Herkend aan de tabiefstuk Weekend De eerste Marva Ik weet waar problemen te verwachten. Ik bestel dus nooit twee van iets DEöTEM ZATERDAG 15 OKTOBER 1994 Vroeger nam Jacqueline Antens (34) uit Roosendaal bij de bank nooit tweehonderd gulden op. Ze koos altijd een ander bedrag uit angst dat ze t..t..t...tweehonderd zou zeggen. Haar tweelingzus Ellen van Zimmeren kocht voorverpakt vlees om niet om k...k...k...karbonades te hoeven stamelen. Ellen en Jacqueline vermeden situaties waarin ze gingen stotteren. Niemand kan zich nu nog voorstellen dat de zussen stotteraars zijn. Na jaren logopedie en stotterhulpverlening zijn ze het gestotter de baas. De methode om van stotteren af te komen ligt voor iedere stotteraar anders. Jacqueline en Ellen lukte het via de Hausdörfer methode die de stotteraar vooral innerlijke rust en onverstoorbaarheid bijbrengt. Als Ellen en Jacqueline niet I hadden gestotterd, hadden ze nu een ander beroep Door Camiel Hamans Dat haar vader zelfs niet in de schaduw van de al machtige kon staan, ont dekte mijn oudste dochter pas toen ze acht was. Er waren al eerder scheuren in mijn sokkel gekomen, het was immers uitge komen dat ik niet elk kapot ge raakt stuk speelgoed tot staat van nieuw wist terug te brengen. Maar de schijn van omnipotentie kon ik nog lang ophouden. Tot de zomer van 1993. Toen viel ik met een ontluisterende klap van haar voet stuk. Van godgelijke tot bekla genswaardige invalide. Iemand voor een geestelijke rolstoel. Mijn dochter kende mij als welbe spraakt en met een passend woord voor elke. zelfs onverwachte, gele genheid. Het bleek niet meer dan een facade. We waren als elk jaar in Frankrijk. De badkamergeiser weigerde dienst en er moest daar om hulp gehaald worden bij een naburige loodgieter. We reden er samen heen, troffen de man in zijn werkplaats en onderwierpen ons aan het traditionele begroetingsri tueel. Twee grote, eikaars hand vasthoudende mannen en een naar boven kijkend kinderhoofdje op lendehoogte. Na de twee eerste ratelend uitge sproken standaardzinnen, viel ik stil. Volstrekt en met een panisch, bijna persend rood hoofd probeer de ik een volgend woord te baren. De loodgieter had geduld, hij her kende de weeën van de bègue. Voor mijn dochter bleek het nieuw en angstig vroeg ze in het Neder lands of er iets aan de hand was. In vloeiende volzinnen legde ik haar uit dat papa stotterde. Een onthulling voor haar, maar net zo goed voor de Franse ambachts man. Dat ik in la plus belle langue wel, maar in mijn eigen taal niet vastliep, was voor hem onbegrij pelijk. Simultaan vertalend en haperend tussen beide talen legde ik uit hoe het werkte. In mijn moedertaal staan me synoniemen en alterna tieve constructies ten dienste. Voel ik een half woord voor een moei lijke medeklinkercombinatie aan komen dat het misloopt, kies ik voor een omtrekkende beweging. Een ander woord, een de spanning ontladende tussenzin of een gram maticaal wel correcte, maar toch onverwachte woordvolgorde. Ik heb er succes mee. Niet alleen wordt mijn gebrek er door geca moufleerd, ik heb er zelfs de roep van enige taalvirtuositeit aan over gehouden. In een vreemde, piet dagelijks gesproken taal lukt dat nauwelijks. Daar ken ik maar één passend woord of geëigende zins volgorde. In volle vaart vlieg ik op het gevaar af en maak brokken. Pas als de luisteraar geduldig blijkt, komt ik mijn zelfvertrou wen terug en kan ik de conversta- tie tot een behoorlijk einde bren gen. Voor gehaaste vreemdelingen blijk ik een beklagenswaardige idioot. In het Nederlands weet ik waar problemen te verwachten. Ik be stel dus nooit twee van iets. De combinatie van deze medeklinkers is te riskant. Ik vraag dus om één en als de behulzame winkelier het voorwerp van het schap pakt, zeg ik op het laatste moment op een achteloze toon alsof ik me net bedacht heb: „ach, doet u er nog maar eentje bij." Het trucje is niet eeuwig herhaal baar, de middenstander zou eens kunnen denken dat ik niet weet wat ik wil. Dus een volgende keer, kleed ik de bestelling in, zodat het woord twee niet aan het begin komt. Het woord student vermijd ik eveneens. Ik heb het over leerlin gen. Zelfs in mijn jaren als weten schappelijk medewerker toen mijn leerlingen zichzelf toch niet graag als zodanig benoemd zagen, heb ik ze nooit student genoemd. Kon het niet anders, dan werd het licht ironisch discipel. Het voorlezen van presentielijsten, een van de eerste taken van een schoolmeester, leverde meer ellen de op. Al drie namen tevoren wist ik dat de voor mij onuitsprekelijke Tonny Spruyt eraan kwam. Ik keek daarom van mijn papier op, liet mijn blik over de klas gaan en zei als Tonny aan de beurt kwam 'o ja, jij bent er ook'. Zette een kruisje en las de volgende naam op. Dat de rest van de groep dacht dat ik een bijzondere band met Tonny had, nam ik voor lief. Niet alle namen lieten zich zo makkelijk vermijden. In de uren moderne taalkunde moest ik wel over Noam Chomsky, de aartsva der van de transformationele ge neratieve grammatica, spreken. Als het moment suprème daar was, liep ik doorgaans naar het bord en als betrof het een extra eerbewijs aan de grote roerganger schreef ik zijn naam op. Of ik koos voor de niet correcte, maar wel geaccepteerde uitspraakvariant met de keelklank g of zei, met lichtelijk ironisch gekleurde stem buiging, 'zoals de grote Noam aangetoond heeft' etcetera. Desondanks werkte mijn camou flagetechniek slechts gedeeltelijk. In de pauze tussen de colleges hoorde ik twee studentes aan el kaar vertellen hoe de vriend van een van de twee die mij niet kende, toch zeker wist mij ont moet te hebben. Hij stond bij de slager en hoorde een wat morsige man een tabiefstuk bestellen. Dat moest die Hamans zijn, realiseer de hij zich, die docent van zijn vriendin. Want noemde die zijn vriendin niet altijd Tatitia in plaats van Titia zoals ze gewoon heette? Dat ik een extra letter greep nodig had om Titia's naam uit te spreken, was ik me nooit bewust geweest. Stotteren is lastig, zowel voor de spreker als voor de luisteraar. Maar er valt mee te leven, zeker voor de niet ernstige gevallen, want die ontwikkelen ontwij kingstactieken en die helpen hun doorgaans de brug over. Behalve als er een collega in de buurt is. Horen stotteren, doet stotteren. In de jaren zestig was ik assistent aan de Universiteit van Amster dam. Een nieuw vak werd geïntro duceerd, algebraïsche linguïstiek, een vorm van exacte taalkunde. Het was een speciaüsme van wis kundigen met enige talige interes se. De drie Amsterdamse mathe- maten die er goed in waren, ble ken typische studeerkamergeleer den. Verstrooid, nauwelijks op de praktijk gericht en hevig stotte rend. Met zijn drieën zouden ze een serie introductiecolleges verzor gen voor Neerlandici. Er moest een echte alfa bij om de theorie van de heren in practische taal kundige voorbeelden om te zetten. Ik kreeg de opdracht. Op een groot podium zat ik vooraan aan een tafel. Bij de borden tegen de achterwand stonden de professors Zonnebloem. De een kalkte links een formule in het zwart, rechts reageerde zijn mededeskundige. Ook op het bord en met een licht afwijkende reeks symbolen. Ik vroeg ze wat het te betekenen had. Al stotterend probeerden ze dat te verduidelijken, waarop ik de zaal trachtte uit te leggen wat de con sequenties van het een en ander waren. Ik kwam er nauwelijks uit. Niet alleen omdat het moeilijke stof was, maar vooral omdat ik ook mijn tong brak over elk woord en elke gecompliceerde letter greep. De eerste week hadden we twintig belangstellende studenten. De week erna veertig. Aan het eind van de zevenweekse cursus moes ten we naar een grotere zaal ver huizen. De toeloop was massaal. Niet omdat de stof zo boeiend of belangwekkend was, maar omdat nog nooit eerder in een heuse collegezaal zo veel hilarieus, ver baal slapstick vertoond was. VERVOLG VAN WEEKEND 1 Nadat de kinderen het huis waren besloot mevrouw De Kijj weer te gaan studeren. Eerst VWO daarna rechten aan de Vrije Uni versiteit in Amsterdam. Zij behaal de daar haar propadeuse en stopte de studie, omdat veel tijd in bc werd genomen door allerlei stuursfuncties die zij in Purmere® vervult. „Maar dat is nu achter® rug. Ik denk er eigenlijk hard o® al ben ik dan 72 jaar, de rechten studie af te maken. De eerstkomende tijd is zij echt nog hard bezig voor de jubilea®' viering van 50 jaar Marva. allereerste van dit inmiddels volle dig in de Koninklijke Marine geïn tegreerde korps, mag zij eigent) nergens ontbreken, zo vindt de n ganiserende Marva-verenigW „Het is heel lang rustig gewee»» me heen, maar nu is het even s aanpoten." De grote reünie op 4 november de Amsterdamse Marinekazet. gaat ze zeker bezoeken. Misset' kan ze dan eens de film Jnek'J die op 18 december 1944 in Eng land werd gemaakt van de u» king van het allereerste Nederla se Marva-uniform aan Francien Zeeuw uit Terneuzen. ,,WaD' heb ik nog nooit gezien. zeS vijftig jaar later. 'Stotteren zit tussen ie oren' Door Joyce Ernest Ellen van Zimmeren (links) I Jacqueline Antens: „Je moet ej aan blijven werken. Eens e stotteraar altijd een stotteraar onaangename situaties kan 'i altijd weer opspelen." FOTO RUBEN SCHIFt J De meeste mensen die stotteren, beginnen daarmee op drie-, vierjarige leeftijd. Als stotteraars zijn de tweelingzussen Ellen van Zimmeren en Jacqueline An tens uit Roosendaal laatbloeiers. „Wij gingen stotteren in de vierde klas van de lagere school. We kre gen een juffrouw die ons niet zo lag. Er zijn allerlei oorzaken waar door mensen gaan stotteren. De een begint uit angst. De ander doet iemand na. Het wordt een gewoon te en een gewoonte is moeilijk af te leren." Afgezien van dat ene jaar kijken de zussen terug op een prettige schooltijd. Ze werden niet méér gepest dan een kind met een bril of rode haren. Ze waren niet zielig. Alleen, dat gestotter gaf beperkin gen. „Mondelinge overhoringen en ten tamens vonden we vreselijk. We zagen er tegenop dat we moesten praten. Als de telefoon ging, ver meed je zoveel mogelijk om op te nemen. Je liet het anderen doen. Het gebeurde dat je wel moest, maar dat er geen geluid uit je keel kwam en ze ophingen. En reken maar dat we rekening met het stotteren hebben gehouden toen we onze kinderen namen gaven." Als Ellen en Jacqueline niet had den gestotterd, hadden ze geen ad ministratief beroep gekozen. Jac queline kwam met schitterende punten van de havo en ging op een belastingkantoor werken. Ze was liever talen gaan studeren. Ellen, die graag onderwijzeres was ge worden, kwam bij de spoorwegen terecht. „Ze vroegen me daar of ik lokettis- te wilde worden. Ik heb gezegd dat iedereen dan zijn trein zou missen. We vertellen het nu laconiek. Maar we hebben ook vaak zitten huilen als er iets vervelends was voorge vallen. Mensen zien niet aan je buitenkant dat je stottert. Ze ver wachten het met. Ik bestelde eens iets in een friettent. Het was net in de carnavalstijd en ze vroegen me of ik gedronken had. Dan voel je je opgelaten, hoor. Zoiets doet pijn." Het gebeurt ook dat een stotteraar straal wordt geneerd. Ellen was verhuisd en had gordijnen besteld. Apetrots troonde ze haar moeder mee naar de winkel om het stofje te tonen. „De verkoopster richtte al leen nog maar het woord tot mijn moeder. Terwijl het om mijn gor dijnen ging!" Je kunt niet aan iedereen merken dat hij een stotteraar is. Sommigen verbergen het perfect door alleen het hoognodige te zeggen. Anderen hebben zich zichzelf een omslach tig taalgebruik aangeleerd waarbij ze alle letters en woorden waarover ze struikelen uit hun vocabulaire hebben geschrapt. Ellen ging het praten soms beter af als ze met haar voet zat te stampen. Jacqueli ne kneep haar ogen dicht. „Je krijgt er gewoon zenuwtrekjes van! En hoofdpijn! Je zet je hele gezicht onder spanning. Je dook om negen uur je bed in. Het was doodvermoeiend. Ook voor de luis teraars." Een jaar nadat Ellen en Jac queline waren gaan stotte ren, werden ze naar de logo pediste gestuurd. Maar vijf jaar logopedie haalden niets uit. En evenmin de Doetinchemse methode die is gebaseerd op ademhalings technieken en ontspanningsoefe ningen. Ze vestigden toen hun hoop op een stottertherapeut van het Dijkzigt-ziekenhuis. Het kwam niet tot behandeling, want intussen zag Jacqueline op tv een man die de Hausdörfer methode had ge volgd. En dat sprak haar aan. „Het heeft niets te maken met ademhaling en ontspanning, maar met wat tussen de oren zit. Een stotteraar denkt altijd aan de woorden die hij wil zeggen en dan merkt hij dat hij moeite heeft met bepaalde letters of woorden. Als hij daar een paar keer op vast blijft zitten, ontwikkelt hij angst. En dat moet je doorbreken. Twee jaar ge leden hebben we twee basisweek enden Hausdörfer methode ge volgd. Het is een therapie in groepsvorm die leert om niet op de letters en woorden te letten, maar op de klanken. Je moet verschillen de klankhoogtes gebruiken en naar jezelf luisteren. Het prettige is dat niets moet. Ze laten het je zelf voelen. Bij Hausdöfer ben je je eigen therapeut. Voor ons was het een openbaring. Dat wil niet zeg gen dat het iedereen helpt. Bij anderen levert de Doetinchemse methode weer meer op. Of de Del Ferro methode die een Amsterdam se zangpedagoog heeft ontwikkeld. Je moet iets zoeken waar jij je prettig bij voelt." Na die twee weekenden sprak El len vloeiend. Bij Jacqueline ging het twee weken goed. Toen kreeg ze, temeer omdat ze net zo vlot wilde praten als haar zus, een te rugval. „Dan is het fijn om een zelfhulp groep te hebben van mensen die de Hausdörfer methode hebben ge volgd. We zijn er in Roosendaal een gestart. Een keer per veertien da gen houden we een oefenavond. Want je moet eraan blijven werken. Eens een stotteraar altijd een stot teraar. In onaangename situaties kan het altijd weer opspelen. Als we die groep niet hadden zouden we weer stotteren bij het leven. En moet je ons nu eens zien. We geven een interview, spreken voor grote groepen en op school zijn we lees- moeder. De Stichting tot Voorlichting over Stotteren houdt van 15 tot en met 22 oktober de nationale stotterweek. De stichting verstrekt algemene informatie over stotteren en diverse stottertherapieën. Daarnaast wordt dit jaar speciaal aandacht besteed aan het tijdig herkennen en verhelpen van stotteren bij kinderen. De stichting is bereikbaar via Postbus 119, 3500 AC Utrecht. Op zaterdag 12 november wordt op initiatief van Ellen van Zimmeren en Jacqueline Antens een landelijke informatiemiddag over de Hausdörfer methode gegeven. Deze begint om 14.30 uur in Den Meulenbaarg, Molenstraat 19 in Zegge. ■i

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 30