Op de vlucht voor de lconingsgieren
Het erotische vuur van Erica en Henry
Het ritn
BOEKENLEGGER
KINDERBOEKEN
Ga ver en
stop op tijd
Zelfontdekking van
een Leidse studente
Elis
Liedjes en plaatjes
l
DE STEM
BOEKEN
M.M. Schoenmakers voltooit trilogie over een ontwikkelingsland
PE STEM
Wie zijn dit?
Arthur Miller
naar Oxford
Slokjes van
Graham Greene
VRIJDAG 4 NOVEMBER 1994 D
Door Y.Né
De Tilburgse Jasper Mikkers
deed in de jaren zeventig veel
stof opwaaien in literair Neder
land. In korte tijd schreef hij
onstuimige romans en gedich
tenbundels onder het pseudo
niem Tymen Trolsky. Sommigen
roemden hem om zijn gedreven
heid ('een poète maud.it is opge
staan', zei Martin Ros), anderen
zagen in hem een stijlloze dolle
man, een ongebreidelde woord
vermenigvuldiger. Critici gisten
vergeefs naar de persoon achter
deze naam. Vermoed werd zelfs
dat het om een driemanschap
van Ros, Sontrop en Komrij
ging. Jasper Mikkers hief uitein
delijk zelf zijn anonimiteit op en
schreef inmiddels een roman,
een verhalenbundel en twee ge
dichtenbundels onder eigen
naam.
De verdwijning is de titel van
zijn recente gedichtenbundel, die
één gedicht omvat. Hierin wordt
in zeven hoofdstukken verhaald
van een man die vlucht voor de
Japanse maffia en zich verbergt
in de Zuid-Amerikaanse jungle.
Reizen spelen in leven en werk
van Mikkers een belangrijke rol.
Reizen is bij uitstek een onder
neming voor de zoekende, die
tegelijkertijd voor iets op de
vlucht is. Het is een avontuur,
dat in dit gedicht een mythische
dimensie krijgt.
Het opent met een beschrijving
van een tuin bij het geisha-insti
tuut. Hij schildert hier een ware
Japanse prent in kleur. Dan
wordt de man een onheilspellen
de, blanco brief gebracht. Het is
een blinde priester, die hem
maant te vluchten: 'Ga heen bij
schemer. Keer terug bij licht./
Haast je niet/ om ergens aan te
komen. Ook/ vanwaar je heen
gaat, moét je weg./(...)/Ga ver, en
stop op tijd.'
En de man gaat ver. Eerst steekt
hij de zee over. Hier klinkt het
extatische gedicht Ode aan de
zee van de Portugese dichter
Pessoa mee, waaruit Mikkers ci
teert. Hij voegt vaker al dan niet
bewerkte citaten in. Alsof hij
benadrukken wil, dat een ge
dicht nooit door één individu
gemaakt wordt, maar ligt inge
bed in een traditie van vertellers.
En de thematiek is zo oud als de
mensheid. Op de overal gelijke
zee leidt de blik van de man naar
zijn duistere innerlijk. In de
Zuid-Amerikaanse wouden leert
hij de ware angst pas goed ken
nen. Overgeleverd aan het 'kale,
harde zijn en zien alleen'. Kan
en wil hij dit uithouden?
Het gedicht beschrijft een klas
siek louteringsproces. De man is
op de vlucht voor de dood. Maar
zijn doodsangst doet hem vluch
ten voor het leven zelf. Hij komt
in een vrijwel absoluut isolement
terecht. Zijn denken en voelen
doven uit: 'Gehakt is het be
staan/ in waterplaatsen, scha
duw, lange ritten, korte slaap.'
Gaandeweg komt hij tot het in
zicht dat hij de andere ens nodig
heeft, dat hij deel uitmaakt van
een groter geheel: 'niet langer
zwaarder voor zichzelf dan alle
doden in de kranten'. Aan het
eind richt Mikkers zich tot de
lezer om net als de man de
'donkere gestalte' in hemzelf te
zoeken.
Het gedicht bevat vele bespiege
lingen: over het licht, waarne
ming, natuur, nabijheid én af
stand. Soms is hij al te belerend,
wat de tekst ineens verandert in
een naïef soort proza. Mikkers
wil de lezer nu eenmaal heel
direct toespreken over wat hem
zelf zozeer beroert. De taal is
hier geen doel op zichzelf en dat
is toe te juichen. De verdwijning
bevat veel symbolen die op eigen
wijze toevoegen aan verhaal en
mysterie, bewust afgewisseld
met het banale van alledag. Het
is een sympathieke bundel.
'Natuur is
niet een landschap
alleen, niet de afstand van ons
zelf
tot wat we zien en horen ruiken.
Natuur is licht in de ogen, vlie
gangst,
vragen om een bril of beker wijn.
Een koning is natuur en ook een
postzegelalbum.
Het hert springt in het licht, het
licht
springt met hem mee, ze staan
niet stil
om uit te rekenen hoe groot hun
sprong moet zijn,
maar laten zien wat ze al wisten.
We moeten dichter naar de die
ren toe, het eigene
van dingen, Ze zijn veel meer en
trotser, roerlozer
zichzelf, meer mens dan wij
weten
willen.'
Jasper Mikkers: 'De verdwijning'.
Uitg. Querido, prijs 25,-
Door Marjan Mes
Behalve grijze plooirok en
twinset behoorde in de jaren
vijftig ook de Doezamand tot
de outfit van de Leidse stu
dente. Het was een min of
meer verplicht accessoire
waarin behalve het halfje wit
ook de collegedictaten werden
meegedragen. De naam was
afkomstig van de rotanwinkel
in de Doezastraat waar de
meisjes hun mand kochten.
In haar gelijknamige debuut
roman beschrijft Marijke Har-
berts (1936) haar moeizame
zelfontdekking in de wereld
van de Leidse studentes, die
vooral een doel hadden: een
verloofde aan de haak slaan.
De ik-figuur, Karin, diept
bijna een halve eeuw later op
zolder een oude schoenendoos
op waarin zij allerlei paperas
sen aantreft, de tastbare her
inneringen aan haar Leidse
studententijd, waardoor die
weer voor haar gaat leven.
Zij herinnert zich de verwach
tingen die ze koesterde toen ze
als meisje uit de provincie op
kamers ging wonen in Leiden.
De vrijheid, de studie, het ver
enigingsleven, de feestjes en
de vriendschappen: het was er
allemaal. Maar er waren ook
de uitgesproken ideeën over
'hoe het hoorde'. Een streng
genormeerde wereld waarin
de novietende vrouwelijke
eerstejaars, tijdens appèls
door de ouderejaars werden
'ingepakt en afgemaakt' en
jongens al bijvoorbaat als toe
komstige echtgenoten werden
gewikt en gewogen.
Het studentenleven mocht on-'
bezorgd lijken, onder de op
pervlakte leefden onvervulba
re verlangens, die onbespreek
baar waren. Er waren lezingen
over uiterlijke verzorging en
seksuele voorlichting met
griezelige anatomische details
waarbij Karin zich weinig
voor kon stellen.
Karin voelt zich het meest tot
meisjes aangetrokken. Haar
vriendinnen zijn echter vol
van jongens en het befaamde
voorlichtingsboek Het Volko
men Huwelijk spreekt ook van
bepaalde genietingen tussen
man en vrouw die Karin het
idee geven dat ze hard haar
best moet doen om ook een
vriend te vinden. Ze wil geen
tuthola zijn die alleen maar
studeert en over literatuur
praat.
Bovendien is ze eigenlijk best
sensueel en heeft het plezierig
met de aantrekkelijke Daan,
student in de medicijnen, met
wie ze naar bed gaat zonder
het te doen, veel te bang als ze
is om zwanger te worden. On
dertussen blijft ze verliefd
worden op vriendinnen die
haar graag mogen, maar haar
diepere verlangens niet kun
nen beantwoorden.
Behalve Anna met wie Karin
aan wedstrijdroeien doet en
die in tegenstelling tot Daan
echte hartstocht bij haar op
wekt. Ze raakt echter in pa
niek van haar eigen gevoelens
en schaamt zich als een andere
èle schampere opmerkingen
over haar vriendschap met
Anna maakt.
Zo kan het gebeuren dat
Karin zich verlooft met Joost
Dijkstra, toekomstig ingenieur
in Delft met wie ze het goed
kan vinden. Aan diens zijde
kan zij voortaan, keurig zoals
het hoort, aan het openbare
leven deelnemen en bij haar
en zijn enthousiaste ouders als
veelbelovend toekomstig echt
paar verschijnen.
Marijke Harberts, docente Ne
derlands in Amsterdam en be
kend van de feministische pu
blicaties Eerlijk gezegd, inter
views met vrouwen (1974) en
Afscheid van Joke Smit (1987),
blikt in Doezamand vanuit
haar geëmancipeerde heden
terug in de tijd. Zij doet dat
op een droge, realistische soms
ook ironische manier, com
pleet met tuttige conversatie.
Haar boek doet zo sterk auto
biografisch aan dat het nau
welijks als een roman kan
worden beschouwd, meer als
een persoonlijk en- tijdsdocu
ment.
Literaire verbeeldingskracht
ontbreekt vrijwel, maar net
als indertijd Marie-Louise
Doudart de la Grée in Zonda
ressen haar intemaatstijd
haarfijn wist te beschrijven,
zo doet Marijke Harberts dat
met haar Leidse studententijd.
Haar geheugen is perfect. Ze
weet dat Legen van toen en
haar persoonlijke gevoelens
raak te portretteren.
Marijke Harberts: 'Doeza
mand'. Uitg. Van Gennep, prijs f
34.50.
t
Door Johan Diepstraten
De mooie legende had M.M.
Schoenmakers al in zijn de
buutroman De honderd boch
ten van de koningsarend (1989)
gebruikt. Een dronken indiaan
vertelde het verhaal van de
arenden die onmiddellijk na
het intreden van de dood ko
men aanzetten. Het zijn er drie:
de grootste is wit en is de vader
van de andere twee. Elke arend
heeft een opdracht: de een
weegt het goede van de ziel, de
andere het kwade en de va-
derarend besluit of de ziel
klaar is om voor God te worden
geleid. Als de ziel te veel kwaad
bevat, maakt de vaderarend
honderd bochten naar het oos
ten om het kwaad eraf te
schudden. Als regen daalt het
neer op aarde. 'Daarom blijft
het kwaad dus altijd bestaan,'
beweerde de dronken indiaan,
'het regent gewoon weer neer
op aarde als de mens sterft.'
In het laatste deel van de trilo
gie Stroomafwaarts en stroom
opwaarts komt M.M. Schoen
makers op de legende terug.
'Vroeger was het kwaad on
schuldig,' zo weet zijn hoofd
persoon, de indiaan Julius Ebe-
cilio, 'het zat verborgen op
plaatsen waar geen mens
kwam; het zat in moerassen en
in spelonken van bergen en
onderaardse holen, op onbe
gaanbare eilandjes in de rivier,
in dichte bossen.' Maar toen
kwamen de gieren, de konings-
gieren die van het kwaad leef
den. Zij zitten de oudste arend
na en die moest duizenden
bochten draaien, duizend en
meer bochten om te ontkomen.
Kwaad
Het kan geen toeval zijn dat
M.M. Schoenmakers voortdu
rend aan deze legende refe
reert. Want de optelsom van de
drie boeken is toch dat de we
reld niet geregeerd wordt door
de koningsarenden. Het kwaad
is overal zichtbaar. Schoenma
kers confronteert zijn twee
hoofdpersonen, de indiaan
Julius en de welzijnswerker
Victor Souda, met veel ko-
ningsgieren.
Het begon zo mooi in het eerste
deel van de trilogie, Het schild
van de weemoed.De indiaan
ontvlucht met zijn vrouw het
oerwoud, zijn geboortedorp Li-
tahakan, omdat buitenlanders
bedenken dat er op die plaats
een stuwmeer aangelegd moet
worden. Julius gaat op zoek
naar een beter leven. Voor de
welzijnswerker Victor geldt
hetzelfde: hij vertrekt vol idea
lisme uit Nederland naar een
Zuidamerikaans land. Ook hij
denkt dat het elders beter is.
De lezer volgt hun lotgevallen:
de welzijnswerker Staat aan het
M.M. Schoenmakers
einde van de trilogie op het
punt het vliegtuig te nemen
naar zijn moederland en Julius
is weer terug in zijn geboorte
dorp. Beiden hebben hun illu
sies verloren en hebben daar
voor in de plaats een realis
tische kijk gekregen op alles
wat met een land in ontwikke
ling te maken heeft.
Althans, realistisch in de ogen
van de schijver M.M. Schoen
makers (Den Bosch, 1949) die
vanzelfsprekend zijn opvattin
gen aan de romanpersonages
oplegt. Hij heeft twaalf jaar
gewerkt op het Zuidameri-
kaanse continent en heeft daar
een uiterst somber toekomst
beeld aan overgehouden. In de
trilogie schetst hij de ontwik
kelingsgang van een land - on
getwijfeld Suriname - dat maar
niet uit de problemen kan ko-
Toekomst
In deel 1 'van de trilogie heeft
Schoenmakers de hoop be
schreven: de toekomst ziet er
aanmerkelijk beter uit als bui
tenlandse investeerders zich
gaan bemoeien met een ontwik-
FOTO BEZIGE BIJ
kelingsland. De indiaan Julius,
eenmaal aangekomen in Lowé,
wordt aangesteld als beheerder
van een pluimveeproject en
schopt het tot baas van het
dorp. Victor Souda raakt onder
de indruk van de ingenieurs die
op maquette aan de toekomst
vorm hebben gegeven.
Na dit hoopvolle begin breekt
in deel 2 (De slakkelijn van de
revolutiede opstand uit. Julius
is baas van een dorp waar nie
mand meer woont, alle .projec
ten zijn mislukt. Victor Souda
ervaart dat alle plannen over
welvaart, welzijn en ontwikke
ling gebaseerd zijn Op onzinni
ge formules. Omdat revolutie
leider sergeant Zinhagel - de
evenknie van Bouterse - hem
verantwoordelijk stelt voor'de
mislukte stuwmeerplannen,
moet hij vluchten. In die zin is
deel 2 te karakteriseren als de
ontluistering.
Balans
Na de hoop en de ontluistering
maken de twee hoofdpersonen
in deel 3 (De spookkrabben) de
balans op. De taxichauffeur die
Souda aan het begin van deze
roman op zijn vlucht helpt,
heeft de situatie haarscherp ge
analyseerd: 'U kunt het zich
veroorloven na te denken, want
als het erop aankomt neemt u
gewoon de benen. Maar wat
moet ik? Ze wachten op me en
morgen wachten ze ook. Daar
om wil ik niet denken.'
Julius Ebecilio en Victor Souda
komen in dit laatste deel ver
schillende mensen tegen met
ieder een eigen visie op de
ontwikkelingen. Schoenmakers
heeft geprobeerd veel stemmen
te laten horen. Zo is er het
dorpshoofd Kanaike die zonder
rationele argumenten alle ont
wikkelingen wil tegenhouden.
Alles smijt hij terug in de ri
vier, tot en met de pater die
elke keer weer met nieuwe
stukjeS waarheid kwam. Zo
slim is de koningsgier Kanaike
wel dat hij de buitenboordmo
tor van de pater wel behoudt.
Mislukken
De stroper aan het einde van de
trilogie die Souda op het strand
zijn geld afhandig maakt, krijgt
de meeste ruimte van M.M.
Schoenmakers om zijn visie te
geven op het mislukken van de
revolutie: 'Wat moet een indi
aan in hemelsnaam met een
bosneger? En een Javaan met
een Hindoestaan? Wat moet een
neger met een blanke, een Chi
nees met een Libanees? Alle
waarheid die ooit is bedacht
hebben we op ons dak gekre
gen. Zoveel talen, zoveel dro
men, zoveel geschiedenis, van
over de hele wereld bij elkaar
geschraapt en hier op een kluit
je gegooid. Waar overal tussen
de ene en de andere waarheid
een oceaan ligt, ligt bij ons een
akkertje, een zandweggetje, een
erftuintje.'
De taxichauffeur, het dorps
hoofd en de stroper op het
strand zijn mensen die zich
gedragen als de koningsgieren.
De hoofdpersonen Julius Ebe
cilio en Victor Souda worden
eveneens door de omstandighe
den gedwongen louter aan
.zichzelf te denken. Wie de twee
voorafgaande delen kent, be
grijpt hun gedrag en beseft
waarom het in het ontwikke
lingsland mis is gegaan. Met de
trilogie heeft Schoenmakers die
algemene geschiedenis geschre
ven, vanuit het perspectief van
mensen die ronddolen tussen
twee tijden, hun verleden en
hun toekomst,, tussen weemoed
en angst. Uiterst sfeervol heeft
Schoenmakers dit thema uitge
werkt en naar een goed einde
gebracht. Dat hij een formida
bel verteller is, was al eerder op
deze plaats te lezen.
M.M. Schoenmakers: 'De
spookkrabben.' Uitg. De Bezige
Bij, prijs 34,50.
Door Dirk Vellenga
Van Erica Jong verschijnt in ja
nuari 1995 Vrees voor vijftig, de
Nederlandse vertaling van Fear
of Fifty, een boek dat gezien kan
worden als een vervolg op het
twintig jaar geleden opzienbare
en zeer succesvolle Het ritsloze
nummer (Fear of flying). In haar
nieuwste boek houdt Erica Jong
zich bezig met haar tweede le
venshelft en geeft ze ongezouten
haar mening over seks, huwelijk,
ouder worden en het feminisme
van toen en van nu.
Maar voor het zover is komt
uitgeverij De Prom met De dui
vel loopt los, de zeer persoonlij
ke biografie die Erica Jong
schreef over Henry Miller.
„Miller blijft een van de slechtst
begrepen schrijvers - hij wordt
ofwel beschouwd als pornograaf
of goeroe, als seksuele tiran of
seksuele bevrijder, als profeet of
geperverteerde", schrijft Jong,
die deze kans grijpt om via Hen
ry Miller de lof van de lust te
preken.
Na het verschijnen van Fear of
Flying in 1974 kreeg Erica Jong
een brief van Henry Miller: „Ik
kan met niet herinneren ooit een
boek van een vrouw gelezen te
hebben dat zo'n diepe indruk op
me gemaakt heeft." Jong wist op
dat moment niet meer dan dat
Miller in literatuurland als een
oude viespeuk werd beschouwd.
„Ik wist nog dat ik eens iets had
gelezen over een roemrucht pro
ces wegens obsceniteit waarbij
Miller betrokken was, maar ik
had er geen idee van dat de
ontzagwekkende ommekeer die
zich in de jaren zestig in het
uitgeversbedrijf had voltrokken,
bijna uitsluitend aan Miller was
toe te schrijven."
Millers erotische klapper Tropic
of Cancer werd in Amerika pas
in de jaren zestig vrijgegeven en
pas daarna kon John Updike met
Couples komen en Philip Roth
'met Portnoy's Complaint. Erica
Jong vergelijkt haar bittere
strijd tegen de burgerlijke cen
suur met de zware gevechten die
Tropic losmaakte.
Erica Jong en Henry Miller
De duivel loopt los is samenge
steld uit brieven, beschouwin
gen, citaten uit de boeken van
Miller en een bedachte dialoog
tussen Jong en Miller. Erica Jong
heeft haar veel oudere mentor
tien jaar meegmaakt en bezocht
hem verschillende keren in Cali-
fomië.
Over de Franse periode van Mil
ler schrijft ze: „In Parijs werd
Henry eindelijk volwassen.
Daardoor was hij in staat de
stem van Tropic of Cancer te
vinden. Rauw, harig, met de
stem van de wildeman is Tropic
of Cancer tegelijk verrukkelijk
en afstotend. Het smaakt sterk.
Het is als het drinken van sper
ma."
De snerende opmerkingen die
Miller maakte over joden en die
hem zeer kwalijk zijn genomen,
neemt Erica Jong niet al te se
rieus: „De Henry die ik gekend
heb was geen antisemiet." Hij
was gewoon een scherp satiricus,
die ook ongezouten kritiek lever
de op Duitsers, Zweden, Weners
en Italianen.
Henry Miller een ordinaire ver
krachter? Erica Jong vindt na
tuurlijk van niet: „Hij is een man
die een eerlijk confrontatie aan
gaat met de imaginaire ver
krachter in zichzelf." Feministes
hebben zich druk gemaakt over
het geweld tegenover vrouwen
dat Miller zo gloedvol beschrijft
in zijn boeken. „Het is de rol van
de kunstenaar dit geweld te be
schrijven. Kunst is heidens, wild
en schuldig", meent Erica Jong
en: „Woorden zijn geen daden."
Er is nog veel te doen op het
gebied van erotiek en vrijheid.
Remco Campert en Jan Mulder
Uitgeverij De Harmonie heeft
het bundeltje Fiebelekwinten
van Remco Campert en Jan Mul
der een opmerkelijk omslag ge
geven. Op de voorkant staat
geen titel, wel een foto van het
duo en een aantal regels, die
kennelijk het begin vormen van
de tekst van het boek.
„Wie zijn dit?", staat er in rood
en daarin in zwart: „Arthur en
Adrian, twee gepensioneerde
nichten die tot volle tevreden
heid net een houten beachhouse
in Long Island hebben betrok
ken. Ze hebben het goed gedaan,
Arthur als directeur van een flo
rerende winkel in sanitair annex
commerciële uitgeverij van
kunstboeken, Adrian als uitbater
van een restaurant en als beel
dend kunstenaar die zijn litho's
en kalender liet uitgeven bij Art
hur. Zij verkochten de zaken op
een gegeven moment en gingen
stil leven. Nij wijden zij zich aan
strandwandelen, lezen, uitgaan,
dineren, porselein verzamelen,
schilderen en televisie kijken."
Het boek (prijs ƒ24,50) bevat
een keuze uit de teksten die
Campert en Mulder de afgelopen
jaren voorlazen in de theaters en
werd eerder aangekondigd als
Voorleesboek. Het is Fiebelek
winten geworden, zoals we dus
niet op de voorkant kunnen le
zen. Op de achterflap wordt uit
gelegd dat fiebelekwinten 'zoiets
betekent als liegen, smoesjes
verzinnen, maar dat in de verste
verte niet is. Fiebelekwinten is
een wereld. Een heelal van
woorden en gevoelens'.
De Amerikaanse toneelschrijver
Arthur Miller is benoemd tot
FOTO DE HARMOI
bijzonder hoogleraar in de
dendaagse theaterkunst aan
universiteit van Oxford. De
teur van Dood van een handel
reiziger is voor een jaar
steld en zal minimaal drie lezi
gen per jaar houden, deelde
universiteit mee. „Hij begint
januari", zei een woordvoefite
De leerstoel werd eerder b
door onder anderen de Arn^r
kaanse componist Stepjie
Sondheim en de Britse tofféi
schrijvers Alan Ayckbourn-
Peter Shaffer.
■w
Meer dan 80 miniatuur-fleiji
whisky uit de verzameling
de Britse schrijver Grahai
Greene worden kort voor kerst
mis geveild in Londen. De fles
sen, die op 21 december bi
Christie's onder de hamer
men, gaan vergezeld van es
authenticiteitsverklaring van d
auteur en kunnen 6.000 guide
opbrengen.
De flesjes zijn vooral interessan
omdat Greene ze uitleende
regisseur Carol Reed voor zij
film naar Greene's boek Óu
Man in Havana. In een crucial
scène weet de held, een verte
genwoordiger in stofzuigers,
officier van de geheime pojjti
voor zich in te nemen door he
damspel te spelen met de whis
ky-flesjes in plaats van stenen
Elk genomen stuk werd
dronken.
De flesjes zijn ongeveer twee
maal zo groot als de modern
miniatuurs en de inhoud is stgri
van gehalte, rond 70 procent. 0
verzameling telt veel bijzondere
merken en sommige zijn doo
Greene gesigneerd.
Door Henk van Weert
Julia heet het kind. He
meisje wordt geboren ii
omstandigheden die ster!
doen denken aan de ge
boorte van Jezus. Haar va
der Petrus de Sutter, eef
arme Vlaamse keuterboer
verlaat huis en haard, me|
zijn hoogzwangere vrouv
Johanna en hun zeven kin
deren.
Hij vlucht voor de opruk
kende Duitsers, richting
Antwerpen, om vandaarur
te ontsnappen naar hel
veilige Nederland. Met eer
bepakte ezel trekken zi
van dorp naar dorp, or
zoek naar tijdelijk onder
dak. Maar nergens i:
plaats voor hen. Uiteinde
lijk bevalt Johanna in eer
verlaten schuur van Julia)
haar achtste kind.
„Nee", zegt Elisabeth Marair
„je moet toch niet aan het gel
boorteverhaal van Jezus denker
Dat zou kitscherig zijn. Maar bij
de boer die hen onderdak wei
gert, heb ik wel gedacht aai
iemand van het Vlaams Blok, di
een asielzoeker de deur wijst".
Aan het eind van het boek sterf
de moeder. De vader raakt in d<
chaos van de oorlog zes van zijl"
acht kinderen kwijt. Met twei^
kinderen keert hij terug naa|
zijn intact gebleven boerderijtje
De .andere, onder wie Julia, koj
FOTO DE PROM
"De seksuele revolutie was
hoogst oppervlakkig: ze heeft
nooit schuldgevoel of het onver
mogen tot genieten weten uit te
bannen. Met het excuus van een
tragische epidemie besloten ver
stokte puriteinen, vermomd als
heidenen, dat seks saai was en
dat schrijvers als Henry Miller
dus ook geen waarde hadden."
Erica Jong hoort niet bij de
strijdbare dames van weleer die-
de seks hebben afgezworen en
hun oude dag beter menen te
kunnen besteden. „Eros is le
venskracht en als je die als saai
veroordeelt, kondig je ongewild
je eigen dood aan", schrijft Erica
Jong, die daarmee (ongewild?)
haar nieuwe roman aankondigt.
'Erica Jong over Henry Miller: De
duivel loopt los'. Uitg. De Prom,
prijs 45
Door Muriel Boll
Ooit was er Jacob Hamels kin
derkoor, dat een maal per week
onder leiding van Herman
Broekhuizen vrolijke liedjes 'de
ether in stuurde', zoals ze zelf
zongen. Tegenwoordig hoor je
zelden of nooit kinderliedjes, be
halve de drenzige sinterklaas- en
kerstliedjes waarmee de midden
stand je achtervolgt.
Dat het standaardrepertoire van
kinderliedjes meegaat met de
tijd en uitgebreid wordt met
nieuwe versjes, heb je dan ook
niet in de gaten als je uit de
kleine kinderen bent. En als ze
nog wel in huis zijn, kennen veel
ouders alleen de eerste twee re
gels van bijvoorbeeld Pinda liep
langs de spoorwegbaan, maar
verder komen ze niet. Dat geldt
trouwens ook voor klassieke ba-
kerrijnmpjes als Daar zaten ze
ven kikkertjes, enzovoort.
Wie last heeft van dergelijk ge
heugenverlies, heeft veel aan het
pas verschenen Liedjes met een
hoepeltje erom, waarin de meest
geliefde kinderversjes van toen
en nu verzameld zijn. De bundel
is samengesteld door Joke Lin-
ders en Toin Duijx.
Maar een kleine deel daarvan
bestaat uit oude bekenden als
Altijd is Kortjakje ziek en Witte
zwanen, zwarte zwanen. Het
grootste deel is met nieuwe lied
jes, dat wil zeggen, liedjes van
na de oorlog: Dikkertje Dap en
Het beertje Pippeloentje (van
Annie M.G. Schmidt), Een trein
tje ging uit rijden, Tierelierelier,
wat ga je kopen (van Herman
Broekhuizen, die veel liedjes
blijkt te hebben gemaakt), Hallo,
meneer de Uil (van P. Valkenier)
en Deze vuist op deze vuist (van
Willem Wilmink).
Al deze liejes zijn inmiddels
klassiekers geworden. Dat heb
ben studenten van de vakgroep
Kind en Media van de Universi
teit van Leiden vastgesteld. Ze
bezochten honderden kinderdag
verblijven, peuterspeelzalen,
kleuterklassen en gezinnen om
uit te zoeken welke oude en
nieuwe liedjes het meest gezon
gen werden. Op grond van dit
verzameld materiaal werd Lied
jes met een hoepeltje erom sa
mengesteld, eem historisch do
cument dus.
Er zijn geen maatstaven die be
palen dat een versie een klassie-
ker wordt, waarom Witte
men al generaties lang meegaat
Waarschijnlijk omdat het si
beetje vreemd is: een land kuri j<
toch niet met een sleutel op
doen? Maar het sterke zit
toch vooral in het spel van w
den en maat, en dat lijkt voorldf
nieuwe versjes net zo te gelden.
Bij een aantal versjes staat lj<
je ze met gebaren kunt spelö
Zo wordt niet alleen de tjii
ontwikeld, maar ook gevoel w
harmonie. De melodie staat;
helaas niet bij, maar in januai
komt een cd uit waarop all<
liedjes gezongen worden. Di
liedjes zijn handig ingedeeld
rubrieken als 'winter', 'er wal
eens' en 'dieren'.
Diverse illustratoren hebben a;
de bundel meegewerkt, beki
als The Tjong Khing, Jenny
lenoord en Alex de Wolf, naai
minder bekende: Isabel
veld, Marike Scholten en Julii
Ros. Ze maakten kleine, speelsi
illustraties, die per auteur oyei
twee bladzijden verstroöic
staan, zodat de bladspiegel toch
prettig blijft. Het consequent ge
bruik van rustige kleuren magkt
er een geheel van, ondanks de
verschillen in stijl.
Muziek staat wel genoteerd
naast de Kabouter kinderversjes
van Rien Poortvliet. 221 Oude
bekende, van Wien Neerlai\ds
bloed door d'adren vloeit tot
Jantje zag eens pruimen hangen
een uiteenlopend geheel. Daar
tussen staan enkele Engelse
(There was an old lady) en Duit
se liedjes (Weisst du wieviel
Steme stehen?). Vreemd genopg
geen Franse liedjes, terwijl Sur
le pont d'Avignon en Meunier, tu
dors toch zo bekend zijn.
Het geheel werd ruimschoots ge
lardeerd met de bekende Poojt-
vliet-illustraties. Mij-zijn ze te
log, bovendien horen naar mjjn
idee kabouters geen menselijke
gezichten te hebben en als er ppr
se kaboutervrouwtjes bij moe
ten, dan toch niet van die Wag
neriaanse types. Poortvliets
bouters hebben niets dromerj
meer, ze lijken nog het meest
opgezette kabouters, hoe vreei
dat ook klinkt.
J. Linders en T. Duijx: 'Liedj
met een hoepeltje erom'. Uitg. Van
Holkema en Warendorf, pi)ls
gg gg
R.' Poortvliet: 'Kabouter kinder
versjes'. Uitg. Kok, prijs 39,95.
rijs f
Op het werk van de schild!
Anne Roorda (Aalst, 1955) kis
je beschouwingen loslaten o\l
teken en schrift. Want die mg
tieven zijn dominant aanwei
in zijn oudere schilderijen en{
vlug neem je aan dat 'het' da!
dus over gaat. Inderdaad zie
Aziatische karakters die a
schilderd zijn in een anders g
kleurd vlak. Of strepen en 1)
nen die alleen maar teken z|
en hun betekenis aan de verf
aan het doek ontlenen waai
ze figureren.
Tekens bij Anne Roorda verw'
zen niet naar een afgesprokl
mededeling maar bestaan enlf
als geschilderd gebaar en kr
gen door de kleur, de dikte
lengte en vooral de plaats
opzichte van het schilderdoj
een abstracte betekenis. Het 1
ken is zodoende een fysie!
handeling met een ruimtelijj
strekking.
Teken of schrift, veel inter|
santer is het te kijken naar i
dingen als uitingen van scbl
derkunst en niet over te gaf
tot nepfilosofie. Dat bevrij
waarschijnlijk het werk vl
Roorda van overbodige balla-
Zijn tekens zijn motieven zc
der betekenis buiten het sch'
derij. In het schilderij doen ze
genoeg. Ze doorsnijden
schilderij, ze leggen accent!
van ruimtelijkheid, ze stelly
grenzen, of overschrijden
juist. Tekens bij Roorda zf
bewegingen en tegenbewegi
gen die eerst en vooral boeien
schilderijen opleveren van w
selende kwaliteit.
In zijn grotere, recente schik
rijen zijn die quasi-schrift
kens vervangen door willekf
rige vormen. Ogenschijnl
hebben zijn doeken geen vot
stelling. Het geschilderde vil
wordt ingenomen door bani'
waarin de verf wordt opa
bracht, afgewisseld met vorm)
die per doek verschillend zijg
Soms is het doek enkelvoud)
soms is het gelaagd. Het is li
langrijk te zien dat Anne Roel
da denkt en schildert vanJ
zijn materiaal. De banen waai)
hij een vlak schildert zijn d
breedte van een kwast of ej
paletmes. Dat geldt ook voor
vormen die daarin figurert