Weekend
m
m
m
DE STEM
Er waren twee,
wellicht drie
transporten van
Philips-joden uit
Auschwitz
De beruchte
selectie in
Auschwitz is niet
toegepast op de
Philips-joden
ZATERDAG 23 APRIL 1994
ZATERDAG 23 APRIL 1994
In de lente van het jaar 1994 liet
een man in Son me zijn arm zien.
Er stond een nummer op. Hij ver
telde dat Frits Philips in het voor
jaar van 1944 een bezoek had ge
bracht aan de Philips-werkplaats
in Vught. Ze waren in de houding
gesprongen, afgericht als ze waren
door de Duitsers. Frits Philips had
toen, gezegd „Mijne heren, gaat u
toch alstublieft zitten." Philips had
hem toen even het gevoel gegeven
dat hij weer als mens gezien werd,
zei de man.
Toen hij dat verteld had, zweeg hij.
Zijn onderlip trok. Uit zijn rech-
terooghoek maakte zich één traan
los. Verder was het stil.
Dit artikel kwam tot stand met
medewerking van mevrouw Laman
Trip; de heren J. Kircz en S.
Wasserman; de heer Frits Philips;
dr. Jan van Oorschot; dr. Ivo
Blanken (Philips-archief). 'Duet
Pathétique' werd geschreven door
Sophie en Joop Citroen en
gepubliceerd door Veen-uitgevers
in 1988.
De Sobu-afdeling van Philips in Eindhoven, waar in de eerste oorlogsjaren joodse personeelsleden in afzondering w°rkten.
FOTO ARCHIEF PHILIPS
behoorlijk; we hadden wel vaak
'trek' maar alles was zeer goec
bereid en zuiver. De moeders er
kinderen en enkele anderen
zijn in Birkenau achtergebleven
Dat de anderen (ongeveer 100) na 1
weken mochten nakomen hebber
we vooral aan de activiteit var
Mevr. Cohn te danken. Ondanks
haar groote moeite is het haar niet
gelukt ook nog de Moeders en kin
deren en de kleine rest te later
nakomen. De behandeling in
Reichenbach was heel behoorlijk."
Er waren twee, wellicht drie trans
porten van Philips-joden uit Aus
chwitz. Alle transporten gingen
naar Reichenbach, een industrie
stadje onder Breslau, dicht bij de
Tsjechische grens. Naast de Sobu-
mensen, bestonden de transporten
uit andere joden die in Vught bij
het Philips-commando hadden ge
werkt, onder wie een onbekend
aantal marktkooplui uit Amster
dam.
Behalve degenen die achterbleven,
kwamen ze allemaal als vakbekwa
me Philips-werknemers in een ves
tiging van de Duitse elektronica
gigant Telefunken.
Nog een citaat van Joop Citroen:
„Waarom kregen wij het buiten
kansje om uit Auschwitz weg te
komen? Het Duitse leger had na
tuurlijk grote behoefte aan radio-
-telecommunicatie-apparatuur.
Die werd oorspronkelijk vooral in
Hamburg en omgeving gefabri
ceerd. Maar de Hamburgse indus
trie was door bombardementen
grotendeels platgegooid. Daarente
gen stonden er in Silezië - destijds
vrijwel buiten bereik van de gealli
eerde bommenwerpers - grote tex
tielfabrieken leeg, door gebrek aan
grondstoffen. Daarom werd de ra
dio-industrie naar Silezië overge
plaatst en ontstond er daar grote
behoefte aan vakmensen. Door het
moedige optreden van Van Dalen
bij onze aankomst in Auschwitz
(deze 'Van Dalen' had bij aankomst
de mannen in rijen opgesteld en
vervolgens geschreeuwd 'Das Phi-
lips-kommando meldet sich!' - een
daad die klaarblijkelijk nogal in
druk maakte op de SS'ers, red.),
stond het Philips-commando in
hun administratie ingeschreven als
radiodeskundigen. Dat is onze red
ding geweest."
Is dit de enige verklaring? Wij
weten het niet. Wél dat Telefunken
al vóór de oorlog een nauwe relatie
had met Philips en ook dat zich bij
de Verwaltung in Eindhoven Tele-
funken-mensen bevonden.
Wel weten we dit: de bitte
re zwerftocht van de So-
bu-mensen en het Phi
lips-commando was na
het vertrek uit Auschwitz nog niet
ten einde. Pas in 1945 zouden de
overlevenden, ziek en verzwakt, in
Nederland terug komen.
Het verslag van Sara Goslinski
bevat de volgende lijst:
Veertien vrouwen zijn aangekomen
in Göteborg.
In Malmö zijn drie vrouwen 'ziek
achtergebleven.'
In Hamburg zijn drie zwaar zieke
vrouwen 'overgenomen door het
Roode Kruis.'
Een vrouw is 'geestelijk erg ge
schokt en heel erg zwak' in een
kamp in de buurt van Hamburg
achtergebleven 'en we hebben niets
meer van haar gehoord.'
Een vrouw is in Reichenbach 'weg
gehaald' - ze was zwanger van een
Duitser. „We weten niets meer van
haar, maar ze is weggehaald in een
auto, waarin ook verschillende
krankzinnigen enz. zaten."
De vrouwen die achterbleven in
Birkenau: „Mevr. Goslinski die in
December 1944 nog leefde, Mevr.
Wertheim die erg achteruit ging
toen wij eind Juni vertrokken; Em
ma Cahn, die erg verzwakt was;
Mevr. Terbergh, die erge dysenterie
had en vreeselijk vermagerd was;
Ma Caneel, die helaas overleden is
in Birkenau en verder alle moeders
en kinderen."
Joop Citroen vermeldt de thuis
komst van 'oorspronkelijke Phi-
lips-employés', allen mannen: „Dat
waren er eenentwintig, de meesten
uit Eindhoven."
Presser: „Van één transport, dat
van 3 juni 1944, bleven zelfs 5
kinderen in leven, 3 jongens van
ongeveer 10 jaar, 2 meisjes van
ongeveer 13 jaar." (Hij geeft nog
een ander cijfer: alleen al in Ausch
witz hebben 67 transporten met
Nederlandse joden hun eindstation
gevonden. In totaal betrof het circa
60.000 mensen. Daarvan zijn er
ongeveer 500 teruggekeerd.)
kunnen bemiddelen. Iemand
tegen haar gezegd: dat is je ma
Stel je voor: ze gaat erop af er
mens weet van niks."
Behalve 'de kinderen van
heil' kent Nederland een pote
van 60.000 FIOM-kinderej
40.000 adoptie-kinderen. Doi
uitspraak van de Hoge Raad
ben ook zijl mits ze meerde
zijn, het recht de identiteit va
onbekende ouder te achterhali
De kinderen van de kunstn
inseminatie, de KID- of dom
deren vormen een apart hoofc
Monteyne: „Die hebben te m
met wensouders. De uitspraa
de Hoge Raad zondert de d
kinderen uit. De stichting Afi
mingskinderen stelt voor on
donorpaspoort in te voeren,
door het kind een beeld
donor krijgt maar niet diens ii
teit. Bij de Tweede Kame
momenteel een wetsvoorsti
kinderen vanaf zestien jaa
recht geeft over persoonsgej
te beschikken als de donor
bezwaar heeft. Het CDA spee
smerig spel. Ze willen alleen
voor echtparen. Wie samen
en kinderen wil, maar kind
blijft, moet maar christelijk zi
dragen."
Emotioneel kunnen
ren van Moederheil
overwinning nog nauwi
aan. Riet Monteyne: „I
gehuild toen ik bij de Hoge'
naar buiten ging. Er ging z<
door me heen, nog steeds. Ik
uit mijn evenwicht, moet eve
rust gelaten worden. Pas als
rustig vaarwater ben, ga ik
bedenken of ik mijn dossil
Valkenhorst ga inzien."
geen Wil je echt nog weten wie je<
is?
„Ik heb een punt gehad, da
reder- dacht: dit is niet meer om te li
Ze hadden me verteld: dat kal
zijn, maar die en die is ook ka
daat. Een is er dood, de ander
nog. Er was nog een derde. Dij
ik gebeld. Hij zei dat mijn mo
een hoer was. Toen dacht ik;
ben jij de hoerenloper."
Wil je nog wel...?
Ze kijkt naar haar handen, a
door het haar: „Ik weet het
ik weet het niet... mijn intuit
dat hij overleden is."
Op haar wandmeubel sta
geelde foto's in oude lijstjes
Wie zijn die mensen?
Ze springt op, pakt de lijstjes,
„Dit is mijn moeder toen ze
tien was. Die man? Dat was
stiefvader. En dit...mijn oma|
is voor mij zó belangrijk, dat
oma heb gehad. Weet je,
brand komt in dit huis, is
eerste wat ik meepak, die tot -
Voor de foto's staan, tusen
waxine-lampjes, poppetjes
stald, kleine roze peutertjes.
Is dat wat je altijd gemist ne
„Ja, een jeugd. Ik kon niks-
nooit wat goed. Daarom
het ook op voor mishand
deren, omdat ze zo weent»
Kinderen weten van fle
geen kwaad. Als ik blije
zie, stroomt er warmte m
Dan denk ik: ja voor kina®
ik het, want van grote men
Riet je niks verwachten."
Ik bedoelde wat anders m
kinderen, een huwelijk-
Fel: „Nee nooit, ik j1® J
ellende gezien. Dat wil1
niet laten overkome
Vriendschap daar boud
op. Op ieder potje past
tje, nou op mij toevallig m
Met een zachtere stem- I
kind nooit liefde hebt i
weet. je als volwassene o 1
dat is. Ik ben op de wereld
kwakt, niet welkom. M J
als volwassene warm'te
Soms, als ik naar an
denk ik wel eens: ja, a j
dat mis ik. Als ik zo n J e
zie gaan, op de stadhuistrapj
geluk straalt er vanaf-
oh lieve schatten, W
praten. Als je me z°u
jij...? Ik zou bij God n' gl
ik daar mee om zou mo®*,
„Rust," zegt ze zacht v
„rust ja. Als je weet wie J^j
moeder zijn, komt
leven."
Terugkeer uit de hel
VERVOLG VAN PAGINA WEEKEND 1
Al enkele weken na aankomst
in Vught gingen er onder de
geïnterneerde Sobu-leden
geruchten rond over een po
ging van Philips de 'Eindhovense'
joden alsnog vrij te krijgen. Het
waren niet meer dan geruchten en
het fijne zou niemand van de joden
ooit te weten komen. In de Philips-
archieven bevindt zich echter min
stens één document dat bewijst dat
dit gerucht niet uit de lucht was
komen vallen.
Reeds bij het begin van de bezet
ting was het Philips-bedrijf als
Wehrmachtswichtig bestempeld.
Philips - zo vonden de Duitsers -
zou zijn steentje moeten bijdragen
aan de Duitse oorlogsinspannin
gen. Juist dat Wehrmachtswichtige
werd door Philips - en met name
door Sobu-bedrijfsleider Maar
schalk - in de nazomer van 1943
uitgespeeld.
In de maanden voorafgaande aan
de deportatie naar Vught hadden
de Sobu-werknemers één keer re
den tot een opgetogen feestje ge
zien, 'met snoep en koffie, met
gedicht en voordracht en diverse
speeches.' De reden was het verle
nen van het zeldzame en felbegeer
de '120.000-stempel'. De Duitsers
hadden een gedetailleerd systeem
van vrijstellingen bedacht, vrijstel
lingen van deportatie weltever
staan. Elke vrijstelling werd uitge
drukt in de vorm van een stempel
op het persoonsbewijs. De geschie
denis zou bewijzen dat geen enkel
stempel op den duur de beloofde
bescherming zou bieden, maar op
dat moment waren alle joden ervan
overtuigd dat een '120.000-stempel'
de diamant vormde in de reeks van
stempels. Het beloofde bijkans een
status van onschendbaarheid. Be
loofde...
Voor de 'Philips-joden' betekende
het stempel een promotie. Daar
vóór hadden ze slechts het
60.000-stempel gehad, dat van de
Rüstungsjuden. Nu waren ze ervan
overtuigd dat ze uitgezonderd zou
den worden van deportatie naar
'het Oosten.'
Toen de eerste deportatie tóch een
feit werd, besloot Maarschalk de
Duitsers schriftelijk te wijzen op
de beloofde bescherming. De brief
waarin hij dat deed, werd geschre
ven in september. Kennelijk had de
bedrijfsleider besloten alles op al
les te zetten. Dit zeer opmerkelijke
document was opgesteld in het
Duits en begon - vrij vertaald -
aldus:
„Inleiding.
„De definitieve oplossing van de
jodenkwestie is nabij. Binnen vier
weken moet zich de slotakte afspe
len. Zoals bekend moeten alle jo
den onder wie degenen in de kam
pen Vught en Westerbork onmid
dellijk Holland verlaten. Slechts de
'gemengd gehuwden' en een deel
van de joden, die in het bezit van
het 120.000-stempel zijn, mogen in
Holland blijven. Voor de bezitters
van het 120.000-stempel komen
daarvoor alleen de 'ruil-joden' (Au-
stausch-Juden, red.) en de zoge
naamde WW's (Wehrmachtswich
tige Juden) in aanmerking".
Het geschrift brak vervolgens een
lans voor de Eindhovense joden. Ze
hadden, zo vond de schrijver, geen
eerlijke kans gehad. „Doordat ze
zich steeds gehouden hebben aan
de 54-urige werkweek, hebben ze
geen gelegenheid gehad, hun per
soonlijke belangen zo te behartigen
als de andere bezitters van het
120.000-stempel, die zich ook nu
nog vrij kunnen bewegen."
Bovendien benadrukte Maarschalk
dat de Eindhovense joden 'vanaf
het begin van de bezetting uitslui
tend en onder toezicht van een
Wehrmachtsinstanz voor de Wehr-
macht hebben gewerkt.' Zulke bra
ve mensen kon men toch slecht
verwarren met die óndere joden.
Letterlijk schreef hij: „Sie sind
keine Bankiers, Kaufleute oder
Schieber, die im Schwarzen Handel
reich geworden sind.De schrijver
schroomde kennelijk niet om han
dig in te spelen op de racistische
vooroordelen van de nazi's...
Een ander argument (Maarschalk
doelde hier waarschijnlijk op de
'ruilwaarde' van de Eindhovense
joden) was dat Philips als wereld
concern 'vanzelfsprekend over de
allerbeste betrekkingen beschikt
binnen en buiten Europa.'
Tenslotte kwam hij tot een wel zeer
bijzonder voorstel. Hij begreep
weliswaar dat een Philips-fabriek
voor joden in Amsterdam op dat
moment niet meer haalbaar was,
maar in plaats daarvan stelde hij
voor de Eindhovense joden inclu
sief 'alle andere 120.000-stempels'
naar Eindhoven over te plaatsen.
Dan: „De scholing van de nieuwe
personeelsleden van de afdeling
kan door Philips uitgevoerd wor
den. Dit plan is des te aantrekkelij
ker sinds bekend is geworden dat
de overgebleven joden, naast ande
re voorrechten, ook toegestaan zal
worden om de jodenster af te
doen.
Of deze brief ooit verstuurd
werd, en wat dan het ant
woord van de Duitsers is
geweest, is niet duidelijk.
Het voorstel werd in ieder geval
niet gehonoreerd.
Opmerkelijk is echter dat dr. Pres
ser in zijn werk Ondergang het
volgende schrijft: „De advocaat
van Philips, mr. A.A. Swane, drong
er bij de Duitsers eind 1943 op aan,
de inmiddels naar Vught overge
brachte leden dezer groep daar te
laten; hij kreeg de verzekering, dat
dit zou gebeuren en dat de groep
op geen enkel tijdstip naar Wester
bork of naar het Oosten zou wor
den gezonden."
Naar alle waarschijnlijkheid be
vindt zich in de Phïlips-archieven
nog een aan het papier toever
trouwd 'contract' hierover - een
document dat, in zijn uiteindelijke
werking, even waardeloos bleek als
de met gejuich ontvangen stempels.
„Een schrale troost was het dat ik
niet alleen zo dom was geweest,
maar dat vele knappe Philips-pro-
minenten er net zo ingetrapt wa
ren," schreef Joop Citroen later
over het feit dat hij zich had laten
overhalen alsnog uit de onderduik
terug te keren. Hij was, evenals de
andere Sobu-leden, inmiddels
kaalgeschoren, in een katoenen 'ge
vangenispyjama' gestoken ('met
grijze en blauwe strepen') en ont
daan van al zijn bezittingen. Alles
wat beloofd was, was een bittere
illusie gebleken. Toch zou hij later
schrijven: „In Vught leidden wij als
het ware twee levens. De werktijd
onder de beschermende vleugels
van Philips en de overige kamptijd,
als we aan de willekeur van de SS
waren overgeleverd."
De Sobu-leden werden in Konzen-
trationslager Hertogenbosch (zoals
Vught officieel heette) ingedeeld
bij het zogenaamde 'Philips-com-
mando', dat daar al vanaf het voor
jaar van dat jaar werkzaam was.
De Philips-werkplaats stond onder
dagelijkse leiding van jhr. ir. La-
man Trip en diens naaste mede
werker, Braakman. Een van de
voornaamste kriegsentscheidende
produkten die er vervaardigd wer
den, waren de radiobuizen. Voor
dit werk waren vooral fijne vrou
wenhanden geschikt en dit gegeven
was voor Laman Trip voldoende
reden om herhaaldelijk te proberen
joodse vrouwen uit het doorgangs
kamp Westerbork te halen. (Dit
schijnt slechts een keer, en dan nog
voor een zeer beperkte groep, ge
lukt te zijn. Overigens werden de
buizen volgens Frits Philips tijdens
de nacontrole in Eindhoven vak
kundig gesaboteerd door Theo
Tromp die er enkele zoutzuurdrup-
pels in deponeerde; pas enkele we
ken na ingebruikneming werd het
vernietigende goedje effectief.)
Tijdens de onderhandelingen over
de vestiging van een werkplaats in
Vught had de Philips-directie uit
drukkelijk bedongen dat deze on
der Eindhovense leiding zou komen
te staan en dat Philips-functiona-
rissen vrij toegang zouden hebben
tot het kamp. („Maar je leefde
altijd in angst dat ze déar gehou
den zouden worden," zei mevrouw
Laman Trip later). Ook Maarschalk
kwam herhaaldelijk in Vught op
bezoek bij 'zijn' Sobu-mensen. „Op
zekere winterdag kwam hij als een
Michelin-mannetje binnen. Hij had
acht truien over elkaar aangetrok
ken. Hij heeft ze allemaal in Vught
achtergelaten." Aldus een van de
overlevenden.
Ondanks de bescherming van Phi
lips - dagelijks kwam er bijvoor
beeld vanuit Eindhoven een extra
lading voeding in de vorm van de
roemruchte 'Philiprak' - werd de
ware aard van Vught voor de jood
se gevangenen al spoedig duidelijk.
Ook vanuit Vught vertrokken
nachtelijke transporten. Vught was
een voorportaal van de hel die
Auschwitz heette.
Minstens twee keer zou Philips
proberen een transport van 'zijn'
joden te verhinderen.
Er bevindt zich een drama
tisch document in de Phi-
lips-archieven over deze
episode. Het is een brief van
de advocaat van dr. Loser, een
mindere Verwalter van Philips (de
topman was Nolte, een aan het
AEG-concern verbonden Duitser).
Löser, kennelijk een van de fat
soenlijke Duitsers die het niet zo
direct eens was met de SS-ideolo-
gie, beriep zich na de oorlog voor
zijn Amerikaanse rechters in Neu
renberg op het feit dat hij het was
geweest die tot twee keer toe een
dreigend transport van de 'Philips-
joden' had verhinderd. Op een mo
ment 'dat hun transport al vanuit
Berlijn bevolen was' zou het hem,
op het laatste moment, 'door mid
del van dringende telegrammen en
telefoongesprekken' gelukt zijn
'het verblijf van de gevangenen in
KZ Hertogenbosch te verlengen.'
Een van die keren was de toestand
zó precair, dat hij zich genood
zaakt had gezien, 'samen met een
zekere heer Rohrer', op een vracht
wagen te klimmen 'om de al in
gang zijnde verlading van de jood
se gevangenen naar het oosten te
verhinderen', dit 'tot leedwezen
van de SS-bewaking'.
Was het dit moment dat Joop Ci
troen zich later kon herinneren?
„Het was niet te geloven," schreef
hij, „uit een auto, die snel kwam
aangereden, stapte een officier die
de deportatie afgelastte, kennelijk
op verzoek van Philips. Een onbe
schrijflijk gevoel van opluchting
overmande ons, dankbaarheid je
gens Philips die dit wonder had
kunnen bereiken." De advocaat
van Löser: „Dr. Löser is toen diep
onder de indruk geraakt van de
gelukkige gezichten van de gevan
genen, toen ze de trein naar het
oosten en een onzeker lot weer
konden verlaten om in het kamp
Hertogenbosch terug te keren."
(Opmerkelijk is dat de NV Philips
op 12 maart 1948 aan de advocaat
kon bevestigen dat het inderdaad
deze dr. Löser was geweest die tot
twee maal toe een transport ver
hinderd had en dat hij zich daartoe
'direkt mit den höchsten S.S. Stel
len in Berlin gesetzt hat.')
Er is nog een ander verhaal. Een
van de overlevenden weet zich te
herinneren dat het Laman Trip in
maart 1944 lukte om 89 joodse
mannen terug te halen uit Wester
bork. Ze waren op 20 maart op
transport gesteld; onder Philips-
druk keerden ze een week later
weer terug in Vught...
Toch zou ook Philips de kop moe
ten buigen. Op 3 juni 1944 noteerde
Laman Trip in zijn dagboek: „Af
gelopen nacht alle Joden afge
voerd." Aan het macabere ganzen
bordspel, waarbij met de 'Philips-
joden' heen en weer werd gescho
ven richting Westerbork en Ausch
witz leek een definitief einde te
zijn gekomen.
In de nacht van 2 op 3 juni 1944
werd kamp Vught Judenfrei ge
maakt. Die nacht kwam het laatste
transport joden op gang. Onder hen
bevonden zich alle Sobu-leden.
„Toen de Eindhovense heren naar
huis waren, moesten we bij elkaar
gaan staan. Niemand had iets in de
gaten," zou een van de overleven
den nadien vertellen. Een ooggetui
ge, geciteerd in het boek van Pres
ser: „De Joden werden toen als vee
bij elkaar gedreven, moesten uren
blijven staan en waren nauwelijks
gekleed. Onder hen bevonden zich
zieken en invaliden. Ik zag, dat
enkelen van hen wat gras plukten,
wat hun later weer werd afgeno
men. Ze werden honds behandeld."
Vier dagen en vier nachten dender
den de veewagens naar het oosten.
Zo nu en dan kregen ze water, in
de toiletemmer. „De meesten had
den zoo'n dorst dat ze het toch
dronken." En: „...we waren erg
gedeprimeerd toen we merkten, dat
we niet naar Westerbork gingen..."
Dit schreef Sara Goslinski in mei
1945 in een rapport aan Maar
schalk. Sara was een van de Eind
hovense Sobu-mensen.
Volgens Presser bestond het
laatste transport uit Vught
uit 90 mannen, 389 vrouwen
en 17 kinderen. Hij schrijft:
„Men is hun lotgevallen nagegaan
en het is gebleken, dat zij op grond
van hun Philips-etiket een zeer
uitzonderlijke behandeling genoten
hebben; men zond hen niet naar de
gaskamer."
Gebeurden er wonderen op de
drempel van de hel? Er zijn getui
gen. Allemaal beweerden ze dat de
beruchte selectie aan het eindsta
tion Auschwitz niet is toegepast op
dit Philips-transport.
Sara Goslinski: ,,'s Avonds om 11
uur kwamen we in Auschwitz aan.
We hadden geen bagage, daar we
in een hemd, broek en jurk uit
Vught vertrokken. We konden dus
zonder meer uitgeladen worden.
Tegenover onze trein stond een
heel lange trein met oude Honga
ren en kinderen. We moesten na
aankomst nog een uur in de trein
blijven zitten. Toen we er uit
mochten lag het perron vol bagage,
kleeren, levensmiddelen, enz. De
menschen waren weg. Wat er nog
van over was waren twee groote
vuurzuilen. Onze heele groep werd
het kamp binnengelaten tot groote
verbazing van de kampbewoners.
Het was n.l. usance een zeer stren
ge selectie te houden, waarbij Moe
ders en kinderen, oudere menschen
en allen die de SS om de een of
andere reden niet aan stonden,
apart werden gehouden en vergast
werden. Aan den ingang van het
kamp hoorde ik den commandant
zeggen: „das ist die Philips-Gruppe
aus Herzogenbusch," wat voor mij
de selectielooze entrée verklaarde."
Ook een andere overlevende ver
klaarde gehoord te hebben: „Das
ist das Philipskommando, das ist
ein Sonderkommando, die haben
Wehrmachtwichtige Arbeit ge-
leistet."
En er waren meer tekenen dat de
Philips-groep 'iets bijzonders' was.
De mannen kregen weliswaar een
nummer getatoueerd, maar volgens
een van de getuigen was dit géén
'jodennummer'. Het haar van de
vrouwen werd weliswaar geknipt,
maar ze werden niet kaal gescho
ren, 'ook een uitzondering.'
Was er wellicht in die vier dagen
dat ze onderweg waren geweest
aan voor de joden onzichtbare
touwtjes getrokken?
Auschwitz.
„Men kan er niet over
schrijven. Men kan het niet.
Men kan het niet bevatten,
onmogelijk."
Met deze woorden duidde Presser
in het boek Ondergang de gruwe
len van het onmenselijke inferno
Auschwitz aan.
Laat ons er een citaat aan toevoe
gen. Het is afkomstig uit het rap
port van Sara Goslinski. „Alles is
waar," schrijft ze, „alleen zwak
verteld, daar ik het anders te diep
moet beleven terwijl ik het schrijf."
„Op een dag kwam mijn vriend
Barend heel opgewonden aan het
raam schreeuwen. Hij riep dat ik
zo gauw mogelijk uit de ziekenzaal
moest komen, omdat het hele Phi
lips-commando zou worden over
geplaatst naar een werkkamp." Dit
schreef Joop Citroen. En: „Inder-
daad bleken alle leden van het
Philips-commando, die eerst overal
verspreid in het kamp hadden ge
woond, voor zover zij nog in leven
waren, nu in één barak bij elkaar
te zijn ondergebracht."
Na enkele weken Auschwitz bleek
dat het Philips-commando op
nieuw op transport zou worden
gesteld. Niemand wist echter wan
neer. „Zeer teleurgesteld waren wij
toen wij hoorden dat de vertrekda
tum nog niet was vastgesteld en
dat wij wachten moesten," aldus
Citroen. Het wachten duurde lang.
Weer bezweken er Philips-mensen
aan ,het kampregime, schreef hij.
Dan: „De volgende dag kregen wij
opdracht in de barak te blijven om
voor de overplaatsing gekeurd en
ingeschreven te worden."
In een donkere nacht, ergens in de
zomer van 1944, werden de overge
bleven Philips-mannen opnieuw in
veewagens geladen en uit Ausch
witz weggereden. De verlichting in
de wagons bestond uit 'een olie
lampje met blauw glas' en 'bij de
deur stond een SS'er, die kwaad
was dat hij in zo'n wagen mee
moest.'
Het verslag van Sara Goslinski
klonk soberder. „Na die 7 weken
gingen we naar de anderen in
Reichenbach waar we afwisselend
in dag- en nachtdienst van 6 tot 6
bij Telefunken werkten, gestadig,
maar over het algemeen niet over
dadig zwaar. Het eten was vrij
■rJ.-.'---
V'