Weekend Ie eerste Harva Als Ellen en Jacqueline niet padden gestotterd, |hadden ze nu een ander beroep E3 Wetenschappers zijn niet altijd bereid of in staat hun werkzaamheden voor een breed publiek toe te lichten. Daar kunnen allerlei oorzaken voor zijn: valse bescheidenheid, het gevoel dat hun vakgebied te ingewikkeld is voor de doorsnee-leek of de idee dat hun werk zo belangrijk is dat ze geen tijd kunnen verspillen. Dat dergelijke argumenten in wezen geen hout snijden bewijst de Rotterdamse geneticus prof. dr Hans Galjaard. Dat de genetica een gecompliceerd voorwerp van onderzoek vormt, staat buiten kijf, evenals de stelling dat genetisch onderzoek in de toekomst van groot belang zal blijken. Dat heeft Galjaard er echter nooit van weerhouden om gretig gebruik te maken van de moderne massacommunicatiemiddelen om zijn wetenschappelijke boodschap uit te dragen. Geneticus prof. dr. Hans Galjaard acht de 'maakbare samenleving' een waandenkbeeld 'Ons hoofd is gewoon niet groot genoeg om de complexiteit van de wereld te bevatten' 15 OKTOBER 1994 Ellen van Zimmeren (links) cqueline Antens: „Je moet er blijven werken. Eens een ttteraar altijd een stotteraar taangename situaties kan hei |ijd weer opspelen. foto ruben schippep ZATERDAG 15 OKTOBER 1994 I VERVOLG VAN WEEKEND 1 Nadat de kinderen het huis uit waren besloot mevrouw De Kegt weer te gaan studeren. Eerst VWO. daarna rechten aan de Vrije Uni versiteit in Amsterdam. Zij behaal de daar haar propadeuse en stopte de studie, omdat veel tijd in beslag werd genomen door allerlei be stuursfuncties die zij in Purmerend vervult. „Maar dat is nu achter de rug. Ik denk er eigenlijk hard over. al ben ik dan 72 jaar, de rechten studie af te maken." De eerstkomende tijd is zij echtei nog hard bezig voor de jubileum viering van 50 jaar Marva. A's allereerste van dit inmiddels volle dig in de Koninklijke Marine gei"' tegreerde korps, mag zij eigenli] nergens ontbreken, zo vindt de or ganiserende Marva-verenigifg. „Het is heel lang rustig geweest om me heen, maar nu is het even stevig aanpoten." De grote reünie op 4 november i de Amsterdamse Marinekazern gaat ze zeker bezoeken. Misschie kan ze dan eens de film bekijW die op 18 december 1944 in Enge land werd gemaakt van de ultre king van het allereerste Nederlan se Marva-uniform aan Francien Zeeuw uit Terneuzen. '>^anVze heb ik nog nooit gezien," zegt vijftig jaar later. Door Martijn Hover Gelijkheidsideaal is achterhaald Een spraakzaam man is prof. Galjaard. Ik heb me nog maar nauwelijks geïnstalleerd in zijn rui me werkkamer aan de Rotterdamse Westzee dijk of hij steekt al van wal: over een recent bezoek aan Zuid-Afrika, over het geringe aantal vrouwen op topposities in de samenleving. Met name dat laatste zit hem nogal hoog. „Vrouwen verkeren in grote delen van de wereld nog altijd in een achterstandsituatie," vaart hij uit. „Zelfs in een moderne samenleving als de onze hebben vrouwen nog niet de positie die ze op grond van hun aantallen verdienen. Sinds kort hebben we in Nederland even veel vrouwelijke als mannelijke studenten, maar het zal nog jaren duren voor zich dat zal vertalen in een gelijkwaardige vertegenwoor diging van vrouwen in topfunc ties." En dan hebben ze het in ons land nog goed. meent Galjaard. „In een land als India is het hoogst bereik bare voor een vrouw dat ze in een volgend leven als man reïncarneert. En in Japan, dat toch geldt als een moderne, hoogtechnologische sa menleving, wordt slechts drie pro cent van de zetels in het parlement door vrouwen bezet." Anekdotes vormen een belangrijk onderdeel van de soms wat chaoti sche betoogtrant van bereisde hoogleraar. Zo vertelt hij over een Zweedse kennis die in Amerika bevriend was geraakt met een Ja pans echtpaar. Beide echtelieden waren academisch geschoold. „Tij dens een trip naar Japan besloot hij een bezoek te brengen aan zijn Japanse vrienden. Hij was meer dan welkom, maar tot zijn grote verbazing merkte hij dat het gezel schap geheel uit mannen bestond. Met weinig gevoel voor tact vroeg hij waar de gastvrouw was. Die bleek zich bescheiden in de keuken op te houden, zoals dat schijnbaar hoort voor welopgevoede Japanse dames. Mijn Zweedse vriend stond erop dat ze zich bij het gezelschap voegde. Mocht ze de restjes op eten." Galjaard trekt er een beetje een vies gezicht bij, zoals hij al zijn verhalen illustreert met imitaties, gebaren en veelzeggende gelaats uitdrukkingen. 's Lands wijs, 's lands eer is tot daaraan toe, zegt hij. „Het kan best zijn dat de Japanse gebruiken dat nu eenmaal voorschrijven, maar mij maak je niet wijs dat zo'n vrouw, een pro fessor in de geschiedenis nota bene, gelukkig is met haar ondergeschik te positie. Zeker niet als ze elders gezien heeft dat het ook anders kan." De Westerse samenleving is geba seerd op het principe van gelijke kansen voor iedereen. En hoewel Galjaard erkent dat de Westerse opvattingen beslist niet alleenza ligmakend zijn, vraagt hij zich toch af of we in dat principe niet een universele snaar hebben beroerd. „Je kunt je afvragen," zegt hij, „of er, los van tradities en religieuze opvattingen, toch niet bepaalde „Als je kijkt naar de leefom standigheden van mensen in de Derde Wereld, dan zie je dat die over het algemeen het beste zijn in autoritair geleide landen als Cuba, China of het door ons on langs nog zo verguisde Singapo- universele waarden bestaan. En of keuzevrijheid voor alle mensen, mannen én vrouwen, daar geen onderdeel van uitmaakt." Onlangs verscheen van Galjaards hand het boek Alle mensen zijn ongelijk waarin hij de onderwer pen op papier zette die hij vorig jaar onder dezelfde titel in. een serie gesprekken met Paul Witte- man op de televisie behandelde. „Mijn werk is toch al niet eenvou dig, maar ik heb nog nooit zoiets moeilijks omhanden gehad als het schrijven van dit boek," zucht hij. „Het idee dateert al van jaren gele den. Ik wilde al mijn kennis en alle ervaringen die ik in mijn vele rei zen over de hele wereld heb opge daan, verwerken tot een geheel. Ik heb natuurlijk een relatief verwend leven geleid: veel gereisd, veel inte ressante mensen ontmoet. Daar naast ben ik onderhand op een leeftijd dat je allerlei zaken rede lijk kunt integreren. Ik wilde dat allemaal eens op een rijtje zetten zodat ook anderen iets kunnen hebben aan mijn ervaringen." Het boek verkoopt meer dan uitstekend, heeft de profes sor van zijn uitgever ge hoord. Galjaard is daar erg blij mee, want, zegt hij, hij is erg gevoelig voor kritiek. „Honderd goede recensies doen mij niets, maar die ene slechte, daar kan ik van wakker liggen." Tot driemaal toe komt hij tijdens ons gesprek terug op de kritiek in de Volks krant met betrekking tot Alle men sen zijn ongelijk. „Die journalist schreef dat het boek ophoudt waar het had moeten beginnen," ver zucht hij. „Hij had geloof ik graag gelezen hoe het allemaal verder zal gaan met de genetica, maar dat was helemaal mijn opzet niet." De opzet was, zoals de titel al aangeeft, om de verschillen te be lichten tussen mensen vanuit de optiek van de erfelijkheid. Gal jaard doet dat door enerzijds kwis tig te strooien met grafieken, bij voorbeeld over de relatieve ontwik keling van sportprestaties bij man nen en vrouwen. Anderzijds ver lucht hij zijn betoog met talloze anekdotes over zijn bezoeken aan landen als India en Saoedi-Arabië en de ontmoetingen die hij heeft gehad met politieke leiders als Joop den Uyl en Fidel Castro. Het heeft zijn wereldbeeld aanzienlijk verruimd, zegt hij. „Neem de nadruk die in het Westen wordt gelegd op democatische ont wikkelingen. Dat is allemaal goed en wel, maar als je kijkt naar de leefomstandigheden van mensen in de Derde Wereld, dan zie je dat die over het algemeen het beste zijn in autoritair geleide landen als Cuba, China of het door ons onlangs nog zo verguisde Singapore. Cuba bij voorbeeld mag dan een communis tische dictatuur zijn, maar het on derwijs en de medische voorzienin gen daar zijn de beste van heel Latijns-Amerika. Zelfs de Verenig de Staten kunnen er een voorbeeld aan nemen. Maar die blijven zich blindstaren op de alleenheerschap pij van Fidel Castro. Met als gevolg dat door het economisch embargo alle in de afgelopen dertig jaar opgebouwde verworvenheden nu weer verloren dreigen te gaan in een economische recessie. „Of vergelijk een democratie als India met een dictatuur als China. Het beleid van een-kind-per ouderpaar mag bij ons erg autori tair overkomen, maar het heeft er wel toe geleid dat China zijn bevol kingsgroei inmiddels aardig onder controle heeft. Dat kun je bepaald niet zeggen \'an India, dat intussen ongeveer evenveel inwoners telt." Maar autoritair of democratisch, regeren kent hoe dan ook zijn be perkingen. Zo zijn overheden over de hele wereld nog altijd geneigd te geloven in het waandenkbeeld van een 'maakbare samenleving', meent Galjard. „De wereld is zo groot en gecompliceerd. De idee dat je haar in regels kunt vangen en naar je hand kunt zettenDat is een misverstand. Je kunt wel de televi sie en faxmachine en de computer uitvinden, maar dat verandert niets aan de biologische en psychologi sche beperkingen waaraan je als mens nu eenmaal onderworpen bent en die voor een groot deel zijn vastgelegd in ons DNA." „Ons hoofd," zegt hij, „is eenvou digweg niet groot genoeg om de complexiteit van de wereld om ons heen te bevatten. De wereld is een dorp, wordt wel gezegd, en beleids makers verwachten vervolgens van ons solidariteit met alle problemen in de hele wereld. Men is geneigd te vergeten dat de mens biologisch gesproken gedurende honderddui zenden jaren geëvolueerd - is in groepen van uiterlijk een paar hon derd individuen. In biologisch op zicht zijn we helemaal niet m staat om solidair te zijn met vijf miljard medemensen. In de praktijk is in tegendeel voor de overgrote meer derheid van de mensheid nog steeds het dorp de wereld Galjaards boek begint met een ci taat uit de Troonrede: 'In de gelijk waardigheid van mensen ligt de grondslag voor een verdraagzame samenleving.' „Je ziet dat de term 'gelijkheid' inmiddels is vervangen door 'gelijkwaardigheid'," merkt de geneticus fijntjes op. „Maar dat maakt in wezen natuurlijk weinig verschil. Want wat houdt die ge lijkheid of gelijkwaardigheid ei genlijk in? Het gelijkheidsideaal werd oorspronkelijk ingegeven door de wel erg schrijnende ver schillen die er in de samenleving bestonden. In een land als het onze zijn we inmiddels zo ver dat ieder een in elk geval min of meer gelijke kansen heeft. Maar uit weten schappelijk onderzoek blijkt ook steeds duidelijker dat niet iedereen gelijk is, sterker nog, dat geen twee mensen gelijk zijn. En veel van die verschillen zijn erfelijk, dus biolo gisch bepaald. Galjaard stoort ziciTdan ook aan politici, vakbondsleiders en ande ren 'die alles in geld willen verta len'. „De positie van de vrouw is andermaal een goed voorbeeld," zegt hij. „In feministische kring bestond rond de jaren zeventig de opvatting dat vrouwen buitenshuis moesten gaan werken teneinde zich maatschappelijk te ontplooien. Maar dat creeerde een sfeer van 'moeten' en een minachting voor de meer traditionele vrouwelijke be zigheden. Alsof een huisvrouw niets doet, terwijl uit onderzoek juist is gebleken dat de gemiddelde huisvrouw meer uren maakt dan u of ik. Een vrouw die buitenshuis wil werken, moet die keuze heb ben. Maar het mag geen maat schappelijke verplichting worden." Dat laatste is sowieso onhaalbaar, meent de hoogleraar. „Politici die volledige werkgelegenheid beloven, doen een belofte die ze nooit kun nen waarmaken. Het zou voor de samenleving beter zijn als we onze werkethiek aanpasten aan het ge geven dat betaalde arbeid voor allen in de toekomst een onhaalba re zaak is. Waarom zou een mens niet, net als een poes, urenlang in het zonnetje mogen liggen en heer lijk nietsdoen?" Het heeft te maken met respect, zegt Galjaard. Daaraan ontbreekt het in de Nederlandse samenleving nogal eens. „Met name in het on derwijs is een sfeer ontstaan van ouwe-jongens-krentenbrood. Res pect voor leraren en onderwijzers is er niet meer bij." De hoogleraar vertelt over een Chinese studente die hem bij haar afscheid een ca deautje overhandigde. „Daar zat een briefje bij. gericht aan my dear great teacher. Dat is een vorm van eerbied die ik bij mijn Nederlandse studenten niet aantref. Zo overdre ven op zijn Chinees hoeft het voor mij ook niet, maar dat de achter uithollende kwaliteit van ons on derwijs alles te maken heeft met gebrek aan respect voor het vak van leraar, staat voor mij wel vast." „Anderzijds hebben we weer te veel respect voor mensen in de zogenaamde 'witte-boordensector'. Ouders vinden dat hun kinderen moeten 'studeren' en sturen ze het liefste naar havo of atheneum. Het lbo wordt als minderwaardig be schouwd, terwijl we momenteel juist meer behoefte hebben aan geschoolde handwerkslieden dan aan administratief medewerkers. Een timmerman of loodgieter zou minstens dezelfde de maatschappe lijke status moeten hebben als een kantoorklerk." Dat klinkt allemaal goed en wel, vraag ik me af, maar wat als Galjaards eigen, inmiddels volwassen kin deren hadden laten weten dat ze eigenlijk liever naar de lts dan naar het atheneum wilden? De professor lijkt enigszins verrast door die vraag. „Mijn vrouw en ik zijn alle bei academici," zegt hij, „maar onze kinderen zijn toch niet echt in onze voetsporen getreden. Mijn dochter bijvoorbeeld gaf al vroeg te kennen dat studeren haar niets leek. Dat had ze aan ons wel ge zien. Ik wil seretaresse worden, zei ze. Prima, zeiden mijn vrouw en ik, en ze werd ook secretaresse. Maar daarmee was het verhaal niet af. „Na verloop van tijd," vertelt Galjaard, „bleek het bestaan van secretaresse haar toch niet breed genoeg. Ik wil alsnog gaan stude ren, zei ze toen. Mag dat?" Natuurlijk mocht dat. Het bloed kruipt blijkbaar toch waar het met gaan kan.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 31