I
Genezen van een schandelijke liefde
16 Ku
BOEKENLEGGER
KINDERBOEKEN
Bob Mendes
tussen
computer-
criminelen
Michel Braudeau: vader
als kind van zijn zoon
Brahms klinkt luid in jeugd van William Styron
Booker Prize voor Schot
Revolutie in het schrijven
Korte voorlees-verhalen
en tekeningen verzameld
Mu
DE STEM
BOEKEN
Maria Stahlie en het mobiliseren van de verbeelding
DE STEM
VRIJDAG 14 OKTOBER 1994 Dj
Door Johan Diepstraten
'De corruptie in dit land bloeit
tot in de top en iedereen is ervan
op de hoogte. Wie niet mee
speelt, moet eraan geloven,' zegt
een van de hoofdpersonen in
Link, de nieuwe thriller van de
Vlaamse faction-auteur Bob
Mendes. En inderdaad, het aan
tal onopgehelderde schandalen
in België begint grote vormen
aan te nemen.
Er was het proces tegen de ben
de van Nijvel met een gangster
die zich ophing in zijn cel en een
luitenant die kennelijk zonder
hulp van hogerhand kon uitbre
ken. De smeergeldaffaire met de
aankoop van helicopters, de in
dustriële afvaldumping bij Val
St-Lambert, de illegale wapen
handel tijdens de Falkland- en
de Golf-oorlog en de moord op
de Vlaamse socialistenleider
André Cools die banden met de
Cosa Nostra zou hebben. Een
Vlaamse thrillerschrijver krijgt
zijn onderwerpen gratis aange
reikt.
Een paar jaar geleden probeerde
Bob Mendes de zaak Cools te
ontrafelen, maar hij moest op
boksen tegen een gesloten front.
De thriller over Cools, gebaseerd
op waargebeurde feiten, kon hij
niet schrijven, maar via een om
weg heeft Mendes het toch voor
elkaar gekregen. Link is welis
waar volledig verzonnen, maar
de Vlaamse actualiteit is er hele
maal in terug te vinden: smeer
gelden, politieke moorden, inti
midatie van getuigen en de mate
waarin de Italiaanse maffia
geïnfiltreerd is in de Belgische
politieke en economische samen
leving.
Hoofdpersoon in Link is Bart
Neels die zich uitgeeft voor een
medewerker van een speciale be
lastingdienst, te vergelijken met
de Nederlandse FIOD. Hij con
troleert de boeken van het
kunststofbedrijf Foodpack. In
werkelijkheid blijkt hij een com
puterspecialist te zijn in dienst
van een concurrerend bedrijf dat
door malversaties van Foodpack
falliet dreigt te raken. In de ware
zin van het woord is deze Neels
computerkraker. Via handige
trucs weet hij in de geheime
bestanden van Foodpack binnen
te dringen. Dat hij daarbij het
vertrouwen moet winnen van
een aids-patient, een aan lager
wal geraakte hacker, maakt het
geheel tamelijk spectaculair.
Neels wordt ook nog verliefd op
de vrouw van de eigenaar van
Foodpack, en zowaar maakt
Mendes deze in eerste instantie
obligate verhouding toch aanne
melijk. Met de aparte rol voor de
Cosa Nostra die Mendes erin
heeft verwerkt, is Link een thril
ler met drie verhaallijnen: een
spannende intrige over compu
tercriminaliteit, een liefdesver
wikkeling en een verhaal over de
internationale georganiseerde
misdaad.
'Alle personages in deze roman
zijn uit mijn verbeelding ont
staan,' waarschuwt Mendes in
het Woord vooraf. 'Als deson
danks iemand zich in één van
mijn figuren meent te herken
nen, dan herkent hij niet zichzelf
maar een complex van sympto
men: de normvervaging die het
ziektebeeld van onze samenle
ving is geworden.' Nu Jef
Geeraerts ermee is opgehouden
in thrillers de Belgische wantoe
standen aan te klagen, is Bob
Mendes de enige strijder tegen
het Vlaamse en vooral Waalse
onrgcht. Deze Don Quichotterie
heef geen enkele politieke in
vloed, maar levert wel uitsteken
de thrillers op, een Gouden
Strop winnaar waardig.
Bob Mendes: 'Link'. Uitg. Meu-
lenhoff/Manteau, prijs 34,90.
Bob Mendes
foto manteau
Door Marjan Mes
Vaders zijn ook ooit kinderen
geweest. Maar tegenover hun ei
gen kinderen blijft dat voormali
ge kind-in-de-man meestal goed
verborgen. Een vader moet im
mers een rots in de branding
zijn. In de roman Pierrot, mijn
vriend van de Franse schrijver
Michel Braudeau herkent de
zoon het kind in zijn vader pas
op diens ziekbed, op het moment
van sterven zelf.
„Op dat een honderdste van een
seconde durende, ondraaglijke
en betoverende moment, het mo
ment waarop er ten slotte en
voor altijd iets gebeurt, dat het
kind dat mijn vader gevangen-
hield, het kind met de baret op
zijn paard, het kind dat twijfelde
aan de alomtegenwoordigheid
van de sterren, uit de dood is
opgestaan en ik voor het eerst
Pierrot, mijn vriend, heb ge
kust."
Tijdens zijn leven was vader
Pierre een autoritaire man die
zelf een groots beeld van zijn
vaderrol had en die het aan
zichzelf verplicht was om onver
woestbaar te zijn. Zelfs op zijn
ziekbed wanneer hij door zijn
zoon en diens zusters wordt ver
zorgd, blijft hij de pater familias
die hij altijd geweest was.
Zelfs tijdens zijn aftakeling door
kanker en dementie wordt de
vader nooit een kind voor de
zoon, de verteller in het boek,
maar blijft een ondoorgrondelij
ke en bijzondere man, die angst
aan blijft jagen. De zoon maakt
tijdens deze laatste maanden
van Pierre de balans op, ook ten
aanzien van zijn eigen leven.
Hun verhouding was moeizaam;
de strenge, ontoegankelijke va
der met zijn onwrikbare leefre
gels bleef altijd een verre vreem
de voor zijn gevoelige zoon, een
aankomend schrijver.
De moeder die al eerder is over
leden, werd altijd met zachte
hand overheerst en beperkte zich
tot de huishoudelijke taken, de
enige die zij in vertrouwen nam
was de huishoudster, Ginette. De
verteller herinnert zich aan het
ziekbed van zijn vader het wat
bedompt ruikende, enigszins
misselijk makende luchtje van
moeder Suzanne op haar sterf
bed. De herinneringen aan zijn
jeugd komen weer boven.
Sociale en familiale verplichtin
gen waren voor Pierre slechts
draaglijk in een lichte staat van
beschonkenheid. Voor de intel
lectuele en artistieke begaafd
heid van zijn zoon en diens be
hoefte aan dieper contact had hij
geen belangstelling. Die brach
ten hem teveel in verwarring
want hij had een weerzin tegen
introspectie, 'alsof over zichzelf
nadenken iets indiscreets was.'
„Hij gaf me zelfs niet genoeg
ruimte om gevoelens voor hem te
uiten, aan te geven in welke
mate ik hem nodig had. Met de
jaren is me iets duidelijk gewor
den wat ondenkbaar was op het
moment zelf: ik was op die leef
tijd, tussen mijn elfde en der-'
tiende, verliefd op mijn vader."
Toch wist Pierre heel goed wat
zijn zoon toen bewoog. In een
brief durfde hij er op te reage
ren. In een gesprek zouden er
teveel emoties aan te pas zijn
gekomen.
Michel Braudeau (1946) was
filmrecensent, literair criticus en
columnist voor Le Monde. In
1985 werd zijn debuutroman,
Naissance d'une passion be
kroond met de Prix Médicis. Het
nu in Nederlandse vertaling ver
schenen Pierrot, mijn vriend is
fraai en elegant geschreven maar
naar mijn smaak erg cerebraal.
De herinneringen aan de vader
roepen wel late gevoelens van
liefde en begrip op bij de vertel
ler maar deze verwoordt die
emoties voornamelijk vanuit
sterk gerationaliseerde overwe
gingen.
Michel Braudeau: 'Pierrot, mijn
vriend'. Uitg. De Geus, prijs
37.50.
Door Johan Diepstraten
„Wat verbeelding precies is?"
vraagt Maria Stahlie. „Ik kan
je drie voorbeelden geven. Een
paar maanden geleden stond ik
toevallig in een postkantoor in
Amsterdam en daar kwamen
twee roofovervallers binnen.
De een liep op het loket af en
de ander hield ons onder schot.
Wij moesten op de vloer gaan
liggen. Ik had net een nieuwe
jas aan, dus ik knielde maar
wat. Die overvaller schoot in de
muur net boven mij, dus toen
ben ik maar echt gaan liggen.
Alles voltrok zich volgens vaste
patronen, er was niets verras
sends bij. De hele gebeurtenis
sprak absoluut niet tot de ver
beelding, ik zou er niets mee
kunnen doen in mijn boeken."
„Nog geen twee dagen later zat
ik met Dick op een terras en
wij keken naar een volledig
dronken man die in zijn auto
stapte en wegreed. Net op dat
moment kwam er een tram aan.
Het hele terras zag dat het mis
zou gaan. En jawel: de automo
bilist werd geschept, de auto
ging drie keer over de kop. We
waren eerst o zo geamuseerd
door die dronken kerel, maar
daarna voelde het hele terras
zich erg bezwaard: iemand had
toch een taxi kunnen bellen of
hem kunnen tegenhouden. Zo'n
gebeurtenis spreekt enigszins
tot de verbeelding, en ik zou er
heel misschien iets mee kunnen
doen in mijn romans.
Derde voorbeeld. In Grieken
land maakten we kennis met
een 85-jarige boer die ons eind
oktober uitnodigde voor een
demonstratie hoe hij illegaal
sterke drank stookte. Het
kwam er niet van om de man te
bezoeken, we lieten, tot onze
schande, de uitnodiging passe
ren. Maar op eerste kerstdag
zagen we hem vanuit de verte
aankomen, op een ezeltje, bela
den met kerstgeschenken: een
mand met wijn, zelfgebakken
brood en nog meer. Wij voelden
ons natuurlijk zeer beschaamd.
De gebeurtenissen in het post
kantoor en op het terras zou ik
niet voor een roman of een
verhaal kunnen gebruiken,
maar deze laatste wel, omdat er
alleen maar open plekken zijn
in te vullen. Wat bezielde die
oude man? Wat kwam hij on
derweg tegen. Als de werkelijk
heid plat is en voorspelbaar, is
er voor de schrijver geen taak
weggelegd. Maar 'zo'n oude
boer die vreemde buitenlanders
overlaadt met geschenken,
spreekt tot de verbeelding.
Een roman die ik schrijf, is
helemaal verzonnen. Ik heb de
volledige vrijheid om mijn wil
op te leggen aan welke werke
lijkheid dan ook. Het is de
verbazing over de oneindigheid
van de verbeelding die mij aan
het schrijven houdt. Zoals er
miljoenen melodieën zijn, zo
zijn er talrijke verhalen te be
denken. Een paar daarvan wil
ik wel schrijven.
Je nieuwe roman, 'Het beest
met de twee ruggen', gaat over
de 38-jarige Maud Labeur die
een verhouding aangaat met
een twintig jaar jongere Mar
tin. Wat was de aanleiding
„Misschien wel Lolita van Na
bokov dat ik onlangs herlas.
Zo'n soort boek wilde ik ook
wel eens schrijven. Voor ik aan
een roman begin, verzamel ik
beelden. Die schrijf ik in een
multo-mapje. Die beelden blij
ken weer te passen bij bepaalde
types, zo ontstaan personages
en dan groeit het vanzelf.
Omdat mijn man bezig is met
een boek over Rabelais, kwam
ik dat ene beeld tegen van een
dinosaurus met twee ruggen.
Als Madelien Tolhuisen (1955) groeide zij op in
Breda, studeerde Nederlands aan de Universiteit
van Amsterdam en publiceerde onder haar pseudo
niem Maria Stahlie zes boeken: Unisono, Verleden,
hemel, toekomst, In de geest van de Monadini's, De
Sterfzonde of de ingebeelde dode, De vlinderplaag,
en Het beest met de twee ruggen. Zij is getrouwd
met de - eveneens van Breda afkomstige - auteur
Dick Schouten. Samen verbleven zij twee jaar in
de VS als writers in residence. Van september '93
tot mei '94 woonden zij in Griekenland, waar
Maria Stahlie haar zesde boek schreef.
Maria Stahlie:
Verbazing over de oneindigheid van de verbeelding.
foto de stem johan van gurp
'Dikwijls speelden ze samen het
beest met de twee ruggen, vro
lijk elkanders spek wrijvend,'
staat er bij Rabelais over de
dan nog jeugdige opa en oma
van Pantagruel, ter verbeelding
van hun onbedwingbare lust
tot copuleren. Dat beeld perso
nifieert voor mijn hoofdpersoon
de vijand. Als ik even mijn
roman banaal mag samenvat
ten: een oudere vrouw wordt
verliefd op een jongere jongen.
Wat gebeurt er dan? Dat is het
uitgangspunt.
Ik stuur dat tweetal naar het
land van Rabelais, een mooie,
weidse tot de verbeelding spre
kende setting. Maud Labeur
denkt dat haar begeerte - het
beest met de twee ruggen - een
vergissing is. Eerst brengt zij
het hoofd van Martin op hol,
maar ze wil niet verliefd op
hem zijn en denkt na verloop
van tijd dat ze ervan genezen
is."
Het is heel eenvoudig,' zegt
Maud Labeur in de roman. 'Ie
dere passie vindt zijn oor
sprong in de verbeelding. Ver
liefdheid, woede..., 'het is niet
meer en niet minder dan wat
een mens zich in zijn hoofd
haalt. Er is alleen een beetje
verbeelding voor nodig om het
vuur weer te kunnen doven.' Is
het zo simpel?
„Dat denkt mijn hoofdpersoon
tenminste. Zodra het over pas
sie gaat, moet het iets heel
bijzonders zijn, hoor je altijd.
Ik vind dat minder vanzelfspre
kend. Iemand die o zo gepassio
neerd is, die geen afstand van
zichzelf neemt, leeft niet op de
juiste toon. Wat doet Maud La
beur? Ze laat zich verleiden
door haar passie. Even was ze
niet op haar hoede en vervol
gens loopt het uit de hand. Met
haar egocentrische gedrag gaat
ze zelfs over lijken. De ontaar
ding ligt vanzelf in het ver
schiet. In De sterfzonde of de
ingebeelde dode gaat het in
feite over hetzelfde, maar daar
is het thema iets luchtiger uit
gewerkt."
De eerste helft van Het beest
met de twee ruggen' bevat veel
verhalen die zich voor een deel
in Breda afspelen.
„Ik weet hoe je van het Bra
bantplein naar het station moet
lopen, ik ken er de weg. Het
enige autobiografische is de
toon van de verhalen, die is
heel persoonlijk. Maar de ro
manfiguren uit die delen heb ik
verzonnen. De Kindertikker
bijvoorbeeld, een man die
moest verhuizen omdat hij van
bepaalde dingen werd ver
dacht, heeft nooit bestaan."
Dat verbaast me.
„Dat betekent dat ik het goed
heb gedaan, dat ik dus jouw
verbeelding op gang heb ge
bracht. De Stormjager wilde ik
ook per se in de roman verwer
ken. In Amerika zag ik eens een
documentaire over een man die
tornado's achterna reist. Daar
over wilde ik een boek schrij
ven. Dat is er nooit van geko
men, maar als persoon zit hij er
nu in. Daarvoor moest Maud
Labeur een Amerikaanse ach
tergrond krijgen.
Van tevoren kan ik veel beden
ken, maar tijdens het schrijven
ontstaan verbanden die ik nooit
anders had kunnen ontdekken.
Met Dick heb ik de oorspronke
lijke opzet bedacht, maar vanaf
de eerste regel wordt het toch
anders. Op het moment dat de
pen leven blaast in een situatie,
wordt het echt. Dan gaat het
ademen en krijgt de roman een
eigen logica. Daarbij zit ik wel
aan het stuur, maar zo enorm
veel heb ik er ook niet over te
zeggen.
De personages gaan het verhaal
bepalen. Ze gaan deel uitmaken
van het leven van Maud La
beur, van haar verleden, waar
ze niet graag aan herinnerd
wordt, maar dat ze terughaalt
om te kunnen 'genezen' van
haar schandelijke liefde voor
de 18-jarige Martin. In de eer
ste helft van de roman spelen
de verhalen een grote rol, daar
na heeft ze niet zoveel oog meer
voor de reaüteit, voor het
speelse."
Allés is verbeelding, zelfs de
naam op je boeken.
„Toen ik debuteerde, hoopte ik
zoals iedereen onmiddellijk in
de Nederlandse literatuur door
te breken. Mijn ouders zijn ge
scheiden, met mijn vader heb ik
geen contact meer. Als ik dan
toch bekend zou worden, dan
niet met de naam van mijn
vader. Mijn moeder heet Maria
Stahlie, vandaar dit pseudo
niem. Het is een eerbetoon aan
mijn moeder."
Maria Stahlie: 'Heti beest met
de twee ruggen'. Uitg. Prome
theus, prijs 29,90.
Door Dirk Vellenga
William Styron, nu 69 jaar en
wereldberoemd geworden door
zijn boek Sophie's Choice, werd
in 1985 overvallen door een
merkwaardige depressiviteit.1
Hij verloor alle plezier in het
leven, kon niet meer werken,
sliep slecht en kreeg onver
klaarbare angsten. Styron be
gon steeds' sterker aan zelf
moord te denken. Hij stopte
zijn schrift met persoonlijke
aantekeningen onder in de
vuilnisbak. Het had voor hem
allemaal geen zin meer.
Het leek wel of hij ontwaakte
toen hij de Alt-rhapsodie van
Brahms hoorde. Het drong op
dat moment tot hem door dat
hij zijn familie en vrienden niet
kon opzadelen met zelfmoord
en dat hij onmiddellijk de
meest professionele hulp moest
zoeken. In een psychiatrisch
ziekenhuis begon hij aan zijn
herstel.
Dit beangstigende proces be
schreef William Styron in
boekje Darkness Visible. Op
veel van zijn eigen vragen kon
hij geen antwoord geven. Hij is
van mening dat depressiviteit
grotendeels een lichamelijke
oorzaak heeft (een stoornis in
de hersenen), maar denkt ook
dat jeugdervaringen een rol ge
speeld hebben. In het boek
noemde hij onder meer de vroe
ge dood van zijn moeder.
Onlangs verscheen van William
Styron De dag van de liefde,
een bundel met drie novellen,
waarin herinneringen van Paul
Whitehurst, een jongen uit Vir
ginia en een alter ego van de
auteur, worden beschreven. We
herkennen daarin de sfeer van
het Amerikaanse zuiden, zoals
Styron die al vaker beschreef.
In het derde verhaal, Een och
tend in Tidewater, komen we
meer te weten over de zo trau
matiserende dood van Styrons
moeder, compleet met muziek
van Brahms.
Hij beschrijft een moment na
het overlijden: „Mijn vader
stond met één hand tegen de
muur geleund en staarde pein
zend over het zonnige grasveld
en de bloembedden, terwijl de
grammofoonnaald door de rui
sende schellakgroeven liep en
de kamer vulde met deze slot
passage van Brahms, op maxi
male geluidssterkte zodat de
William Styron foto anp
extatische harmonieën, die al
les overspoelden - de bustes
van Schubert en Brahms en
Beethoven, de portretten van
beroemde virtuozen, de foto
van mijn moeder, verstard in
een lang vervlogen glimlach -
me opnieuw met zoveel geweld
aangrepen dat ik een ogenblik
dacht dat ik haar voor me zag
zitten, aan de piano bij het
raam, even hartstochtelijk zin
gend als vroeger. Maar de plaat
was afgelopen en papa haalde
de naald eraf."
Zijn vader pakt hem beet en
wil dat ze samen luid uitdruk
king geven aan hun verdriet en
de wil om deze ramp te over
winnen. De 13-jarige zoon voelt
een vreselijke angst en wil ont
snappen. Zijn innerlijke stem
probeert de vader te over
schreeuwen: „Mijn naam is
Paul Whitehurst, het is elf sep
tember 1938: Praag Verwacht
Ultimatum Hitier." Styron
schrijft verder: „Zo, op de kal
merende cadans van de ge
schiedenis, liet ik mezelf lang
zaam opstijgen door de hete,
dichte schaduwen van het ver
trek. En van daaraf, op gelijke
hoogte zwevend met de onster
felijke componisten, keek ik
onaangedaan omlaag naar de
treurende vader en de jongen
die hij vasthield in zijn armen."
De liefhebbers van William
Styron zijn keurig bediend, ze
weten nu meer over de lang
ongrijpbare zieleroerselen van
de auteur en hebben in De dag
van de liefde een mooi, helder
en doorleefd boek.
William Styron: 'De dag van
liefde'. Uitg. De Geus, prijs
37,50
De Booker Prize, de voornaam
ste Britse literaire onderschei
ding, is dit jaar gewonnen door
James Keiman met zijn roman
How Late It Was, How Late. De
Schot Keiman beschrijft in zijn
boek de lotgevallen van Sammy
Samuels, een vaste bajesklant.
De 48-jarige Keiman, die in
Glasgow woont, geldt in Schot
land als een working class hero.
In zijn romans gebruikt hij zo
veel mogelijk de spreektaal van
de gewone man in zijn woon
plaats. Hij geldt in het Engelse
taalgebied dan ook als de 'kam
pioen van het vierletterwoorj
In 1989 werd Keiman ook j
genomineerd voor de Book#
Prize met zijn roman A DisajL
tion.
Naast de 20.000 Engelse pond»
(een kleine 70 mille) betekent ht'
winnen van de Booker Prize ooi
een geweldige stimulans voor dj
verkoopcijfers van de gelauwg.
de auteur. De winnaar van
vorig
jaar, de Ier Roddy Doyle, heeft
inmiddels meer dan 3 00.000
exemplaren van zijn bekroop
Paddy Clarke Ha Ha Ha over di
toonbank zien gaan.
Is het gedrukte boek na meer
dan vijf eeuwen ten dode opge
schreven, zoals sommigen con
cluderen na al die aandacht voor
de digitale toekomst op de
Frankfurter Buchmesse? Willem
Velthoven, vormgever en hoofd
redacteur van het tijdschrift Me-
diamatic over computers en cul
tuur, gelooft van wel. „Maar",
zegt hij, „hHet zal nog wel een
paar eeuwen duren voor het zo
ver is."
De Rotterdamse Kunststichting
wil -vooral de meer nabije toe
komst van het boek belichten en
organiseert daarom vandaag en
morgen in de Kunsthal het pro
gramma Ex Libris.
Niet de werking en toepassing
van de nieuwe informatiedragers
staan centraal, maar de conse
quenties die zij hebben voor boe
kenmakers zoals schrijvers, uit
gevers en vormgevers. Veltho
ven: „Door de uitvinding van het
boek gingen mensen anders
schrijven. Door de komst van de
videoclip, gingen mensen anders
filmen."
Het digitale boek zal schrijvers
voor de tweede maal in de ge
schiedenis anders doen schrij
ven, daarvan is Velthoven over
tuigd. Hypeüekst is hier het
sleutelwoord. Een klassiek be
gin, midden en eind, kenmerk
van elk westers boek, gaat hele
maal op de schop. In de toe.
komst bedenkt de schrijver klei.
ne tekstfragmenten die de leze,
achter het beeldscherm in een
eigen volgorde kan zetten.
De volgordes zijn vrijwel onbe-
pekt maar om te voorkomen dal
de lezer zich overrompeld i
door zoveel mogelijkheden,
de schrijver optreden als
soort navigator. Hij suggereert
na iedere stap bijvoorbeeld dri:
nieuwe mogelijkheden. De koen
ligt niet vast, anders zou kg
lijken op eèn gewoon boek mg
toch weer een vastgelegd 1
en eind.
De feitelijke betekenis van nieu
we mediatechnieken voor
boek is op dit moment voorals
nog niet groot, zo geeft Veltho
ven toe. Hypertekst is nog te ver
weg van de dagelijkse praktijk
en het westerse denken over eet
begin, midden en einde om
korte termijn een echte door
braak te betekenen. Er zijn
evenwel al schijfjes te koop
bijvoorbeeld het werk van
Engelse dichters door de eeuwen
heen. Ook aardig om dat werk
compleet te verhypen en te kij
ken welke nieuwe dwarsverban
den dat oplevert. Maar voorals
nog liggen de prijzen van deze
schijfjes nog wat te hoog, tien
duizenden guldens.
Tekening van The Tjong Khing in 'Mijn favoriete illustratie'.
Door Muriel Boll
Met het boekenweekthema 'In
het holst van de nacht' kun je
alle kanten uit: griezelen, dro
men, of gewoon niet kunnen sla
pen. Passend bij dat thema koos
Selma Niewold verhalen en frag
menten voor de bundel Verhalen
in nachtblauw. Wapperende gor
dijnen, vreemde schaduwen spe
len daar een rol in, en kabouters,
elfen en weerwolven. En er zijn
verhalen die je een veilig gevoel
geven in je warme bed.
Heel afwisselende verhalen voor
kinderen van zes tot tien jaar.
Geen gemakkelijke opgave, dat
voelde Niewold zelf ook al aan.
In haar voorwoord schrijft ze:
'...wat een kind van zeven mooi
vindt, is voor een tienjarige mis
schien te kinderachtig.'
De eerste vier verhalen zijn voor
de jongsten bestemd: die lezen
nog geen lappen tekst achter
elkaar, dus de voorraad korte
complete verhalen waaruit Nie
wold kon kiezen, is groot. Er is
een sterk verhaal van Hans Ha
gen, Het eendenlied, een verhaal
van Arnold Lobel uit het verte
derende Bij Uil thuis. Er zijn
fragmenten uit boeken van Wim
Hofman, Imme Dros, Selma La-
gerlöf, Els Pelgrom, Astrid Lind-
gren, allemaal cracks uit de kin
derliteratuur, dus je denkt: 'dat
zit wel goed'.
Toch viel het lezen ervan tegen.
Ik denk dat het komt doordat de
verhalen heel sterk van sfeer
verschillen: van de oma die on
heilspellende liedjes zingt in An-
netje Lie van Dros, rol je direkt
in het humoristische verhaal van
Annie M.G. Schmidts Minoes, en
na de daverende Pippie Lang
kous kom je in het stille Nacht
verhaal van Biegel. Het lastige is
dat je een nieuw verhaal begint
te lezen met het gevoel dat het
vorige opriep en dat klopt niet.
De lezer moet zichzelf herhaal
delijk bijstellen en dat wordt
bemoeilijkt doordat de uitgever
ervoor heeft gekozen de verhalen
allemaal eenzelfde blauwe rand
te geven en dezelfde soort wa-
zig-blauwe illustratie. Enig nu
anceverschil was hier op zijn
plaats geweest.
Het opnemen van fragmenten
blijkt heel verschillend uit te
pakken. Een verhaal uit De kin
deren van het achtste woud van
Els Pelgrom blijft mooi, maar
het fragment uit Biegels Nacht
verhaal denk je: 'wat een raar
verhaal'. Van de opzet,
raamvertelling die de lezer het
sprookje in trekt, is niets overge
bleven. Laten we maar hoper
dat de lezer zo geïrriteerd ol
geïntrigeerd raakt, dat hij het
hele boek wil lezen. Een sterk
pluspunt is dat de bundel zich
voortreffelijk leent om
zen te worden.
In Mijn favoriete illustratie ver
tellen 33 schrijvers wat zij
treffendste illustratie uit hun
boeken vinden, en waarom
Meestal is er gekozen voor de
'vaste' illustrator: Annie M.G.
Schmidt koos Langhors van Fiep
Westendorp, Rindert Kromhout
voor een kloostertuin van Jan
Jutte. Henk Barnard vertelt over
de reis naar Zimbabwe die hij
met zijn vrouw, de illustratrice
Reintje Venema maakte. Onder
weg ontmoetten ze een oude
man, de enige overlevende van
zijn dorp na een moordpartij.
Venema tekende hem, Barnard
koos die tekening, want 'in die
oude man wordt het leed van
Afrika duidelijk gemaakt, tege
lijkertijd 'vergeet hij de Afri
kaanse gastvrijheid niet.'
Karei Eykmans favoriete illus
tratie is er een van Sylvia Weve,
omdat zij uitdrukt wat hij niet in
woorden kan vangen. 'Ik t>en
niet zo goed in beeldende be
schrijvingen van diepe gevoe
lens,' bekent Eykman.
Illustraties die niet meer vertel
len dan in de tekst staat, vindt
Pelgrom slechte illustraties, be
ter is het wanneer ze iets toevoe
gen, en de beste illustraties zet
ten het verhaal op rijn kan-
zonder iets stuk te maken.
Volgens Dolf Verroen beminnen
veel volwassenen de illusie, m
kinderboeken moet het leven lie
zijn, veel kijkers haken af wan
neer ze op een tekening zien da
vader nog iets meer in de pya'
mabroek heeft dan alleen elas
tiek.
'Verhalen in nachtblauw', vfdf
meld door Selma Niewold. ui 9-
Ploegsma, prijs 27,50
'Mijn favoriete illustratie,
schrijvers over de mooiste te
ning bij hun werk.' Uitg. Qu
do, rpijs 29,50
Door Paul Kokke
Soms lijkt een museum meer
op een natuurwetenschappe
lijk onderzoeksinstituut dan
op een instelling die kunst
ophangt. En dat kan tot
pijnlijke ontdekkingen lei
den.
Zo is het Rotterdamse museum
Boymans-van Beuningen de af
gelopen jaren verschillende
oude meesters 'kwijtgeraakt'.
Niet echt natuurlijk, dat zou
voor een museum uitermate
slordig zijn, maar feit is dat het
Boymans dankzij natuurlijkwe-
tenschappelijk onderzoek heeft
moeten constateren dat bepaal
de schilderijen niet van de kun
stenaar zijn, aan wie de werken
in eerste instantie waren toege
schreven. Dat gold voor bepaal
de schilderijen; die toegedicht
waren aan Rembrandt en dat
geldt nu voor een schilderij, de
'Bruiloft van Kana', dat tot vo
rige week op naam stond van
Jeroen Bosch (ca 1450-1516).
Dë afgelopen vijftien jaar is het
Boymans druk doende geweest
om de collectie oude kunst op
nieuw te bestuderen en te cata
logiseren. Dat karwei is nu af
gerond en heeft geresulteerd in
de tentoonstelling 'Van Eyck tot
Bruegel', waarin vrijwel alle
Vlaamse en Noordnederlandse
meesters uit de vijftiende en
zestiende eeuw die het Boymans
bezit, worden getoond. Een in
drukwekkende, engelstalige ca
talogus begeleidt deze tentoon
stelling.
Jaarringen
Niet .alleen werden van alle
schilderijen röntgenfoto's ge
maakt, maar werd bovendien de
helft van de panelen onderwor
pen aan dendro-chronologisch
onderzoek. Die onderzoeksme
thode, waarmee de ouderdom
van de houten panelen kan wor
den vastgesteld, leidde tot de
conclusie dat de 'Bruiloft van
Kana' niet door Jeroen Bosch
geschilderd kan zijn. Bosch
overleed in 1516, terwijl het
gebruikte paneel uit 1544 da
teert. Hoe men dat nu zo zeker
weet? Eigenlijk-is het heel sim
pel. Het dendro-chronologisch
onderzoek is weinig meer dan
een veredelde manier van het
tellen en meten van de jaarrin
gen die op elk stuk hout te zien
zijn.
De aantallen en de diktes ervan
worden bepaald door de ouder
dom van de boom en door de
klimatologische omstandighe
den. Door die jaarringen te ver
gelijken met bekende reeksen
jaarringen uit andere stukken
hout waarvan de datering be
kend is, kan men zeer nauwkeu
rig de ouderdom van het paneel
vaststellen. Conclusie: toen
Jeroen Bosch in 1516 stierf,
groeide de boom, die gebruikt
werd voor het paneel, nog zo'n
D,.
28
ronr
van
een
best
Ove
tijd
teit
wer
Rot
Loc
wel
als
dat
heil
drac
Ku
Moj
een
gen
dier
op 1
heil
brei
mei
geei
te b
In Turnhout, in cultureel cen
trum de Warande, heeft de Til-
burgse galeriehoudster Resy
Muijsers een mooie tentoonstel
ling ingericht met werk van
kunstenaars uit Brabant. Een
divers gezelschap van 16 indi
viduele kunstenaars die in ie
der geval twee dingen gemeen
hebben. Ten eerste de toevallig
heid dat ze in Brabant geboren
zijn en daar in de meeste geval
len ook werken. Dat maakt ze
natuurlijk niet tot Brabantse
kunstenaars, zo Brabantse
kunst al definieerbaar is en
zodoende bestaat.
De tweede noemer waaronder
deze 16 zich scharen is die van
kwaliteit. En die vaststelling is
natuurlijk veel belangrijker
dan de vraag naar het Brabant
gehalte van beeldende kunst.
Er zijn belangrijke zaken te
zien van kunstenaars die niets
met elkaar te maken hebben en
die binnen deze ruimte ook niet
met elkaar geconfronteerd wor
den. Elke kunstenaar zijn eigen
hoek. Dat klinkt niet avontuur
lijk maar het voorkomt zeker
onvruchtbare vergelijkingen en
ongewenste relaties. Wat het
wel oplevert, zijn 16 verschil
lende artistieke houdingen die
van belang zijn en die een aar
dig beeld opleveren van wat in
Brabant gebeurt op het gebied
van de beeldende kunst.
Er is_ een, naar leeftijd gezien,
dwarsdoorsnede van wat in
Brabant voorhanden is aan ar
tistiek vermogen. Natuurlijk de
internationaal belangrijke J.C.J
van der Heyden (1928) en Henk
Visch (1950) van wie naast twee
beelden een reeks schitterende
litho's te zien is. De hoofdper
soon bij hem is de wat abstrac
te, hiëratische mensfiguur die
niet een enkel detail concreet
en aanraakbaar gemaakt wordt
en vanzelfsprekend beweegt in
de lege wereld van Henk Visch.
Theo Kuijpers (1939) is er die
ooit begon als kunstenaar in
arte povera-stijl met objecten
van materiaal die hij op het
r
Bi
ali
to
aa
re
sti
zij
ge
lal
Si
ge
B<
Ai
G<