Weekend PE STEM E3 De vader van het moderne opinie-onderzoek, de Amerikaan George Gallup, had een hoge dunk van politici. „Een ware staatsman zal nimmer zijn ideeën of principes veranderen om hen in overeenstemming te doen zijn met de mening van welke groep, groot of klein, dan ook. Eerder zal een dergelijke leider door te overtuigen proberen zijn inzichten en doelstellingen door het publiek aanvaard te krijgen." De interesse voor peilingen is matig, het vertrouwen erin klein en de invloed lijkt minimaal Tussen zeggen en doen ligt een ook door opinie onderzoekers onontgonnen terrein. Gelukkig maar FEBRUARI 1994 Vigendom worden van de pf museum. foto ap ;z p komt te staan, soms voor- Jan foto's. Op het perron bij- 'eld waar de selectie plaats oor de gaskamer, zullen ori- foto's worden vertoond, om Jaats historisch reliëf te ver en. En op de velden waar de ,n de vergaste mensen werd pd, zal meer dan informatie in aangebracht, daar zal een !te herdenkingstekst worden jatst, zegt Oleksy. Op dit mo- wordt de vertaling daarvan een laatste maal gecontro- in Londen en in Jeruzalem. ;y is blij dat de discussie rond karmelietessenklooster voorbij t gebouw zal eigendom wor- an de gemeente Oswiecim en van plan het vervolgens in leen te geven aan het mu- Wat Oleksy betreft, hoeven ar geen haast mee te maken, moederen moeten eerst maar tot rust komen, zegt ze. Bo en: dat grote kruis staat er ;teeds en ze heeft geen zin haar en daar aan te branden. Vol- pater Marek Glownia zal het pas verwijderd worden als de nistratieve overdracht van het :ter zijn beslag heeft gekregen, ïeb geen idee wanneer dat is. de pater, die directeur is van Centrum voor Informatie, Ont- ;ing, Dialoog, Educatie en Ge- te Auschwitz. Dit centrum, s gevestigd op vijfhonderd tne- afstand van het kamp, is °P atief van de kardinaal van au in de plaats gekomen van karmelietessenklooster. Het is de bedoeling dat de nonnen er ien gehuisvest, maar het nieu- klooster dat daarvoor wordt uwd is nog niet klaar, centrum zelf is al een jaar Glownia is 'een beetje teleur- id,' zegt hij, dat zich in al die nog geen enkele joodse bezoe- heeft gemeld: tenslotte behoort dialoog' met het jodendom tot ifficiële doelstellingen van het rum. Hij vreest dat er 'voorooi - n' tegen de Polen in het spet En dat terwijl de tijden ze Jtig zijn: het conflict rond he oster is beëindigd en het Vati- n staat op het punt Israël dip'0' riek te erkennen, wat wil men meer? De pater begrijpt he ang de joden het af laten weten, geert het centrum vooral at atie voor bezinning. „Het is ni^ ig Auschwitz te ontvluchten, t Glownia. „Hier kun je tot rus hen en de vragen die Auschwi 'oept, op je in laten werken. W >chwitz bezoekt, komt oog 1 met het kwaad te staan e et zich de vraag stellen: zit n schien ook in mij, het kwaad. ZATERDAG 19 FEBRUARI 1994 De kiezer als strateeg Als je kijkt naar de open bare reacties van politie ke partijen op de resul taten van opinie-onder zoeken naar de mogelij ke verdeling van de kie zersgunst, lijkt het alsof Gallup gelijk had. De standaard-reactie, zeker van partijen die in de polls op verlies staan, is dat de werkelij ke uitspraak van de kiezers op de verkiezingsdag de enige enquête is die geldt. Ze doen alsof de polls hen niet aangaan. Maar god hoort hen brommen in hun campagnebu reaus! Een onderzoek naar de invloed van enquêteresultaten op het campag ne-gedrag van politieke partijen is voor zover bekend nimmer gehou den. Maar dat er op resultaten wordt ingespeeld, staat als een paal boven water. Dat geldt voor kandi daat-winnaars evengoed als voor gedoodverfde verliezers. Twee voorbeelden. D66-voorman Van Mierlo waarschuwde zijn con gres tegen al te grote euforie over de zegeningen die de Democraten lijken te gaan toevallen. Niet voor niets waarschuwde hij: „Laten we ons niet rijk rekenen; elke zetel moet nog veroverd worden." De waarschuwing doet verwachten dat D66 in de campagne tenminste één fout niet zal maken: uitstralen dat de buit al binnen is. De massieve aandacht die het CDA in de afgelopen weken heeft gege ven aan de ouderen, heeft alles te maken met het AOW-standpunt van die partij en de heftige reacties daarop, die - waarschijnlijk, want echt onderzocht is dat niet - hun vertaling vonden in de polls. En dat het CDA op grond van het mogelijke verlies op zoek is naar 'vervangende' kiezers blijkt uit zijn plotselinge warme belangstelling voor de Chinese minderheid. Maar hoe staat het met de kiezers? Raken zij al dan niet gemakkelijk van him stuk door resultaten van opinie-onderzoeken? Veranderen zij erdoor van keuze? Nee, zegt de hoogleraar dr. H. 't Hart, die in Utrecht methoden en technieken van sociaal-weten schappelijk onderzoek doceert. Hij staaft zijn nee met resultaten van een onderzoek dat hij in samen werking met het Nederlands Insti tuut voor de Publieke Opinie en het Marktonderzoek (NIPO) heeft ge daan. Het NIPO voerde al in 1948 het eerste Nederlandse onderzoek naar politieke voorkeuren uit, elf jaar nadat Gallup er in Amerika mee was begonnen. Het maakt onder meer gebruik van een telepanel. Het voordeel daarvan is dat deel nemers aan het onderzoek niet in direct contact met ondervragers - aan de deur of via de telefoon - de vragen beantwoorden, maar dat anoniem - via de computer - kun nen doen. Daardoor spelen moge lijke gêne of het ouderwetse gevoel dat je niet behoort te zeggen op welke partij je van plan bent te gaan stemmen niet, of althans veel minder mee. De uitkomsten van 't Harts onder zoek zijn interessant. De belang stelling voor opinie-onderzoeken is matig, het vertrouwen erin niet groot en de invloed ervan lijkt minimaal. Van alle ondervraagden (1452 per sonen) heeft slechts 27 procent veel belangstelling voor peilingen in de krant of de actualiteitenrubrieken van radio of tv. 53 procent heeft weinig, twintig procent helemaal geen belangstelling. Mannen zijn iets meer (33 procent) in de peilin gen geïnteresseerd dan vrouwen (22 procent), jongeren veel minder (12 procent) dan vijfenzestig plus sers (48 procent). De vraag naar de kwaliteit van peilingen doet de ondervraagden duidelijk in twee groepen uiteen- valllen. Zeer slecht, slecht of matig zegt 45 procent, goed of zeer goed vindt 39 procent. Zeventien pro cent heeft geen oordeel over de betrouwbaarheid van peilingen. In het opinie-onderzoek is de theo rie van het bandwagon-effect ont wikkeld. Ze houdt in dat kiezers geneigd zijn zich uit te spreken voor de partij die op winst staat. Letterlijk genomen is een bandwa gon een dieplader waarop een band Door Max de Bók zit te spelen tijdens een parade. Maar overdrachtelijk betekent op een bandwagon klimmen, je probe ren aan te sluiten bij een succesvol le onderneming. Het tegenovergestelde - kiezen voor de partij die dreigt te verlie zen - heet het underdog-effect. Dat beide mogelijk optredende effecten sterk gerelativeerd dienen te wor den, is uit diverse onderzoekingen gebleken. Prof. 't Hart voegde er de resultaten van zijn eigen onderzoek aan toe. Aan 1087 respondenten legde hij de volgende vraag voor. „U hebt zo juist gezegd dat u van plan bent partij X te gaan stemmen. Stel dat uit de opiniepeilingen blijkt dat die partij sterk zou verliezen, zou u dan op een andere partij gaan stemmen of stemt u toch partij X?" Slechts drie procent zei in dat geval op een andere partij te zullen gaan stemmen, 97 procent bleef de aanvankelijke keuze trouw. Het hoogste 'overloop-percentage' - elf procent - werd gemeten onder mensen die van plan waren op Groen Links te gaan stemmen, het laagste - namelijk nul - onder men sen met de intentie om PvdA of een van de kleine christelijke partijen te gaan stemmen. Voor de andere partijen zijn geen gegevens be schikbaar. Trouw aan de sterk op winst staan de partij is onder de Nederlandse kiezers evenzeer een kwaliteit als dat het geval is wanneer de 'eigen' partij op verlies staat. Slechts twee procent van de ondervraagden zou bij sterke winst zijn keuze op een andere partij bepalen. Opvallend gegeven is dat dit geldt voor der tien procent van de respondenten die een voorkeur uitspraken voor de Centrumdemocraten. Als de pa pieren winst van Janmaat en de zijnen te groot wordt, trekken ze hun handen van de CD af. Maar wat nu als een kiezer wel wat voelt voor twee partijen? Wat doet hij dan als de ene partij op sterke winst, de andere partij op aanzien lijk verlies staat? De peilingen kun nen dan 84 procent van de 1452 ondervraagden gestolen worden; ze zouden niet van invloed zijn op hun stemgedrag. Tien procent zou dan op de winnende, vijf procent op de verliezende partij stemmen. De winnende partij wordt vooral genoemd door 25 tot 34 jarigen, bewoners van steden met meer dan 100.000 inwoners en kiezers met een voorkeur voor Groen Links. De verliezende partij krijgt dan de voorkeur van elf procent van de ondervraagden die gezegd hadden PvdA te zullen stemmen. Volgens prof. 't Hart speelt bij de kiezer niet alleen gedroomde winst of verwacht verlies een rol. Hij sluit niet uit dat de kiezer zich wel degelijk laat leiden door strategi sche motieven. „Iemand die vooral door het milieu bewogen wordt, kan stemmen op een partij waarin hij die bewogenheid duidelijk aan treft. Maar hij kan ook op de PvdA stemmen als hij op grond van de peilingen verwacht dat die partij kans heeft weer in de regering te komen. Of hij stemt op Groen Links om zo de PvdA, wanneer die in de peilingen toch al zwak staat, te dwingen tot het innemen van nog groenere standpunten." De kiezer is in de ogen van prof. 't Hart een rationeel denkende stra teeg, die zich niet zo makkelijk door onzekere winst-en verliesre keningen van zijn stuk laat bren gen. De vraag dringt zich op welke invloed er uit zal gaan van de uitslag van de raadsverkiezingen op 2 maart op de Kamerverkiezin gen die twee maanden later (op 3 mei) worden gehouden. Onderzoekers houden er rekening dat van de raadsverkiezingen een versterkt bandwagon- en under dog-effect zal uitgaan. Dat kan ook te maken hebben met het handelen van de kiezer als strateeg. Hij maakt, zo is uit onderzoek geble ken, vanuit zijn perceptie van macht een nogal scherp onder scheid tussen eerste- en tweede rangs verkiezingen. Op de eerste rang plaatst hij de verkiezingen voor de Tweede Kamer, want daar bij is in zijn opvatting macht te verdelen. Meer macht dan bij raadsverkiezingen, die in zijn ogen daarom tweederangs verkiezingen zijn. Dat gegeven werkt vooral door wanneer, zoals dit jaar, de raadsverkiezingen aan de kamer verkiezingen vooraf gaan. De verkiezingen voor de raden vor men in deze redenering voor de kiezer bij uitstek de gelegenheid om tegen de-politiek-in-het-alge- meen protest aan te tekenen. De gedachte daarachter is dat de poli tici juist met het oog op de kamer verkiezingen die daarna volgen, sterk zullen letten op het gedrag van de kiezer bij de raadsverkie zingen en met de uitkomst van dat gedrag rekening zullen houden. Het verband tussen het uitbrengen van een proteststem en het verde len van de macht bij raadsverkie zingen leeft bij kiezers veel minder sterk dan bij kamerverkiezingen. Juist het bewustzijn dat het van belang is welke partijen de nieuwe regering gaan vormen (ook al is het ontbreken van het antwoord op die vraag vóór verkiezingen de zwak ste stee in onze vertegenwoordi gende democratie) doet de kiezer minder snel grijpen naar het wapen van de proteststem. Maar al met al is er weinig te zeggen van het effect van raadsver kiezingen op kamerverkiezingen. Opiniepeilers gaan niet verder dan de uitspraak dat de trend die nu valt af te lezen uit de peilingen naar het stemgedrag van kiezers als er op het moment van de onder vraging kamerverkiezingen zouden zijn, misschien ook geldt voor de raadsverkiezingen. Bij verkiezing van lokale politici spelen geheel tekening raymond van aalst andere factoren een rol. Er is de invloed van lokale partijen, de op komst ligt traditioneel lager, lokale problemen kunnen meewegen. In het onderzoek van prof. 't Hart springt mogelijk gedrag van men sen die zeggen met de Centrumde mocraten te sympathiseren eruit. Bij alle andere partijen is het per centage van mensen die vanwege winst of verlies van de ene naar de andere partij switchen gering tot verwaarloosbaar. Maar van dege nen die zeggen op de Centrumde mocraten te stemmen als het van daag verkiezingsdag voor de Twee de Kamer zou zijn, overweegt der tien procent Janmaat rechts te la ten liggen nu zijn partij zoveel winst wordt voorspeld. Volgens 't Hart blijkt hieruit dat Janmaat en de zijnen het vooral moeten hebben van proteststem mers. Een stem, niet vóór Janmaat en zijn verwerpelijke ideeën, maar tegen de gevestigde partijen. Als dat zo is dan moet niet worden uitgesloten dat de rol van die pro teststem bij de Kamerverkiezingen heel wat minder speelt. Ten nadele van Janmaat, ten voordele van het fatsoen in de democratie. De meest recente polls laten onge kende aardverschuivingen zien. De gunst van de kiezer lijkt te gaan verschuiven met tien zetels en meer tegelijk. Dat vooruitzicht brengt de politieke partijen in sferen van angst en vreze, van ongeloof en hoop op beter, van ingehouden vreugde en eerst zien en dan gelo ven. Wanneer er, door kiezers en cam pagnevoerders, openlijk getwijfeld wordt aan de betrouwbaarheid van de opinie-onderzoeken wordt vaak verwezen naar 1986. Kort voor de verkiezingen zaten de polls er flink naast. Het kiezersvolk trok naar de stembussen in de verwachting dat de PvdA als grootste partij uit de concurrentiestrijd te voorschijn zou komen. Maar het was het CDA dat er met de hoofdprijs van door ging. Achteraf hebben de opiniebureaus vastgesteld waar de fout lag: zij waren te vroeg gestopt met peilen. Pas tegen het einde van de cam pagne werd echt duidelijk dat Lub bers - die toen zijn eerste campag ne als lijsttrekker voerde en dat bovendien kon doen vanuit de po sitie van vier jaar minister-presi dent - over een beter profiel be schikte dan de oude rot Den Uyl. De kiezer vond Lubbers betrouw baarder, sympathieker en wijzer en dat beeld werd nog versterkt in het lijsttrekkersdebat aan de voora vond van de verkiezingen. Terwijl Den Uyl bekvechtte met Nijpels, leunde lubbers staatsmannelijk achterover. Onderzoek naar de waardering van dat debat toonde aan dat het precies die omslag in het denken van de kiezers teweeg heeft gebracht, die ervoor zorgde dat het CDA toch de grootste partij werd. Voorafgaand aan de verkiezingen van 1989 revancheerden de opinie onderzoekers zich. De afwijkings marges tussen de laatste polls en de werkelijke uitslag waren zeer ge ring. Maar het ging dan ook om de laatste peilingen vlak voor de ver kiezingen. De geringe afwijkingen maakten duidelijk dat opinie-on derzoek, mits met verantwoorde wetenschappelijke methoden uitge voerd, zeer nauwgezet de electorale trends kan volgen. Voorwaarde voor betrouwbaarheid is wel, dat er sprake is van een doorlopend proces, een reeks van aaneengesloten peilingen van ver voor tot vlak voor de verkiezingen. En altijd zal bij het kennis nemen van de resultaten de gulden regel van de afwijkingsmarges betrok ken moeten worden. Hoe hoger het percentage kiezers dat zegt op een partij te zullen stemmen, hoe rui mer de marge. Bij veertig procent van de stemmen moet een marge van drie procent naar boven en beneden in acht worden genomen. Bij vijftien procent is de marge 2,2 procent, bij vijf procent 1,3 pro cent. En één procent scheelt al gauw één tot anderhalve kamerze tel. Alleen al vanwege die marges, die teruggevoerd kunnen worden op de kansberekening, zijn opinie-onder zoeken per definitie niet honderd procent betrouwbaar. Om nog maar te zwijgen van de kiezer die zich in geen enkel onderzoek laat vangen en zijn keus pas bepaalt als hij in het stemhokje staat. En waarschijnlijk zijn veel kiezers als de vader over wie de zoon onlangs in een ingezonden stuk verhaalde: „Voor elke verkiezing zegt hij vol overtuiging dat hij nooit meer op de partij zal stemm- men die hij zij leven lang al ge- J steund heeft. En telkens als hij uit het stemhokje komt, zegt-ie: 'Ik heb toch maar weer op ze ge stemd'" Tussen zeggen en doen ligt een ook door opinie-onderzoekers onont gonnen terrein. Gelukkig maar, dan blijft het tot het laatst toe spannend.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1994 | | pagina 35