Weekend Zes vogelkooien of maar drie DE STEM pE STEM 'Toen Nederland tegen Ierland speelde op de WK liepen ze hier in oranje shirtjes' 'De tragiek is dat wij geen oranje Del Klerk hebben, eeii inspirerende leideij met visie' s Bewoonde streke Onbewoonde hei (Hoog) veen ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1994 N Aan weerszijden van de vredesmuur hebben protestanten en katholieken tenminste gemeen dat ze bezorgd opveren wanneer een onbekende auto wordt geparkeerd voor hun huis of wijkcentrum. Het inmiddels al een week oude IRA-bestand is nog veel te pril en omstreden om de zenuwen van de unionisten te ontspannen. De nationalisten blijven als de dood voor provocaties van loyalistische terreurgroepen als UVF en UFF. Door Bob van Huët Dit is Highfield, front- lijngebied. Een protes tantse enclave in katholiek West- Belfast. KAT staat er hier vers op de muren geschilderd. De afkorting staat voor 'Kill A Taig' ('Taig' is het lokale scheldwoord voor katholiek, het zou zijn afgeleid van de Ierse vorm van de naam 'Timothy'). De ontmoetingsplaats is een 'wijk centrum'. Een betere benaming zou 'wijkbunker' zijn. Betonblokken, ijzeren deuren en dik gaas voor de ramen. In de hoofden van de men sen die hier wonen is in de loop der jaren een soortgelijke pantsering gegroeid. Alles wat van buiten komt is verdacht. Alleen in de eigen, benauwde, kring bestaat vertrouwen. Bij aankomst informeerde ik naar Mark. „Is er niet. Misschien mor gen. Waar is het voor?," antwoordt een man vanaf een gore sofa die lijkt verworven op grootvuildag. Op zijn vuist staat een onverwacht woord getatoueerd, in ongelijke en scheve letters. Ogenschijnlijk geen type om bij aan te dringen. Eerder die ochtend was me al te verstaan gegeven: „Lazer op, jullie journalisten schrijven toch nooit eerlijk over ons. Jullie zijn allemaal op de hand van de IRA." Een Canadese collega die zich niet snel genoeg uit de voeten maakte, kreeg een steen naar zijn hoofd. Acht hechtingen. Ik verlaat het wijkcentrum en ben alweer op weg naar de bushalte als de getatoueerde vuist me terug roept: „Ik ben Mark." Een vage grijns en een schouderophalend ex cuus zeggen voldoende. Niemand hier zal zich gemakkelijk blootge ven aan een vreemde. Terroristen houden er sinistere zwarte lijsten. Mark, zelf een man met een niet nader te omschrijven verleden, probeert naar eigen zeggen wat 'jongens' van de straat te houden. Vier kreeg hij er dit jaar binnen. Op ongeregelde tijden, wanneer ze er zin in hadden, wilden ze wel wat werk voor de gemeenschap doen. „Harde jongens," zegt Mark. Jon gens die niet terugdeinzen een 'contract' uit te voeren of winke liers in andere delen van Belfast te overtuigen van hun bijdrage aan het 'loyalistische solidariteits fonds'. Toevallig moest een van hen deze week voorkomen. „Dertig pond per week of je gaat de kist in," luidde het dreigement aan de middenstander. De rechter weiger de hem op borgtocht te laten gaan. Mark zegt niet wat hij van katho lieken denkt. „Ze hebben hun pro blemen, net als wij." De werkloos heid in de straten rondom het wijk centrum ligt tegen de zestig pro- De protestantse bunkermentaliteit cent. Aan de overzijde van de scheidslijn is het nog erger. Het duurt lang voordat hij iets positiefs kan vertellen. „Een meisje van hier heeft een baan gekregen in een conservenfabriek. Ze solliciteerde om inpakster te worden. Maar om dat ze hier bij ons wat administra tieve ervaring had opgedaan, kreeg ze een baantje als secretaresse." „Die rooie wagen daar. Van wie is die?," onderbreekt Mark zichzelf. Anderen komen informeren. Pas als is vastgesteld dat het in orde is, praat hij verder. „Weet je, al dat gezeik over de Troebelen. Zonder de IRA was het hier net zo erg geweest. Dit is een resultaat van generaties werkloosheid, jongeren die verveeld zijn en geen hoop hebben. Kijk om je heen, wat ver wacht je dan? Met al het geld van de wereld kan je de mensen hier niet meer aan de slag krijgen om iets op te bouwen. Dit heeft te lang, geduurd. Wat ik zou doen met een miljoen? Iedereen hier twee weken naar de Costa del Sol sturen." Mark grinninkt om alle fondsen die beschikbaar zijn voor het zogehe ten 'cross-community work', ver broederende projecten waaraan protestanten en katholieken geza menlijk meedoen. „Kinderen sa men naar het buitenland sturen heeft geen zin als ze elkaar afma ken bij thuiskomst. De mensen die dat soort projecten opzetten heb ben goede bedoelingen maar mis sen de realiteit. Onze mensen zijn helemaal niet klaar voor dat soort projecten. Geef ze eerst de kans hun eigen zaken een beetje op orde stellen." „Vertrouwen en zelfvertrouwen. Als de mensen dat zouden hebben waren we een eind verder," vindt Eelco Westerhuis, opgegroeid en afgestudeerd in Noord-Ierland en nu werkzaam als adviseur in de 'jobclub' van Sandy Row, een unio nistisch bolwerk. Westerhuis zegt in een zingend accent dat de 'Troe belen' vooral een sociaal probleem zijn. „Bijna alle terroristen komen Een muurschildering in Highfield, Belfast waarin de stap van de IRA wordt uitgelegd als een overgave. uit arbeiderswijken. Op de univer siteit trekken de mensen zich er niets van aan. Ze zijn goed betaald en hoeven niets te zeggen. Op een enkele uitzondering vinden ze het wel best zo. Het is heel aangenaam leven in Noord-Ierland. De gewone criminaliteit is hier veel lager dan in de rest van Groot-Brittannië." Westerhuis werkt ook in een katholieke wijk. Veel katholieken willen een Ierse hereniging, met hun hart. Hun hoofd twijfelt, weet hij. „Ben je weieens in de arme wijken van Dublin geweest... Als je geen geld hebt, ben je onder Britse vlag beter af dan onder de Ierse." Rondom Sanday Row ontbreekt het niet aan muurschilderingen en tek sten: 'Waarom een bestand? Om onze vrouwen en kinderen te ver moorden. Want dat zullen ze moe ten doen om ons land af te nemen'. 'Dood aan alle Ierse nationalisten. Beter staande te sterven- dan op je knieën te moeten leven in een here nigd Ierland'. In een zijstraat, Boy- ne Road, is een rijtjehuis half ge sloopt en dichtgespijkerd. 'DHSS verrader', staat er op gekliederd. „Waarschijnlijk iemand die de so ciale dienst heeft geïnformeerd over uitkeringsfraude," vermoedt Westerhuis. De wijk Windsor, ofwel 'The Villa- ge'-is 99 procent protestant. Notoir Ulster Freedom Fighters-territo- rium en absoluut 'no go-gebied' voor katholieken. Een zakenman doorbreekt het zwijgen. Geen naam, geen beschrijving van zijn foto ap uiterlijk of kantoor, geen straat aanduiding. „Het is hier een complete maffia. Mensen ontlenen hun status aan meedogenloosheid. Ik kan je ze zo aanwijzen, de moordenaars. De 'Troebelen' geven deze mannen een alibi voor criminele zaken. Binnen 'de IRA heb je ook zulke types, alleen worden die wat beter in de hand gehouden door de leiding. Als ik dat hier hardop zou zeggen leg gen ze morgen een kogel op mijn bureau. Dat wil zeggen dat ik snel moet verhuizen of alvast een pij in het ziekenhuis moet reserveren! „Het grootste probleem van dep-j testante gemeenschap, waar ik si ook toe hoor, is dat ze zich drj onbegrip omsingeld voelt en di iedereen in de steek gelaten... vanzelfsprekend was het prod tante en democratisch legale gez in het verleden dat ze nooit e»| gebaar hoefden te maken naar-1 katholieken, veel mensen hange aan het verleden. Dat mag je h«_ met de oude Zuidafrikaanse sitiil tie vergelijken. Trouwens, juli Nederlanders, jullie hebt we| «1 aangericht in de wereld. Apartkl daar en hier King Billy (de stall houder-koning Willem III die zrl schoonvader van de Engelse trcsj verdreef en het protestantse legj aanvoerde in de strijd tegen il katholieke koning Jacobus II, él hij versloeg in Ierland in de Bail of the Boyne, 1690, BvH) fiJ Billy is de absolute cultfiguur vsl de loyalisten. Toen Nederland tel gen Ierland speelde op de liepen ze hier in oranje shirtjes. „De tragiek is dat wij geen oratjj De Klerk hebben, een inspirerei leider met visie. James Molyneml de leider van de gematigder Ulste Unionistische partij, is bijna 75s[ hoopt alleen maar dat hij d( gaat voordat de onvermijdelijk concessies moeten worden Hij wil niet de lokale geschieden; ingaan als de man die toe Paisley..." Hij schudt het hoofd. „Paiste heeft zijn doel al bereikt. Ski Major hem uit Downing Stf heeft gegooid is hij de martete die hij altijd wilde zijn. Hij verge lijkt zich nu met een jood die nai de gaskamer wordt gestuurd omdat hij geen onvoorwaardelijke trow aan Hitier wil zweren." „Onze tragiek is deze eeuwenoud bunker van zelfgenoegzaam!» En op dit moment kan of niemand de deur openen om 4 veranderde buitenwereld te fronteren." Broederlijk verenigd in wederzijdse desinteresse, foto marco bakker VERVOLG VAN VORIGE PAGINA Terug in de stad ga ik op zoek naar de Plaza de los Mariachis. Daar schijnen ze samen te komen, de Mariachispelers aan wie de oude Sauza zozeer verknocht was. De muziek is gebaseerd op de wals," die in de 19e eeuw ook aan deze kant van de aardbol populair werd. De naam stamt van het Galicische woord marriagero: een muzikant die op een bruiloft speelt - de tek sten zijn Spaans, Taraskaans, Ma- yaans of Zapoteeks. De zon, die vroeg ondergaat, hult de koloniale gebouwen in een rode gloed. Licht slepende muziek waarin de trompetten overheersen lokt me een café binnen. Daar zijn ze, mannen die de middelbare leef tijd ruimschoots gepasserd zijn, in strakke zwarte broeken met don kerrode jasjes en strikken. Over de volle lengte van de pantalon is een randversiering aangebracht van schelpen, hoefijzers of dierenkop- pen. Ze staan in een halve cirkel rond een omvangrijke man die voor de muziek heeft betaald en hartstoch telijke duetten zingt met een van de gitaristen, terwijl hij zich in een ijzingwekkend tempo volgiet met bier. Heeft hij goeie zaken gedaan of juist alles verloren? Hij draagt een groot gouden horloge rond zijn pols. Een schriel jongetje dat kauwgum vent krijgt geld toege stopt, iedereen mag meegenieten. De leden van de band slaan hem met zorgelijke ernst gade alsof hij een dodelijke ziekte onder de leden heeft. Ik tel vier violen, drie gitaren en twee trompetten die voor een ker misachtige noot zorgen in de wee moedige muziek. Een van de gita risten die bij elk refrein gouden tanden ontbloot, zingt vol trots maar met gebarsten stem, me af en toe een vermoeid-uitdagende blik toewerpend waarmee hij misschien decennia geleden de vrouwen in verlegenheid bracht. Een van zijn bretels hangt los onder zijn jasje uit. Het café is kaal en leeg, een verloe derde vrouw met het figuur van een godinnebeeldje uit de prehisto rie doorkruist in strakke jurk de ruimte, een prachtig meisje van een jaar of zeven meeslepend - wilde Mexicaanse haren rond een veel te bleek gezicht. Achter hen aan stie felt oma, heel oud en gekreukeld, in een schortje met ruches. Even zwijgt de muziek, de dikke die zich laat fêteren neemt haastig enkele reuzenslokken, heft dan zijn pul in mijn richting en roept met zwaar Spaans accent: 'No more future!' De volgende dag ga ik naar de overdekte markt, gebouwd in een carré rond een plein waar je in de schaduw van bomen kunt uitrusten van drie verdiepingen kleuren, geuren en geluiden. De markt is overdonderend, verslavend, myste rieus. Bij mijn binnenkomst word ik toegegrijnsd door drie aan haken hangende varkenskoppen waarvan de oortjes nog recht overeind staan - één heeft pretoogjes alsof hij de kwestie van leven en dood met ironie bekijkt. Onder hem liggen zijn poten met een aandoenlijke grote en kleine teen, een kraam verder bergen ovale, donkerrode, glanzende dingen. „Igados," licht de slager toe. Ik blader vergeefs in mijn 'Wat hoe zeg ik het in het Spaans?' In een donkere hoek pelt een oude vrouw bosuitjes met een machete van zo'n dertig centimeter lang, doof voor het gekrakeel van par kieten dat-naast haar uit tientallen kooien opstijgt. In een koortsachti ge roes doorkruis ik het labyrint, langs kramen met Spaanse pepers, bergen pinda's, cassave-achtige knollen, twee meter lange suiker rietstengels waarvan groene limo nade, Jugo de Cana, gemaakt wordt. In een kraam met kitscherige heb bedingetjes zijn twee groen gelakte kikvorsen aan het biljarten. Ver derop hangen gedroogde kruiden, goed om een veelvoud van ziektes te genezen: depressies, kanker, he- morroïden, aandoeningen van blaas en ovaria, impotentie en cysten. Een handelaar in kruiden boeken houdt een betoog over me dicinale zelfhulp, een en ander de monstrerend met verse kruiden die hij vóór zich heeft uitgestald. Er tussen kronkelt een slang om zijn woorden kracht bij te zetten. Een oude Indiaan met een blauw groen stokje door zijn oor schudt ongelovig zijn hoofd. Hij bestrijdt de beweringen van de handelaar vol minachting, zijn muts optillend om te laten zien dat hij ondanks zijn leeftijd nog in het bezit is van een weelderige haardos waarin geen grijze haar te vinden is. Kramen met paardentuig, kramen met duizenden en nog eens duizen den schoenen: laarzen, Indiaanse sandalen, lakschoenen. Ceintuurs van cobrahuid met de kop er nog aan, decadente cowboylaarzen met zo'n Jcop op de punt. De verkoper ziet mijn afkeer en vraagt wat ik ervan vind. „Eerlijk zeggen," benadrukt hij met een uitnodigende glimlach. „Arme cobra," zeg ik schoorvoe tend. „Ben je vegetariër?" Ik lach. „Er zijn veel te veel cobra's," zegt hij lakoniek. „Waar kom je van daan?" „Holanda." „Holanda? Waar ligt dat?" Een collega die ons gesprek vanuit zijn kraam aan de overkant ge volgd heeft, schiet te hulp: „Dat is een land in Europa." Ik knik. „Ja precies. U moet pro fessor geografico zijn." Iedereen lacht, behalve de cobra koppen op de punten van de laar zen. Die zijn er alleen om te impo neren en om iemand een welgerich te schop toe te dienen. Ik wil nog een keer terug naar het stadje Tequila, waar ik door de chauffeur zo snel en behendig doorheen werd geloodst alsof het buiten de fabriek om geen be staansrecht heeft. Na een uitputtende speurtocht van het ene buskantoor naar het andere lukt het een bus te vinden die in Tequila stopt. Nauwelijks ben ik ingestapt of de passagiers schuiven de gordijntjes dicht om ongestoord naar de televisie te kunnen kijken waarop een kwiek Indiaans vrouw tje allerlei capriolen uithaalt. Ik pak mijn walkman om het begelei dende lawaai niet te hoeven horen, maar het pianoconcert van Beetho ven dat rechtstreeks 'mijn gehoor gang binnenkomt, is er niet tegen opgewassen. Om vijf uur sta ik met mijn koffer aan de rand van Tequila, de bus spoedt zich verder, mij in een stof wolk achterlatend. Wat nu, was dit wel een goed idee? Once-upon-a- time-in-the-west. In de namiddag- hitte een bed zoeken. Van het ene duistere etablissement naar het an dere sjouwen, aangestaard worden als een wezen van een andere neet, zweten, een bijna gratis vinden onder een reusachtige ven tilator die het niet doet. Mijn mer is alleen bereikbaar via de l» die ook huiskamer is. Alles is van immense afmetingen: de 1 de fauteuil .(waarin 's nachts if mand slaapt), het televisietoes® Even later vaagt een verrukkelijk maaltijd elke herinnering weg: 0; nalen met spek, Tequila, een s«:' kerzoet toetje van brokjes lebmaaf Daarna steek ik licht in 't hoo' het plein over, rakelings langs t® monument ter ere van de drie Sas za's. „Don't drink to much!" roep een lange kerel me vanuit het hal- duister ironisch toe. Op de rand van een fontein met ee stenen uil in het midden die wijsgerig aankijkt, rust ik üit. oog valt op een in de muur g selde spreuk waarmee ik van hal' instem: 'Never trust a man doesn't drink'. Dankzij Tequila val ik ten slotte'; slaap, in een benauwde kar" waar het verkeer tot diep i® nacht over hobbelkeien langs®® dert. Ik geloof dat ik tevreden hes Mijn taak is volbracht: ik ben het hart van Tequila, in de schol- van de Sauza's, ik heb me gela® aan Tequila - ik wentel me in me anders dan Tequila. Dit is een ingekorte versie van Zw vogelkooien of maardrie?' van ie de Loo. Een van de tien verhalen bundel 'Vrij Reizen' die half oktof verschijnt bij uitgeverij La Riviere Voorhoeve. Andere bijdragen in n boek zijn onder meer van Marien1 Berk, Frans Thomése, A.F.Th, van Heijden en Jef Geeraerts. He Peel: een onbekend na een adembenemend mooi dat je nergens anders aai pad in deze wildernis me schrijvers van een boekt Peel. Een gebiedsvisie geij opdracht van het ministe. landbouw en natuurbehe* beleeft hier het oergevoel eenzaamheid." DoorTwan Mientjl Het hart klol Het transpiij al rijkelijk ze broeieril wordt angstzweet, verdovende stilte, gen, een hardnekkigl rige pikjes bij de polf Verdomme, waar zij) ven? Waarom lopen ze ooi Rondom: metershoog een, zicht 30 centiif ven een dicht bladel laarzen verraderlijk! Geen geknakt gewas spoor te volgen. Verlf Gelukkig: geritsel kant op dus. Weer bij het gezelsc| korte moment van Het riet wijkt, de lucj zichtbaar, er ontvq adembenemend -mo| Een verstild ven. rimpelloos water. Dl ven twee grote kieke| De Deurnese Peel, dag. Twee gidsen Oss AA: As tense Aa BAQakelse Aa GM: Grote Molenbeek K: Kabroekse Beek L: Loobeek R: Raam S: Sorloop VL: Vlier •De Peel in 1850. Zu is bewoond gebied. In bieden ingetekend dü Peel en Deurnese Mi

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 38