'Een soort waardigheid in stand houden' BOEKENLEGGER KINDERBOEKEN THEATER I POPPODIA Het sublieme bedrog van Gerrit Komrij 'De reis van Sint Brandaan' uit 1400 uitdagend vertaald door Willem Wilmink Nominaties VSB-Poëzieprij Plezier met het Schotse anar< De Piek in VI Ex-Mothers eren Zappa DE STEM BOEKEN Nieuwe bundel verhalen van Daan Cartens (Animatie in Tei met 'Faulty O] Paul Clark in Brugge VRIJ DAG 18 MAART 1994 DE STEM Door Johan Diepstraten „Het liefst zie ik een gedicht als een zelfmoordcommando, een poëtische kamikaze," zei Gerrit Komrij eens in een interview. „De vorm brengt de inhoud om. De laatste regel is de doodsteek. Je hoort - een kort moment - het zingen van een stervende zwaan of de ordinaire wind waarmee een ballon leegloopt: je vergaapt je even aan het opvlak- keren van een vlam; er trekt een gloed van Bengaals vuur over je gezicht, je innerlijke gezicht; je hoort de snerpende kreet van een gillende keukenmeid, het reute len van een zevenklapper; en dan is het voorbij. Dan is het 'rond' - vanuit het niets naar het niets." De interviews met dichters, - ook in deze Boekenweek -be wijzen eens te meer hoe moeilijk het is om iets toe te voegen aan wat er al staat. Een goed gedicht overwint elke interpretatie glansrijk, had Komrij bovendien te melden, en laat zich niet ont moedigen door dissertaties, werkgroepen en scripties. Naar goed gebruik brengt Komrij alles om zeep. Wie alleen de laatste regels leest van de afzonderlijke gedichten in de verzamelbundel Alle ge dichten tot gisteren van P.C. Hoof t - prij swinnaar Komrij merkt met hoeveel verve hij dit procédé toepast. Hij spot met alle poëtische wetten door van het gedicht 'De pastoor van Oudetonge' vier versies te geven. Afhankelijk van het rijmwoord in de op twee na laatste zin, sterft de goede man aan typhus, vliegende tering, tuberculose of een bloedgezwel. Zo zijn er veel voorbeelden te geven van poëti sche fratsen - kenmerkend voor de opkomst van het light verse in de jaren zeventig - waardoor Komrij niet altijd even serieus werd genomen. Hij was, voordat hij naaT Portu gal vertrok, het stralende hoog tepunt op poëziemanifestaties waar hij met nasale stem de lotgevallen van de Spiering en de Windbuil voorlas, of zijn uit vinding van de Patentwekker of het wel en wee van de tragédien ne Zizi Maelstrom en Sacha Cul pepper. Komrij wilde, zo leek het, alleen maar amuseren en dat imago versterkte hij door telkens relativerend uit de hoek te komen: „Ik vind dat ik zelf ook geen gedichten kan schrij ven, maar er zijn zoveel mensen die zeggen dat ik het wél kan. En dan heb ik toch iets voor op de stakkers die het niet kunnen. Je geniet wel van het leven he, als scheppend artiest zal ik maar zeggen." Uitspraken als deze behoren tot het spel - 'het sublieme bedrog' - dat Komrij speelt. Alle ge dichten tot gisteren brengt de lezer weer terug naar de jaren zeventig toen er ook nog gewoon gelachen mocht worden op poë- zieavonden. Maar wie oog heeft voor de vele dwaalwegen, laby rinten en spiegeleffecten in de gedichten van Komrij, weet dat zijn poëzie bepaald niet vrijblij vend is. Het gaat niet om zeven klappers en gillende keukenmei den, maar om het onbereikbare: Nimmer kwamen je dromen uit. In de tuin liep vreedzaam 't paard en Appels hingen er stil aan bomen. Het geurde er naar warme aarde. Maar altijd klonk daar, als je staarde, Altijd weer, schetterend een ge fluit In alle toonaarden bovenuit - Als je daar staarde, en staarde, staarde. Gerrit Komrij: 'Alle gedichten tot gisteren'. Uitg. De Arbeiderspers, prijs 35, - i Gerrit Komrij FOTO KLAAS KOPPEA Daan Cartens FOTO PETER ENGEL Door Johan Diepstraten Nadat hij debuteerde mét de verhalenbun del Duel (1983), verschenen achtereenvol gens de kleine roman God weet hier niets van (1985), de gedichtenbundel Na Nero (1988) en de novelle Servus (1988). Daan Cartens, geboren in Breda, studeerde ge schiedenis in Leiden en was redacteur van het literaire tijdschrift Bzzlletin. Tegen woordig woont hij in Nijmegen, maakt radioprogramma's voor BRT 3 en schrijft voor het Vlaams-Franse tijdschrift Kunst en Cultuur over literatuur en beeldende kunst. Onlangs verscheen de verhalenbun del De droefheid van mannen. Het zijn vreemde werelden die Daan Car tens oproept. Even gemakkelijk situeert hij zijn personages in de schemerige Amster damse dark rooms, in een Spaanse kathe draal of in de Berlijnse wijk waar een scheepsarts temidden van gastarbeiders werkt. De hoofdpersonen zijn zich bewust van hun absolute eenzaamheid, zoals de achterflap vermeldt, 'die alleen door de poëzie van de taal of de liefde even kan worden doorbroken'. Cartens is een bedachtzaam schrijver die zorgvuldig formuleert en de pathos weet te vermijden. Een van de hoogtepunten in de bundel is het verhaal over een homosek suele schrijver die zijn vriend Paul ziet sterven. 'Het oneindig licht, dat van de dag en de nacht, had zijn poorten geopend en Paul, hij roeide met de uitverkoren schitte rende lichamen aan de riemen, met de ware dubbelgangers van de zondeval naar die bloedrode streep waar de wereld zich opheft en niets meer is dan een droom, die maar vergaat en vergaat,' luidt het poëti sche slotakkoord. „Er bestaan vier versies van dit verhaal Ga met de koningen," zegt Daan Cartens. „De aanleiding was een moment in Amsterdam. Op een mooie septemberdag zat ik op kantoor achter mijn pc, keek naar buiten en zag een groep mannen die stond te wachten op de zoveelste begrafenis in de kerk op het Singel. Ze waren vreemd uitgedost, gekleed in leer tot half naakt. Het is moeilijk uit te leggen wat er dan in je omgaat: de absolute onmacht overvalt je, als je ziet hoe mannen in een uitgegroei de provinciestad als Amsterdam afscheid nemen van één van hen op een manier die ze doorgaans voor de nacht reserveren. De homoliteratuur vind ik stomvervelend. Bij al die bedscenes en troosteloze geschie denissen haak ik af. Wat er nu rond het thema aids gebeurt, houdt mensen enorm bezig. Ik heb geprobeerd nu eens iets anders te schrijven dan het gebruikelijke zoals: iemand is ziek, gaat dood, er zijn tien vrienden die op hem passen, het afscheid is mooi en waardig. Dat soort verhalen boeit me niet. Met mijn verhaal heb ik iets algemeners willen uitdrukken. Het gaat om een man, Paul Vaandrig, die zich aan het einde van zijn leven afvraagt: Wat blijft er van mij over? Eigenlijk niets, is het antwoord, want een man als hij heeft per definitie geen nageslacht. Hij gaat kunstmatig zijn leven in kaart brengen door de namen van al zijn vrienden en kennissen te noteren op een encyclopedi sche manier. Dat leidt tot niets. Door toeval komt hij in contact met een schrij ver die de nalatenschap van Vaandrig op papier gaat zetten. Het verhaal bestaat uit de wisselwerking tussen de man die zijn ondergang tegemoet gaat en de schrijver. Uiteindelijk vindt de schrijver een mogelijkheid om dat leven vorm te geven. Hij kiest voor de verbeel ding. In de traditie van de romantische literatuur van de 19e eeuw maakt hij een verhaal, het sprookje van de danser op het graf, dat de verzinnebeelding is van het leven van Vaandrig. Door iets moois te maken, zal het leven van Vaandrig de mensen altijd bijblijven." Dat is jouw antwoord op dit soort levens vragen? „Of het nu om aids gaat of om kanker, het zijn allebei mensonterende ziekten. Wat mij opvalt, is dat mensen nog steeds met de mond vol tanden staan bij zulke confron taties, ze weten niet wat ze moeten doen. Je kunt ook haast niets doen, zeker in deze tijd. Lees de rapporten over ontkerkelij king. Eigenlijk is er niets meer waar je je aan vast kunt houden. Is er dan nog iets? Jawel, literatuur, kunst in het algemeen, heeft in zekere zin een helende, soms een reddende functie. Daarin kun je nog iets van schoonheid en harmonie ervaren, die je op de been houden. Hoe afschuwelijk de dood ook is, er zitten ook andere kanten aan die je pas kunt ontdekken als je de volle waarden uit het leven peurt." Wat zijn die andere kanten dan? „Neem het verhaal over Paul Vaandrig. Je kunt alleen bezig zijn met hem te verscho nen, hem in bed te hijsen en weet ik al niet. Maar wat de schrijver doet is een soort waardigheid in stand houden waarmee hij een leven dat ten einde loopt een mooie glans geeft. De andere kant is dus de kant van de verbeelding. Het leven dat je zelf bedenkt, dat je zelf kunt maken, ieder van ons, daar hoef je geen schrijver voor te zijn. Van een leven construeer je haast een voorwerp, iets dat toch overblijft. Dat kan een ballet zijn, of een muziekstuk of in mijn geval een sprookje. Choreografen, componisten en schrijvers kunnen dat op de goede momenten als tegenwicht bieden. Naar aanleiding van dit thema is er overi gens nog weinig gedaan. Misschien komt dat later." De titel van je verhalenbundel, De droef heid van mannen, is opmerkelijk. „Het zegt iets over de manier waarop de hoofdpersonen in het leven staan. Droef heid is weliswaar een ouderwets woord, maar het past goed bij deze tijd omdat het een algemene levenshouding aangeeft. In de acht verhalen zitten de personages bijna allemaal tegen een grens aan van net wel of net niet in verval raken. Ze scheren er voortdurend langs. Wat mij fascineert zijn mensen die overdag een keurige baan heb ben en 's avonds dingen dóen die meer met hen te maken hebben. Neem het eerste verhaal Van licht en schaduw. Dat gaat over een grimeur die altijd al in donkere kleedkamers zit en wat doet hij voor zijn vertier? Hij maakt zijn leven nog donkerder door de dark rooms te bezoeken, de enige plek waar hij denkt nog te kunnen bestaan, maar zelfs in die sche merwereld wordt hij bedonderd. Wat hem rest is te gaan naar de plek waar hij nooit mag komen, de bühne, en wacht af wat er ooit nog zal gaan gebeuren. Het verhaal eindigt met de regels: 'Ik adem, ik denk, ik lig in een donkere wereld zonder gezicht. Een vlek.' Dat zegt genoeg." 'Geen verhalen, maar stemmingen, geen gebeurtenissen, maar een toon,' las ik in één van je verhalen. Is dit een karakterise ring die voor de hele bundel opgaat? „Past er goed bij, nietwaar? Ik hou niet verhalen die een opeenhoping zijn van voorvallen en geschiedenissen. Wat ik maak zijn een soort van psychogrammen: ik snij een deeltje uit de biografie van een persoon, verhevig dat leven en probeer uit te drukken hoe hij de werkelijkheid er vaart. Ieder verhaal begint met een beeld dat gebaseerd is op een eigen herinnering. Zo zag ik eens een travestiet in een kathe draal zitten. Als schrijver probeer ik me dan in dat leven te verplaatsen en breng stemmingen onder woorden. Schemertoe standen en dromen probeer ik helder te krijgen in kernachtige passages waarin ik meer kan zeggen dan in uitweidingen. Dat is mijn literatuuropvatting. Achterin het boek heb ik een lijstje opge nomen van kunstenaars aan wie ik regels of citaten heb. ontleend: Büchner, Pessoa, T.S. Eliot, Pasolini. Doet dat er toe? Nee, dat doet er niets toe. Is het leuk om te weten? Ja, want iemand die bijvoorbeeld graag de verhalen van Maarten 't Hart leest, weet nu dat deze verhalenbundel niets voor hem is." Daan Cartens: 'De droefheid van mannen'. Uitg. Contact, prijs 29,90. Door Harry Janssen Onze zeevarende natie kent zo langzamerhand een uitgebreide bibliotheek met maritieme lite ratuur, met verhalen van de zee. Des te merkwaardiger is het dat het allereerste zeeverhaal dat in het Nederlands werd overgele verd nooit de populariteit heeft gekregen die het verdient. In de loop der geschiedenis zijn er pogingen geweest om de uit ongeveer 1400 stammende mid- delnederlandse versie van 'De reis van Sint Brandaan' toegan kelijk te maken. Het verhaal is in de wereldliteratuur bekend in tal van varianten, zowel in het Latijn als in vertalingen. Uit het middelnederlands zijn twee versies bekend, waarvan er een (een incomplete) te vin den is in het Hulthemse Hand schrift (Kon. Bibliotheek Brus sel), het andere in het Comburg- se Handschrift in de Württem- bergische Landesbibliothek in Stuttgart. Die Comburgse tekst is nu weer bereikbaar gemaakt door de Utrechtse hoogleraar dr. W.P. Gerritsen en een aantal enthou siaste studenten. Uitgeverij Prometheus/Bert Bakker start er een nieuwe reeks 'Neder landse Klassieken' mee. Het ini tiatief is des te meer te prijzen omdat de uitgave zich niet al lereerst richt op literatuurvor sers en vaklieden, maar op een groot publiek. En dat heeft alles te maken met het feit dat de dichter Willem Wilmink ge zorgd teeft voor een berijmde vertaling in eigentijds Neder lands. Wilminks tekst is - zoals hij beweert van al zijn teksten - geschreven 'voor alle leeftijden'. Maar tegelijkertijd hebben Ger ritsen en zijn studenten er de dichter aan gehouden 'zeer dicht bij het middelnederlands origineel' te blijven. Meeslepend Het resultaat mag er zijn. Het verhaal van Wilmink is uitda gend, geestig en meeslepend en nodigt de lezer telkens weer uit om dat origineel te raadplegen dat op de tegenpagina is afge drukt met voldoende verklaren de notities. Dat levert allereerst een boeien de en amusante leeservaring op, maar daarnaast krijgt de lezer op een bijna speelse manier zicht op het wereldbeeld van de middeleeuwer. Brandaan - een Ierse abt - staat te kijk als een ongelovige Thomas. Hij leest een boek over de vele wonderlijke dingen die de Schepper in dit ondermaanse heeft aangericht. Als hij daarin vindt dat er een grote vis zou bestaan met op zijn rug een compleet eiland met bomen en struiken, begint hij ernstig te twijfelen. En het verhaal dat Judas, die omdat hij Jezus heeft Willem Wilmink verraden eeuwig naar de hel verbannen werd, een soort weekendverlof genoot en op za terdag even mocht bijkomen, zij het op een gloeiend hete rots en blootgesteld aan ijskoude wind vlagen, deed voor Brandaan de deur helemaal dicht. FOTO DIJKSTRA Woedend gooit hij het boek in het vuur en terwijl het nog nasmeult krijgt hij van een en gel de opdracht om scheep te gaan en zelf die wonderen te gaan zien en voor het nage slacht vast te leggen. En zo begint de inderdaad wonderlij ke, negen jaar durende 'Reis van Sint Brandaan' met zijn gezellen. De onbekende middel eeuwse dichter vertelt het na en dat doet hij met vaart. Die vaart heeft Willem Wilmink op een prachtige wijze in het verhaal gehouden, terwijl hij ook de verteltrant van zijn verre voor ganger volledig intact laat. Maar het Nederlands van Wil mink is op en top hedendaags, zijn woordgebruik is geestig. Met de dwang die het rijm hem oplegt gaat hij virtuoos om en de vrijheden die hij zich in dit verband veroorlooft zijn spits vondig en maken het lezen tot een feest. Kleinduimpje Op zijn tocht komt Brandaan heel wat wonderlijke en af schrikwekkende dingen tegen. Zijn heiligheid en zijn gebed zorgen er telkens voor dat hij met hulp van boven het vege lijf redt. Maar hij leert ook de be trekkelijkheid van alles inzien. Zo treft hij midden op zee een klein kereltje aan, niet groter dan een duim, ronddrijvend op een blad. Het mannetje heeft in zijn ene handje een klein kom metje, in de andere een griffel. Onverstoorbaar vult hij met de stift vanuit de zee het komme tje, druppel voor druppel. Als het kommetje vol is kiept hij het weer leeg in zee. Zo meet Klein duimpje de zee. Willem Wil mink: Toen zei de goede Sint Bran daan: 'Jong daar komt nooit een einde aan!' Waarna het ventje op het blad het volgende rake antwoord had: 'Net zo min als 't meten klaar is Als de dag des oordeels daar is, net zo min lukt het jou en de jouwen alle wonderen te aanschouwen die God schiep met eigen hand in het water en op het land en die jou nog verborgen zijn. Je geestelijke kinderen zijn zonder vertroosting thuisgeble ven en bidden God, die vaak jouw leven gered heeft, om door Zijn gena de jou te behoeden voor leed en schade. Gods engel sta je altijd bij en ga nu verder zonder mij. 'De reis van Sint Brandaan' is een heerlijk boek en een welda dige start van een reeks 'Neder landse Klassieken'. Met veel be langstelling mag uitgezien wor den naar een voortzetting van de serie op soortgelijke wijze. 'De reis van Sint Brandaan. Een reisverhaal uit de twaalfde eeuw'. Vertaald door Willem Wilmink. In geleid door W.P. Gerritsen. Uitg. Prometheus/Bert Bakker, prijs 29,90. In De Rode Hoed in Amsterdam zijn gisteren de zeven nominaties voor de VSB-Poëzieprijs 1994 bekendgemaakt. Aan de prijs, die op 7 juni voor het eerst wordt uitgereikt, is een bedrag van 50.000 gulden verbonden. De uitverkoren auteurs zijn Hu- go Claus voor de bundel De SporenLloyd Haft voor Atlan tis, Rutger Kopland met Gedul dig Gereedschap, Gerrit Kouwe- naar voor Er Is Geen Elders Waar Het Anders Is, Leo Vroman voor De Godganselijke Nacht, Elly de Waard voor Eenzang Twee en Ad Zuiderent voor Op de hoogte van Icarus. De prijs is ingesteld op initiatief van Huub Oosterhuis, directeur van De Rode Hoed. Aanleiding vormde de uitsluiting van poëzie voor de AKO Literatuur Prijs. Het beschikbare prijzengeld is dan ook afgekeken van die lite raire onderscheiding. De VSB-Poeziëprijs, genoemd naar de geldschieter, de Stich ting VSB Fonds, is bedoeld voor een bundel Nederlandse poëzie, die voor het eerst in boekvorm gepubliceerd in het jaar voo>' gaand aan de prijsuitreik;- Voor de eerste bekroning zijn) bundels ingezonden. Vok Hugo Brems, voorzitter van jury, was de keuze van de z«j titels een nogal moeilijke t« De kwaliteit van de poëzienJ duktie van het afgelopen noemde hij kwalitatief hoog. Wie de prijs wint wordt onthJ tijdens een poëzieavond in Rode Hoed. Voorafgaande da aan houdt De Rode Hoed literaire avonden - 20, 27 rnai 3 juni - waar de genomineej dichters uit hun werk voorlezj De jury bestaat naast (hoogleraar Nederlandse kunde aan de Katholieke Ujl versiteit Leuven en de KathJ lieke Universiteit Brussel) Wiel Kusters (hoogleraar a mene en Nederlandse letterk_ de aan de Rijksuniversiteit Lij, burg), Huub Oosterhuis, van de Pol (vertaalster, schrf ster, critica) en Agaath man (theaterregisseur). Door Muriel Boll We zongen het lang geleden op Koninginnedag, met versierde fietsen op de achtergrond. We zongen het in de aula op school, de dag na de Russische inval in Hongarije, en elke keer als het Wilhelmus gezongen wordt, ko men de herinneringen daaraan onmiddellijk en spontaan weer boven drijven? Wie kent het volkslied nu nog? Het eerste couplet zal wel luk ken, maar het tweede, of liever het zesde, gaat meestal als een nachtkaars uit. Daarom in de boekenweek waarin poëzie cen traal staat, 'aandacht voor ons nationale gedicht, 'Het Wilhel mus'. Onlangs verscheen daarvan een prachtige uitgave van Van Goor: een rood linnen band met een portret voorop van een ernstig kijkend Willem van Oranje, jong en mooi ragfijn geschilderd door Lidia Postma. Postma is vooral bekend door de schitterende il lustraties die ze maakt bij de sprookjes van Andersen. De buitenkant van het boek ziet er niet echt uit als een kinder boek, maar als je ziet dat de tekst van Willem Wilmink is, dan weet je dat het goed zit. Niet alleen vanwege het feit dat Wil mink mooie liedjes schreef voor de Stratemakeropzee Show, de J.J. de Bomshow en nog steeds schrijft voor Het Klokhuis, maar vooral door de manier waarop hij met kinderen over poëzie praat bijvoorbeeld in zijn 'schriftelijke cursussen dichten'. Daarin laat hij op een duidelijke en spontane manier zien hoe gedichten in elkaar zitten en wat de achtergrond van het ontstaan is. Voor' iemand als Wilmink is het Wilhelmus dus koren op zijn molen, want wie begrijpt nou eigenlijk precies wat hij dan staat te zingen? In de inleiding vertelt Wilmink het een en ander over Filips II. Hij en Willem groeiden samen op en waren aanvankelijk de beste vrienden. Later werd Filips n een vreemde man, die de doods kisten van zijn geliefden om zich heen wilde houden. Er wordt uitgelegd wat de Beeldenstorm was en hoe de handel in aflaten in zijn werk ging. De paus had destijds veel geld nodig voor de bouw van de Sint Pieter in Ro me. Wilmink: 'Stel je nu zo'n geestelijke voor, die in een lange rok op de markt staat te „Wie maakt me los?!! jaar vagevuur tegen gulden! Wie maakt me zend jaar vagevuur tegen ling van ene gulden vijftig!' later je op de markt kwam, goedkoper de aflaten werden, net als nu de bloemen. Na de inleiding staat de coupletten afgedrukt, lit tekst met onderaan in letters woordverklaringen, dersaten' zijn mensen die je plicht bent te beschermen, Landt om Luyd ghebracht' betekent 'van vaderland, vrienden en onderdanen roofd'. De tekst is op de den in beeld gebracht, baseerde zich voor haar tiewerk op prenten en rijen, penningen en ten, uit de tijd waarin het helmus gemaakt werd. De van Pieter Bruegel. Postma kende diens 'Dulle Griet' twaalfde couplet als i voor het tot wanhoop volk dat te lijden had onder swaer tempeest' dat Willem hen wil keren. Heel mooi vind ii| ook de plaat met de Slag Heiligerlee en die waarop ee hagepreker en zijn gehoor sl afgebeeld. Het Wilhelmus en de platen wor den gevolgd door een ti' waarin Wilmink de coupletl helder uitlegt, waarom er wat er staat. Hij maakt daarbij uitstapjes naar andere dicht® Anna Bijns en Herman Gortfl Hierna had het boek wat mi;| betreft, mogen eindigen, stukje waarin Wilmink in op de vraag wie was de dichtn| van het Wilhelmus, vind ik interessant, maar ik ben er niell zo zeker van dat kinderen dal ook vinden. Wat echt overbodig is, is het rijmverhaal over ii| Tachtigjarige oorlog, dat nu es dan erg veel weg heeft van Sin- terklaasruimelarij. Tien juli vijf tien vierentachtig/en daar wortl aan de deur geklopt/Het is| Balthasar Gerards, kinderen!) Pistool onder de jas verstopt. Je kimt erom lachen, maar a| het doorwrochte Wilhelmus, het wel heel simpel. Niettemin iil 'Het Wilhelmus' een mooi a interessant boek voor iederea en zeker op zijn plaats in dt| schoolbibliotheek. 'Het Wilhelmus', met tekst val Willem Wilmink en illustraties va«| Lidia Postma. Uitg. Van Goor 45. de ENGELSE poppenspelers Liz Walker en Gavin Glover (sa- men 'Faulty Optie') zijn geliefde gasten in theaters in Engeland en Frankrijk en op diverse pop- 1 „enspelfestivals in Europa. Met hun bijzondere voorstellingen weten ze hun publiek mee te nemen naar een droomwereld met soms morbide, soms humo ristische wendingen. Hun produktie 'Snuffhouse- Dustlouse' is nu eindelijk ook in Nederland te zien. Op muziek DEZE WEEK zijn er in Brugge drie verschillende voorstellin gen. Op zaterdag 19 maart brengt performer Paul Clark in de Biecorf 'Memory Man'. Een solo in het Engels over een man die in een Londens antiquariaat een telefoonboek opdiept. Hij heeft meteen zijn levensdoel ge vonden: het telefoonboek van buiten leren. Een tragikomedie vol humor. In de Stadsschouwburg danst Claudio Bernardo uit Brazilië op woensdag 23 maart de choreo grafie Dilatatio. Een programma met moderne dansen waarin de medische en religieuze zaken worden uitgebeeld: hysterie, ex tase, neurose en totale zinsbe goocheling. In dezelfde zaal zet de musica lafdeling van het Ballet van Vlaanderen op donderdag 24 maart 'Hollywood by Night' op de planken. Een show van vijf dansers en vijf solisten met een aantal grote hollywoodhits. In de Rode Zaal van het Fakkel theater in Antwerpen brengen Bert Schuiling en Herman Boon hun compleet chaotische caba retprogramma Zindroom. Voor stellingen van dinsdag 22 tot en met zaterdag 26 maart. In het CCB in Berchem speelt Theater Stap op 19 maart om 20.30 uur 'Medea' van Euripides in een uiterst sobere voorstelling waarin beweging, emotie en taal tot de grootst mogelijke naakt heid zijn teruggebracht. Aanvang om 20.00 uur, tenzij anders vermeld. Illustratie van Lidia Postma in 'Het Wilhelmus' Wilf de drummer van Dog Facet DOG FACED Hermans is een Schotse anarchpunkband die al weer enige jaren bestaat. Met Amsterdam als uitvalsbasis treedt de band regelmatig op de Nederlandse podia op, maar ook in andere Europese landen, in de VS en in Canada. Het repertoire van de band is een mengeling van jazz, punk en noise. Morgen avond treden ze op in De Piek in Vlissingen. De aanvang is 22.00 uur en de entree bedraagt ƒ10,00. Het is een van de optredens in het kader van de actie 'De Piek moet blijven'. Ook vanavond is i er een optreden. Vanaf 22.00 uur speelt de Walcherse powerrock- groep Wolfclan Sister. De entree tot dit concert is gratis. In de stadsschouwburg in Mid- j delburg is morgenavond om 20.30 uur een concert van de J.J.C. Helder Band. Entree ƒ18,00. ZAPPA-Liefhebbers, Mothers- adepten, opgelet! Volgende week is er in de Vaartkapoen in Mo lenbeek (B) een heuse 'tribute' aan de overleden meester. En wie kunnen dat beter dan ex- bandleden? Met Don Preston voorop presenteren Bunk Gard- ter, Sandro Olivia en Ener Bla- dezipper zich als The Grand mothers of Invention. Zelfs 'mother' van het eerste uur, Jim my Carl Black (I'm the Indian of the group) is erbij. Kaartjes voor het concert zijn te bestellen op telefoon nummer 09.3202-4141824. Donderdag 24 maart; aanvanq 20.30 uur.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 22