Weekend De lange weg van Koos Alberts E3 [De televisie is het belangrijkste. Je bereikt de meeste kiezers' Hij heeft hetzelfde probleem als Prince. Hij is zó gewild dat iedereen aanneemt dat zijn concerten binnen een dag uitverkopen. En daarom is er vrijwel nog geen kaartje verkocht voor dat van Eindhoven, in het Muziekcentrum volgende week dinsdag. Geen probleem voor Koos, want dan belt hij gewoon even met Radio Royaal dat met het nieuwtje een stormloop veroorzaakt. 'Maak je niet druk' lijkt de lijfspreuk van de nu 47-jarige zanger. Zijn carrière begon tien jaar geleden met de recordbrekende hit 'Ik verscheurde je foto', maar leek drie jaar later even plots te eindigen in de nacht dat hij frontaal tegen een boom reed en vanaf zijn borst verlamd raakte. Kootje Krommenhoek liet het er niet bij zitten. 'Maar ooit raken je tranen op en dan weet je dat je verder moet' 'De hele Jordaan zingt. En kunstfluiten, dat kennen we ook allemaal' DAG 26 MAART 1994 pl g-JEM ZATERDAG 26 MAART 1994 ht llwassen behandeling maar wordtl let voor vol aangezien en datl liteert campagneleider Maarten! In Poelgeest. Wat mij dwars zit, is dat wijl houdelijk een omslag hebben aakt van radicaal links, weg van getuigenispolitiek naar een ge. lid met een hoog realiteitsgehalte aar wat gebeurt er? Andere par! en negeren ons gewoon. Ik con- ateer dat niemand ons serieus emt en dat heeft deels te maken at het feit dat het Journaal zich ncentreert op de vier grote par- en. Ons wil men niet in beeld ibben omdat men kennelijk niet ht serieus wil nadenken over mi-1 lubeleid. Het enige wat wij kun- >n doen, is hard roepen." in een aanpassing van de cam- ignestrategie wil Van Poelgeest et weten. GroenLinks blijft mee- len in de slag om televisie-secon- n. En dat is op zijn minst opmer- lijk, omdat de partij forse winst iekte bij de raadsverkiezingen, fidanks de beperkte publicitaire Indacht. Volgens Van Poelgeest is at geen garantie voor succes. Want wij doen het altijd beter bij raadsverkiezingen." tor de beide regeringspartijen DA en PvdA is het in de campag- er op of er onder. De steeds Iirder slinkende, eigen aanhang ag zeker niet kleiner worden, ander dat beide partijen funda- enteel hun strategie wijzigen zijn daarom druk in de weer om hun irde kern vast te houden. Het was ik een van de redenen waarom •inkman zijn frivole uitstapjes om zwevende kiezer aan zich te rplichten, ging beperken. De in- anningen van het CDA om een w-maatregel af te kondigen die t publicitair beter doet, is er fcoral op gericht om de oudere %ste CDA-kiezers binnenboord te puden. jctra zorg besteedt het CDA de pmende weken zeker ook aan de fovincies Brabant en Limburg naar forse klappen geïncasseerd Jerden bij de raadsverkiezingen, et name in de vorm van extra ireekbeurten moeten de program- apunten werk, veiligheid en mi nt nog eens goed over het voet- rht gebracht worden. Een extra 1 voor de vertrekkende eerste an Lubbers is niet voorzien, ïrinkman is onze lijsttrekker en irste man. Lubbers is geen kandi- aat; hij speelt een rol op de ach- rgrond", vertelt Bremmer. e inspanningen van het CDA loeten ervoor zorgen dat de chris- In-democraten de grootste partij ijven. Ondanks de slechte peilin- in van zo'n 35 zetels heeft Brem- er er alle vertrouwen in dat het DA toch boven de 40 zetels uit mat. Bremmer beseft wel dat de emmen niet meer vanzelf komen inwaaien. „Electorale steun is >oit vanzelfsprekend. In elke impagne moet je opnieuw je kie- irs verdienen. Wij willen onze ouwe aanhang overtuigen van de aarde en betekenis van hun stem tor de christen-democratie," al- |is Bremmer. e PvdA kondigde na de verwachte forse nederlaag (omgerekend 17 zetels ver lies) bij de raadsverkiezin- :n onmiddellijk aan om nog na- "ukkelijker de oude stadswijken te zoeken. De sociaal-democra- !n beschouwen de steden traditi0- ïel als hun terrein en willen dat .n extreem-rechts en lokale par ken verloren gebied terugwinnen, 'earns van vooraanstaande Pv- 'A'ers moeten de kiezers in die tijken alsnog overtuigen om hun ;em op 3 mei toch op de PvdA uit brengen. laar de PvdA gaat niet alleen het tbat met de weggelopen kiezer in, de partij zoekt ook de verbale 'rijd met de concurrentie en met ame D66. Die tactiek leverde in .msterdam bij de raadsverkiezin- Sn een onverwachte zege op voor PvdA en een even onverwachte tderlaag voor D66. „De Amster- imse methode is ons geheime wa- tn," verklapt een PvdA-woord- jerder. et was daarom niet verwonderlijk it D66-leider Van Mierlo als door tn adder gebeten reageerde op de ■ten brief van PvdA-fractieleider poltgens die de D66-leider aan brak op zijn aow-standpunt. Van ïierlo heeft geen behoefte aan een penlijk gevecht om de kiezers- Lnst met de PvdA. Want hij weet be dat in Amsterdam is afgelopen, [aarom was de ontboezeming dat ian Mierlo 'met enige zorg' had hlezen dat Wöltgens 'van dit soort •ieven een gewoonte dreigt te ma- Jen' veelbetekenend. Door Max Steenberghe Hij is allang weer bezig in zijn werkplaats, waar hij moeiteloos met ijzeren staven jongleert en die met zijn brullende las- brander omtovert tot sierlijk smeedwerk. Vanuit de deuropening kijkt echtgenote Joke trots toe. „Inderdaad, een wonder. Maar een groter wonder vind ik zijn zingen. Het is alweer zeven jaar geleden, maar nog sta ik bij elk concert stomverbaasd te kijken. Ik heb er gens nog een bandje dat de logope dist- maakte vlak na het ongeluk. Verschrikkelijk, je hoort alleen maar gehijg, snakken naar adem. Hij kreeg er nog geen vier woorden uit. Nu zingt hij de sterren weer van de hemel. Een wonder..." De bezorger die een wasmachine komt afleveren, staart verbaasd naar zijn papiertje. Volgens de bon woont hier ene familie Krommen hoek. Maar wat doen al die gouden en platina platen aan de muur? En daar, die man in zijn rolstoel, dat is toch...? „Ko," stelt deze zich voor. Jacobus Krommenhoek heeft het druk. Dat is niks nieuws, want Ko heeft het altijd druk. Is altijd aan het klussen in zijn werkplaats, of aan het opnemen in zijn huisstu- diootje of onderweg naar een op treden. „Stilzitten ken ik niet," knauwt hij in sappig Jordaans. Maar als we rond het middaguur komen, wil hij zijn verhaal wel vertellen tijdens de boterham. Bo terhammen als Ko zelf. Dikke, zelf- gesneden hagelwitte sneden met goeie bloedrode worst ertussen. Eenvoudig en eerlijk voer voor een man die weet wat werken is, een hekel heeft aan flauwekul en geen tijd voor leeg gepraat. „Daarvoor is het leven te kort." Het huis is ruim en open ingericht. De reden is bekend, maar nauwe lijks zichtbaar. Aan tafel is het kleine model rolstoel helemaal niet te zien; en ook als hij beweegt trekt zijn persoonlijkheid alle aandacht weg van zijn lichaam. Nee, hij woont niet in Amsterdam. Daar ligt nog wel steeds zijn hart, maar hij trok er al lang geleden weg, omdat het geen plaats is waar hij zijn twee kinderen graag zag opgroeien. Uiteindelijk streek het gezin in 1986 op aanraden van vriend en oud-international Piet Schrijvers naar een dorpje onder het IJsselmeer. Lekker rustig, mooi centraal gelegen als uitvalsbasis voor de vele concerten en met ein delijk wat ruimte voor het klussen van de nijvere werkbij. Want de oud-metselaar heeft zijn gereed schapskist nooit echt dichtgedaan. „De bouw is het mooiste werk wat er bestaat," zegt hij en knijpt de knoestige handen samen. „Als je jaren later iets ziet staan wat je ooit in een middaggie met je eigen handen heb gemaakt, da's heel mooi." De verhuizing gaf ook weer wat anonimiteit, want de meeste mensen in het dorp hebben geen idee dat er een beroemdheid in hun midden woont. „Mijn naam heet Krom menhoek," zegt hij, „En zo heet ik dus." 'Koos' kwam omdat heel zijn fami lie al Ko heet: vader, opa, ooft, neef, allemaal Ko's en dus werd kleine Ko Koos. Alberts is zijn artiestennaam. Hij nam hem op verzoek van een fan, ene mevrouw Alberts. „We hadden op de radio, een piratenstation, gevraagd of de mensen een leuke naam voor me wisten. Toen riep iemand om dat ik Koossie Alberto moest heten. Met een belde die mevrouw Alberts op. Ze was een groot fan, maar licha melijk niet goed, ze lag al jaren te bed. 'Alberto mot je niet doen,' zei ze. 'Dat lijkt te veel op Alberti. Doe maar Alberts, want zo heet ik ook en dan ben je een beetje van mijn.' Nou, dat heb ik toen gedaan. Ik ben nog wel eens bij haar thuis wezen zingen op haar verjaardag." De naam was er pas laat na het zingen, want het zingen is er eigen lijk altijd geweest. „Ik ken me niet herinneren dat ik niet heb gezon gen," zegt Koos. „Maar ja, iedereen zong bij ons. Dat is niks bijzonders, de hele Jordaan zingt. En kunst fluiten, dat kennen we ook alle maal." Desondanks had kleine Kootje Krommenhoek al snel een naam opgebouwd. En dat kwam voorna melijk door zijn opa, Ko van Dam. „Opa en opoe woonden vlakbij, maar opa was zelden thuis, want die ging na het werk rechtstreeks naar het café. Hij spuugde er niet in en dan vergat hij de tijd. En de enige manier dat opoe hem thuis kon krijgen was mij - een broekie van vier jaar - te sturen." „Ik zag aan zijn bakfiets in welke kroeg hij zat en vroeg dan of-tie mee naar opoe ging. Dat dee-tie pas als ik een liedje voor hem had gezongen. Dan zette hij me in mijn korte broek op een barkruk en most ik Oh mein Papa zingen. Hand in hand liepen we dan naar huis. Het ene moment huilde hij, het andere moment zongen we sa men tweestemmig de mooiste lied jes. De mensen riepen uit de ramen: 'He, Ko, most je kleinzoon je weer halen?' Jaha, dat was een mooie tijd. Armoe troef hoor, we gingen na de markt weggerolde kolen en sinaasappels zoeken, maar toch een heel mooie tijd." Plankenkoorts had het jochie niet. „Nee, want iedereen zong, dat was niks bijzonders." En omdat het niks bijzonders leek was er geen haar op Ko's krullebol die dacht aan een zangcarrière. Integendeel: hij ging naar de ambachtsschool, versleet in twee jaar veel baantjes -van bakkersjongen tot loodgie ter- tot hij als metselaar aan de slag kon. Hij trouwde al snel met zijn grote liefde Joke Hoeben, het echtpaar kreeg een dochter en een zoon en verhuisde naar het noord hollandse St. Pancras. De eerste jaren kwam hij nog dage lijks in zijn geliefde Mokum, als metselaar van de Dienst Gemeente werken. Maar uiteindelijk koos hij voor werk naast Joke in de snack bar die ze ooit waren begonnen toen Ko op een avond merkte dat er geen warme hap te halen was in St. Pancras. En het zingen dan? „Dat deed ik alleen voor de gein, op feessies enzo. Maar een vriend schreef me opeens stiekem in voor een talen tenjacht." Tegenstribbelend - 'die gekkigheid is niks voor mijn' - ging Koos mee en die donderdagavond zong hij voor een jury met Tineke de Nooij. „Zij zei dat ik echt erg goed kon zingen, maar dat ik meer eigen liedjes moest nemen, niet altijd maar meezingers en Hazes. De volgende dag ben ik gaan rond bellen en kwam zo in contact met Peter de Wijn. Die had wel iets liggen: Ik verscheurde je foto." ..Het was een maffe dag, want die talentenjacht was in Casa Rosso geweest, de sexclub van Zwarte „Het is niet te snappen als je het niet zelf hebt meegemaakt. FOTO ROY TEE Jopie. En die brandde de volgende avond af, nota bene de avond waarop dat gedoe eigenlijk was georganiseerd. Een geweldige maz zel dus." De mazzel bleef. Nederland was wild enthousiast. Koos werd overal gevraagd. En iedereen had het na tuurlijk over plaatjes maken. Geen enkele platenmaatschappij zag echter wat in Koos, op Willem van Kooten (Joost den Draaier) na. De omroepen trokken eveneens hun neus op, maar via het piratencir- cuit werd Koos toch een ster. En bij zijn tweede single Gisteren heeft ze mij verlaten schrok Hilver sum wakker. De negen maanden oude verscheurde foto kwam op nieuw uit en de platen bevochten elkaar op weg naar de top. Het succes was als uit de boekjes. Even probeerde het echtpaar de friet en het zingen te combineren maar dat was geen doen. „Joke deed de techniek dus ging mee naar elk optreden en dan moest onze dochter 's avonds alleen in de snackbar staan. Daar waren we erg ongelukkig mee, maar aan de ande re kant kon dat zingen ook weer zo ophouden. Toen een keer de vlam in de pan schoot hebben we de zaak verkocht." En dat kon best. Koos zong de sterren van de hemel. Had op een gegeven moment drie singles tege lijk in de Top-10 - iets wat zelfs de Beatles nooit was gelukt en wat sindsdien een Guinnes'record is - en deed vijfhonderd concerten in een jaar. Het succes was ongelofe lijk; de twee daarop volgende jaren leefde het gezin als in een roes. Radio, tv, massaconcerten, heel Nederland sloot Koos in de armen. Maar de familie Krommenhoek bleef zo goed en zo kwaad als het ging, zichzelf. Investeerde het plots binnenstromende geld goed in het mooie huis bij Harderwijk. Nog geen tweehonderd meter van die woning stond De Boom, waar Koos in de nacht van 29 okober 1987 tegenaan botste met zijn Mer cedes. „Ik weet er absoluut niks van," zegt hij na een moment van stilte. „Het was mistig en ik dacht waarschijnlijk dat ik al bij huis was. Maar dat was ik dus niet." Koos werd gevonden door passan ten en onmiddellijk naar het zie kenhuis van Harderwijk gebracht. Een dag later moest hij door naar Zwolle, waar hij het leven liet. „Hij is echt doodgeweest," vertelt Joke. „Zijn milt was gescheurd en had inwendige bloedingen. Ze wilden hem opereren om een uit de kom geschoten been terug te zetten maar op de brancard was hij op eens dood. Ze hebben hem gereani meerd en meteen opengemaakt en pas toen zagen ze wat er aan de handwas." De acht weken intensive care zijn nog steeds een zwart gat voor Koos. Maar volgens Joke wist Koos haar al de eerste nacht zelf te vertellen dat hij voorgoed verlamd was. Het enige wat hij zich herin nert is het gevecht tegen de beade mingsapparatuur. „Mijn ribben en longen waren geraakt en met die verlamming erbij kon ik bijna geen adem halen. Dus stopten ze een buissie met asem in mijn keel. Eerst was ik als de dood dat het mijn stembanden zou beschadigen. Maar toen het er uit mocht was dat nog erger. Want ik most opnieuw leren ademen. De eerste keer dat ze dat ding er een halve minuut uit haalden dacht ik dat ik stikte. Verschrikkelijk! De volgende keer dat ze het kwamen doen heb ik uit alle macht gevochten om het ding in mijn keel te houden." Uiteindelijk kon Koos weer zonder machines ademen. Maar toen kwa men de volgende gevechten. De acceptatie van de verlamming, en de revalidatie. Koos heeft een dwarslaesie: een breuk van zijn ruggemerg waardoor een groot deel van zijn zenuwen en spieren niet meer werkt. „En dat mot je accep teren," klinkt het eenvoudig. „Jaha, zo makkelijk gaat dat niet. Het is erg, heel erg. Je zit in een zwart gat zonder einde. Eerst mot je wennen aan het idee dat je voorgoed verlamd bent. In het be gin denk je toch nog dat het over gaat, maar dat gaat het dus niet. Het wordt nooit meer zoals vroe ger. Het is afgelopen. En als je aan dat idee gewend ben, moet je weer andersom gaan denken. Verlam ming is het einde niet, het is een nieuw begin van een nieuw leven. Maar daar mot je wel voor knok ken." „Ik vocht dat stilletjes uit. Heb het zelf gedaan, met Joke natuurlijk, en mijn kinderen. Maar dat snap ten ze niet in het ziekenhuis. Op eens kwam er drie keer per week een psycholoog aan mijn bed want ik was zo stil. Geen wonder, ik had een slang in mijn keel dus kon niet eens praten. En die gast maar vaag praten, tot Joke ervoor zorgde dat hij wegbleef." „Zo'n gevecht moet je toch zelf aangaan, alhoewel ik ontzettende steun had van mijn fans. Ruim 185.000 brieven. Van kinderteke ningen tot een kaartje van een 85-jarig echtpaar dat schreef: 'We blijven op je wachten Koos, dus kom maar gauw terug'. Soms kon zo'n brief veel pijn doen, want het leek alsof ik uit vrije wil was opgehouden. Net alsof ik zelf niet terug wilde". „Er ging geen dag voorbij of ik dacht niet aan zingen: Als ik dat maar niet hoef te verliezen. Maar ondertussen voelde ik goed dat het eigenlijk niet kon. Ik kon niet eens asem halen, laat staan zingen. En een stemband bleek verlamd. Maar toch: de allereerste keer dat ik weer dagje naar huis kon ben ik meteen naar mijn studiootje gere den. Knoppen omgedraaid, bandje aangezet en geprobeerd. Er kwam niks uit. Dat was een verschrikke lijk moment." „Ik had ook al die maanden geen radio en tv gewild. Bang om mezelf te horen zingen. Joke heeft me uiteindelijk een bandje gegeven met nummers van me eigen en de eerste keer dat ik die hoorde moest ik vreselijk huilen." „Maar een KNO-arts zei opeens dat ik het wel kon proberen. De lamme stemband zat vlak bij de andere en als ik maar goed oefende kon die ene spier twee banden laten trillen. Maar het zou nooit meer zo worden als het was. Vanaf die dag heb ik geoefend en geoe fend tot ik blauw zag. Gaf niks, ik móest weer zingen." „Mijn allereerste optreden was toen mijn manager Leo Lukassen twintig jaar in het vak zat. Het was niet live, dat kon ik nog niet. Thuis heb ik zin voor zin een liedje voor hem ingezongen. Verschrikkelijk, als ik diep ademhaalde zat ik met een vast; alles moest heel rustig gebeuren. Toen ze dat bandje op het feest draaiden bleef geen oog droog." De ijzeren wil hielp Koos er uitein delijk helemaal bovenop. „Maar het is niet te snappen als je het niet zelf hebt meegemaakt. De klappen die je krijgt als je merkt dat je niet eens je plas kan ophouden, als je je realiseert dat je nooit meer zult rennen met de hond. Ik heb heel wat nachten liggen huilen. Maar ooit raken je tranen op en dan weet je dat je verder moet." „De mensen zijn nu gewend aan mijn rolstoel. Het lijkt nu gewoon en dat is het ook voor mij. Maar niemand kent mijn pijn. Vreselijke pijn, nog elke dag. En daar is niks aan te doen. Ik ben vier keer geo pereerd, maar niks helpt. Eigenlijk wil ik daar niet over praten, want als het in de krant staat krijg ik allemaal brieven van paragnosten enzo, mensen die me willen helpen. Maar ik geloof daar niet in. Als de beste dokter me niet ken genezen ken niemand dat niet." „Natuurlijk blijf je zitten met de vraag 'waarom ik?' en 'waarom dit?'. Waarom ik, als er zoveel verkrachters en moordenaars ge woon rondlopen? Het is niet eerlijk. Maar ja, niemand heeft beloofd dat de wereld eerlijk is." Joke: „En ik zei ooit tegen een vriendin: 'waarom verlamd, waarom kon hij niet gewoon twee benen breken?' Waarop zij zei; Dan had je gezegd 'waarom twee benen in plaats van een?.' En zo is het ook." Koos: „Nee, ik ben niet jaloers als ik iemand zie lopen. Maar nog steeds kan het pijn doen als je aan iets denkt en opeens beseft dat dat er niet meer inzit. Ik kan wedstrij den lang naar voetballen kijken, mijn liefste hobby, maar als mijn zoon op het veld staat, krijg ik soms opeens een klap, omdat ik nooit meer met hem een balletje kan trappen. Zoals elke vader heb ik heel mijn leven een beeld gehad van de trouwdag van mijn dochter. Maar toen het zover was, kon ik niet naast haar staan. Die momen ten komen onverwacht, maar raken je heel diep." „En natuurlijk blijf je, ondanks alles, heel diep in je hart hopen op beterschap. Goed, er is iets kapot binnenin mij. En dat kunnen ze niet maken. Nóg niet maken, maar dan blijft het mogelijk dat ze er iets op vinden. Over de hele wereld zoeken doktoren naar oplossingen. En ik zorg er wel voor dat als ze iets vinden, ik er iets van hoor." De stoel is geen belemmering ge weest voor de tweede carrière van Koos. In tegendeel: zalen zijn afge laden vol, fans verafgoden hun idool en kopen zich arm aan de T-shirts, de foto's, de flessen Koos Alberts Bubbelbad en Shampoo die in de pauzes worden aangeboden. Is de Mokummer bang voor afwij zing door de provincie? Hij lacht. „In Brabant verkoop ik meer pla ten dan in Amsterdam. Daar zijn ze te verwend door Mokums talent." Koos treedt ook meer op in Bra bant dan zijn fans weten. Regelma tig wipt hij stiekem over voor een concert in een bejaardentehuis of een verpleeginrichting. „Als ik iets kan doen, dan doen ik het ook. Tenmminste, als het zin heeft. Niet zomaar tussendoor op een kamertje wat zingen voor drie man. Dan doe ik het liever voor hun omroep, dat anderen er ook wat aan hebben Want al lijkt het een makkie; ik heb het nog altijd erg benauwd, zingen blijft vechten." Als de recorder met een tikje af slaat haalt hij opgelucht adem. „We zijn nou toch wel klaar hè, want ik heb al veels te lang zitten praten. Ik mot nog een hekkie afmaken." En voor we goed en wel afscheid hebben genomen is hij alweer buiten. Als we weglopen zwaait hij. De lasbrander over stemt zijn afscheidsgroet, maar we kennen hem. „Doe voorzichtig! 1% "o ffl 'c-

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 31