SEN
DE STEM
m
NOG
STUDIE?
RICHTING
OVE
RSI
LAG
1994
AM
ar Basisonderwijs:
met
oruitzichten.
r
Deze zomer wordt in
De Stem uitgebreid
aandacht besteed aan
de gebeurtenissen van
vijftig jaar geleden die
uiteindelijk leidden tot
het einde van de
Tweede Wereldoorlog.
We volgen daarbij de
marsroute van de Canadese en Poolse troepen.
Het waren die legers die op 17 september '44 bij Over
slag in Zeeuws-Vlaanderen Zuid-West-Nederland als
bevrijders binnentrokken.
Vandaag kijken we rond in Potigny waar nog altijd
veel Polen wonen. Zij vochten in de slag om Norman
dië een bloedige strijd uit op en rond de strategisch
belangrijke heuvel Mont Ormel.
In Normandië
heet het stadje
Potigny
Klein Warschau'
Stepan Barylak
loopt mank,
souvenir
van de oorlog
Oorlog aan de illegalen
Bijzondere zomergasten in Biesbosch
Toeristische tips
X 68
sen....
'10
"en afgeronde opleiding
En om zoveel leraren
geworden. Verhoogde
aken de uitdaging om in
og meer te bieden:
entraal staat met een op
of oudere kind
assen zijn op maandag-,
nu nog aanmelden.
kun je contact opnemen
n 2, 4814 EH Breda, tele-
Drmuliertoe.
HOGESCHOOL
WEST BRABANT
weekend
ZATERDAG 16 JULI 1994 DEEL
D
In Normandië noe
men ze Potigny
'Klein Warschau'.
„Daar is zeker ne
gentig procent van
de bevolking Pool",
weet Christian Grieuy.
Hij is van de regionale
krant France Ouest en kent
de streek.
„Vraag maar naar Stepan
Barylak, hij is president
van de Poolse oud-strij
ders."
Een paar minuten later
wordt er omstandig uitge
legd hoe we naar Potigny
moeten rijden.
Een ingewikkelde tekening
doet ons vermoeden dat we
beginnen aan een rally
door een Normandisch
doolhof vol valkuilen.
Nog geen twintig minuten
later rijden we het stadje
Potigny binnen.
Keurig aangegeven op fon
kelnieuwe borden langs de
glimmende NI5.
Achterdochtig bekijken de twee Poolse vrouwtjes het vreemd bezoek. „Jawel, Poolse, maar we wonen al heel lang in Frankrijk.
Door Romain van Damme en Rein van der Helm
Foto's Ben Steffen
'Het was erger dan de hel'
Ze kijkt ons wantrou
wend aan. De deur
van de piepkleine
woning in haar
rechterhand, klaar
om die rare vreem
delingen ieder mo
ment buiten te kun
nen sluiten.
De deur blijft open. Haar nieuwsgie
righeid wint. „Jawel, ik ben Poolse
van geboorte." En snel volgt er:
„Maar ik woon al heel lang in
Frankrijk." Alsof ze achter de vraag
veel meer vermoedt dan de oprechte
belangstelling van twee Nederland
se journalisten die vijftig jaar na D-
day door het Normandische land
trekken. Zoekend naar Poolse herin
neringen aan een van de bloedigste
veldslagen uit de geschiedenis. De
slag om Normandië.
Begin deze eeuw was Potigny een
welvarend stadje met tevreden
mijnwerkers. Een nieuw thuis voor
talloze Poolse gastarbeiders die in
deze streek werkten in de mijnen en
grote koper-, en staalfabrieken.
„Toen ben ik ook naar hier geko
men", zegt het vrouwtje in de deur
opening.
Ze woont in een van die typische
mijnwerkershuisjes. Laag en klein,
op een steenworp afstand van het
vroegere werkterrein, de ingang van
de mijnen. Ze heeft er altijd ge
woond, aan de rand van het stadje.
„Vroeger waren al deze huisjes be
woond. Nu wonen we hier nog met
zijn tweetjes."
Ze kijkt naar haar buurvrouw van
een 'paar deuren verderop'. Gealar
meerd door die vreemde stemmen,
komt ook zij poolshoogte nemen.
„Ah, Hollanders. Ja, ik ben ook
Poolse, zoals zij. Onze mannen heb
ben in de mijnen gewerkt, inder
daad. Wanneer de mijnen gesloten
zijn? Meneer, al jaren geleden. Het
werd te duur. Sindsdien is er niets
meer gebeurd." Potigny is nu. een
stoffig stadje. Met
een beetje fantasie
waan je je in een
decor voor een
goedkope wes
tern. Langs de in
valswegen staan
op een stuk weg
gezakte rails
mijnkarretjes, een
roestige wel
komstgroet. De
mijnwerkershuis-
jes staan in de
schaduw van een groot vervallen ge
bouw, ongetwijfeld het zenuwcen
trum in betere tijden. De twee Pool
se vrouwtjes blijven op hun hoede.
Wat heb je nou te zoeken in een mor
sig straatje van Potigny waar de
tand des tijds naar hartelust kan
knagen? „De oorlog? Die is al lang
voorbij, messieurs. Ah, vijftig jaar
geleden D-day. Nee, in Potigny
wordt niet veel gefeest. Tenminste,
wij weten van niets."
„We hadden niet zoveel last van de
Duitsers. Je zag ze komen en gaan.
Veel Poolse mannen waren naar En;
geland gevlucht en hadden zich daar
aangesloten bij het Poolse leger.
Nee, onze mannen niet, die waren te
oud. Ja, Stepan Barylak kan daar
veel over vertellen. Hij is ook naar
Engeland gegaan. Natuurlijk ken
nen we Baiylak, die kent iedereen in
Potigny." Ze spreken vloeiend
Frans. Dat lijkt in het land vkn Ma
rianne logisch, maar is toch opmer
kelijk. Want eerder op de dag had
oud-burgemeester René Brosseau
van Potigny ons verzekerd dat we
bij monsieur Barylak moesten zijn.
„Hij spreekt
goed Frans. De
meeste Polen
die hier wonen
niet, die spre
ken gebrekkig
Frans." Bross
eau had ons
ontvangen in
zo'n fraai vak
werkhuis. We
waren door col-
lega Christian
Grieuy naar
hem verwezen omdat hij ongetwij
feld Barylak weet op te sporen.
Maar de oud-burgemeester doet
nauwelijks zijn best Barylak te vin
den. „Die Barylak heeft het met de
vijftigste herdenking rond de bevrij
ding heel erg druk, messieurs. Hij
regelt veel en moet daarom vaak
naar Parijs."
Veel liever praat de oud-burgemees-
ter over zijn eigen prestaties. „Ik
heb gevochten in Italië, Monte Casi
no," meldt hij vol trots. „Messieurs,
daar werd pas gevochten. Ik zat bij
de pantserdivisie van generaal Le-
clercq. Wacht, ik zal mijn plakboe
ken eens laten zien."
Beleefd neuzen we een tijdje in de
boeken, 's Avonds krijgen we Ba
rylak aan de telefoon. Maar een af
spraak maken is er nog niet bij. Hij
Op de heuvel Mont Ormel staat een Shermantank met daarop de witte ster en de naam van generaal Mac-
zek.
moet weer naar de Franse hoofdstad
want hij is voorzitter van het ont
vangstcomité. „Ik wil best een af
spraak maken. Maar excuseer, er is
nu zoveel te doen. Onze president
Walesa en de Franse president Mit-
terand komen naar hier. En dat
vraagt veel voorbereiding."
Enkele dagen later ontmoeten we
Stepan Barylak bij de Poolse be
graafplaats langs de NI 58. Bij Bret-
teville, maar nog op grondgebied
van Grainville-Langannerie. Daar
rusten 650 Poolse soldaten. In de
schaduw van een groot monument
en zoals op alle oorlogskerkhoven
onder opgepoetste grafzerken en
kort geschoren gras.
De Poolse oud-strijder loopt mank.
Souvenir van de oorlog. „Ik heb Ne
derland niet gehaald. Net over de
Belgische grens ben ik in mijn been
geschoten. Ik kon niet meer verder.
De bevrijding van Nederland heb ik
niet meegemaakt. Maar ik heb wel
Potigny helpen bevrijden, dat was
toen al mijn woonplaats."
Hij was in 1939 naar Frankrijk ge
komen. Als mijnwerker. „Een jaar
later zat ik al in Engeland. Daar heb
ik me aangemeld als vrijwilliger
voor het Poolse leger." Daar in het
betrekkelijk veilige Engeland werd
het 'Eerste Poolse Legerkorps' ge
formeerd.
Ruim 80.000 man van de Poolse
landmacht had zich aan het begin
van de oorlog aangesloten bij de
naar Frankrijk uitgeweken Poolse
regering. Toen in juni 1940 Frank
rijk capituleerde, week de Poolse re
gering uit naar Engeland waar de
Poolse soldaten zich samen met
Poolse emigranten uit de hele we
reld verzamelden. Dat gebeurde
voornamelijk in de Schotse steden
Edinburgh en Glasgow.
Het 'Eerste Poolse legerkorps' werd
onderverdeeld in de Eerste Poolse
Pantserdivisie onder commando van
generaal Stanislaw Maczek en de
'Eerste Poolse Onafhankelijke Para
chutistenbrigade' onder commando
van generaal Sosabowski. Vier jaar
lang werden ze in Engeland ge
traind.
„Tot juli 1944," zegt Stepan Ba
rylak. „Toen werden we overge
bracht naar Aldershot bij Londen.
Eind juli zijn we overgevaren naar
Normandië en werden we ingekwar
tierd bij het Canadese tweede leger
korps. De hevigste strijd op de
stranden was toen al achter de rug.
Aan die strijd hadden trouwens ook
Polen meegedaan."
Daarover valt in de vele bijlagen van
de verschillende Franse kranten en
de talloze boeken over D-day weinig
te lezen. Vreemd, want de rol van de
Polen in de beslissende slag om Nor
mandië mag op zijn minst heroïsch
genoemd worden. Het moet de Polen
ongetwijfeld veel pijn doen.
Zoals tien jaar geleden toen er bij de
veertigjarige herdenking van D-day
in heel Normandië vrijwel geen
Poolse vlag te zien was. Barylak rea
geert niet en loopt het kerkhof op.
„Kijk eens, het kerkhof ligt er
prachtig bij."
Moet ook, verzekert Barylak. Want
Walesa en Mitterand zelf komen
naar de Poolse begraafplaats waar
de Schot Ronnie Ross in het gasten
boek schreef: 'Thanks for being on
our side.' Barylak is trots. Eindelijk
erkenning. „Daar in die hoek van
het grasveld komen de oud-strijders
te staan. En
daar de twee
presidenten. Ja,
ik mag ze ver
welkomen en
rondleiden. Al
les wordt afge
zet. Ook de weg.
Want daar landt
de helikopter."
Op de plek waar
heden en verle
den samensmel-
ten. Zoals over
al in Normandië. „Wat hier gebeurt
is, dat vergeet je nooit meer. Die
beelden blijven altijd bij je," zegt
Lucien Jouix in het dertig kilometer
verderop gelegen Chambois waar de
Polen en Amerikanen op 19 augus
tus de ring rond Falaise sloten. De
deur voor 50.000 Duitsers werd daar
in het slot gegooid. Na een strijd van
veertien lange dagen en nachten.
Het kostte de Polen 2000 slachtof
fers.
Lucien zucht. De erfenis weegt
zwaar. „Op een gegeven moment la
gen er overal lijken en kadavers van
paarden, Om zich te verplaatsen ge
bruikten de Duitsers paarden. Ze
konden geen kant meer op, maar ze
wilden er uit. Dit was echt de hel.
Op een gegeven moment dacht ik,
dit is het einde van de wereld. Hier
komt niemand levend uit."
Die gedachte kent Stepan Barylak
ook. Op het Poolse kerkhof staat hij
stil bij de eerste rij grafzerken. „Dit
zijn kameraden van mijn regiment.
Ik heb ze zien sneuvelen. Soms denk
ik nog wel eens, hoe hebben we het
gered. Wij moesten naar Trun en
Chambois doorstoten. Overal lagen
Duitsers achter dikke hagen en
houtwallen, m sloten en achter bo
men. Ik kende de streek redelijk,
maar de Duitsers uiteraard ook."
In Trun, een stadje waar een foeile
lijk bejaardente
huis het centrum
beheerst, praten
ze nu nog met
ontzag over luite
nant-kolonel No-
waczynski. Op
weg naar Cham
bois werd hij in
zijn gezicht ge
raakt door een
granaatsplinter.
De wond was niet
ernstig, maar het
bloed stroomde wel over zijn uni
form. Vanaf dat moment heette zijn
bataljon het 'Bloedhemdenbataljon'.
Stepan Barylak kent het verhaal en
kan het moeiteloos aanvullen. „De
reservekleding was verloren gegaan.
Weet je waardoor? Omdat we ge
bombardeerd werden door de gealli
eerden. Tot twee keer toe is dat ge
beurd. Nee, we konden bijna niets
doen want de verbinding was niet
altijd even goed. We konden alleen
maar hopen, hopen dat ze de vergis
sing $nel door hadden."
Voor veel Polen was het de tweede
keer dat ze in die zomer van '44 in
Frankrijk waren. Ze voelden zich
heel wat sterker dan vier jaar gele
den toen ze in Frankrijk het Franse
leger te hulp schoten. „Nu waren we
goed getraind en ik weet nog dat we
zeiden, we gaan naar huis, naar Po
len. We schreven zelfs op grote pa
pieren, nog zoveel kilometer naar
Warschau, Gdansk, Gdynia. We
voelden ons bere-sterk." Ondanks
het mindere materieel waarmee de
Polen tegen de Duitsers streden. De
Duitse Panther-en Tigertanks wa
ren stukken beter. Zij hadden een
zwaardere bepantsering en ook de
vuurkracht was veel beter. De Sher-
mantanks van de Polen waren min
der snel, te hoog en ze schoten min
der ver. Barylak: „We verloren veel,
maar we bleven geloven in een goede
afloop. Want we wisten, als we deze
slag verliezen, verliezen we alles.
Dat wisten de Duitsers ook. Het was
alles of niets. Rijdend door de uitge
strekte landerijen, over kronkelende
weggetjes en door vriendelijke dorp
jes met fraaie markten, is daar wei
nig meer van te zien. Natuurlijk zijn
er monumenten en staat er op Mont
Ormel een Shermantank met daarop
de witte ster en de naam Maczek.
Maar het is veel ingetogener dan bij
de stranden waar je struikelt over de
oorlogscommercie.
In de omgeving van Chambois, Trun,
Coudehard en al die andere plaats
jes regeert nog altijd de vriendelijke
soberheid van de streek. „Zoals het
hier altijd was", zegt Lucien Jouix.
Hij lacht: „We houden van rust. Kun
je je voorstellen hoe het hier vijftig
jaar geleden was."
Erger dan de hel, verzekeren de
overlevenden. Zeker op de Mont Or
mel waar de Polen hun eenzame
strijd voerden. „We waren afgesne
den van de rest. Vrijwel geen voedsel
meer en geen munitie. En de Duit
sers wilden per se de berg hehben.
Ze wilden een nieuwe ontsnappings
route. Het was man tegen man. Hoe
we stand hielden, ik weet het echt
niet."
Op het Poolse kerkhof kijkt Stepan
Barylak zwijgend voor zich uit.
„Daar ligt Potigny waar ik woon.
Vlakbij, ik kan hier niet weg. Want
elke dag kom ik hier op de begraaf
plaats. Om mijn kameraden gedag te
zeggen."
Stepan Barylak op het Pools kerkhof. „Ik kom hier iedere dag om mijn kameraden gedag te zeggen.
ZIE WEEKEND 2
ZIE WEEKEND 3
ZIE WEEKEND 3
V