft besloot samen
met Christopher Ondaatje op
zoek te gaan naar gegevens over
hun beroemde voorouders. Hooft
wilde meer weten over zijn eigen
voorvader Hendrik Daniëlszoon
Hooft, die van 1780 tot 1787
burgemeeester was van Amster
dam. Daarnaast speurden ze
naar Pieter Ondaatje, die in die
zelfde tijd in Utrecht actief was
in een revolutionaire beweging
die streefde naar meer democra
tie, nog voor de Franse revolutie.
Het onderzoek bracht de twee
naar Sri Lanka (Ceylon), de ba
kermat van de Ondaatjes, en
leidde tot het boek De burgher
en de burgemeester, dat onlangs
is uitgebracht.
Pieter Ondaatje werd op Ceylon
geboren in de tijd dat Neder
landse handelaren daar de baas
waren. Zijn vader was een in
heemse jongen, afkomstig uit
Zuid-India, die op de school van
de Verenigde Oostindische Com
pagnie in de hoofdstad Colombo
werd toegelaten en het later
bracht tot dominee in de Neder
landse Gereformeerde Kerk. De
man ging als Willem Jurriaan
Ondaatje door het leven en
trouwde met een Hollands meis
je. Pieter Ondaatje was dus half-
Nederlands, in 1773 verliet hij
Ceylon om in Nederland te gaan
studeren. Het geslacht Ondaatje
behoorde op Ceylon tot de burg
hers, mensen met voorrechten.
Pieter Ondaatje was een opval
lende figuur in de lage landen
met zijn donkere huidskleur, zijn
'bruisende aard' en zijn 'oosterse
levendigheid'. Hij streed met de
Pieter Ondaatje, een 'Oosterse Hollander' in de 18e eeuw
Patriotten tegen de Prinsgezin-
den, hij bestookte de macht van
de oude regenten, tot wie ook
burgemeester Hooft behoorde.
Gesteund door de oprukkende
Fransen zetten de Patriotten de
besturen van Utrecht en Amster
dam aan de kant met de bedoe
ling een vorm van democratie in
te voeren. Ondaatje kreeg een
hoge post in de nieuwe Bataafse
Republiek. Burgemeester Hooft
legde al zijn ambten neer.
Jonkheer Hooft schrijft op een
terloopse manier over deze woe
lige periode in de Nederlandse
historie. Die losse verteltrant
heeft ook nadelen, hij haalt in
zijn vertelling zoveel zaken over
hoop dat de leuke ontdekkingen
de lezer bijna ontgaan. Aardig
zijn de vele anekdotes en de
merkwaardige bijfiguren. Een
van die medespelers is de lakefa-
brikant Pieter Vreede, die met
Pieter Ondaatje actief was in de
revolutie en de Bataafse Repu
bliek. Over deze Pieter Vreede is
nu ook net een boek verschenen,
Mijn levensloop, zijn eigen le
vensverhaal, voorzien van toe
lichtingen.
Pieter Vreede (1750-1837) be
hoorde tot een welgesteld doops
gezind geslacht en speelde een
grote rol in de ontwikkeling van
Tilburg als textielstad. Het ver
haal van Vreede werd in 1977 bij
toeval gevonden in een koffertje
naast de vuilnisbak bij de Leidse
uitgeverij Brill. Behalve zijn au
tobiografie heeft Vreede gedich
ten, romans en pamfletten ge
schreven.
Het boek, dat echt bestemd is
voor de doorgwinterde geïnte
resseerde, beschrijft zijn jeugd in
Leiden, zijn aandeel in de strijd
van de Patriotten, zijn functies
in de Nationale Vergadering en
het Uitvoerend Bewind en zijn
afgang na de conservatieve
staatsgreep van 1798.
De sporen van voorname mensen
zijn meestal redelijk goed terug
te vinden, met die van het gewo
ne volk is het een stuk moeilij
ker. Prof.dr.A.Th. van Deursen
doet in Een dorp in de polder
toch een poging greep te krijgen
op het dagelijkse leven in een
dorpsgemeenschap in de zeven
tiende eeuw, het dorp Graft bij
De criticus en schrijver Kees Fens wordt met ingang van 1 januari
hoogleraar twintigste-eeuwse literaire kritiek, met name de Neder
landse. Aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) gaat hij de
bijzondere leerstoel 'Nederlandse kritiek van de twintigste eeuw'
bekleden.
Kort geleden nam Fens aan de Nijmeegse universiteit afscheid als
hoogleraar Nederlandse letterkunde van de twintigste eeuw.
Alleen al in Nederland wonen 200.000 mensen die Hans heten. Het
zijn er zoveel, dat je makkelijk een encyclopedietje van bekende
Hanzen kunt samenstellen. Dat er zoveel Hanzen zijn, heeft nog een
voordeel. Er zijn ook voldoende afnemers voor zo'n encyclopedie.
Zeker tienduizend Hanzen zullen het boek kopen of op hun
verjaardag cadeau krijgen.
Het moet dus al vreemd lopen wil de Hansyclopedie van Hans Ferrée
een flop worden. Ferrée (64) weet hoe hij iets moet verkopen. Hij zit
in de reclame. Zelf noemt hij zich liever 'ideeënmaker'. Op zijn naam
staan campagnes voor vrijwel alle nationale en enkele internationale
adverteerders. Ferrée is -onder veel meer - de bedenker van het
'pientere pookje' van Daf. Hij schreef een paar boeken over zijn vak,
die als standaardwerken worden beschouwd.
Hoe kom je op het idee een encyclopedie van Hanzen te maken?
„Dat komt niet helemaal uit de lucht vallen. Ik heb eerst een tijdje
het Algemeen Hans Blad gemaakt. Daarmee ben ik een jaar of
vijftien geleden begonnen. Het viel me op hoe vaak in de naam Hans
tegenkwam in de krant en op de tv. Van Mierlo, Gruyters, Vat
Willigenburg, Van der Togt.
Er staan 1.200 Hanzen in het boek. Van de zestiende eeuwse Duitse
schilder Hans von Aachen tot radionieuwslezer Hans van Zijl. Hoe
beroemd moetje zijn om in de Hansyclopedie te worden opgenomen
„Je hoeft niet beroemd te zijn. Het enige criterium om te worden
vermeld is dat ik toevallig iets van je weet. Veel mensen die er in
staan zijn niet bekend. Neem mijn schoonzoon Hans Tillema; die heb
ik er ook ingezet, met de vermelding 'renovatievakman en amateur
kok'.
Een Hans hoeft niet aardig te zijn om door u te worden vermeld.
„Nee, met mijn sympathieën heeft het niet veel te maken. Er staan
natuurlijk veel Hanzen in, die ik waardeer. Zoals de filosoof en
journalist Hans Achterhuis, die nogal spraakmakende boeken heeft
geschreven over de zin en onzin van welzijnswerk en ontwikkelings
hulp, cabaretier Hans Liberg en cultuurprinses Hans Snoek.
Heeft de naam Hans nog toekomst? Jongetjes worden tegenwoordig
toch eerder Maikel, Kevin of Leroy genoemd
„Nee hoor, je ziet dat die trend op zijn eind loopt. Lees de
geboorteberichten in de krant. Er komen weer eenvoudige Jantjes,
Pietjes, Klaasjes en Hansjes bij. Naamgeving is onderhevig aan
golfbewegingen. In de jaren dertig, toen ik geboren werd, had je dus
een enorme Hans-hausse. Ik denk dat dat kwam door de enorme
populariteit van de Duitse filmster Hans Albers. Dat was een
versierder, die ook bij Nederlandse vrouwen erg in de smaak viel.
Alles komt terug. Nu misschien weer. Er zijn voorbeeld-Hanzen
genoeg. Alleen al in het huidige kabinet zitten er drie, waarvan er
twee vice-premier zijn."
Hans Ferrée: 'Hans, 's werelds eerste Hansyclopedie'. Uitg. Fontein,
prijs f 24,90.
Alkmaar, dat inmiddels niet
meer is dan een gehucht.
„Het kortste pad naar de roem
loopt voor kleine mensen over
het galgeveld", schrijft Van
Deursen en hij bedoelt dat de
kleinen in de geschiedenis
slechts bekend worden als ze de
wet overtreden. In zijn boek is te
lezen dat in Graft weinig mis
daad voorkwam. Binnen de ge
meenschap was de controle
groot en wie kwaad wilde, kon
dat het beste anoniem in een
andere plaats doen.
Alles was rustig in Graft, de
gereformeerde kerk deelde de la
kens uit. „Gereformeerden zaten
op de eerste rang, doopsgezinden
op de tweede, en katholieken
helemaal achteraan. Van naijver
en rivaliteit blijkt intussen wei
nig. Als de minderheden zich al
onderbedeeld voelden, dan
klaagden ze daarover toch niet
in het openbaar", schrijft Van
Deursen.
Van Deursen is hoogleraar aan
de Vrije Universiteit in Amster
dam en hij schreef eerder Bavia
nen en slijkgeuzen over het
kerkvolk ten tijde van Maurits
en Mensen van klein vermogen
over het kopergeld van de Gou
den Eeuw. In zijn boek over
Graft richt hij zich nog meer op
de kleine luyden, hij interpre
teert een grote hoeveelheid ar-
chiefgegevens tot in de kleinste
details. Wat hij op tafel legt is
bijna altijd 'eenvoudig', 'middel
matig', 'onopvaUend'. Zo was
het gemiddelde dorp in de ze
ventiende eeuw. Dramatiek, ro
mantiek en sensatie schuwt Van
Deursen en hij waarschuwt de
lezer ook voortdurend dat hij dat
vooral niet moet verwachten. Zo
is Een dorp in de polder eerder
een uiterst degelijk naslagwerk
geworden dan een boeiend histo
risch avontuur.
Jhr.Mr.H.G.A. Hooft: 'De burgher
en de burgemeester'. Uitg. De
Prom, prijs 45
Pieter Vreede: 'Mijn levensloop'.
Uitg. Verloren te Hilversum
A.Th. van Deursen: 'Een dorp in
de polder'. Uitg. Bert Bakker,
prijs 49,90
Door Muriel Boll
Adri, Wien en Martje zijn drie
vrienden die elkaar altijd op een
vaste plaats, onder de brug, ont
moeten. Daar aan de waterkant
scharrelen ze rond als ze niet in
het gras liggen te zonnen, of ze
bedenken er plannen die het
liefst moeten worden uitgevoerd.
In de drie boeken die Wouter
Klootwijk inmiddels over hen
schreef, is het altijd vakantie en
mooi weer, dus er gebeurt veel.
Geen van de drie heeft te maken
met lastige ouders, die blijven
goed op de achtergrond, alleen
de oom van Adri komt af en toe
in beeld als leverancier van oude
planken en spijkers en verroeste
machientjes. Hij is hun hulp bij
moeilijk uitvoerbare karweien.
In het nieuwste deel De H van
Adri ontdekken de kinderen een
oud hotel, dat bewoond wordt
door een kapiteinsvrouw. Als zij
een paar dagen haar man gaat
bezoeken in de Antwerpse ha
ven, mag het trio helemaal al
leen op het hotel passen. Ze
maken er kennis met een echte
inbreker - 'dag meneer, komt u
inbreken?' - en ze blijven halver
wege de gevel hangen in een
reuzepan aan een touw als ze de
ontbrekende naam op het hotel
willen spijkeren.
Klootwijk beschrijft de avontu
ren met liefde en humor, als een
mooie herinnering of een 'droom,
in ieder geval had hij er zelf
graag bij willen zijn. In een paar
woorden schetst hij de achter
grond van de kinderen. Adri de
praktische, die weinig woorden
verspilt, heeft een vader die een
vishandel heeft. Wim de denker
moet altijd eerst zijn kamer op
ruimen en de was helpen opvou
wen, want dat is goed voor de
opvoeding. Martje doet die din
gen ook wel, maar niet voor de
opvoeding, zij is degene die alles
bedisselt.
Het zijn geen kinderen die zich
vervelen achter de tv en compu
terspelletjes, of die zo nodig naar
de sportclub moeten. Ze hebben
geen last van vastgeroeste oor
delen, het zijn gewoon kinderen
die prettig op het platteland le
ven tussen braamstruiken en
oude rommel.
Klootwijk gebruikt veel dialogen
waardoor het verhaal vaart en
direktheid krijgt. In de gesprek
ken zit typische kinderlogica:
...„Maar ik hoor allemaal gelui
den!" „Omdat je niet slaapt."
De H. van Adri is net als de twee
eerder verschenen delen uitste
kend afzonderlijk te lezen, ook
voor wie nog niet zo vlot leest.
De episodes zijn kort, de zinnen
ook, en de woorden zijn niet
moeilijk.
Lydia Rood schreef ook een ver
haal waarin een inbreker voor
komt: Lekker slapen, diefjes
maat. Daan moet 's nachts plas
sen en komt zomaar een inbreker
tegen in huis. Reuze gevaarlijk,
want die man heeft een pistool
bij zich en Daan heeft genoeg
films gezien om zich daar van
alles bij voor te stellen. De in
breker blijkt ook Daan te heten
en Daan en Daan voeren een
lang nachtelijk gesprek over de
kunst van het stelen, over voet
bal en over hoeveel Daan waard
zou kunnen zijn voor z'n ouders.
Dat laatste voor het geval hij
ontvoerd wordt en een losgeld
voor hem betaald moet worden.
Een miljoen hebben zijn ouders
vast niet voor hem over.
De inbreker is eigenlijk gewoon'
een aardige man, ruwe bolster,
blanke pit, en als hij tegen de.
lamp dreigt te lopen, helpt Daan
hem zich te verstoppen en veegt
hij de vingerafdrukken weg. In
middels heeft hij wel zoveel van
de inbreker geleerd dat hij een
zilveren theeblad verstopt om
later te kunnen verkopen. Dat;
heeft hij misschien van zijn moe
der, die een lijst opstelt van de
gestolen spullen, maar ook van
sommige dingen die niet gestolen
maar alleen maar zoek waren.
Het verhaal heeft niet het niveau
en de frisheid van Klootwijks
boek, maar het is wel vlot ge
schreven en geestig. Daan lijkt
me een wat ouwelijk ventje.
Maar gelukkig voor hem wordt
het aan het eind van het verhaal
duidelijk dat hij voor zijn ouders
meer waard is dan hij dacht. „Ik
zou je losgekregen hebben," zegt
zijn moeder ferm. „Miljoen of
geen miljoen. Al had ik er zelf
voor uit stelen moeten gaan.
Wouter Klootwijk: 'De H van Ad
ri'. Uitg. Leopold, prijs/ 24.90
Lydia Rood: 'Lekker slapen, dief
jesmaat'. Uitg. Leopold, prijs
10.-
Beide boeken vanaf 7 jaar
4s
Sinéad O'Connor
Door Tom Smeets
Dé muzikale Kerstmis die d:
in de winkel ligt is zo veelzij
de ballen aan de boom. Van
mig tot uitbundig. Of - om he'
eens in de meest uiteenlopend!
res uit te drukken - van rè
klassiek. Een keus.
Bestond die goeie ouwe lp nog ma
zou het wat betreft The Christmas
(Columbia) van Neil Diamond ee
eenvoudiger maken. De eerste kant
dat geval bestemd zijn voor de lieft
van het typisch Amerikaanse geit
swingende kerst, zogezegd. Kant
wat klassieker. Maar zelfs dan nii
maal consequent. De pompeuze ap
Hallelujah chorus is voorzien var
slagwerk!
Ook Mariah Carey kon geen keus
Ze slingert op haar kerstalbum
Christmas (Columbia) heen en wee:
een stemmige en een swingende ker:
het laatste geval wordt ze bijgestai
zo'n onweerstaanbaar gospelkoor
in de States het patent op hebl
kerstman heeft zelden eerder zo s-
z'n entree gemaakt als in haar vei
Santa Claus is coming to town.
Mariah schreef zelf drie nieuwe ke:
en koos verder voor het traditioneli
toire, om te beginnen - letterlijk
Silent night. Maar ze wist het heJ
naar haar eigen hand te zetten. Ze|
voor niets wereldkampioen zingen!
Uitstapjes
Nog een Amerikaanse topper, Dian
houdt het op haar A very special
(EMI) wel overwegend rustig.
maakt enkele uitstapjes, zoals met H
world needs now. Deze Hal Da\
Bacharach-klassieker past helemaa
kerstgedachte, want het antwoord
vraag is love, sweet love. Een ander
je is Ave Maria van Schubert, mi
daar valt moeilijk bezwaar tegen
tekenen.
Een van de vele verzamel-cd's voo
mis is All you need is X-mas (EV
Queen tot Kate Bush, van Roxette
Benatar, van Mud tot Elvis PresI
Love Unlimited tot Beach Boys en v
Lennon tot Paul McCartney. Kort
overmaat aan klinkende namen.
Illustratie van Philip Hopman in 'De H van Adri'
Van zichzelf zegt de Amerikaan
Michael Ryan dat hij eigenlijk
rond de eeuwwisseling geboren
had moeten worden. „Ik voel
mij thuis in de kunstwereld van
die tijd. Het Franse Impressio
nisme is van grote invloed op
mijn werk." Michael Ryan is
een Amerikaan die met een
openheid en nieuwsgierigheid
die typerend zijn voor de nieu
we wereld, naar de cultuur van
Europa kijkt. Zoals een buiten
staander voor wie de (kunst-
)geschiedenis geen enkele ver
plichting inhoudt en die dus
alles nog voor het kiezen heeft.
En hij heeft gekozen voor de
stijl van het Impressionisme en
heeft zich toegewijd en nauw
keurig de techniek eigen gé-
maakt die een schilderij van nu
een doek van honderd jaar gele
den laat lijken. Voor wie de
kunst opvat als een voortgaande
ontwikkeling waarbij originali
teit een belangrijk doel is, is
deze benadering twijfelachtig.
Hij zal de wenkbrauwen fron
sen bij dit soort anachronisme.
Voor hem is Michael Ryan een
epigoon.
Wie geen last heeft van kunst-
beschouwelijke zorgen en dus
de geschiedenis niet heilig acht,
kijkt even vrij naar het werk
van Michael Ryan als Michael
Ryan omgaat met de oude mees-