ins Iiel I mm DE STEM J 9 'm* De strijd van 6en lesbisch ouderpaar Hans Visser, |6en bevlogen dominee De 2ePpelin |eeft bekomst Wie kent 'm niet, dat handtamme kevertje in zijn clowneske pakje, wat ieder klein kind als eerste insect bij naam weet te noemen: het lieveheers beestje. Maar slechts wei nigen weten, dat 'ons' lie veheersbeestje verspreid over de hele wereld nog minstens 2999 neven heeft, met evenveel va riëteit in kleur, grootte en aantal stippeltjes. Alleen al in Nederland telt de fa milie lieveheersbeest zes tig soorten. Met als be kendste het tweestippeli- ge en het zevenstippelige lieveheersbeestje en als minder bekende het riet kapoentje en het vierent- wintigstippelige dat in werkelijkheid overigens maar zestien tot twintig stipjes telt. Die Hollandse tak is onlangs opzettelijk uitgebreid met een neef uit Californië. Een inmid dels omstreden immi grant. ■MH De handel in biologische bestri j dingsmiddelen is inmiddels 'big business' Het bekendste voorbeeld van een 'ecologisch ongelukje' is de konijnenplaag in Australië x 67 Jsleider fiar. Is een beproefd, fcieel concept. )n direct reageren. 1410-26862 551), of schrijf naar: IN Harderwijk. ftextiel p In onze magazijnen kunt u zich zelf overtuigen van het zeer aantrekkelijk ssortiment houtsoorten Irse diktes en breedtes. v.a. v.a. v.a. v.a. 40,- m2 50,- m2 40,- m2 35,- m2 Dagelijks geopend van 9.00-17.00 uur Zaterdag van 10.00-16.00 uur I Zoom, Tel. 01640-54104 weekend ZATERDAG 11 JUNI 1994 DEEL E V m mm m M 'ii ZEELAND zie weekend 2 Ui die Zeelands nieuwste Park fe verköopstart het infopakket net my op voor het maken van een -h| irk iqefrankeerde envelop aan: Villag^^gg, Antwoordnummer 107, 4300 VB 2le weekend 2le weekend 4 Het inheemse lieveheersbeestje heeft in zijn strijd tegen de luizen hulp gekregen van een Califomische neef. Het zou echter kunnen dat dat verre familielid een ernstige concurrent wordt. FOTO DE STEM BEN STEFFEN Een omstreden immigrant Ach, het is iets van de laatste jaren. Vroeger hoorde je er niemand over. Maar sinds een jaar of wat klagen er steeds meer mensen over: plak op de autolak als ge volg van bladluizen in bomen. Nee, niet omdat er tegenwoordig meer luizen zijn, maar meer auto's. En u weet wel: o wee als je daar aan komt. Terwijl die plak toch beslist onscha delijk is." J. in 't Groen, V hij de gemeente ïSfcf I Dongen de voor /Vk <f groenvoorzie ningen verant woordelijke ambtenaar, draait er niet om heen: hij ziet het luizen-pro bleem eigenlijk niet zitten. Maan wat moet je anders onder druk van 'de publieke opinie' die wil dat er iets gedaan wordt aan de overlast die luizen kunnen ver oorzaken? Overlast in de vorm van 'honingdauw', een prachtig woord voor niets anders dan de poep van bladluizen. Daarin zit veel suiker en alleen daarom voelt het wat plakke rig aan. Tot voor kort maakte In 't Groen in zijn strijd tegen luizen nog gebruik van een chemisch bestrijdingsmid del. In voorgeboorde gaatjes werden in de stam capsules met een gif ge plaatst, dat zich via de sapstroom in de boom verspreidde. Maar het mid del werd uit de handel genomen in het kader van de terugdringing van chemische verdelgingsmiddelen in het openbaar groen. Nog voor In 't Groen en zijn colle ga's in andere gemeenten zichzelf de vraag konden stellen 'Wat nu?', hing 'de handel' in alternatieve - lees: biologische - bestrijdingsmiddellen aan de telefoon. Of ze iets voelden voor een experiment met lieveheers beestjes, want die lusten wel pap van bladluizën. Een paar duizend per boom en het probleem van de honingdauw in casu dat van klagen de burgers zou zijn opgelost. Een verwachting die gebaseerd is op er varingen in de tuinbouw, want daar heeft de inzet van de kevertjes in kassen al bevredigende resultaten opgeleverd. Ruim twintig Brabantse gemeenten besloten uiteindelijk deel te nemen aan het experiment. Zich daarbij ge ruststellend met de gedachte dat al Door Norbert Bökkerink een aantal jaren succesvol wordt ge pionierd met biologische bestrij dingsmiddellen. Bovendien, het ge bruik van lieveheersbeestjes in de kassen, waar er 25.000 tegelijk wor den losgelaten, had niet geleid tot onverwachte of vervelende bijwer kingen. Dat de diertjes van de andere kant van de aardbol moeten worden ge haald, vond niemand een probleem. 'Een lieveheersbeestje is eèn lieve heersbeestje,' luidt algemeen de ge dachte. Daarnaast: zoals alles 'great' is in Amerika, liggen ook de lieve heersbeestjes daar letterlijk voor het opscheppen in holen in de Califomi sche bergen. 'Toch vangen we slechts twee procent weg in de vrije natuur,' zo hield de handel de amb tenaren geruststellend voor. Kort om, milieuvriendelijker leek het niet te kunnen. Inderdaad, niets kan zo milieu vriendelijk werken als het inzet ten van beestjes tegen beestjes. De Chinezen wisten dat 2500 jaar geleden al. Zij dreven handel in mierenkolonies voor de bestrijding van plagen in boomgaarden en voedselopslagplaatsen. Het foura- geergebied van zo'n kolonie werd vergroot met behulp van bamboe stokjes die als loopplankjes tussen de bomen werden aangebracht. Mooier en simpeler kan het niet. Maar er zijn een paar verschillen tussen toen en nu: de mens is wat mobieler geworden, de land bouw grootschaliger. Wat vroeger meestal in de directe omge ving kon worden ver- kregen, moet nu vaak van verre worden ge haald. In de loop der eeuwen is daarbij al heel wat heen en weer versleept en dus verspreid over de aardbol. Be wust danwel onbewust werden (en worden) daarbij dieren, insecten, vi russen en schimmels geïntroduceerd op plaatsen waar ze zich ongebrei deld konden (en kunnen) vermenig vuldigen wegens gebrek aan natuur lijke vijanden. Het bekendste voorbeeld van zo'n 'ecologisch ongelukje' is wel de ko- nijnenplaag, die Australië al vele ja ren teistert. De op dat continent door de mens geïntroduceerde die ren vermenigvuldigden zich er ooit zo spreekwoordelijk dat de 'Aussies' rigoreus ingrepen: opzettelijk werd de konijneziekte myxamatose over het land verspreid. Negenennegen tig procent van de dieren legde in derdaad het loodje. De resterende een procent bleek echter bestand te gen de ziekte. Daarnaast had zich nog een andere selectie voltrokken. De exemplaren met grote oren ble ken beter bestand tegen de klimato logische omstandigheden, omdat die lange oren hen beter in staat stelden om door middel van verdamping koel te blijven. Dus huppelen er mo menteel weer vele miljoenen konij nen over het vijfde continent. Met opvallend grote oren. Een wat minder bekend voor beeld van uit de hand gelopen introducties van 'vreemde' dier soorten voltrekt zich momenteel op een aantal eilanden in de Stille Oceaan. Daar voerden de Japanners tijdens de Tweede Wereldoorlog een smakelijke Oostafrikaanse reuze-slak in, die als voedsel voor de soldaten moest gaan dienen. De planteneten- de slak vrat echter alles op wat los en vast zat en dreigde na verloop van jaren een regelrechte plaag te worden. Wetenschappers ontdekten in het laboratorium echter een oplossing. Niet alleen Japanners, maar ook een uit Midden-Amerika afkomstige roof-slak bleek gek op de Oostafri kaanse reuze-slak. De oplossing lag voor de hand: de kannibaal onder de slakken werd op de eilandjes uitgezet. He laas waren de wetenschap pers in het lab echter verge ten te onderzoek hoe kies keurig het Middenameri- kaanse weekdier was. Ge- I volg: dertig tot veertig pro- cent van de inheemse slak ken-soorten, die miljoenen jaren veilig geïso leerd op de ei landjes hadden geleefd, is inmid dels uitgestorven. Met de reuze-slak op de eilandjes gaat het overi gens nog steeds 'goed'. Tot slot een voorbeeld uit eigen land: de iepziekte, een uiterst des tructieve boomziekte die in 1920 voor het eerst in ons land werd ge signaleerd. De ziekte wordt ver spreid door een 'vreemde' kever, die met een houttransport over zee van uit Azië moet zijn aangevoerd. Het inmiddels iepespintkever geheten exotische diertje draagt een schim mel bij zich, waartegen de iepen op het noordelijk halfrond niet bestand zijn. Onderzoekers zijn er inmiddels in geslaagd een aantal iep-variëtei ten te kweken, die immuum lijken voor de ziekte. Die nieuwe rassen vertonen echter nog maar weinig ge lijkenis met de vroegere Hollandse 'olm'. Het is dan ook niet zo ver wonderlijk, dat de Stichting Natuur en Mi lieu onlangs hel en ver doemenis predikte over de in troductie van het Califomische lieveheersbeestje. Handelaren en gemeenten worden beticht van faunavervalsing en natuur- roof, de komst van ziekten en plagen gevreesd. De meest opmerkelijke reactie daar op uit de hoek van importeurs van lieveheersbeestjes was wel'dat de gesignaleerde risico's werden onder schreven. „Maar de concurrentie dwingt ons. Als wij het niet doen, doen zij het wel," was het excuus. Biologische bestrijdingsmiddelen, ooit vooral het werkterrein van mee- waarig bekeken wetenschappers op geitenwollen sokken, zijn dus 'big business' geworden. De Wageningse hoogleraar prof. dr. J. van Lenteren, een vooraanstaand wetenschapper op het gebied van biologische bestrijdingsmiddelen, sloot zich onmiddellijk bij de kritiek van natuur- en milieugroepen aan. Volgens hem controleren de impor teurs nauwelijks hoe 'schoon' het materiaal is. „Zo zijn er al op kleine schaal natuurlijke vijanden van het lieveheersbeestje meegekomen. Over ongewenste invoer van micro-orga nismen weten we niets," zo zei hij in een interview. Andere deskundigen delen zijn zorg, zoals R. Stouthamer, docent aan de Landbouwuniversiteit in Wagenin- gen. „Als het Califomische Jieve- heersbeestje zich hier weet te vesti gen, wordt het op de luizenmarkt natuurlijk een concurrent van de Nederlandse soorten. In het meest extreme geval zou dat kunnen leiden tot het uitsterven van een of meer Nederlandse soorten, maar dat acht ik zeer onwaarschijnlijk. Het risico dat je met die Califomische lieve heersbeestjes ook nieuwe ziekten importeert, bestaat echter wel. De indianen van Noord- en Zuid-Ame- rika stierven tenslotte ook massaal aan ziekten als waterpokken, nadat ze met westerlingen in contact wa ren gekomen. Maar de grootste vraag blijft voor mij: werken deze Califomische lieveheersbeestjes wel? Ten eerste zijn ze afkomstig uit een bergachtig gebied, dus uit een heel ander milieu. Maar bovendien moeten ze in enorme aantallen in kassen worden uitgezet om het be oogde effect te verkrijgen, terwijl dat toch een min of meer gesloten situatie is. Welke aantallen moet je je dan voorstellen bij toepassing in de buitenlucht? Miljoenen? Als die gaan vliegen, schiet je er nog niks mee op. Ja, de importeurs. Die natuurlijk wel." Stouthamer lijkt gelijk te krijgen. Deze week bleek dat de inmiddels 1,4 miljoen uitgezette Califomische immigranten spoorloos zijn verdwe nen. 'Het riool in als gevolg van re genval,' zeggen betrokkenen. Of ge woon weggevlogen natuurlijk.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 33