Weekend de stem E3 Vorige week sprak de fiscalist prof. dr. L.G.M. Stevens, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, bedrijfsadviseurs van de Rabobank Regio Zuid toe. In zijn lezing ging hij uitgebreid in op de belastingmoraal in Nederland. De kwaliteit van de belasting wetgeving laat te wensen over De fiscale ethiek is een actueel maatschappelijk probleem 18 DECEMBER 1993 ZATERDAG 18 DECEMBER 1993 historicus Le Roi Ladurie maai (riet zijn succesvolle boek over j Ketters dorp in de Pyreneeën in, laren '80 de weg vrij voor de gew pe-mensen-geschiedenis. be Noord-Beveland-trilogie is BVederlandse Montaillou, een viS Ions land uniek gedetailleerde 9 schrijving van een wriemelen micro-kosmos aan het eind van zestiende eeuw. Net als Ladurie laveert Weiten li hendig tussen feiten en mens« leeft met zijn figuren, volgt ze oi tot ver na de inpoldering, nieuw gierig als hij is om te weten wat van hen wordt. Het gaat niet goed. Economische recessie en ziekti eisen hun tol. Dieptepunten zi; een pestepidemie in 1605 en el hongersnood in 1609. L De Amsterdamse investeerders wij len niks meer van het eiland wete bang als ze zijn voor pestbesme ting. Weiten vond een briefje vi Oldebarneveldt: „Hij liet weten dat moment niks nodig te hebbi van het eiland." De wind die eeuwig vanaf de Ooi terschelde waait, blaast de wrakk ge, vaak verlaten huizen omver. Weiten: „De apocalyptische zwar ruiter laat een geruïneerd eilar achter. De helft van de mens® sterft. De overlevenden blij! slechts één hoop: uitverkiezing t( een beter leven in het hiernamaali De verandering komt pas met ee nieuwe rentmeester die verder gal met inpolderen. Dan wordt Noord Beveland de graanschuur die i eerste droogleggers voor ogen heb ben gehad." Een goede belegging," Weiten, „uiteindelijk, zM voor de Oranjes en Oldebafl neveldt. Die zijn er stinken' j rijk van geworden." J Dr. J. B. V. Weiten - Droogleggers I aan de Oosterschelde, uitgeverij De Bataafsche Leeuw, prijs 39,50. Door prof. dr. L.G.M. Stevens De calculerende moraal Betalen is voor de dom- men' heette het boekje dat Flip de Kam in 1977 schreef. En Harm Mobach sprak in 1981 de provocerende woor den: „De belastingmoraal gaat zo ver als de duurste belastingadvi seur die de burger zich kan veroor loven." Dit cynisme moet worden gerelati veerd, maar men kan in de fiscali teit toch niet voorbij aan indrin gende vragen, zoals: Wat betekenen begrippen als 'fair play', 'behoor lijk ondernemerschap' en gelijk soortige gedragscodes? Rechtvaar digt een onzorgvuldig handelen bij de ene groep van belastingbetalers een soortgelijke ónzorgvuldigheid bij de andere groep? Wat is het verband tussen wet en norm? Mag een adviseur/ondernemer gebruik maken van de mazen van de wet? Groeiend individualisme. De maat schappelijke verhoudingen van de jaren negentig zijn gewijzigd. Jan Modaal heeft leren rekenen. Be leidsmakers beginnen zich bewust te worden van dat feit. De onmon dige en nauwelijks zelf-redzame burger voor wiens belangen zij moesten opkomen en voor wie de verzorgingsmaatschappij werd ont wikkeld, blijkt zich te hebben ont popt tot een koel calculerende bur ger. Voor deze burgers is het welbegre pen eigenbelang het belangrijkste oriëntatiepunt. Het maakt hem tot dief van eigen portemonnee als hij niet maximaal gebruik zou weten te maken van de beschikbare col lectieve voorzieningen. De vanuit de warme solidariteits- gevoelens opgebouwde verzor gingsvoorzieningen, blijken zo doende onvoldoende bestand te zijn tegen de kille, zakelijke bena dering van de profiterende burger, die berekent welk gedrag hem het meeste rendement oplevert. Zelfs wordt daarbij veelal het rende ment, dat met illegale of half-ille- gale middelen kan worden bereikt, in de beschouwingen betrokken. Waar komt die individualistisch profiterende houding vandaan? Na de Tweede Wereldoorlog hebben vele op de collectiviteit gebaseerde instituties hun aantrekkingskracht verloren. De in de jaren zestig opgegroeide generatie is, minder dan bij voorgaande generaties het geval was, geconfronteerd geweest met de noodzaak in collectieve ver banden te moeten leven. Niet al leen werden de gezinnen kleiner, maar ook kon de toenemende wel vaart gemeenschappelijke keuzes omvormen tot individuele beslis singen. Praktische oefeningen in gemeenschapszin werden daardoor een minder alledaagse ervaring. Zo doorbrak bijvoorbeeld een éigen tv op de éigen kamer de noodzaak via gemeenschappelijk overleg tot een programmakeuze te komen. Voorts brokkelde door de sterk toegenomen mobiliteit de normon dersteunende invloed van hechte sociale verbanden af. De 'eigen richting' is zozeer een vanzelfspre kendheid geworden, dat gevoelens van gemeenschapszin al snel ge koppeld worden met de overleefde plastic-lampekappen-kneuterig- heid uit de jaren vijftig. Het besef dat 'samenleven' een kwestie is van geven en nemen raakte daardoor verzwakt. In sociaal-economisch opzicht geven het draagkrachtbeginsel in de belastingheffing en het solidariteitsbeginsel in de so ciale verzekeringen uitdrukking aan het solidariteitsgevoel van de samenleving. De calculerende bur ger is daarbij echter een storend element. Hij laat zich immers wei nig gelegen liggen aan het morele ideaal van de samenleving. Hij ge draagt zich, waar mogelijk, als free rider, als profiteur. In de belastingheffing komt dit tot Prof. dr. L.G.M. Stevens. uitdrukking in de pogingen zich aan de bekostiging van de collec tieve voorzieningen te onttrekken, aangezien dit toch geen consequen ties heeft voor zijn individuele aan spraken. In de sociale zekerheid wordt vrijelijk en zonder terughou dendheid aanspraak gemaakt op sociale zekerheidsuitkeringen zon der te letten op de maatschappelij- kekosten ervan. 'Zolang de uit het morele ideaal afgeleide waarden en belangen door brede lagen van de samenle ving worden onderschreven, is er sprake van maatschappelijke stabi liteit. Er zijn in de samenleving dan weinig waardeconflicten. De handhaafbaarheid van de op die normen gebaseerde regelgeving is minder problematisch als deze be- ginselen ook gedragen worden in de harten van de burgers. De mate waarin dit daadwerkelijk gebeurt, bepaalt het draagvlak voor de maatschappelijke solidariteit. De calculerende mentaliteit van de burger is het virus dat dit ideaal beeld verziekt. De sociale verant woordelijkheid wordt gesmoord als deze wordt beantwoord met de zelfzuchtige, op eigenbelang ge richte opstelling van de profiteurs. De gesignaleerde mentaliteitsom slag, versterkt door de gewijzigde demografische omstandigheden (vergrijzing), stelt de bekostiging van de verzorgingsstaat thans zwaar op de proef. Een meer op het marktmechanisme afgestemde wijze van besturen lijkt het antwoord te zijn op het be- heersbaarheidsvraagstuk van de collectieve sector. De bijbehorende toverwoorden zijn privatisering, deregulering en toepassing van het profijtbeginsel. Het sociale dilem ma wordt opgelost door de als collectieve goederen aangeboden zorgdiensten en voorzieningen waar mogelijk te individualiseren. Het marktmechanisme zal dan be palen wat wordt voortgebracht en aan wie het gebodene ter beschik king staat. Wie nog aan de zegenin gen van de markteconomie durft te twijfelen, wordt verwezen naar de Oosteuropese puinhopen van de planeconomie. In het rechtsleven lijkt zich een soortgelijk zelfzuchtig individuali seringsproces te voltrekken als in de maatschappij als geheel. De ge meenschappelijke norm waaraan het individu zich ondergeschikt heeft te maken, wordt in toene mende mate verdrongen door de 'eigen richting' van het 'dat maak ik zelf wel uit'. De op zelfontwikkeling en zelfver- antwoording gebaseerde individua lisering dreigt te worden verstikt door egocentrische elementen die de boventoon gaan voeren. Zolang de inhoud van de rechtsregels be antwoordt aan de in een samenle ving geldende innerlijke overtui ging, behoeft de nakoming ervan niet van hogerhand te worden af gedwongen. De moraal is gewor teld in het geweten van de mens en komt voort uit een innerlijke macht die dwingt tot naleving van de norm. De daaruit voortvloeiende ethische normstelling reikt dieper dan het recht, aangezien deze is verbonden met de aspiratiemoraal die als zodanig niet behoeft te worden afgedwongen. Het recht beweegt zich echter op het lagere niveau van de plichtmo- raal. Het is de dwingende norm, die is vastgelegd in de wet en/of wordt afgedwongen door de sociale con trole. Een sterk normbesef is van grote invloed op de aanvaarding van de rechtsnorm; ze behoeft een minder precieze wettelijke formu lering om geldingskracht te bezit ten. Voor de normhandhaving is deze omstandigheid van wezenlijk belang. Individualisering van de rechtsnorm, het 'dat-maak-ik-zelf- wel-uit', doet het draagvlak ervan echter afbrokkelen. De overheid klaagt over de ver schraling van het rechtskarakter van het belastingrecht. De vraag is echter of de wetgever dit niet in belangrijke mate aan zichzelf te wijten heeft. De kwaliteit van de fiscale wetgeving laat te wensen over en de doelstellingen zijn vaak te zeer politiek omstreden. De wet ten hebben daardoor vaak een te beperkt maatschappelijk draag vlak. De bureaucratische verkokering leidt te gemakkelijk tot regelgeving waarvan de effecten op andere be leidsterreinen niet of onvoldoende zijn overzien. De processen van wetgeving voltrekken zich te vaak onder te grote tijdsdruk, waardoor de regelgevers nauwelijks oog heb ben voor de uitvoeringsproblemen. Soms zijn de verschillende beleids doelstellingen zelfs onderling te genstrijdig. De afbrokkeling van de rechtsnorm wordt wel heel erg duidelijk zicht baar als zelfs overheidsinstanties naar wegen zoeken om aan de belastingheffing te ontsnappen. Om uit de WIR-pot een graantje mee te pikken, bedienden vele overheidsinstellingen zich op onei genlijke wijze van de BV-vorm. Legermaterieel werd om redenen van belastingbesparing opgeslagen in douane-entrepots. Vele gemeen ten hebben ter besparing van om zetbelasting bedrijfsmiddelen ge- leased met gebruikmaking van de IJslandroute. Ook worden over heidsgebouwen 'ingepakt' in een diensten-BV die vervolgens deze gebouwen verhuurt aan het over heidslichaam. De enige doelstelling van dergelijke constructies is be sparing van omzetbelasting. De nationale overheid blijkt zich trouwens ook lang niet altijd ge trouw te willen voegen naar de EG-voorschriften. Voorts wordt re gelmatig om de Miljoenennota's op te poetsen 'geschoven' met kasstro men, waarbij de prima-cheque-ma- noeuvre toch wel de meest gênante variant was. Deze maatregel hield in dat het moment van belastingbetaling en kele dagen werd vervroegd zodat door de betalingsnoodzaak vóór 1 januari de minister van Financiën in het lopende begrotingsjaar een 'gunstige' opbrengst kon laten zien. Ook worden allerlei politieke ter men gehanteerd om de barre wer- Het ontduikingsmilieu wordt in hoge mate mede beïnvloed door de appreciatie van de overheidsactiviteiten door de belastingbetaler. Wanneer de burger zich niet kan of wil identificeren met het overheidsbeleid, ligt hierin voor hem een 'legitimatie' van de fraude besloten. FOTO'S DE STEM JOHAN VAN GURP kelijkheid te verhullen. Er worden termen gebruikt als 'mingroei' daar waar een economische teruggang aan de orde is, 'brede herwaarde ring' bij benauwende en overbodig gedetailleerde wetgeving en 'ver eenvoudigingswetgeving' waar ie dereen op zijn klompen aanvoelt dat van vereenvoudiging geen sprake is. Ook hoef ik het gestoethaspel rond de afschaffing van de WIR maar te noemen of iedereen weet wat ik bedoel met de tanende geloofwaar digheid van de overheid. Een irritant recent voorbeeld van de gevreesde 'plukmentaliteit' van een heffende overheid was het wetsvoorstel om voor de rente cjje de overheid aan de burger zou moeten vergoeden, een lager per centage te laten gelden dan het percentage dat de burger aan de overheid verschuldigd zou zijn. Ge lukkig is dat voorstel afgeketst op kamerbrede afwijzing. Het is daar om te eenzijdig de normvervaging als verwijtbaar gedrag de burger in de schoenen te schuiven. Het pro bleem zit dieper. Als een bus moeizaam de berg opsputtert en dreigt te stranden, zullen de passagiers - allen met het zelfde reisdoel voor ogen - uitstap pen en naar vermogen de bus naar boven duwen om toch het reisdoel te bereiken. Degene die pontificaal in de bus blijft zitten, wetend dat de anderen toch wel hard genoeg zullen duwen om de top van de bergweg te bereiken, zal bij de afdaling het ongenoegen van de uitgeputte, weer ingestapte passa giers merken. Discussies rond oneigenlijk ge bruik van de fiscale wetgeving hebben de neiging zich af te spelen met dit profiteursbeeld voor ogen. Dit betekent echter een belangrijke versimpeling van de problematiek. Hierin ligt immers de basisgedach te besloten dat - evenals de passa giers van de bus - alle betrokken personen hetzelfde doel voor ogen hebben. Wanneer er echter passagiers in de bus zitten die onvrijwillig zijn in gestapt en zonder eigen belang meereizen, moet men er rekening mee houden dat zij weigerachtig zullen zijn ten aanzien van de duw- activiteiten. De fiscaliteit kent vele gedwongen passagiers die zich aan een financiële bijdrage zullen ont trekken zodra zij daartoe een mo gelijkheid krijgen. Een dergelijke gebrekkige norm aanvaarding manifesteert zich op diverse manieren. In het economi sche leven is dit zichtbaar in het afwentelingsverschijnsel. De ster kere marktpartij kan zijn belas tingdruk afwentelen op de zwakke re. Met rechtvaardigheid heeft het marktmechanisme echter niets uit staande. Een andere vorm van afwen teling speelt in het rechtsle ven. Personen kunnen door gebruikmaking van listige constructies vermijden dat zij on der de reikwijdte van een belas tingwet vallen. Zij kunnen op die manier de belastingheffing ont gaan, waarvoor anderen vervolgens moeten opdraaien. Naarmate de wetgeving minder duidelijke rechtvaardigheidsprin cipes kent, zal deze listige rechts opvatting meer ruimte bieden aan een dergelijk ontwijkingsgedrag. De meest markante afwijzing van de belastingheffing komt tot uit drukking in de belastingfraude. Sociologisch beschouwd zijn de drie genoemde varianten van be lastingvermijding allemaal uit drukking van een te beperkte aan vaarding van de fiscale rechtsnorm; slechts de fraude is strafrechtelijk vervolgbaar. Mis bruik en oneigenlijk gebruik wor den tegenwoordig hoe langer hoe meer in één adem genoemd. Zij gelden daarbij soms als identieke begrippen. Voor de fiscalist heeft de term 'oneigenlijk gebruik' evenwel een wezenlijk verschillende betekenis. Daar waar misbruik een strafrech telijk vervolgbare wetsovertreding inhoudt, wordt oneigenlijk gebruik gezien als een handelwijze die - blijvend binnen de bewoordingen van de wet - niet strafbaar is. Maatschappelijk spreekt men dan van een profiteursmentaliteit. Het fraudebeeld laat zich moeilijk vol ledig in kaart brengen. De omvang van de fiscale fraude wordt door een aantal factoren bepaald: a) het ontduikingsmilieu; b) het ontduikingsrendement; c) de sanctie. ad. a: het ontduikingsmilieu: Onder het ontduikingsmilieu wordt be grepen het geheel van factoren die een rol kunnen spelen bij de nei ging tot belastingontduiking. Van groot belang is de mate waarin de belastingontduiking maatschappe lijk wordt aanvaard. Als iedereen 'het' doet, ben je dief van je eigen portemonnee als je je kansen niet te baat zou nemen. De fraudetole rantie is naar mijn mening de laat ste jaren duidelijk verminderd. Toen het 'minder meer' ging om slaan in een 'meer minder' groeide het besef dat wat de één te weinig betaalt, door de ander extra moet worden opgebracht. De fraudetole rantie is daardoor vanuit dezelfde gevoelens van eigenbelang vermin derd. De lacherige houding dat 'belastingbetalen voor de dommen is', is dan ook verleden tijd. Over heidsoptreden tegen ontgaansge- drag vindt daardoor tegenwoordig brede maatschappelijke steun, ad. b: het ontduikingsrendement: Het ontduikingsrendement is hoger naarmate de belastingdruk hoger is. Onderzoek leert dat de afwijzing van fraude groter is naarmate in komen en opleiding hoger zijn. Hierbij dient men te bedenken dat er een belangrijk verschil kan be staan tussen 'zeg-gedrag' en 'doe- gedrag'. Hoe hoger men is opgeleid, hoe sterker men sociaal is 'gecondi tioneerd'. Voorts bieden de moge lijkheden tot belastingverminde ring via fiscale constructies aan deze categorie een uitweg om te ontkomen aan de hoge belasting druk zonder dat men zijn toevlucht behoeft te nemen tot belastingfrau de. ad. c: de sanctie: Het loon van de fraude zal bewust of onbewust worden afgewogen tegen de zwaar te van de sanctie. Daarom is ook het sanctiebeleid van invloed op het fraudegedrag. De administra tief en strafrechtelijke boetes zijn in reactie op het Belastingfrau derapport van 1980 aanmerkelijk verruimd. Voorts is via een achter deur, ingaande 1991, de sanctie extra verzwaard door dergelijke boetes niet langer fiscaal aftrek baar te stellen. Voor de effectiviteit van de strafbedreiging is echter ook de pakkans van belang. Naar mate de ontdekkingskans kleiner is, zal van de sanctie een geringere rem op de straf uitgaan. Deze pak kans is niet voor iedereen gelijk. De ondernemer met een omvangrij ke administratie heeft in dit ver band ruimere mogelijkheden dan de loontrekker. De fraude is ook niet bij iedereen even gemakkelijk bewijsbaar. De fiscale wetgever zou er verstandig aan doen zich in elk wetsvoorstel te bezinnen op de praktische handhaafbaarheid van de regels. Regels die niet effectief te controleren zijn, tasten de ge loofwaardigheid van de overheid aan. De beeldvorming omtrent de pak kans is duidelijk ten gunste van de Belastingdienst veranderd. Branchegewijze landelijke renseig- neringsacties, zoals actie Schuim kraag, Goudtand, Dienblad, Snoepreis, etc. hebben ruime pu bliciteit getrokken. Ook is de 'waarneming ter plaatse' een actu eel beleidspunt van de Belasting dienst. Een belangrijk element bij het verhogen van de pakkans bij fraude is immers de mate waarin de Belastingdienst over informatie beschikt. Door uitbreiding van de plicht tot informatieverstrekking is de posi tie van de fiscus in belangrijke mate versterkt. De meldingsplicht van het bankwezen is daarvan een in het oog springend voorbeeld. Invoering van het sofi-nummer maakt voorts de gegevensverwer king en informatieselectie doeltref fender. Daarenboven wordt ge tracht door het opvoeren van de controlefrequentie van de boek houdingen de controledichtheid te vergroten. Dit alles rechtvaardigt de conclusie dat de pakkans duidelijk verbeterd is, hetgeen de ontduikingsneiging zal hebben afgezwakt. Voor een bepaalde categorie belastingplich tigen betekent dit echter dat de belastingfraude wordt gegoten in nog duistere criminele acties. Het risico is aanwezig dat de overheid dan in zijn onmacht de maatschap pelijke fraudeprocessen in de greep te krijgen, zich gaat voorzien van allerlei wettelijke instrumenten die een draconische uitwerking zullen hebben. Het gevaar is dat de bona fide ondernemers met zware admi nistratieve lasten worden opgeza deld, terwijl de malafide onderne mers toch op die wijze niet grijp baar blijken. Per saldo resteert frustratie in de uitvoeringssfeer en verdere afbrok keling van de geloofwaardigheid van de regelgeving. Een recent markant voorbeeld is de malusre geling in de sociale zekerheids sfeer, die wordt ervaren als een onterechte straf voor werkgevers en die een averechts effect zal hebben. Het ingewikkelde en gebrekkige inkomensbegrip vormt een actueel kernprobleem van de belastinghef fing. De belangrijkste tekortko ming van de inkomstenbelasting als draagkrachtheffing lag, en ligt nog steeds, besloten in de techni sche tekortkomingen van het fisca le inkomensbegrip. De uitvoerings technische problemen voort vloeiende uit een vermogenswinst belasting zijn in de Nederlandse verhoudingen tot op heden een on neembaar obstakel gebleken voor invoering ervan. Intussen probeert de wetgever via allerlei lapmiddelen, zoals fictieve rendementsregelingen, de geloof waardigheid van het fiscale inko mensbegrip enigszins overeind te houden. Nadeel is verbrokkeling van regelgeving en complexiteit in de uitvoering. Het tot de jaren tachtig algemeen levende gevoelen dat de hoge inkomensgroepen in werkelijkheid minder te lijden zou den hebben onder de progressie van de inkomstenbelasting dan de tariefstructuur aangeeft, is in afne mende mate in overeenstemming met de werkelijkheid. Met name de heffing van de vermogensbelasting - waarvoor overigens geen overtui gende rechtsgrond is aan te voe ren - versterkt het beeld dat de overheid een ongerechtvaardigd zware claim legt op het door de burger verdiende Inkomen. Per sal do zal ook de burger met een hoger inkomen sneller zijn toevlucht gaan zoeken tot fraude of anders zins pogen aan deze zware druk te ontkomen. Symptomatisch is de toenemende belastingvlucht naar België. De re cente kritiek op de fictieve rende- mentsheffing op rentegroeifondsen verraadt dan ook een zeer beperkte maatschappelijke aanvaarding van het draagkrachtbeginsel. Aandeel houders van rentegroeifondsen kunnen hun inkomen in fiscale zin gemakkelijk drukken door de inge houden beleggingsopbrengsten om te zetten in onbelaste koersstijging. Een dergelijke fiscale begunstiging verstoort het gelijkheidsprincipe dat het uitgangspunt van het fisca le inkomensbegrip behoort te zijn. Fiscale normvervaging is geen op zichzelf staand proces; het draag vlak voor maatschappelijke solida riteit brokkelt over de volle breedte af. De individualiseringsdrift laat zich steeds moeizamer verenigen met het solidariteitsbeginsel van de sociaal-democratie. Het wordt ver drongen door het profijtbeginsel dat associaties oproept met het meer liberaal getinte marktmecha nisme. De marges in de politiek zijn daardoor smaller dan ooit. De normvervaging is tevens het resultaat van een zich al te be- moeierig opdringende overheid die de wet veelvuldig hanteert als mid del tot beleidsrealisatie. Ook de belastingwetgeving wordt in toene mende mate als besturingsinstru ment gehanteerd. De fiscale wetge ver loopt daardoor echter het risico te verzanden in gedetailleerde en gecompliceerde regelgeving. Ook de normstellende waarde van de wet wordt daardoor uitgehold. Dit heeft consequenties voor de nale ving ervan. Het gaat te vaak om louter technocratische ordenings maatregelen waarin geen hogere ethische waarde meer in het geding is. Dit doet afbreuk aan de rechtsdimensie van de wet; zij verliest aan ethische bezieling, aan legimiteit en daar door aan vitaliteit. Het ontdui kingsmilieu wordt in hoge mate mede beïnvloed door de appreciatie van de overheidsactiviteiten door de belastingbetaler. Wanneer de burger zich niet kan of wil identifi ceren met het overheidsbeleid, ligt hierin voor hem een 'legitimatie' van de fraude besloten. Naast een effectief optreden tegen belasting fraude is het daarom belangrijk oog te blijven houden voor de die pere oorzaken van de fiscale norm vervaging.

Krantenbank Zeeland

de Stem | 1993 | | pagina 31