DE STEM Vreemde eenden inmiddels volwaardige marine-mensen ii !|ii "lis 'Omdat ik moest werven, zaten er bij de eerste lichting zoveel Zeeuws- vlaamse meisjes' Verzetsvrouw Francien de Zeeuw uit Terneuzen was de eerste vrijwilligster Stotteren zit tussen de oren 'Gelijkheid is een fictie' Weinig zorgen om privacy 5 OKTOBER 1994 D4 .iö 03 w *o :=r c i .<2 w QJ v» 1 O Q. +- c O C c ■*- qj o) CÖ'f Jr -C QJ <J -i-l co Xo gR -g s l-oE -J -O O j= q c i: <u co ra a; '1 O O gs 8 i> is.ll S.'? 2 S. i Sl QJ tt-ffc g °>c qj 03 td SSg Q-.ï -S 03 CO O 0» ic Oi E -c 's .s VO 4-1 <Q 4-j" q-c qj q ra o to qj u_' O. a> *-» N ra E -O O. .2 g -a S g c g EaE 5 E '5 -* 01 'i'B E 2 i> a 03 -C c oj ai^. -5- en E a> to M li c QJ IE QJ u qj IQ i/i C QJ 03 O <13 13 s O -O c_ g C 03 c O <13 -O OJ 5 vo ai u <13 +-» «4- O O H-- <13 03 y QJ 03 QJ o -p a Ol N r <- c 5 -5 ^-o QJ t; 03 QJ Jr, 0J _a JC "O QJ <U ra "O S- cg!. CD- N oj C c c£ «J =3 ai 03 t3 c c4i o; 2 g fc c-c"g O C Ja u aj qj it: c S "D c QJ "O c c n u 03 03 0 'Cf rti O -O O "O E '53 -Q .2 03>SJ-S "a cd q-_c N ra O 03 Oc +- r- E -o 5 <9 ■Sl-ëJ-Sj 10 03 n +J 1 u-a - a 5 E 42 t a? o =.9J-o"c air-- c C 535 K-o^ 03 1= aim s 03 M ai O b - ai.E o; c QJ a .E QJ 01 P S-o 2 O 03 o -a 03 5 03 03 o; .__"0 g S< g-a 3 "O -j* -= «2 S a s-s .c ra "O 03 "O 03 ai ut 2 e 03 C C QJ pff scS S cö 1 3 -- ^5-L 1 SS 3 C ^-gssSlI^E lilt" ll«* i a-ï aj SJ Ha, daar hebben we Francien!" Met tóe hartelijke woorden begroette toningin Wilhelmina op 12 decem- jer 1944 in haar Londense behuizing jetoen 22-jarige Francien de Zeeuw jjtTerneuzen. De jonge vrouw had jjdens de bezettingsjaren veel ge- aarlijk werk voor de ondergrondse Zeeuws-VIaanderen gedaan. Zij !ette haar werk bovengronds voort als eerste vrijwilligster van de Mari- Vrouwen Afdeling (Marva). Bij Koninklijk Besluit was op 31 okto- |«r 1944 de Marva in het leven ge- roepen. Die datum zal dit jaar groot scheeps worden herdacht. Wilhelmi- liet zich tijdens haar ballingschap altijd volledig op de hoogte stellen en dat was reden dat zij Francien, marinenummer 4490001, wilde spre- Het werd een lang gesprek. Door Rein van der Helm In september 1944 zag het er niet naar uit dat de nu 72-jari- ge Francien de Regt-de Zeeuw de oorlog zou overleven. On dergedoken, met tien leden van de staf van het verzet in Zeeuws-VIaanderen, werd zij ge vangengenomen op een boerderij nabij Zaamslagveer. Een toevalstreffer. Wanordelijk te rugtrekkende Duitsers zochten on derdak op die boerderij en daarbij troffen zij de bekende verzetsman Rudolph Fassaert in vol ornaat in een schuur aan. Een speurtocht door de boerderij leidde de Duitsers ook naar de zolder van een erbij beho rend gebouwtje. Daar werden de tien en het meisje aangetroffen. Francien stond niet op, bleef op haar strobed liggen en werd met rust gelaten. 'Lass' das Madchen ru- hig schlafen.' Gelukkig. Want onder haar slaapplaats lagen wapens ver borgen. De weinig georganiseerde Duitsers lieten het gezelschap in eerste in stantie waar het was. Met bewaking onder aan de trap. Goede raad was duur, want werden de wapens aan getroffen, dan was het gebeurd. Dat beseften ze allemaal. Francien be sloot, met een wapen in haar kleren verborgen, toestemming te vragen, naar het toilet te gaan. „En dat mocht. Naar zo'n ouderwet se bedoening, een plank met een gat. Ik liet mijn hand zover mogelijk zakken en het wapen in het donkere gat vallen. Het gaf een plof, maar de Duitsers hoorden niets." Ze simu leerde vervolgens buikloop en mocht in de loop van de dag regel matig naar het kleine kamertje. En even regelmatig verdwenen er wa pens. Er restte nog één probleem. „De zender. Een groot geval, met van die sprieten." Francien kreeg toestem ming om voor eten voor het gezel schap te zorgen. Zij pakte een grote wasted, ging ermee naar de moes tuin en bedekte de zender, die eer der vanuit een klein raampje in de teil was gegooid, met groenten en aardappelen. Vervolgens wist zij de inhoud te dumpen. „Die zender heb ben ze later wel gevonden, heb ik gehoord. Maar toen waren wij al weg. Op transport. Want wij bleven verdacht, zeker toen een van ons kans had gezien te ontsnappen. Dokter Caspari. Die had gezegd dat hij de zwangere boerin moest onder zoeken en smeerde hem door een raampje." Rudolph Fassaert inmiddels werd goed bewaakt. En de rondlopende Francien moest de Duitse comman dant vertellen of zij hem kende of niet. „Daar zat Rudolph, alleen in zijn onderbroekje. Toen heb ik het heel zwaar gehad. Hij schudde nau welijks merkbaar met zijn hoofd om aan te geven dat ik hem niet kende. weekend Francien de Zeeuw als Marva. Ik voelde mij eerlijk gezegd net Ju das, want vanuit mijn verzetswerk kende ik hem goed. Later, Rudolph overleefde zijn gevangenname, heb ik mij nog verontschuldigd. Maar hij zei mij dat ik er toen goed aan had gedaan." De Duitsers namen de negen over blijvende mannen en het meisje met zich mee richting West-Zeeuws- Vlaanderen. Het transport reed door Terneuzen en Hoek. Daar herkende haar opa van moederskant, De Doelder, zijn kleindochter in een Duitse auto. „Honderden meters liep hij met ons mee, naast de wa gen, zijn vuisten omhoog en schreeuwend dat ze mij moesten vrijlaten." In de omgeving van Biervliet aangekomen werden zij opge sloten in een schuur en hoorden dat ze stuk voor stuk verhoord en misschien wel doodgeschoten zouden worden. „Een van onze lei ders, meneer Tichelman, had een in dringend gesprek met de Duitse commandant. Wat er is gezegd, weet ik niet, maar 's nachts werden wij vrijgelaten. Eigenlijk gevaarlijk, want er mochten geen burgers op straat zijn." Samen met een van de verzetsmen sen wist Francien bij boer De Bruij- ne in Waterlandkerkje te geraken. „Ook die kende ik uit het verzet. Wij waren niet de enige burgers, want door de heftige strijd en de bombar dementen zochten veel mensen hun toevlucht in de polders. Er werden zelfs holen in de grond gegraven voor onderdak, zoveel mensen waren er gévlucht. Deze on schuldige burgers kwamen tussen twee vuren te zitten. De oprukkende Canadezen schoten op alles en nog wat, waar maar Duitsers zouden kunnen zitten. En de bezetter liet zich ook niet onbetuigd. Daarvan werden veel burgers het slachtof fer." Jan Kars, de ondergedoken mare chaussee uit Oostburg, en boer De Bruijne wilden door de linies naar de Canadezen om hen te vertellen dat de Duitsers allang uit die omge ving weg waren. „Ze spraken geen Engels, ik wel. Ze vroegen mij om mee te gaan. Ik zei ja. En zo;gingen we op pad. Levensgevaarlijk. Wij besloten maar gewoon open en bloot op de weg te lopen, dat leek ons het veiligste." „We kregen een voltreffer, waarbij Jan Kars op slag werd gedood. De Bruijne en ik vonden onszelf terug in een sloot, weggeblazen door de ontploffende granaat. Uiteindelijk wisten wij tweeën de Canadezen te bereiken en het bleek dat zij opdracht hadden een bepaal de brug onklaar te maken. Die brug was al tientallen jaren weg. Dat wis ten ze niet, ze hadden oude staf kaarten." Francien vertelde Wilhelmina ook van de boer uit Eede, gevlucht naar Waterlandkerkje. „Het enige wat hij bij zich had, was een klein koffertje. En daarin zat de Nederlandse vlag. De koningin toonde zich daarover zeer ontroerd en ik denk dat dit, met de vele slachtoffers en de enorme verwoestingen in West-Zeeuws- Vlaanderen, ertoe heeft bijgedragen dat zij besloot in Eede voor het eerst weer voet op vaderlandse bodem te zetten." Terugkijkend op de oorlog, het is voor het eerst dat zij er zo uitvoerig over praat, begrijpt ze zelf niet hoe ZATERDAG 15 OKTOBER 1994 DEEL E Francien de Regt-de Zeeuw anno 1994: „Het is heel lang rustig ge weest om me heen, maar nu is het even stevig aanpoten. foto fotopersbureau dijkstra WijWilhelmina, bij de gratie Gods koningin dér Nederlanden hebben goedgevonden en verstaan te bepalen als volgt: Regeling van de Marine Vrouwen Af deeling. Op 31 oktober 1944 werd bij dit Koninklijk Besluit het Korps Marva in het leven geroepen. Een toen nog vreemde eend in de bijt van de erg traditioneel ingestelde Koninklijke Marine. Helemaal als volwaardig werd een Marva ook in dit Koninklijk Besluit nog niet aangemerkt. Immers wat bepaalde artikel 10 van het besluit: 'De militairen der Zeemacht zijn niet verplicht aan militaire meerderen van andere kun ne den militairen groet te brengen.' Vijftig jaar later ligt dat anders. Het Korps Marva werd per januari 1982 opgeheven. Vanaf dat moment zijn vrouwelijke militairen offici eel opgegaan in de Koninklijke Marine. En krijgen zij, zelfs aan het Koninklijk Instituut van de Marine in Den Helder, dezelfde opleidin gen, taken en bevoegdheden als hun mannelijke collega's. Eind 1944 hadden zich enkele honderden meisjes, vooral uit het be vrijde zuiden van Nederland, voor de nieuwe afdeling aangemeld. In 1949 dreigde even opheffing na de souvereiniteitsoverdracht. Begin jaren zestig werd het korps nog als te duur bevonden maar de Marva, waarvan veel vrouwen in beroepsdienst waren getreden, liet zich niet wegpoetsen. De Marva, in de topjaren direct na de oorlog zo'n 700 leden tellend, was niet meer weg te denken. 'Hoe gering in aantal ook, vrouwen in uniform waren en bleven een vertrouwd beeld binnen de zeemacht. Zo effende de Marva onbedoeld het pad voor de uiteindelijke integratie,' schrijft wetenschappelijk medewerkster van de afdeling Maritieme Historie Anita van Dissel in de jongste Alle Hens. Wie zich een beeld van de geschiedenis van dit korps wil vormen, kan terecht in het Marinemuseum in Den Helder. Daar loopt de tentoon stelling 'Panties, Pumps en Lipstick'. Doordeweeks van 10-16.45 uur, in weekend en op feestdagen van 13-16 uur. foto directie voorlichting marine De allereerste Marva Het allereerste affiche waarmee Marva-vrijwilligsters geworven werden. foto directie voorlichting marine ze het allemaal heeft kunnen doen. „Het begon met iets onschuldigs il legaals. Dat liep dan goed af en je durfde steeds meer. Ik dacht er ei genlijk niet bij na. Regelmatig reis de ik naar plaatsen als Amsterdam, Utrecht en Vught om gestolen bonk aarten en persoonsbewijzen - ook die van de bekende overval op het distributiekantoor in Kloosterzande - af te leveren. En steeds onder een andere identiteit. Dan was ik telefo niste, dan weer verpleegster. Ik heb op zolder nog een stel van die valse persoonsbewijzen liggen." Volgens Francien moet zij een goede engelbewaarder hebben gehad. Zo als de laatste keer dat zij bonkaar ten afleverde in Amsterdam. „Tot dan toe ging ik altijd eerst Tossen' en dan naar de uit Zeeuws-VIaande ren afkomstige bakker Risseeuw om wat op verhaal te komen. Toen deed ik het andersom. Wat bleek: op mijn afleveradres was een inval gedaan en iedereen die zich daar meldde, werd opgepakt." Toch moest zij nog een keer naar de hoofdstad. Het landelijk verzet had een actie gepland om een belangrij ke verzetsman uit Duitse handen te bevrijden. Daarvoor moesten de re gionale knokploegen twee man, met wapens, afvaardigen. Daarbij ook twee Zeeuws-Vlamingen. De wa pens werden vervoerd door Fran cien. En zij ging meer naar de 'overkant'. Zoals toen een boven Zuid-Beve land neergehaalde Britse piloot richting zuiden moest. „Durf jij hem met de boot te halen, Francien? En ja hoor, ik durfde. Dacht daar niet bij na." Het liep allemaal goed af, hoewel de man zwaar in zijn gezicht was verbrand en geen woord Neder lands sprak. De piloot kreeg onderdak bij Fran- ciens ouders en werd dezelfde avond nog afgehaald. „Wat er verder ge beurde weet ik niet. Je wist zo wei nig mogelijk van elkaar af. Dat was het veiligste." Na de bevrijding van Zeeuws- VIaanderen nam marine-officier Hans Larive - de bekende comman dant van de motor torpedoboten - contact met haar op. „Hij vertelde mij van het werk van de Engelse Wrens en zei dat de Koninklijke Ma rine ook zoiets van plan was. Konin gin Wilhelmina wilde echter geen dienstplicht voor vrouwen invoeren. De meisjes moesten zich vrijwillig aanmelden." Op Larives vraag of dit niet iets voor Francièn was, zei ze ja. Haar eerste taak was het werven van andere meisjes. „Daarom zaten er bij de eerste lichting Marva's veel meisjes uit Zeeuws-VIaanderen," vertelde ze. Na haar opleidingstijd in Engeland, waarbij koningin Wilhelmina haar ook nog eens een doos speculaas liet bezorgen om te tracteren („ze zei dat die Engelse bakkers dat niet konden maken") ging Francien richting Eindhoven. De manier waarop zij dat te horen kreeg, is haar altijd bij gebleven. Een nauwkeurig bijge houden dagboek helpt haar aan pre- ciese datums en tijden. „Op het opleidingsinstituut kwam een voorbericht dat koningin Wil helmina mij op 10 maart op een be paalde tijd wilde bellen. Een heel gedoe, want dan werd de telefoon door de bevelvoerend officier zelf opgenomen, opdat er niets mis zou gaan. De koningin zei dat zij me een geheimpje wilde verklappen. 'Ik ga morgen naar Brussel en zet daarna in Zeeuws-VIaanderen voor eerst weer voet op vaderlandse bodem. En zal ik nog een geheimpje verklap pen. Jij gaat overmorgen naar Eind hoven.' Zo hoorde ik dat." De persoonlijke belangstelling van het koningshuis voor Francien bleek ook tijdens het bezoek in 1945 aan Zeeuws-VIaanderen. Tussen alle mensen, daarvoor opgetrommeld in het Terneuzens gemeentehuis, ook de ouders van Francien. „De konin gin wilde hen ontmoeten. En, weer typisch Wilhelmina, tegen mijn ou ders zei ze: 'Zal ik een geheimpje verklappen? Francien zit in Eindho ven'." Na Eindhoven ging de jonge Marva naar Zeeuws-VIaanderen. Om te werven, informatie te geven over de Marva's en folders uit te delen. In formeren was belangrijk om voor oordelen weg te nemen. Er leefde nogal wat verzet tegen het opnemen van vrouwen in de zo typisch man nelijke militaire wereld. „Veel ker ken en vrouwenbewegingen zagen dit niet zitten." Haar voorlichtingswerk kwam abrupt tot een eind toen zij, op haar allereerste tocht richting Oostburg, een auto ongeval kreeg. „De vooras brak, de wagen sloeg over de kop. Vier inzit tenden kwamen met de schrik vrij: ik werd zwaar gewond. Hersen schudding en veel breuken. Ik heb drie maanden in een rekverband ge legen, in het oude ziekenhuis aan de Axelsestraat in Terneuzen." De koninklijke familie bleek haar niet vergeten. Op 21 juli 1945 be zocht prinses Juliana Terneuzen. „Plotseling werden alle bloemen uit mijn kamer gehaald, want men wil de de hal aankleden voor de komst van de prinses. Ze kwam mij bezoe ken." Toch ging het bij de Marva's niet ge heel naar haar wens. Reden waarom Francien jjer 1 oktober 1945 ontslag vroeg. „Ik had de redenen daarvoor uitvoerig uit de doeken gedaan." Het ontslag werd niet verleend. In plaats daarvan kreeg zij thuis te ho ren dat zij per 1 oktober was bevor derd van gewoon Marva tot officier vierde klas en dat zij zich 28 oktober in Den Haag moest melden. „En daar kreeg ik te horen dat ik naar Nederlands Oost-Indië was overge plaatst. Als het nieuwe hoofd mari nepostkantoor Batavia. Weggepro moveerd," zegt ze vijftig jaar later met een lachje. Met het troepen transportschip Jo- han van Oldebarneveldt ging het richting Indië. „De Engelsen zaten daar echter nog en wij mochten er niet in. Wij werden ontscheept in Colombo, op Ceylon. Daar werd ik benoemd tot transportofficier en re gelde het vervoer van repatrianten uit Indië. Mensen die in de Jappen kampen hadden gezeten en naar Ne derland gingen. Ontzettend dank baar werk." Ze zette ook, in samenwerking met de RAF, een vlieglijn voor repa trianten op: Batavia, Sabang, Pe- nang, Kogalla (Ceylon). „Ik deed het kennelijk goed want op 4 maart 1946 werd ik bevorderd, met terug werkende kracht tot 1 oktober 1945, tot Marva-officier derde klas. Ik was verkeerd beoordeeld, werd mij verteld." Uiteindelijk belandde Rrancien toch in Batavia. Op het hoofdpostkan toor. Een voor haar niet onbekende omgeving, want in Terneuzen was zij als telefoniste in dienst bij de PTT. Ook daar liet zij van zich spreken toen zij samen met de man die zij moest opvolgen, op onderzoek ging toen er melding kwam dat postzak ken waren geroofd op het vliegveld Kemajoran. In het militaire blad Wapenbroeders stond daarover een uitvoerig verslag, waaruit blijkt dat Francien eigenhandig twee vermoe delijke daders (toendertijd aange duid als rampokkers) wist aan te houden. „Eerlijk gezegd één, want ik kon er geen twee in bedwang hou den." Nadat zij haar drie jaar had uitge diend, ging de Francien terug naar haar wortels. Weer naar het tele foonkantoor 'in Terneuzen. „Niets doen in mijn vrije tijd is niks voor mij. Nog steeds niet, trouwens. Ik heb altijd graag willen leren en be gon de opleiding voor telefoniste eerste klas. Best een zware oplei ding, je kreeg niet alleen elektro techniek en topografie van de hele wereld, je moest ook goed dfe drie moderne talen spreken. Nadat ik was geslaagd, werd ik overgeplaatst naar Breda. Ik had in middels mijn toekomstige man in Terneuzen leren kennen, die een baan had gekregen in Boskoop. Wij besloten te trouwen en ik verhuisde naar Boskoop. Zonder werk, want toen werd je als vrouw nog ontsla gen op de dag dat je trouwde." De heer De Regt kreeg vervolgens een baan in Amsterdam en uiteinde lijk streek het Zeeuws-Vlaamse paar neer in Purmerend. VERVOLG OP WEEKEND 2 ZIE WEEKEND 2 ZIE WEEKEND 3 ZIE WEEKEND 4

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 29