Op de vlucht voor de lconingsgieren Het erotische vuur van Erica en Henry Het ritn BOEKENLEGGER KINDERBOEKEN Ga ver en stop op tijd Zelfontdekking van een Leidse studente Elis Liedjes en plaatjes l DE STEM BOEKEN M.M. Schoenmakers voltooit trilogie over een ontwikkelingsland PE STEM Wie zijn dit? Arthur Miller naar Oxford Slokjes van Graham Greene VRIJDAG 4 NOVEMBER 1994 D Door Y.Né De Tilburgse Jasper Mikkers deed in de jaren zeventig veel stof opwaaien in literair Neder land. In korte tijd schreef hij onstuimige romans en gedich tenbundels onder het pseudo niem Tymen Trolsky. Sommigen roemden hem om zijn gedreven heid ('een poète maud.it is opge staan', zei Martin Ros), anderen zagen in hem een stijlloze dolle man, een ongebreidelde woord vermenigvuldiger. Critici gisten vergeefs naar de persoon achter deze naam. Vermoed werd zelfs dat het om een driemanschap van Ros, Sontrop en Komrij ging. Jasper Mikkers hief uitein delijk zelf zijn anonimiteit op en schreef inmiddels een roman, een verhalenbundel en twee ge dichtenbundels onder eigen naam. De verdwijning is de titel van zijn recente gedichtenbundel, die één gedicht omvat. Hierin wordt in zeven hoofdstukken verhaald van een man die vlucht voor de Japanse maffia en zich verbergt in de Zuid-Amerikaanse jungle. Reizen spelen in leven en werk van Mikkers een belangrijke rol. Reizen is bij uitstek een onder neming voor de zoekende, die tegelijkertijd voor iets op de vlucht is. Het is een avontuur, dat in dit gedicht een mythische dimensie krijgt. Het opent met een beschrijving van een tuin bij het geisha-insti tuut. Hij schildert hier een ware Japanse prent in kleur. Dan wordt de man een onheilspellen de, blanco brief gebracht. Het is een blinde priester, die hem maant te vluchten: 'Ga heen bij schemer. Keer terug bij licht./ Haast je niet/ om ergens aan te komen. Ook/ vanwaar je heen gaat, moét je weg./(...)/Ga ver, en stop op tijd.' En de man gaat ver. Eerst steekt hij de zee over. Hier klinkt het extatische gedicht Ode aan de zee van de Portugese dichter Pessoa mee, waaruit Mikkers ci teert. Hij voegt vaker al dan niet bewerkte citaten in. Alsof hij benadrukken wil, dat een ge dicht nooit door één individu gemaakt wordt, maar ligt inge bed in een traditie van vertellers. En de thematiek is zo oud als de mensheid. Op de overal gelijke zee leidt de blik van de man naar zijn duistere innerlijk. In de Zuid-Amerikaanse wouden leert hij de ware angst pas goed ken nen. Overgeleverd aan het 'kale, harde zijn en zien alleen'. Kan en wil hij dit uithouden? Het gedicht beschrijft een klas siek louteringsproces. De man is op de vlucht voor de dood. Maar zijn doodsangst doet hem vluch ten voor het leven zelf. Hij komt in een vrijwel absoluut isolement terecht. Zijn denken en voelen doven uit: 'Gehakt is het be staan/ in waterplaatsen, scha duw, lange ritten, korte slaap.' Gaandeweg komt hij tot het in zicht dat hij de andere ens nodig heeft, dat hij deel uitmaakt van een groter geheel: 'niet langer zwaarder voor zichzelf dan alle doden in de kranten'. Aan het eind richt Mikkers zich tot de lezer om net als de man de 'donkere gestalte' in hemzelf te zoeken. Het gedicht bevat vele bespiege lingen: over het licht, waarne ming, natuur, nabijheid én af stand. Soms is hij al te belerend, wat de tekst ineens verandert in een naïef soort proza. Mikkers wil de lezer nu eenmaal heel direct toespreken over wat hem zelf zozeer beroert. De taal is hier geen doel op zichzelf en dat is toe te juichen. De verdwijning bevat veel symbolen die op eigen wijze toevoegen aan verhaal en mysterie, bewust afgewisseld met het banale van alledag. Het is een sympathieke bundel. 'Natuur is niet een landschap alleen, niet de afstand van ons zelf tot wat we zien en horen ruiken. Natuur is licht in de ogen, vlie gangst, vragen om een bril of beker wijn. Een koning is natuur en ook een postzegelalbum. Het hert springt in het licht, het licht springt met hem mee, ze staan niet stil om uit te rekenen hoe groot hun sprong moet zijn, maar laten zien wat ze al wisten. We moeten dichter naar de die ren toe, het eigene van dingen, Ze zijn veel meer en trotser, roerlozer zichzelf, meer mens dan wij weten willen.' Jasper Mikkers: 'De verdwijning'. Uitg. Querido, prijs 25,- Door Marjan Mes Behalve grijze plooirok en twinset behoorde in de jaren vijftig ook de Doezamand tot de outfit van de Leidse stu dente. Het was een min of meer verplicht accessoire waarin behalve het halfje wit ook de collegedictaten werden meegedragen. De naam was afkomstig van de rotanwinkel in de Doezastraat waar de meisjes hun mand kochten. In haar gelijknamige debuut roman beschrijft Marijke Har- berts (1936) haar moeizame zelfontdekking in de wereld van de Leidse studentes, die vooral een doel hadden: een verloofde aan de haak slaan. De ik-figuur, Karin, diept bijna een halve eeuw later op zolder een oude schoenendoos op waarin zij allerlei paperas sen aantreft, de tastbare her inneringen aan haar Leidse studententijd, waardoor die weer voor haar gaat leven. Zij herinnert zich de verwach tingen die ze koesterde toen ze als meisje uit de provincie op kamers ging wonen in Leiden. De vrijheid, de studie, het ver enigingsleven, de feestjes en de vriendschappen: het was er allemaal. Maar er waren ook de uitgesproken ideeën over 'hoe het hoorde'. Een streng genormeerde wereld waarin de novietende vrouwelijke eerstejaars, tijdens appèls door de ouderejaars werden 'ingepakt en afgemaakt' en jongens al bijvoorbaat als toe komstige echtgenoten werden gewikt en gewogen. Het studentenleven mocht on-' bezorgd lijken, onder de op pervlakte leefden onvervulba re verlangens, die onbespreek baar waren. Er waren lezingen over uiterlijke verzorging en seksuele voorlichting met griezelige anatomische details waarbij Karin zich weinig voor kon stellen. Karin voelt zich het meest tot meisjes aangetrokken. Haar vriendinnen zijn echter vol van jongens en het befaamde voorlichtingsboek Het Volko men Huwelijk spreekt ook van bepaalde genietingen tussen man en vrouw die Karin het idee geven dat ze hard haar best moet doen om ook een vriend te vinden. Ze wil geen tuthola zijn die alleen maar studeert en over literatuur praat. Bovendien is ze eigenlijk best sensueel en heeft het plezierig met de aantrekkelijke Daan, student in de medicijnen, met wie ze naar bed gaat zonder het te doen, veel te bang als ze is om zwanger te worden. On dertussen blijft ze verliefd worden op vriendinnen die haar graag mogen, maar haar diepere verlangens niet kun nen beantwoorden. Behalve Anna met wie Karin aan wedstrijdroeien doet en die in tegenstelling tot Daan echte hartstocht bij haar op wekt. Ze raakt echter in pa niek van haar eigen gevoelens en schaamt zich als een andere èle schampere opmerkingen over haar vriendschap met Anna maakt. Zo kan het gebeuren dat Karin zich verlooft met Joost Dijkstra, toekomstig ingenieur in Delft met wie ze het goed kan vinden. Aan diens zijde kan zij voortaan, keurig zoals het hoort, aan het openbare leven deelnemen en bij haar en zijn enthousiaste ouders als veelbelovend toekomstig echt paar verschijnen. Marijke Harberts, docente Ne derlands in Amsterdam en be kend van de feministische pu blicaties Eerlijk gezegd, inter views met vrouwen (1974) en Afscheid van Joke Smit (1987), blikt in Doezamand vanuit haar geëmancipeerde heden terug in de tijd. Zij doet dat op een droge, realistische soms ook ironische manier, com pleet met tuttige conversatie. Haar boek doet zo sterk auto biografisch aan dat het nau welijks als een roman kan worden beschouwd, meer als een persoonlijk en- tijdsdocu ment. Literaire verbeeldingskracht ontbreekt vrijwel, maar net als indertijd Marie-Louise Doudart de la Grée in Zonda ressen haar intemaatstijd haarfijn wist te beschrijven, zo doet Marijke Harberts dat met haar Leidse studententijd. Haar geheugen is perfect. Ze weet dat Legen van toen en haar persoonlijke gevoelens raak te portretteren. Marijke Harberts: 'Doeza mand'. Uitg. Van Gennep, prijs f 34.50. t Door Johan Diepstraten De mooie legende had M.M. Schoenmakers al in zijn de buutroman De honderd boch ten van de koningsarend (1989) gebruikt. Een dronken indiaan vertelde het verhaal van de arenden die onmiddellijk na het intreden van de dood ko men aanzetten. Het zijn er drie: de grootste is wit en is de vader van de andere twee. Elke arend heeft een opdracht: de een weegt het goede van de ziel, de andere het kwade en de va- derarend besluit of de ziel klaar is om voor God te worden geleid. Als de ziel te veel kwaad bevat, maakt de vaderarend honderd bochten naar het oos ten om het kwaad eraf te schudden. Als regen daalt het neer op aarde. 'Daarom blijft het kwaad dus altijd bestaan,' beweerde de dronken indiaan, 'het regent gewoon weer neer op aarde als de mens sterft.' In het laatste deel van de trilo gie Stroomafwaarts en stroom opwaarts komt M.M. Schoen makers op de legende terug. 'Vroeger was het kwaad on schuldig,' zo weet zijn hoofd persoon, de indiaan Julius Ebe- cilio, 'het zat verborgen op plaatsen waar geen mens kwam; het zat in moerassen en in spelonken van bergen en onderaardse holen, op onbe gaanbare eilandjes in de rivier, in dichte bossen.' Maar toen kwamen de gieren, de konings- gieren die van het kwaad leef den. Zij zitten de oudste arend na en die moest duizenden bochten draaien, duizend en meer bochten om te ontkomen. Kwaad Het kan geen toeval zijn dat M.M. Schoenmakers voortdu rend aan deze legende refe reert. Want de optelsom van de drie boeken is toch dat de we reld niet geregeerd wordt door de koningsarenden. Het kwaad is overal zichtbaar. Schoenma kers confronteert zijn twee hoofdpersonen, de indiaan Julius en de welzijnswerker Victor Souda, met veel ko- ningsgieren. Het begon zo mooi in het eerste deel van de trilogie, Het schild van de weemoed.De indiaan ontvlucht met zijn vrouw het oerwoud, zijn geboortedorp Li- tahakan, omdat buitenlanders bedenken dat er op die plaats een stuwmeer aangelegd moet worden. Julius gaat op zoek naar een beter leven. Voor de welzijnswerker Victor geldt hetzelfde: hij vertrekt vol idea lisme uit Nederland naar een Zuidamerikaans land. Ook hij denkt dat het elders beter is. De lezer volgt hun lotgevallen: de welzijnswerker Staat aan het M.M. Schoenmakers einde van de trilogie op het punt het vliegtuig te nemen naar zijn moederland en Julius is weer terug in zijn geboorte dorp. Beiden hebben hun illu sies verloren en hebben daar voor in de plaats een realis tische kijk gekregen op alles wat met een land in ontwikke ling te maken heeft. Althans, realistisch in de ogen van de schijver M.M. Schoen makers (Den Bosch, 1949) die vanzelfsprekend zijn opvattin gen aan de romanpersonages oplegt. Hij heeft twaalf jaar gewerkt op het Zuidameri- kaanse continent en heeft daar een uiterst somber toekomst beeld aan overgehouden. In de trilogie schetst hij de ontwik kelingsgang van een land - on getwijfeld Suriname - dat maar niet uit de problemen kan ko- Toekomst In deel 1 'van de trilogie heeft Schoenmakers de hoop be schreven: de toekomst ziet er aanmerkelijk beter uit als bui tenlandse investeerders zich gaan bemoeien met een ontwik- FOTO BEZIGE BIJ kelingsland. De indiaan Julius, eenmaal aangekomen in Lowé, wordt aangesteld als beheerder van een pluimveeproject en schopt het tot baas van het dorp. Victor Souda raakt onder de indruk van de ingenieurs die op maquette aan de toekomst vorm hebben gegeven. Na dit hoopvolle begin breekt in deel 2 (De slakkelijn van de revolutiede opstand uit. Julius is baas van een dorp waar nie mand meer woont, alle .projec ten zijn mislukt. Victor Souda ervaart dat alle plannen over welvaart, welzijn en ontwikke ling gebaseerd zijn Op onzinni ge formules. Omdat revolutie leider sergeant Zinhagel - de evenknie van Bouterse - hem verantwoordelijk stelt voor'de mislukte stuwmeerplannen, moet hij vluchten. In die zin is deel 2 te karakteriseren als de ontluistering. Balans Na de hoop en de ontluistering maken de twee hoofdpersonen in deel 3 (De spookkrabben) de balans op. De taxichauffeur die Souda aan het begin van deze roman op zijn vlucht helpt, heeft de situatie haarscherp ge analyseerd: 'U kunt het zich veroorloven na te denken, want als het erop aankomt neemt u gewoon de benen. Maar wat moet ik? Ze wachten op me en morgen wachten ze ook. Daar om wil ik niet denken.' Julius Ebecilio en Victor Souda komen in dit laatste deel ver schillende mensen tegen met ieder een eigen visie op de ontwikkelingen. Schoenmakers heeft geprobeerd veel stemmen te laten horen. Zo is er het dorpshoofd Kanaike die zonder rationele argumenten alle ont wikkelingen wil tegenhouden. Alles smijt hij terug in de ri vier, tot en met de pater die elke keer weer met nieuwe stukjeS waarheid kwam. Zo slim is de koningsgier Kanaike wel dat hij de buitenboordmo tor van de pater wel behoudt. Mislukken De stroper aan het einde van de trilogie die Souda op het strand zijn geld afhandig maakt, krijgt de meeste ruimte van M.M. Schoenmakers om zijn visie te geven op het mislukken van de revolutie: 'Wat moet een indi aan in hemelsnaam met een bosneger? En een Javaan met een Hindoestaan? Wat moet een neger met een blanke, een Chi nees met een Libanees? Alle waarheid die ooit is bedacht hebben we op ons dak gekre gen. Zoveel talen, zoveel dro men, zoveel geschiedenis, van over de hele wereld bij elkaar geschraapt en hier op een kluit je gegooid. Waar overal tussen de ene en de andere waarheid een oceaan ligt, ligt bij ons een akkertje, een zandweggetje, een erftuintje.' De taxichauffeur, het dorps hoofd en de stroper op het strand zijn mensen die zich gedragen als de koningsgieren. De hoofdpersonen Julius Ebe cilio en Victor Souda worden eveneens door de omstandighe den gedwongen louter aan .zichzelf te denken. Wie de twee voorafgaande delen kent, be grijpt hun gedrag en beseft waarom het in het ontwikke lingsland mis is gegaan. Met de trilogie heeft Schoenmakers die algemene geschiedenis geschre ven, vanuit het perspectief van mensen die ronddolen tussen twee tijden, hun verleden en hun toekomst,, tussen weemoed en angst. Uiterst sfeervol heeft Schoenmakers dit thema uitge werkt en naar een goed einde gebracht. Dat hij een formida bel verteller is, was al eerder op deze plaats te lezen. M.M. Schoenmakers: 'De spookkrabben.' Uitg. De Bezige Bij, prijs 34,50. Door Dirk Vellenga Van Erica Jong verschijnt in ja nuari 1995 Vrees voor vijftig, de Nederlandse vertaling van Fear of Fifty, een boek dat gezien kan worden als een vervolg op het twintig jaar geleden opzienbare en zeer succesvolle Het ritsloze nummer (Fear of flying). In haar nieuwste boek houdt Erica Jong zich bezig met haar tweede le venshelft en geeft ze ongezouten haar mening over seks, huwelijk, ouder worden en het feminisme van toen en van nu. Maar voor het zover is komt uitgeverij De Prom met De dui vel loopt los, de zeer persoonlij ke biografie die Erica Jong schreef over Henry Miller. „Miller blijft een van de slechtst begrepen schrijvers - hij wordt ofwel beschouwd als pornograaf of goeroe, als seksuele tiran of seksuele bevrijder, als profeet of geperverteerde", schrijft Jong, die deze kans grijpt om via Hen ry Miller de lof van de lust te preken. Na het verschijnen van Fear of Flying in 1974 kreeg Erica Jong een brief van Henry Miller: „Ik kan met niet herinneren ooit een boek van een vrouw gelezen te hebben dat zo'n diepe indruk op me gemaakt heeft." Jong wist op dat moment niet meer dan dat Miller in literatuurland als een oude viespeuk werd beschouwd. „Ik wist nog dat ik eens iets had gelezen over een roemrucht pro ces wegens obsceniteit waarbij Miller betrokken was, maar ik had er geen idee van dat de ontzagwekkende ommekeer die zich in de jaren zestig in het uitgeversbedrijf had voltrokken, bijna uitsluitend aan Miller was toe te schrijven." Millers erotische klapper Tropic of Cancer werd in Amerika pas in de jaren zestig vrijgegeven en pas daarna kon John Updike met Couples komen en Philip Roth 'met Portnoy's Complaint. Erica Jong vergelijkt haar bittere strijd tegen de burgerlijke cen suur met de zware gevechten die Tropic losmaakte. Erica Jong en Henry Miller De duivel loopt los is samenge steld uit brieven, beschouwin gen, citaten uit de boeken van Miller en een bedachte dialoog tussen Jong en Miller. Erica Jong heeft haar veel oudere mentor tien jaar meegmaakt en bezocht hem verschillende keren in Cali- fomië. Over de Franse periode van Mil ler schrijft ze: „In Parijs werd Henry eindelijk volwassen. Daardoor was hij in staat de stem van Tropic of Cancer te vinden. Rauw, harig, met de stem van de wildeman is Tropic of Cancer tegelijk verrukkelijk en afstotend. Het smaakt sterk. Het is als het drinken van sper ma." De snerende opmerkingen die Miller maakte over joden en die hem zeer kwalijk zijn genomen, neemt Erica Jong niet al te se rieus: „De Henry die ik gekend heb was geen antisemiet." Hij was gewoon een scherp satiricus, die ook ongezouten kritiek lever de op Duitsers, Zweden, Weners en Italianen. Henry Miller een ordinaire ver krachter? Erica Jong vindt na tuurlijk van niet: „Hij is een man die een eerlijk confrontatie aan gaat met de imaginaire ver krachter in zichzelf." Feministes hebben zich druk gemaakt over het geweld tegenover vrouwen dat Miller zo gloedvol beschrijft in zijn boeken. „Het is de rol van de kunstenaar dit geweld te be schrijven. Kunst is heidens, wild en schuldig", meent Erica Jong en: „Woorden zijn geen daden." Er is nog veel te doen op het gebied van erotiek en vrijheid. Remco Campert en Jan Mulder Uitgeverij De Harmonie heeft het bundeltje Fiebelekwinten van Remco Campert en Jan Mul der een opmerkelijk omslag ge geven. Op de voorkant staat geen titel, wel een foto van het duo en een aantal regels, die kennelijk het begin vormen van de tekst van het boek. „Wie zijn dit?", staat er in rood en daarin in zwart: „Arthur en Adrian, twee gepensioneerde nichten die tot volle tevreden heid net een houten beachhouse in Long Island hebben betrok ken. Ze hebben het goed gedaan, Arthur als directeur van een flo rerende winkel in sanitair annex commerciële uitgeverij van kunstboeken, Adrian als uitbater van een restaurant en als beel dend kunstenaar die zijn litho's en kalender liet uitgeven bij Art hur. Zij verkochten de zaken op een gegeven moment en gingen stil leven. Nij wijden zij zich aan strandwandelen, lezen, uitgaan, dineren, porselein verzamelen, schilderen en televisie kijken." Het boek (prijs ƒ24,50) bevat een keuze uit de teksten die Campert en Mulder de afgelopen jaren voorlazen in de theaters en werd eerder aangekondigd als Voorleesboek. Het is Fiebelek winten geworden, zoals we dus niet op de voorkant kunnen le zen. Op de achterflap wordt uit gelegd dat fiebelekwinten 'zoiets betekent als liegen, smoesjes verzinnen, maar dat in de verste verte niet is. Fiebelekwinten is een wereld. Een heelal van woorden en gevoelens'. De Amerikaanse toneelschrijver Arthur Miller is benoemd tot FOTO DE HARMOI bijzonder hoogleraar in de dendaagse theaterkunst aan universiteit van Oxford. De teur van Dood van een handel reiziger is voor een jaar steld en zal minimaal drie lezi gen per jaar houden, deelde universiteit mee. „Hij begint januari", zei een woordvoefite De leerstoel werd eerder b door onder anderen de Arn^r kaanse componist Stepjie Sondheim en de Britse tofféi schrijvers Alan Ayckbourn- Peter Shaffer. ■w Meer dan 80 miniatuur-fleiji whisky uit de verzameling de Britse schrijver Grahai Greene worden kort voor kerst mis geveild in Londen. De fles sen, die op 21 december bi Christie's onder de hamer men, gaan vergezeld van es authenticiteitsverklaring van d auteur en kunnen 6.000 guide opbrengen. De flesjes zijn vooral interessan omdat Greene ze uitleende regisseur Carol Reed voor zij film naar Greene's boek Óu Man in Havana. In een crucial scène weet de held, een verte genwoordiger in stofzuigers, officier van de geheime pojjti voor zich in te nemen door he damspel te spelen met de whis ky-flesjes in plaats van stenen Elk genomen stuk werd dronken. De flesjes zijn ongeveer twee maal zo groot als de modern miniatuurs en de inhoud is stgri van gehalte, rond 70 procent. 0 verzameling telt veel bijzondere merken en sommige zijn doo Greene gesigneerd. Door Henk van Weert Julia heet het kind. He meisje wordt geboren ii omstandigheden die ster! doen denken aan de ge boorte van Jezus. Haar va der Petrus de Sutter, eef arme Vlaamse keuterboer verlaat huis en haard, me| zijn hoogzwangere vrouv Johanna en hun zeven kin deren. Hij vlucht voor de opruk kende Duitsers, richting Antwerpen, om vandaarur te ontsnappen naar hel veilige Nederland. Met eer bepakte ezel trekken zi van dorp naar dorp, or zoek naar tijdelijk onder dak. Maar nergens i: plaats voor hen. Uiteinde lijk bevalt Johanna in eer verlaten schuur van Julia) haar achtste kind. „Nee", zegt Elisabeth Marair „je moet toch niet aan het gel boorteverhaal van Jezus denker Dat zou kitscherig zijn. Maar bij de boer die hen onderdak wei gert, heb ik wel gedacht aai iemand van het Vlaams Blok, di een asielzoeker de deur wijst". Aan het eind van het boek sterf de moeder. De vader raakt in d< chaos van de oorlog zes van zijl" acht kinderen kwijt. Met twei^ kinderen keert hij terug naa| zijn intact gebleven boerderijtje De .andere, onder wie Julia, koj FOTO DE PROM "De seksuele revolutie was hoogst oppervlakkig: ze heeft nooit schuldgevoel of het onver mogen tot genieten weten uit te bannen. Met het excuus van een tragische epidemie besloten ver stokte puriteinen, vermomd als heidenen, dat seks saai was en dat schrijvers als Henry Miller dus ook geen waarde hadden." Erica Jong hoort niet bij de strijdbare dames van weleer die- de seks hebben afgezworen en hun oude dag beter menen te kunnen besteden. „Eros is le venskracht en als je die als saai veroordeelt, kondig je ongewild je eigen dood aan", schrijft Erica Jong, die daarmee (ongewild?) haar nieuwe roman aankondigt. 'Erica Jong over Henry Miller: De duivel loopt los'. Uitg. De Prom, prijs 45 Door Muriel Boll Ooit was er Jacob Hamels kin derkoor, dat een maal per week onder leiding van Herman Broekhuizen vrolijke liedjes 'de ether in stuurde', zoals ze zelf zongen. Tegenwoordig hoor je zelden of nooit kinderliedjes, be halve de drenzige sinterklaas- en kerstliedjes waarmee de midden stand je achtervolgt. Dat het standaardrepertoire van kinderliedjes meegaat met de tijd en uitgebreid wordt met nieuwe versjes, heb je dan ook niet in de gaten als je uit de kleine kinderen bent. En als ze nog wel in huis zijn, kennen veel ouders alleen de eerste twee re gels van bijvoorbeeld Pinda liep langs de spoorwegbaan, maar verder komen ze niet. Dat geldt trouwens ook voor klassieke ba- kerrijnmpjes als Daar zaten ze ven kikkertjes, enzovoort. Wie last heeft van dergelijk ge heugenverlies, heeft veel aan het pas verschenen Liedjes met een hoepeltje erom, waarin de meest geliefde kinderversjes van toen en nu verzameld zijn. De bundel is samengesteld door Joke Lin- ders en Toin Duijx. Maar een kleine deel daarvan bestaat uit oude bekenden als Altijd is Kortjakje ziek en Witte zwanen, zwarte zwanen. Het grootste deel is met nieuwe lied jes, dat wil zeggen, liedjes van na de oorlog: Dikkertje Dap en Het beertje Pippeloentje (van Annie M.G. Schmidt), Een trein tje ging uit rijden, Tierelierelier, wat ga je kopen (van Herman Broekhuizen, die veel liedjes blijkt te hebben gemaakt), Hallo, meneer de Uil (van P. Valkenier) en Deze vuist op deze vuist (van Willem Wilmink). Al deze liejes zijn inmiddels klassiekers geworden. Dat heb ben studenten van de vakgroep Kind en Media van de Universi teit van Leiden vastgesteld. Ze bezochten honderden kinderdag verblijven, peuterspeelzalen, kleuterklassen en gezinnen om uit te zoeken welke oude en nieuwe liedjes het meest gezon gen werden. Op grond van dit verzameld materiaal werd Lied jes met een hoepeltje erom sa mengesteld, eem historisch do cument dus. Er zijn geen maatstaven die be palen dat een versie een klassie- ker wordt, waarom Witte men al generaties lang meegaat Waarschijnlijk omdat het si beetje vreemd is: een land kuri j< toch niet met een sleutel op doen? Maar het sterke zit toch vooral in het spel van w den en maat, en dat lijkt voorldf nieuwe versjes net zo te gelden. Bij een aantal versjes staat lj< je ze met gebaren kunt spelö Zo wordt niet alleen de tjii ontwikeld, maar ook gevoel w harmonie. De melodie staat; helaas niet bij, maar in januai komt een cd uit waarop all< liedjes gezongen worden. Di liedjes zijn handig ingedeeld rubrieken als 'winter', 'er wal eens' en 'dieren'. Diverse illustratoren hebben a; de bundel meegewerkt, beki als The Tjong Khing, Jenny lenoord en Alex de Wolf, naai minder bekende: Isabel veld, Marike Scholten en Julii Ros. Ze maakten kleine, speelsi illustraties, die per auteur oyei twee bladzijden verstroöic staan, zodat de bladspiegel toch prettig blijft. Het consequent ge bruik van rustige kleuren magkt er een geheel van, ondanks de verschillen in stijl. Muziek staat wel genoteerd naast de Kabouter kinderversjes van Rien Poortvliet. 221 Oude bekende, van Wien Neerlai\ds bloed door d'adren vloeit tot Jantje zag eens pruimen hangen een uiteenlopend geheel. Daar tussen staan enkele Engelse (There was an old lady) en Duit se liedjes (Weisst du wieviel Steme stehen?). Vreemd genopg geen Franse liedjes, terwijl Sur le pont d'Avignon en Meunier, tu dors toch zo bekend zijn. Het geheel werd ruimschoots ge lardeerd met de bekende Poojt- vliet-illustraties. Mij-zijn ze te log, bovendien horen naar mjjn idee kabouters geen menselijke gezichten te hebben en als er ppr se kaboutervrouwtjes bij moe ten, dan toch niet van die Wag neriaanse types. Poortvliets bouters hebben niets dromerj meer, ze lijken nog het meest opgezette kabouters, hoe vreei dat ook klinkt. J. Linders en T. Duijx: 'Liedj met een hoepeltje erom'. Uitg. Van Holkema en Warendorf, pi)ls gg gg R.' Poortvliet: 'Kabouter kinder versjes'. Uitg. Kok, prijs 39,95. rijs f Op het werk van de schild! Anne Roorda (Aalst, 1955) kis je beschouwingen loslaten o\l teken en schrift. Want die mg tieven zijn dominant aanwei in zijn oudere schilderijen en{ vlug neem je aan dat 'het' da! dus over gaat. Inderdaad zie Aziatische karakters die a schilderd zijn in een anders g kleurd vlak. Of strepen en 1) nen die alleen maar teken z| en hun betekenis aan de verf aan het doek ontlenen waai ze figureren. Tekens bij Anne Roorda verw' zen niet naar een afgesprokl mededeling maar bestaan enlf als geschilderd gebaar en kr gen door de kleur, de dikte lengte en vooral de plaats opzichte van het schilderdoj een abstracte betekenis. Het 1 ken is zodoende een fysie! handeling met een ruimtelijj strekking. Teken of schrift, veel inter| santer is het te kijken naar i dingen als uitingen van scbl derkunst en niet over te gaf tot nepfilosofie. Dat bevrij waarschijnlijk het werk vl Roorda van overbodige balla- Zijn tekens zijn motieven zc der betekenis buiten het sch' derij. In het schilderij doen ze genoeg. Ze doorsnijden schilderij, ze leggen accent! van ruimtelijkheid, ze stelly grenzen, of overschrijden juist. Tekens bij Roorda zf bewegingen en tegenbewegi gen die eerst en vooral boeien schilderijen opleveren van w selende kwaliteit. In zijn grotere, recente schik rijen zijn die quasi-schrift kens vervangen door willekf rige vormen. Ogenschijnl hebben zijn doeken geen vot stelling. Het geschilderde vil wordt ingenomen door bani' waarin de verf wordt opa bracht, afgewisseld met vorm) die per doek verschillend zijg Soms is het doek enkelvoud) soms is het gelaagd. Het is li langrijk te zien dat Anne Roel da denkt en schildert vanJ zijn materiaal. De banen waai) hij een vlak schildert zijn d breedte van een kwast of ej paletmes. Dat geldt ook voor vormen die daarin figurert

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 16