Idealisme, een beetje avonturieren''
6...En dit regiment zal blijven voortbestaan...'
De Stoottroepen bestaan dit jaar vijftig jaar
I T/M MAAT 50
IRKOOPRUIMTE,
>ntaktlenzen
DE STEM
REGIO
JoorclslracJ]3,Axei
DINSDAG 27 SEPTEMBER 1994
hiktste glastype is
iheden in werksfeer en
)t, de geschiktste
n. U zult zich het
ersoonlijke wensen is g|
Neem daarom voor de
n eens binnen bij:
De Stoottroepen bestaan
dit jaar vijftig jaar. Veel
van de oorlogsvrijwilli
gers en ook, tot in 1994,
de dienstplichtigen in het
korps komen uit Noord-
Brabant, Limburg en
Zeeland. Drie van hen,
oorspronkelijk afkomstig
van Flakkee en uit Hal
steren en Dongen, vertel
len over hun ervaringen
van vlak na de bevrijding
van delen van Zuidwest-
Nederland en de periode
daarna, de inzet van Ne
derlandse militairen in
het voormalige Neder-
lands-Indië.
Van onze verslaggeefster
Nelleke van Dam
De Dongenaar stelt zelf dat hij
overbekend is in zijn dorp. „Ze
lezen al zo vaak wat over mij."
Daarom wil hij alleen anoniem
over zijn tijd als stoottroeper
praten. Vooral ook omdat hij
niet altijd zin heeft om met wild
vreemden over zijn oorlogsherin
neringen te praten.
Hij was een van de leden van de
achtste compagnie van de Stoot
troepen, de Margrietcompagnie.
Haar voorloper, De knokploeg
Margriet, was, zonder de Donge
naar, betrokken bij de bevrijding
van delen van 's-Hertogenbosch.
Later is de Margrietcompagnie
een van de weinige groepen
stoottroepers die samen met de
geallieerden Duitsland intrekt.
„Ik heb me eind oktober, begin
november 1994 vrijwillig gemeld
bij de Frederik Hendrikkazerne
in Vught. Van daaruit gingen we
direct naar het land van Maas en
Waal."
Idealisme, een beetje avonturie
ren. Voor de toen 22-jarige Don
genaar was de stap naar het
bestaan als militair een impul
sieve. Patrouillediensten in Bo-
ven-Leeuwen, Beneden-Leeu
wen en Wamel, plaatsen waar de
eerste stoottroepers sneuvelden,
duwden hem direct met zijn neus
op de feiten. Oorlog, en dat tot
diep in Duitsland.
De Dongenaar herhaalt alles wat
hij gedaan heeft een beetje als
een vaste litanie, alsof hij er niet
echt meer over na wil denken.
„Acht weken Maas en Waal, dan
het Reichswald in, we zaten er
tussen Kraneburg en Kleef."
Dan komt een van de redenen
van zijn staccato-verhaal. „Wij
Dongenaren waren met een man
of zestien. Daar leven er na
vijftig jaar nog maar vier van.
En eigenlijk praat je er alleen
nog met hen over."
Vanuit Kleef trekt de Margriet
compagnie bij Emmerich de Rijn
.weer over. Bij Beek en Didam
komen de mannen Nederland
weer in. „Achter Doetinchem
door, plaatsen als Markelo en
Oldenzaal. Daar zijn we ge
weest." De Dongenaar bewaakt
uiteindelijk munitie- en levens
middelendepots van de geallieer
den.
Opgehangen
Soms werkt de oorlogswerkelijk
heid vervreemdend voor de jon
ge mannen die, opgegroeid in
oorlogstijd en zonder echte mili
taire training, midden in het
oorlogsgeweld komen. Vooral als
de groep weer verder Duitsland
in gaat, richting het noorden.
„In Papenburg zagen we de bur
gemeester. Opgehangen aan de
brug. De Duitsers trokken zich
daar al terug terwijl Engelsen,
Canadezen en Polen in de omge
ving vast zaten in van die kleine
veenkanalen. Die man, de burge
meester, had op het stadhuis
gestaan met een witte vlag om
zijn stad over te geven. Daarna
heeft een van de Sprengcom-
mando's van de SS ingegrepen
en hem opgehangen."
De Dongenaar zwijgt soms even,
dan heeft hij bijvoorbeeld net
iets gezegd over een kleine
plaats in het noorden van Duits
land. Er is een vrolijke kermis
gaande in het dorp als de Mar
grietcompagnie er drie kleine
concentratiekampen bevrijd.
Bittere pijn spreekt uit zijn ogen.
Een man van in de vijftig valt in
Hessen door de mand. Hij werd
in burgerkleding gevonden in
een van de 'lagers'. „Maar hij
had nog haren, dus was er iets
mis. Door die haren konden we
aantonen dat hij er bewaker was
geweest en geen gevangene."
De man uit Dongen vertelt dat
Margrietcompagnie richting
Wulemshaven moest gaan toen
tegengestelde orders kwamen.
We kregen de kans om weer
naar Nederland te komen en
naar met de Prinses Irenebrigade
he Bommelerwaard in te trek-
hen. Maar toen we aankwamen
s-Hertogenbosch was het al
Stoottroepers op patrouille in Nederlands-Indië
Stoottroepers van de zevende compagnie bewaken een di]k in het Land van Maas en waai.
FOTO'S SECTIE MILITAIRE GESCHIEDENIS KL
lemaal niet meer nodig: Duits
land capituleerde."
Voor de Dongenaar volgt een
keuzemoment: uit dienst gaan of
bijtekenen en meegaan naar In-
dië. Voor hem wordt het het
laatste. -
Restauratie
J. Mastenbroek uit het Engelse
Boston wil over datzelfde Neder
lands-Indië eigenlijk niet meer
over praten. Hij raakte er letter
lijk en figuurlijk 'een beetje gek
neusd'. „Ik heb meer dan een
jaar in een hospitaal gelegen. En
toen nog eens een jaar in een
herstellingsoord in Doorn. Nee,
ik zeg daar niets meer over. Ik
ben voor dertig procent invalide
geworden. Maar in de praktijk is
dat voor mij geen hindernis ge
weest. Ik ben niet opgegroeid om
langs de kant van de weg te gaan
zitten," meldt Mastenbroek be
slist.
Voor hem zijn herinneringen aan
zijn tijd als stoottroeper, in Bra
bant en later in Nederlands-In
dië, herinneringen die hij het
liefst ophaalt met maten. Mas
tenbroek heeft een bedrijf in
Engeland en woont daar al ja
ren. Voor zijn zaak kwam hij de
afgelopen jaren nog regelmatig
in Nederland. En al die keren
hield hij zijn oude collega's in
ere, bezocht hij hun reünies en
ging hij naar de dodenherden
king in Beneden-Leeuwen. Al
maanden geleden huurde hij in
de omgeving van Ermelo een
bungalow. „Om nog eens een
paar van die oude jongens op
bezoek te vragen."
Mastenbroek is voor veel oud-
Stoters een contactadres in En
geland. Als ze oudstrijders zoe
ken, details willen weten uit een
archief of onderdelen nodig heb
ben voor de restauratie van mili
taire voertuigen weten ze hem te
vinden. Hij gaat voor ze op pad,
legt contacten of steekt de han
den uit de mouwen. „Dit voor
jaar nog een Bren-carrier hier
gehad. Die was al tien jaar aan
het roesten voor ze 'm uiteinde
lijk maar naar Engeland brach
ten. Die hebben we hier met een
paar mensen toch maar weer
mooi rijklaar gemaakt. Alles was
eruit, de motor, de radiateur, de
versnellingsbak. Maar we heb
ben alles toch nog kunnen vin
den. Die onderdelen zoeken en
vinden, dat lukt alleen in Enge
land."
In 1944 kruipt Mastenbroeks
bloed waar het niet gaan kan.
„Toen een stuk van West-Bra
bant al bevrijd was, was Flakkee
nog bezet en voor grote delen
geïnundeerd. Ik moest en ik zou
naar bevrijd gebied. Dat is nog
flink spannend geweest. Die
moffen zaten me achterna tussen
Dinteloord en De Heen. We wa
ren met een paar tegelijk en ik
kan je wel zeggen, er wier knap
op ons geschoten."
Prins Bernhard
Mastenbroek is een van de man
nen die zich bij de poort van het
Markiezenhof in Bergen op
Zoom meldt voor vrijwillige
dienst bij de Stoottroepen. „We
hadden niks, we kregen niks en
je was allemaal op jezelf aange
wezen. Ik weet nog wel dat er
zo'n anecdote ging. Van Prins
Bernhard die met Kerst, 's
nachts, bij de kazerne kwam.
Bijna iedereen was bij de nacht
mis toen hij voor de poort stond.
De prins had geen goed woord
over voor de wacht, die zag er
niet uit want hij had geen uni
form aan. Maar ja, we hadden
niet eens allemaal legergoed."
J. van Lammeren uit Halsteren
kent dezelfde anecdote van nog
iets dichterbij. „Het was toeval.
Als je maat er was had je een
uniform, anders niet. En ik had
zo'n uniform. Dus toen prins
Bernhard die jongen van de
wacht naar de wachtcomman
dant stuurde voor een uniform
was ik bijna de klos. Ik ben toch
maar thuis gaan eten. Ook al
vond de prins dat de 'post van
het geweer' in een uniform aan
de poort moest staan. In heb 'm
gewoon de pleiterik gemaakt.
Moet je nagaan, ik had er toen al
24 uur wacht opzitten."
Als stoottroeper is Mastenbroek
vanaf februari 1945 ingezet
langs de grote rivieren. „Op een
boerderij bijvoorbeeld, waar dan
Duitsers zaten die door Canade
zen gevangen genomen waren. Ik
weet ook nog, maar dat is vaag,
dat we een watertoren bij Steen
bergen moesten laten springen.
Maar och, op een gegeven mo-
ment is elke dijk hetzelfde."
Vlak na de bevrijding was dienst
nemen voor Mastenbroek een
morele verplichting. Hij wilde
zijn door de bezetting in duigen
gevallen diensttijd alsnog uitdie
nen. Later, in de vroege herfst
van 1945, lijkt het tekenen voor
een kort verband-akte voor
dienst in de dan net bevrijde
kolonie Nederland-Indië vooral
economisch een verstandige
stap. „We wisten niks, we zou
den twee jaar gaan. En over het
hoe en waarom van die oorlog
daar wisten we helemaal niets.
Toen we tekenden niet, toen we
er zaten niet. Tsja, als je achteraf
kijkt zeg ik dat we er niks meer
te zoeken hadden. Maar veel
stoottroepers die dat hardop
zeggen zijn er niet. Tenslotte
kostte het ons een paar jaar van
ons leven terwijl anderen er
dood in zijn gebleven."
Verzet
In 1944 was Van Lammeren uit
Halsteren 27 jaar. Tijdens de
bezetting had hij samen met een
groepje anderen op beperkte
schaal verzet gepleegd. „Materi
aal weghalen, inbreken in spoor
wagons." Achteraf vindt hij het
haast niet meer de moeite waard
om te vermelden.
In de nadagen van de oorlog
wordt broer Piet opgepakt. Een
paar maanden eerder is een van
de commandanten van een ver
zetsgroep ingerekend. Pas maan
den later blijkt dat hij een lijstje
met namen van leden van een
Halsterse zendploeg op zak had.
Wat Van Lammeren nog het
meest verbaast, is dat niet zijn
eigen naam maar alleen die van
broer Piet op het lijstje staat.
„We woonden toen waar nu de
rondweg is. Ik deed de voordeur
open en loop die lui van de
Sicherheidsdienst recht in de ar
men. Ik zei nog 'ik sta in mijn
eigen huis', maar toch moest ik
mijn Ausweiss laten zien." Een
valse Ausweiss, het legen van
zijn zakken en een huiszoeking
leveren Van Lammeren geen
problemen op. De Duitser en de
Nederlander voor zijn neus vin
den de zender niet.
Broer Piet moet wel mee. Het is
februari 1944 en pas in augustus
1945 komt hij thuis. „Dat is voor
mij het rotste van die hele oorlog
geweest. Dat Piet een jaar ziek,
doodziek, is geweest toen hij
terugkwam uit dat kamp. Hij
was van Vught naar het Oranje
hotel gebracht. Toen weer naar
Vught en later naar Nijmegen.
Op Dolle Dinsdag hebben die
moffen hem op een trein naar
Duitsland gezet. Daar kwam hij
wel in een normale gevangenis
terecht maar bleef hij zieker
worden."
Maanden later ziet Van Lamme
ren kamp Vught van dichtbij.
Hij wordt er bewaker van een
interneringskamp voor 'foute'
Nederlanders en weet dan dat de
Het Regiment Stoottroepen
bestaat dit jaar 50 jaar. Ter
wijl de overgang naar de de
Luchtmobiele Brigade -met
inachtneming van boven
staande woorden van Konin
gin Wilhelmina- dit jaar
haar beslag hielden de stoot
troepers en vooral ook oud-
stoottroepers op 21 septem
ber een grote reünie in Er
melo. Reden om stil te staan
bij de geschiedenis van dit
regiment. Een regiment dat
zijn oorsprong heeft in be
vrijdingsdagen van 1944.
In het voorjaar van 1944 wor
den in bezet gebied de eerste
pogingen gedaan om gewapende
verzetsstrijders uit de Orde
dienst, de Landelijke Knokploe
gen en de Raad van Verzet en
andere bewapende groepen te
bundelen. Radiocontact met
'Londen' maakt daar duidelijk
dat een deel van het gewapende
verzet staat te popelen om zelf
actief te worden in de bevrij
ding van Nederland.
Het duurt echter tot september
voor de bevelhebber van de Ne
derlandse Strijdkrachten van
dat moment, Prins Bernhard, op
verzoek van verzetsorganisaties
het 'leger' in wording een naam
geeft en mensen uit het gewa
pende verzet de kans biedt om
legaal en gestructureerd verder
te werken aan de bevrijding.
Vijand
In september 1944 bereikt een
officiële opdracht van de prins
de bevrijde gebieden. Vanaf dat
moment bestaat in Brabant en
Limburg een Regiment Stoot
troepen, onderdeel van de Ne
derlandse Binnenlandse Strijd
krachten. Deelname staat vanaf
de oprichtingsdatum, 21 sep
tember 1944, open voor 'eenhe
den of personen, welke gedu
rende de periode van bezetting
deel hebben genomen aan het
staat zijn een aandeel op zich te
nemen in den strijd tegen den
gemeenschappelijke vijand'.
j. Borghouts (schuilnaam Peter
Zuid).uit Bergen op Zoom krijgt
het algehele commando over de
Stoottroepen. Terwijl in Lim
burg Jacques Crasborn, in een
eerder stadium zijn vervanger
Bep van Kooten, en in Brabant
Sjef de Groot de eenheden on
der hun hoede .nemen.
De stoottroepen vervullen tot
mei 1945 langs de hele frontlijn
tussen bevrijd en niet-bevrijd
Nederland een bewakingsrol.
Ze worden verder met succes
militair ingezet in Zuid-Lim
burg, langs de Maas in Midden-
en Noord-Limburg, langs de
Waal en langs de Amer, het
Volkerak en het Hollands Diep
in Noordwest-Brabant en Zee
land. Daarbij opereren de stoot
troepen Limburg onder Ameri
kaans bevel terwijl de Stoot
troepen Brabant onder Cana
dees en Engels commando ston
den. Die bevelsstructuur heeft
zelfs op de uitrusting en werk
wijze van de twee groepen haar
uitwerking.
De Brabantse stoottroepers ne
men in 1944 en 1945 samen met
de Poolse strijdkrachten actief
deel aan de bevrijding van het
eiland Tholen. De achtste com
pagnie van het regiment Com
mando Brabant, de 'Margriet
compagnie', trekt net als drie
bataljons van het Regiment
Limburg en enkele andere Bra
bantse compagnieën met de ge
allieerden tot diep in Duitsland
door.
Duitsland
Begin 1945 zijn de Stoottroepen
in Limburg en Brabant uitge
groeid tot respectievelijk vijf
tien en veertien compagnieën.
In totaal nemen meer dan 4.000
mannen én een aantal vrouwen
deel. Het grootste deel van hen
heeft een contract tot drie
maanden na de bevrijding. In
augustus 1945 zit dan ook zestig
procent van de Stoottroepen
weer thuis.
Niet voor iedereen is dat wegge
legd. In de jaren 1944 en 1945
sterven in het totaal 102 leden
van het Regiment Stoottroepen.
Bij gevechtsacties in overzeese
gebiedsdelen volgen later nog
268 doden en talloze zwaarge
wonden. Jaarlijks wordt op de
tweede zondag van oktober een
aparte dodenherdenking voor
deze slachtoffers gehouden: in
Beneden-Leeuwen, waar in
1944 de eerste 'stoters' tijdens
gevechtsacties sneuvelden.
Acties
Vanaf 1945 worden Stoottroe
pen -eerst met alleen oorlogs
vrijwilligers maar later ook
aangevuld met dienstplichti
gen- ingezet in voormalig Ne
derlands Oost-Indië. Het Regi
ment Stoottroepen levert gedu
rende vijf jaar, vanaf 12 oktober
1945, ongeveer" 8.000 militairen
voor de politionele acties daar.
Bataljons van het Regiment
Stoottroepen zijn de eerste een
heden van de Koninklijke
Landmacht die in 1945 in Ma-
lakka voet aan wal zetten. Een
bataljon Stoottroepen is de
laatste reguliere Nederlandse
legereenheid die Indië uiteinde
lijk, in april 1951, verlaat.
In 1962 besluit Nederland tot
militair ingrijpen in Nieuw-
Guinea. President Soekarno van
het op dat moment al onafhan
kelijke Indonesië wenst dit ge
bied in te lijven. De Nederland
se regering acht zich verdediger
van het zelfbeschikkingsrecht
van de Papoea's en grijpt in.
Het in 1957 opgerichtte 41e In-
fanteriebataljon Stoottroepen
uit Ermelo wordt daarom tus
sen mei 1962 en november van
dat jaar door Nederland ingezet
in Nieuw-Guinea.
Na de periode in Nieuw-Guinea
wordt het 41e Infanteriebatal-
jon in 1963 opgenomen in de
11e Pantserinfanteriebrigade.
Het Vredesregiment van de
Stoottroepen wordt opgeheven
maar conflictbeheersing en ont
spanning door deelname in in
ternationale vredesacties blij
ven tot op de dag van vandaag
hoog in in het vaandel staan.
In het kader van de herstructu-
ring en verkleining van de
krijgsmacht valt dit jaar het
doek voor het 41e Pantserinfan-
teriebataljon in Ermelo. De
stoottroepers gaan officieel ver
der als 13e Infanteriebataljon
Luchtmobiel Regiment Stoot
troepen en worden voortaan ge
legerd in Assen.
omstandigheden voor Piet niet
veel anders waren dan die van
de mensen voor zijn eigen neus.
Ordedienst
Van Lammeren was een van de
weinige verzetsmensen die tij
dens de oorlog al wist dat er na
de bevrijding een taak voor hem
zou zijn weggelegd. Hij zou di
rect na de bevrijding onderdeel
van een ordedienst gaan uitma
ken. Alles daarvoor was al klaar.
Halsternaren wisten zelfs door
rechtstreekse contacten met
Londen en contacten met een
radiozender op de Vloeiweide in
Breda dat ze na de bevrijding
rood-wit-blauwe armbanden
moesten hebben.
Vlak voor de bevrijding van hun
eigen dorp, pas op de maandag
na 27e oktober 1944, trekken de
Halsternaren naar het dan al
bevrijde Bergen op Zoom. De
armbanden hebben ze bij zich
als ze de stad inlopen. „We mel
den ons bij de groep van Breda,
hun commandant was toen Dan-
kers. We liepen er recht naartoe.
Allemaal op klompen. Wel had
den we wapens gekregen, maar
ik weet niet meer van wie."
Het typische is dat de ploeg uit
Halsteren, ondanks veelvuldig
radiocontact met andere verzets
groepen, van de oprichting van
de Stoottroepen, ruim een
maand daarvoor, nog niets heeft
gehoord. De naam Stoottroepen
is nieuw en al snel blijkt dat
voor Van Lammeren en de ande
re Halsternaren niet het handha
ven van de orde maar de vor
ming van een echte gevechtseen
heid is weggelegd.
De eerste nacht wordt gevuld
met patrouilles door de straten
van een bevrijd Bergen op Zoom.
Daarna volgt bewaking van op
gepakte Nederlanders in de
Koornbeurskazerne aan het
Koornbeursplein. Om vrijwel
meteen weer naar buiten ge
stuurd worden. Naar Tholen,
naar Oud-Vossemeer. „Direct,
nog in burger. Pas veel later
kregen we instructies van de
Irenebrigade. En uniformen."
„We zaten te springen om met de
geallieerden mee te trekken.
Maar dat zat er niet in," zegt de
Halsternaar enigszins verbitterd.
De groep stoottroepers blijft bij
het Volkerak en loopt er wacht
langs de dijken. Later, eenmaal
terug op de kazerne in het Mar
kiezenhof, wordt besloten om de
hele groep naar kamp Vught te
sturen voor een extra militaire
training. „Maar we moesten er
ook de bewaking van het kamp
op ons nemen," zegt Van Lam
meren.
In zijn gedachten vormde zich in
Vught een beeld dat al het ande
re verdrong. Dat van Nederlan
ders die, deels omdat voor hen m
de bevrijding van hun eigen land
geen echte rol was weggelegd, op
zouden stomen naar Indië. „Ne
derland-Indië bevrijden werd
ons doel."
Voor Van Lammeren is de perio
de in Indië er een van gemengde
gevoelens. Waarschijnlijk, zo
zegt hij zelf, is hij zich van deze
periode erg bewust omdat hij er
als een van de oudste oorlogs
vrijwilligers naar toe ging.
„Eerst, en dat was al een tegen
valler, werden we ingedeeld bij
de Engelsen. Hun houding heb ik
nooit begrepen. We gingen van
uit 's-Hertogenbosch begin au
gustus naar Engeland voor be
voorrading en een tropenuitrus-
ting. En verder, met de trein
naar Liverpool om in te schepen
op de Alcantara. Toen we bijna
bij Batavia waren mochten we
van die Engelsen niet eens ons
eigen Indië in."
Van Lammeren wordt er nog
kwaad over. „We hadden toen
we gingen echt het idee dat we
Indië van de Jappen gingen be
vrijden. Maar ondertussen werd
er gecapituleerd. En toen we
eenmaal op Banka in actie kwa
men heette ons werk ineens 'po
litionele actie'."
De Halsternaar maakte mee wat
veel stoottroepers, in het begin
oorlogsvrijwilligers en later ook
dienstplichtigen, meemaakten.
Hij zag de koloniale structuur
van de voormalige Oost afbrok
kelen. „Achteraf denk ik dat het
toch wel goed was dat wij er
waren. We probeerden de situa
tie zo snel mogelijk te normalise
ren. En je merkte wel dat de
mensen zelf, de gewone bevol
king, blij was als wij kwamen. In
de omgeving zaten allemaal van
die 'ploppers'. Zo'n ongeregeld
zooitje dat van alles uithaalde.
Die moorden en branden maar."
Van Lammeren maakte in Ne
derlands-Indië de eerste, tweede
en derde politionele actie mee.
„Ik moest in 1948 naar huis. En
hier demobiliseren. Raar eigen
lijk. Ik was monteur en voor mij
was 't daar kaassie geweest. Als
ik daar gemobiliseerd was was
ik er gebleven, ook toen Indone
sië onafhankelijk werd."