Weekend
de stem
E3
Vorige week sprak de fiscalist prof. dr. L.G.M. Stevens, hoogleraar aan de
Erasmus Universiteit, bedrijfsadviseurs van de Rabobank Regio Zuid toe. In
zijn lezing ging hij uitgebreid in op de belastingmoraal in Nederland.
De kwaliteit van
de belasting
wetgeving laat te
wensen over
De fiscale ethiek
is een actueel
maatschappelijk
probleem
18 DECEMBER 1993
ZATERDAG 18 DECEMBER 1993
historicus Le Roi Ladurie maai
(riet zijn succesvolle boek over j
Ketters dorp in de Pyreneeën in,
laren '80 de weg vrij voor de gew
pe-mensen-geschiedenis.
be Noord-Beveland-trilogie is
BVederlandse Montaillou, een viS
Ions land uniek gedetailleerde 9
schrijving van een wriemelen
micro-kosmos aan het eind van
zestiende eeuw.
Net als Ladurie laveert Weiten li
hendig tussen feiten en mens«
leeft met zijn figuren, volgt ze oi
tot ver na de inpoldering, nieuw
gierig als hij is om te weten wat
van hen wordt.
Het gaat niet goed.
Economische recessie en ziekti
eisen hun tol. Dieptepunten zi;
een pestepidemie in 1605 en el
hongersnood in 1609. L
De Amsterdamse investeerders wij
len niks meer van het eiland wete
bang als ze zijn voor pestbesme
ting. Weiten vond een briefje vi
Oldebarneveldt: „Hij liet weten
dat moment niks nodig te hebbi
van het eiland."
De wind die eeuwig vanaf de Ooi
terschelde waait, blaast de wrakk
ge, vaak verlaten huizen omver.
Weiten: „De apocalyptische zwar
ruiter laat een geruïneerd eilar
achter. De helft van de mens®
sterft. De overlevenden blij!
slechts één hoop: uitverkiezing t(
een beter leven in het hiernamaali
De verandering komt pas met ee
nieuwe rentmeester die verder gal
met inpolderen. Dan wordt Noord
Beveland de graanschuur die i
eerste droogleggers voor ogen heb
ben gehad."
Een goede belegging,"
Weiten, „uiteindelijk, zM
voor de Oranjes en Oldebafl
neveldt. Die zijn er stinken'
j rijk van geworden."
J Dr. J. B. V. Weiten - Droogleggers I
aan de Oosterschelde, uitgeverij De
Bataafsche Leeuw, prijs 39,50.
Door prof. dr. L.G.M. Stevens
De calculerende
moraal
Betalen is voor de dom-
men' heette het boekje
dat Flip de Kam in
1977 schreef. En Harm
Mobach sprak in 1981
de provocerende woor
den: „De belastingmoraal gaat zo
ver als de duurste belastingadvi
seur die de burger zich kan veroor
loven."
Dit cynisme moet worden gerelati
veerd, maar men kan in de fiscali
teit toch niet voorbij aan indrin
gende vragen, zoals: Wat betekenen
begrippen als 'fair play', 'behoor
lijk ondernemerschap' en gelijk
soortige gedragscodes? Rechtvaar
digt een onzorgvuldig handelen bij
de ene groep van belastingbetalers
een soortgelijke ónzorgvuldigheid
bij de andere groep? Wat is het
verband tussen wet en norm? Mag
een adviseur/ondernemer gebruik
maken van de mazen van de wet?
Groeiend individualisme. De maat
schappelijke verhoudingen van de
jaren negentig zijn gewijzigd. Jan
Modaal heeft leren rekenen. Be
leidsmakers beginnen zich bewust
te worden van dat feit. De onmon
dige en nauwelijks zelf-redzame
burger voor wiens belangen zij
moesten opkomen en voor wie de
verzorgingsmaatschappij werd ont
wikkeld, blijkt zich te hebben ont
popt tot een koel calculerende bur
ger.
Voor deze burgers is het welbegre
pen eigenbelang het belangrijkste
oriëntatiepunt. Het maakt hem tot
dief van eigen portemonnee als hij
niet maximaal gebruik zou weten
te maken van de beschikbare col
lectieve voorzieningen.
De vanuit de warme solidariteits-
gevoelens opgebouwde verzor
gingsvoorzieningen, blijken zo
doende onvoldoende bestand te
zijn tegen de kille, zakelijke bena
dering van de profiterende burger,
die berekent welk gedrag hem het
meeste rendement oplevert. Zelfs
wordt daarbij veelal het rende
ment, dat met illegale of half-ille-
gale middelen kan worden bereikt,
in de beschouwingen betrokken.
Waar komt die individualistisch
profiterende houding vandaan? Na
de Tweede Wereldoorlog hebben
vele op de collectiviteit gebaseerde
instituties hun aantrekkingskracht
verloren. De in de jaren zestig
opgegroeide generatie is, minder
dan bij voorgaande generaties het
geval was, geconfronteerd geweest
met de noodzaak in collectieve ver
banden te moeten leven. Niet al
leen werden de gezinnen kleiner,
maar ook kon de toenemende wel
vaart gemeenschappelijke keuzes
omvormen tot individuele beslis
singen. Praktische oefeningen in
gemeenschapszin werden daardoor
een minder alledaagse ervaring.
Zo doorbrak bijvoorbeeld een éigen
tv op de éigen kamer de noodzaak
via gemeenschappelijk overleg tot
een programmakeuze te komen.
Voorts brokkelde door de sterk
toegenomen mobiliteit de normon
dersteunende invloed van hechte
sociale verbanden af. De 'eigen
richting' is zozeer een vanzelfspre
kendheid geworden, dat gevoelens
van gemeenschapszin al snel ge
koppeld worden met de overleefde
plastic-lampekappen-kneuterig-
heid uit de jaren vijftig. Het besef
dat 'samenleven' een kwestie is van
geven en nemen raakte daardoor
verzwakt.
In sociaal-economisch opzicht
geven het draagkrachtbeginsel
in de belastingheffing en het
solidariteitsbeginsel in de so
ciale verzekeringen uitdrukking
aan het solidariteitsgevoel van de
samenleving. De calculerende bur
ger is daarbij echter een storend
element. Hij laat zich immers wei
nig gelegen liggen aan het morele
ideaal van de samenleving. Hij ge
draagt zich, waar mogelijk, als free
rider, als profiteur.
In de belastingheffing komt dit tot
Prof. dr. L.G.M. Stevens.
uitdrukking in de pogingen zich
aan de bekostiging van de collec
tieve voorzieningen te onttrekken,
aangezien dit toch geen consequen
ties heeft voor zijn individuele aan
spraken. In de sociale zekerheid
wordt vrijelijk en zonder terughou
dendheid aanspraak gemaakt op
sociale zekerheidsuitkeringen zon
der te letten op de maatschappelij-
kekosten ervan.
'Zolang de uit het morele ideaal
afgeleide waarden en belangen
door brede lagen van de samenle
ving worden onderschreven, is er
sprake van maatschappelijke stabi
liteit. Er zijn in de samenleving
dan weinig waardeconflicten. De
handhaafbaarheid van de op die
normen gebaseerde regelgeving is
minder problematisch als deze be-
ginselen ook gedragen worden in
de harten van de burgers. De mate
waarin dit daadwerkelijk gebeurt,
bepaalt het draagvlak voor de
maatschappelijke solidariteit.
De calculerende mentaliteit van de
burger is het virus dat dit ideaal
beeld verziekt. De sociale verant
woordelijkheid wordt gesmoord als
deze wordt beantwoord met de
zelfzuchtige, op eigenbelang ge
richte opstelling van de profiteurs.
De gesignaleerde mentaliteitsom
slag, versterkt door de gewijzigde
demografische omstandigheden
(vergrijzing), stelt de bekostiging
van de verzorgingsstaat thans
zwaar op de proef.
Een meer op het marktmechanisme
afgestemde wijze van besturen lijkt
het antwoord te zijn op het be-
heersbaarheidsvraagstuk van de
collectieve sector. De bijbehorende
toverwoorden zijn privatisering,
deregulering en toepassing van het
profijtbeginsel. Het sociale dilem
ma wordt opgelost door de als
collectieve goederen aangeboden
zorgdiensten en voorzieningen
waar mogelijk te individualiseren.
Het marktmechanisme zal dan be
palen wat wordt voortgebracht en
aan wie het gebodene ter beschik
king staat. Wie nog aan de zegenin
gen van de markteconomie durft te
twijfelen, wordt verwezen naar de
Oosteuropese puinhopen van de
planeconomie.
In het rechtsleven lijkt zich een
soortgelijk zelfzuchtig individuali
seringsproces te voltrekken als in
de maatschappij als geheel. De ge
meenschappelijke norm waaraan
het individu zich ondergeschikt
heeft te maken, wordt in toene
mende mate verdrongen door de
'eigen richting' van het 'dat maak
ik zelf wel uit'.
De op zelfontwikkeling en zelfver-
antwoording gebaseerde individua
lisering dreigt te worden verstikt
door egocentrische elementen die
de boventoon gaan voeren. Zolang
de inhoud van de rechtsregels be
antwoordt aan de in een samenle
ving geldende innerlijke overtui
ging, behoeft de nakoming ervan
niet van hogerhand te worden af
gedwongen. De moraal is gewor
teld in het geweten van de mens en
komt voort uit een innerlijke macht
die dwingt tot naleving van de
norm. De daaruit voortvloeiende
ethische normstelling reikt dieper
dan het recht, aangezien deze is
verbonden met de aspiratiemoraal
die als zodanig niet behoeft te
worden afgedwongen.
Het recht beweegt zich echter op
het lagere niveau van de plichtmo-
raal. Het is de dwingende norm, die
is vastgelegd in de wet en/of wordt
afgedwongen door de sociale con
trole. Een sterk normbesef is van
grote invloed op de aanvaarding
van de rechtsnorm; ze behoeft een
minder precieze wettelijke formu
lering om geldingskracht te bezit
ten. Voor de normhandhaving is
deze omstandigheid van wezenlijk
belang. Individualisering van de
rechtsnorm, het 'dat-maak-ik-zelf-
wel-uit', doet het draagvlak ervan
echter afbrokkelen.
De overheid klaagt over de ver
schraling van het rechtskarakter
van het belastingrecht. De vraag is
echter of de wetgever dit niet in
belangrijke mate aan zichzelf te
wijten heeft. De kwaliteit van de
fiscale wetgeving laat te wensen
over en de doelstellingen zijn vaak
te zeer politiek omstreden. De wet
ten hebben daardoor vaak een te
beperkt maatschappelijk draag
vlak.
De bureaucratische verkokering
leidt te gemakkelijk tot regelgeving
waarvan de effecten op andere be
leidsterreinen niet of onvoldoende
zijn overzien. De processen van
wetgeving voltrekken zich te vaak
onder te grote tijdsdruk, waardoor
de regelgevers nauwelijks oog heb
ben voor de uitvoeringsproblemen.
Soms zijn de verschillende beleids
doelstellingen zelfs onderling te
genstrijdig.
De afbrokkeling van de rechtsnorm
wordt wel heel erg duidelijk zicht
baar als zelfs overheidsinstanties
naar wegen zoeken om aan de
belastingheffing te ontsnappen.
Om uit de WIR-pot een graantje
mee te pikken, bedienden vele
overheidsinstellingen zich op onei
genlijke wijze van de BV-vorm.
Legermaterieel werd om redenen
van belastingbesparing opgeslagen
in douane-entrepots. Vele gemeen
ten hebben ter besparing van om
zetbelasting bedrijfsmiddelen ge-
leased met gebruikmaking van de
IJslandroute. Ook worden over
heidsgebouwen 'ingepakt' in een
diensten-BV die vervolgens deze
gebouwen verhuurt aan het over
heidslichaam. De enige doelstelling
van dergelijke constructies is be
sparing van omzetbelasting.
De nationale overheid blijkt zich
trouwens ook lang niet altijd ge
trouw te willen voegen naar de
EG-voorschriften. Voorts wordt re
gelmatig om de Miljoenennota's op
te poetsen 'geschoven' met kasstro
men, waarbij de prima-cheque-ma-
noeuvre toch wel de meest gênante
variant was.
Deze maatregel hield in dat het
moment van belastingbetaling en
kele dagen werd vervroegd zodat
door de betalingsnoodzaak vóór 1
januari de minister van Financiën
in het lopende begrotingsjaar een
'gunstige' opbrengst kon laten zien.
Ook worden allerlei politieke ter
men gehanteerd om de barre wer-
Het ontduikingsmilieu wordt in hoge mate mede beïnvloed door de appreciatie van de overheidsactiviteiten door de belastingbetaler. Wanneer
de burger zich niet kan of wil identificeren met het overheidsbeleid, ligt hierin voor hem een 'legitimatie' van de fraude besloten.
FOTO'S DE STEM JOHAN VAN GURP
kelijkheid te verhullen. Er worden
termen gebruikt als 'mingroei' daar
waar een economische teruggang
aan de orde is, 'brede herwaarde
ring' bij benauwende en overbodig
gedetailleerde wetgeving en 'ver
eenvoudigingswetgeving' waar ie
dereen op zijn klompen aanvoelt
dat van vereenvoudiging geen
sprake is.
Ook hoef ik het gestoethaspel rond
de afschaffing van de WIR maar te
noemen of iedereen weet wat ik
bedoel met de tanende geloofwaar
digheid van de overheid.
Een irritant recent voorbeeld van
de gevreesde 'plukmentaliteit' van
een heffende overheid was het
wetsvoorstel om voor de rente cjje
de overheid aan de burger zou
moeten vergoeden, een lager per
centage te laten gelden dan het
percentage dat de burger aan de
overheid verschuldigd zou zijn. Ge
lukkig is dat voorstel afgeketst op
kamerbrede afwijzing. Het is daar
om te eenzijdig de normvervaging
als verwijtbaar gedrag de burger in
de schoenen te schuiven. Het pro
bleem zit dieper.
Als een bus moeizaam de berg
opsputtert en dreigt te stranden,
zullen de passagiers - allen met het
zelfde reisdoel voor ogen - uitstap
pen en naar vermogen de bus naar
boven duwen om toch het reisdoel
te bereiken. Degene die pontificaal
in de bus blijft zitten, wetend dat
de anderen toch wel hard genoeg
zullen duwen om de top van de
bergweg te bereiken, zal bij de
afdaling het ongenoegen van de
uitgeputte, weer ingestapte passa
giers merken.
Discussies rond oneigenlijk ge
bruik van de fiscale wetgeving
hebben de neiging zich af te spelen
met dit profiteursbeeld voor ogen.
Dit betekent echter een belangrijke
versimpeling van de problematiek.
Hierin ligt immers de basisgedach
te besloten dat - evenals de passa
giers van de bus - alle betrokken
personen hetzelfde doel voor ogen
hebben.
Wanneer er echter passagiers in de
bus zitten die onvrijwillig zijn in
gestapt en zonder eigen belang
meereizen, moet men er rekening
mee houden dat zij weigerachtig
zullen zijn ten aanzien van de duw-
activiteiten. De fiscaliteit kent vele
gedwongen passagiers die zich aan
een financiële bijdrage zullen ont
trekken zodra zij daartoe een mo
gelijkheid krijgen.
Een dergelijke gebrekkige norm
aanvaarding manifesteert zich op
diverse manieren. In het economi
sche leven is dit zichtbaar in het
afwentelingsverschijnsel. De ster
kere marktpartij kan zijn belas
tingdruk afwentelen op de zwakke
re. Met rechtvaardigheid heeft het
marktmechanisme echter niets uit
staande.
Een andere vorm van afwen
teling speelt in het rechtsle
ven. Personen kunnen door
gebruikmaking van listige
constructies vermijden dat zij on
der de reikwijdte van een belas
tingwet vallen. Zij kunnen op die
manier de belastingheffing ont
gaan, waarvoor anderen vervolgens
moeten opdraaien.
Naarmate de wetgeving minder
duidelijke rechtvaardigheidsprin
cipes kent, zal deze listige rechts
opvatting meer ruimte bieden aan
een dergelijk ontwijkingsgedrag.
De meest markante afwijzing van
de belastingheffing komt tot uit
drukking in de belastingfraude.
Sociologisch beschouwd zijn de
drie genoemde varianten van be
lastingvermijding allemaal uit
drukking van een te beperkte aan
vaarding van de fiscale
rechtsnorm; slechts de fraude is
strafrechtelijk vervolgbaar. Mis
bruik en oneigenlijk gebruik wor
den tegenwoordig hoe langer hoe
meer in één adem genoemd. Zij
gelden daarbij soms als identieke
begrippen.
Voor de fiscalist heeft de term
'oneigenlijk gebruik' evenwel een
wezenlijk verschillende betekenis.
Daar waar misbruik een strafrech
telijk vervolgbare wetsovertreding
inhoudt, wordt oneigenlijk gebruik
gezien als een handelwijze die
- blijvend binnen de bewoordingen
van de wet - niet strafbaar is.
Maatschappelijk spreekt men dan
van een profiteursmentaliteit. Het
fraudebeeld laat zich moeilijk vol
ledig in kaart brengen.
De omvang van de fiscale fraude
wordt door een aantal factoren
bepaald: a) het ontduikingsmilieu;
b) het ontduikingsrendement; c) de
sanctie.
ad. a: het ontduikingsmilieu: Onder
het ontduikingsmilieu wordt be
grepen het geheel van factoren die
een rol kunnen spelen bij de nei
ging tot belastingontduiking. Van
groot belang is de mate waarin de
belastingontduiking maatschappe
lijk wordt aanvaard. Als iedereen
'het' doet, ben je dief van je eigen
portemonnee als je je kansen niet
te baat zou nemen. De fraudetole
rantie is naar mijn mening de laat
ste jaren duidelijk verminderd.
Toen het 'minder meer' ging om
slaan in een 'meer minder' groeide
het besef dat wat de één te weinig
betaalt, door de ander extra moet
worden opgebracht. De fraudetole
rantie is daardoor vanuit dezelfde
gevoelens van eigenbelang vermin
derd. De lacherige houding dat
'belastingbetalen voor de dommen
is', is dan ook verleden tijd. Over
heidsoptreden tegen ontgaansge-
drag vindt daardoor tegenwoordig
brede maatschappelijke steun,
ad. b: het ontduikingsrendement:
Het ontduikingsrendement is hoger
naarmate de belastingdruk hoger
is. Onderzoek leert dat de afwijzing
van fraude groter is naarmate in
komen en opleiding hoger zijn.
Hierbij dient men te bedenken dat
er een belangrijk verschil kan be
staan tussen 'zeg-gedrag' en 'doe-
gedrag'. Hoe hoger men is opgeleid,
hoe sterker men sociaal is 'gecondi
tioneerd'. Voorts bieden de moge
lijkheden tot belastingverminde
ring via fiscale constructies aan
deze categorie een uitweg om te
ontkomen aan de hoge belasting
druk zonder dat men zijn toevlucht
behoeft te nemen tot belastingfrau
de.
ad. c: de sanctie: Het loon van de
fraude zal bewust of onbewust
worden afgewogen tegen de zwaar
te van de sanctie. Daarom is ook
het sanctiebeleid van invloed op
het fraudegedrag. De administra
tief en strafrechtelijke boetes zijn
in reactie op het Belastingfrau
derapport van 1980 aanmerkelijk
verruimd. Voorts is via een achter
deur, ingaande 1991, de sanctie
extra verzwaard door dergelijke
boetes niet langer fiscaal aftrek
baar te stellen. Voor de effectiviteit
van de strafbedreiging is echter
ook de pakkans van belang. Naar
mate de ontdekkingskans kleiner
is, zal van de sanctie een geringere
rem op de straf uitgaan. Deze pak
kans is niet voor iedereen gelijk.
De ondernemer met een omvangrij
ke administratie heeft in dit ver
band ruimere mogelijkheden dan
de loontrekker. De fraude is ook
niet bij iedereen even gemakkelijk
bewijsbaar. De fiscale wetgever
zou er verstandig aan doen zich in
elk wetsvoorstel te bezinnen op de
praktische handhaafbaarheid van
de regels. Regels die niet effectief
te controleren zijn, tasten de ge
loofwaardigheid van de overheid
aan.
De beeldvorming omtrent de pak
kans is duidelijk ten gunste van de
Belastingdienst veranderd.
Branchegewijze landelijke renseig-
neringsacties, zoals actie Schuim
kraag, Goudtand, Dienblad,
Snoepreis, etc. hebben ruime pu
bliciteit getrokken. Ook is de
'waarneming ter plaatse' een actu
eel beleidspunt van de Belasting
dienst. Een belangrijk element bij
het verhogen van de pakkans bij
fraude is immers de mate waarin
de Belastingdienst over informatie
beschikt.
Door uitbreiding van de plicht tot
informatieverstrekking is de posi
tie van de fiscus in belangrijke
mate versterkt. De meldingsplicht
van het bankwezen is daarvan een
in het oog springend voorbeeld.
Invoering van het sofi-nummer
maakt voorts de gegevensverwer
king en informatieselectie doeltref
fender. Daarenboven wordt ge
tracht door het opvoeren van de
controlefrequentie van de boek
houdingen de controledichtheid te
vergroten.
Dit alles rechtvaardigt de conclusie
dat de pakkans duidelijk verbeterd
is, hetgeen de ontduikingsneiging
zal hebben afgezwakt. Voor een
bepaalde categorie belastingplich
tigen betekent dit echter dat de
belastingfraude wordt gegoten in
nog duistere criminele acties. Het
risico is aanwezig dat de overheid
dan in zijn onmacht de maatschap
pelijke fraudeprocessen in de greep
te krijgen, zich gaat voorzien van
allerlei wettelijke instrumenten die
een draconische uitwerking zullen
hebben. Het gevaar is dat de bona
fide ondernemers met zware admi
nistratieve lasten worden opgeza
deld, terwijl de malafide onderne
mers toch op die wijze niet grijp
baar blijken.
Per saldo resteert frustratie in de
uitvoeringssfeer en verdere afbrok
keling van de geloofwaardigheid
van de regelgeving. Een recent
markant voorbeeld is de malusre
geling in de sociale zekerheids
sfeer, die wordt ervaren als een
onterechte straf voor werkgevers
en die een averechts effect zal
hebben.
Het ingewikkelde en gebrekkige
inkomensbegrip vormt een actueel
kernprobleem van de belastinghef
fing. De belangrijkste tekortko
ming van de inkomstenbelasting
als draagkrachtheffing lag, en ligt
nog steeds, besloten in de techni
sche tekortkomingen van het fisca
le inkomensbegrip. De uitvoerings
technische problemen voort
vloeiende uit een vermogenswinst
belasting zijn in de Nederlandse
verhoudingen tot op heden een on
neembaar obstakel gebleken voor
invoering ervan.
Intussen probeert de wetgever via
allerlei lapmiddelen, zoals fictieve
rendementsregelingen, de geloof
waardigheid van het fiscale inko
mensbegrip enigszins overeind te
houden. Nadeel is verbrokkeling
van regelgeving en complexiteit in
de uitvoering. Het tot de jaren
tachtig algemeen levende gevoelen
dat de hoge inkomensgroepen in
werkelijkheid minder te lijden zou
den hebben onder de progressie
van de inkomstenbelasting dan de
tariefstructuur aangeeft, is in afne
mende mate in overeenstemming
met de werkelijkheid. Met name de
heffing van de vermogensbelasting
- waarvoor overigens geen overtui
gende rechtsgrond is aan te voe
ren - versterkt het beeld dat de
overheid een ongerechtvaardigd
zware claim legt op het door de
burger verdiende Inkomen. Per sal
do zal ook de burger met een hoger
inkomen sneller zijn toevlucht
gaan zoeken tot fraude of anders
zins pogen aan deze zware druk te
ontkomen.
Symptomatisch is de toenemende
belastingvlucht naar België. De re
cente kritiek op de fictieve rende-
mentsheffing op rentegroeifondsen
verraadt dan ook een zeer beperkte
maatschappelijke aanvaarding van
het draagkrachtbeginsel. Aandeel
houders van rentegroeifondsen
kunnen hun inkomen in fiscale zin
gemakkelijk drukken door de inge
houden beleggingsopbrengsten om
te zetten in onbelaste koersstijging.
Een dergelijke fiscale begunstiging
verstoort het gelijkheidsprincipe
dat het uitgangspunt van het fisca
le inkomensbegrip behoort te zijn.
Fiscale normvervaging is geen op
zichzelf staand proces; het draag
vlak voor maatschappelijke solida
riteit brokkelt over de volle breedte
af. De individualiseringsdrift laat
zich steeds moeizamer verenigen
met het solidariteitsbeginsel van de
sociaal-democratie. Het wordt ver
drongen door het profijtbeginsel
dat associaties oproept met het
meer liberaal getinte marktmecha
nisme. De marges in de politiek
zijn daardoor smaller dan ooit.
De normvervaging is tevens het
resultaat van een zich al te be-
moeierig opdringende overheid die
de wet veelvuldig hanteert als mid
del tot beleidsrealisatie. Ook de
belastingwetgeving wordt in toene
mende mate als besturingsinstru
ment gehanteerd. De fiscale wetge
ver loopt daardoor echter het risico
te verzanden in gedetailleerde en
gecompliceerde regelgeving. Ook
de normstellende waarde van de
wet wordt daardoor uitgehold. Dit
heeft consequenties voor de nale
ving ervan.
Het gaat te vaak om louter
technocratische ordenings
maatregelen waarin geen
hogere ethische waarde
meer in het geding is. Dit doet
afbreuk aan de rechtsdimensie van
de wet; zij verliest aan ethische
bezieling, aan legimiteit en daar
door aan vitaliteit. Het ontdui
kingsmilieu wordt in hoge mate
mede beïnvloed door de appreciatie
van de overheidsactiviteiten door
de belastingbetaler. Wanneer de
burger zich niet kan of wil identifi
ceren met het overheidsbeleid, ligt
hierin voor hem een 'legitimatie'
van de fraude besloten. Naast een
effectief optreden tegen belasting
fraude is het daarom belangrijk
oog te blijven houden voor de die
pere oorzaken van de fiscale norm
vervaging.