DE STEM
De eerste penseelstreken van de Gouden Eeuw
De rivieren
van ons
collectief
bewustzijn
AANBEVOLEN
Rijksmuseum
pakt uit met
'duurste en
grootste'
tentoonstelling
Noordbrabants
Museum toont
de verloren
glorie van
'licht, lucht
en water'
Een van de vele
kerstfilms is 'Little
Buddha' van Ber
nardo Bertolucci:
een spectaculair
Hollywood-sprook-
je op het dak van
de wereld.
Grote Gids
VRIJDAG 17 DECEMBER 1993 DEEL I
BEogf/i
I Het Wolga Ko
zakken Koor brengt
zware melancholie
in oud-Russische
sferen, zondag 19
december in de No-
belaer in Etten-Leur
en dinsdag 21 de
cember in het Zuid-
landtheater in Ter-
neuzen. Het is dui
delijk, de kerstcon
certen komen er
weer aan.
Vazen, schotels,
tegels en wandpa-
nelen van Ivo Nijs
zijn te zien in gale
rie De Mollegangen
in Bergen op Zoom.
Door Koos Tuitjer
'Licht, Lucht en Water': Nederlandser kan het haast
niet. Onder deze atmosferische vlag wordt in het Noord
brabants Museum in Den Bosch een beeld opgeworpen
van de Nederlandse rivierschilderkunst uit de 19e eeuw.
Een verhaal over een tak van schilderkunst die niet meer
gepraktizeerd wordt. Omdat allereerst de bron van alle
inspiratie kwijnt. Want een rivier is inmiddels een
waterweg, waarvan de oevers met asfalt worden bedekt.
Zoals met de grootste vanzelf
sprekendheid het' bloed nog
steeds door onze aderen vloeit,
zo stroomden ook de 'grote rivie
ren' door ons collectief bewust
zijn. Nederland was onnoemelijk
lang een ruig waterland en Ne
derlanders waren bij uitstek Wa
terlanders.
Maar hoe godvruchtig we altijd
ook geweest zijn, nooit hebben
we Gods water zo maar over
onze akkers laten lopen. Vanaf
de vroege middeleeuwen hebben
ons gekeerd tegen dit uitvloeisel
van Zijn Almacht. Wat dat be
treft zijn we altijd al ketters
geweest. En daar worden we
onderhand dus flink voor ge
straft.
Het niet aflatende gevecht tegen
het water en de wijde blik die we
vanouds om ons heen konden
werpen, bestempelden óns tot
een nuchter volk. Hoewel niet
echt revolutionair gezind, heb
ben we dankzij die nuchterheid
ook een revolutie in de schilder
kunst kunnen bewerkstelligen.
De Hollandse landschapschil
ders uit de 17e eeuw kunnen
daar in ieder geval prat op gaan.
Zij introduceerden namelijk
voor het eerst in de schilder
kunst de 'platte' weergave van
wat zij om zich heen zagen.
Zonder fratsen schilderden zij
het rivierenlandschap. Hoe
stormachtig water en lucht soms
ook waren, de zeventiende eeuw-
se meesters gaven weer wat zij
zagen. Zij schilderden de waar
heid en niets dan de waarheid.
Het 'buitenland' keek er met
verbazing naar, maar weigerde
aanvankelijk die nuchtere schil
derkunst serieus te nemen. „Er
staat niets op die schilderijen,"
werd er schamper opgemerkt.
„Een rivier met koeien die tot
aan hun hoeven in het water
staan weg te dromen: welk artis
tiek genot kun je daar nou aan
ontlenen?"
Heel veel, zo kun je nu in alle
nuchterheid vaststellen. Toch
hebben in later eeuwen de Ne
derlandse landschapschilders
Door Lei Coopmans
Hij durft het bijna niet te
zeggen, directeur Henk van
Os van het Rijksmuseum.
Want het klinkt zo opschep
perig: 'Dageraad der Gouden
Eeuw' is de duurste en de
grootste expositie die we
ooit gemaakt hebben. Maar
het is wel zo. En de mooiste
nog ook, voegt Wouter
Kloek, projectleider van de
tentoonstelling er aan toe.
Zeven jaar hebben Kloek en
zijn team gewerkt aan het vul
len van deze indrukwekkende
uitstalkast met de bedoeling
veertig belangrijke jaren van
Nederlandse kunst op de kaart
van de kunstgeschiedenis te zet
ten: 1580-1620. Het is dan ook
niet zomaar een tentoonstelling.
'Dageraad der Gouden Eeuw' is
het zichtbare resultaat van een
omvangrijk kunsthistorisch on
derzoek naar de donkere perio
de die voorafging aan wat nog
steeds beschouwd wordt als het
hoogtepunt in de Nederlandse
(kunst)geschiedenis: de gouden
eeuw.
Zestien ruimtes van het Rijks
museum zijn gevuld met ruim
350 kunstwerken van Neder
landse kunstenaars uit de jaren
1580-1620. Niet alleen schilde
rijen, tekeningen, prenten en
beelden, maar ook meubels, ta
pijten, zilversmeedwerk, boe
ken, glaswerk en zelfs zakdoe
ken en servetten. Diverse afde
lingen van het Rijksmuseum
hebben aan de totstandkoming
van de tentoonstelling meege
werkt en dat schijnt uitzonder
lijk te zijn.
Vaste collectie
Veel van het getoonde spul
komt uit de vaste collectie van
het museum zelf, maar heel veel
werk ook komt uit nationale,
museale en particuliere collec
ties uit binnen- en buitenland
waar ze soms slechts met de
grootste moeite en na lang aan
dringen konden worden losge
weekt. De lange lijst van bruik
leengevers in de catalogus be
gint met de Engelse koningin
Niobe' van Abraham Bloemaert uit 1591. Het schilderij is uitgeleend door het Statens Museum for
'De dood van de kinderen van
Kunst in Kopenhagen.
Elizabeth die een prachtige zil
veren dekschaal van Joris Claes
uit haar keukenkast haalde en
een winterse tekening van Hen-
drick Avercamp uit haar biblio
theek.
Ellendig
Het was een ellendige tijd, die
laatste helft van de zestiende
eeuw. Holland lag zowat in
puin. In 1566 was er de beel
denstorm geweest en twee jaar
later begon de tachtigjarige
oorlog tegen de Spaanse over
heerser. Met de keuze voor het
protestantisme verviel het ker
kelijk mecenaat en verdween de
kunst uit de kerk. Dat deson
danks in die veertig jaar rond
de eeuwwisseling de kiem werd
gelegd voor de glorietijd van de
kunst in Holland is enerzijds te
danken aan de aantrekkings
kracht die de Republiek bleek
uit te oefenen op veel kunste
naars uit de zuidelijke Neder
landen en anderzijds aan de
invloed van Nederlandse kun
stenaars aan het Praagse hof
van de Duitse keizer Rudolf II.
Culturele centrum
Zeker toen in 1585 Antwerpen
in handen viel van de Spanjaar
den, zochten tienduizenden
mensen uit dit culturele cen
trum van Europa hun toevlucht
tot de noordelijke Nederlanden.
Daaronder niet alleen kunste
naars uit alle disciplines: schil
ders, beeldhouwers, tapijtwe
vers en zilversmeden, maar ook
ervaren en succesvolle kooplie
den en handwerksmannen.
theologen en filosofen. Dat was
nog eens een kwaliteitsimpuls!
Maniërisme
Bartholomeus Spranger, schil
der aan het keizerlijk hof in
Praag, had nogal veel succes
met zijn tekeningen en schilde
rijen van elegante, naakte figu
ren. Toen de Haarlemse kunste
naars zijn werken via Van Man
der onder ogen kregen waren
ook zij erg onder de indruk.
Cornelis van Haarlem en Hend-
rick Goltzius namen de hoofse
stijl over en de laatste vervaar
digde bovendien prenten van
Sprangers schilderijen, zodat
het werk gemakkelijk versprei
ding vond naar de andere
kunstcentra van Holland:
Utrecht en Amsterdam. Zo ont
stond het Hollandse maniëris
me, een stijl waarin weliswaar
naar de natuur werd geschil
derd, maar waarvan de onder
werpen nog voorsproten uit de
fantasie, de mythologie of de
bijbel.
'Dageraad der Gouden Eeuw'
opent dan ook met enkele grote
voorbeelden van dit Hollandse
maniërisme. 'De Val der Tita
nen' van Cornelis van Haarlem
en 'De dood van de kinderen
van Niobe' van de Utrechtse
schilder Abraham Bloemaert
zijn sterk dramatische werken
waar de ambitie van de kunste
naars van af spat. En ook het
kleine schilderijtje waarop de
Amsterdamse schilder Joachim
Wttewael maar liefst vijftig go
den aan het eten heeft gezet, is
een vrijwel nooit eerder getoond
voorbeeld van deze stijl.
Realisme
Tegelijk met het zoeken naar
nieuwe technieken, voltrok zich
een kenmerkende verschuiving
in de keuze van de onderwer
pen. Langzaam maar zeker, de
tentoonstelling brengt het in
beeld, verschoof de aandacht
van de kunstenaars van het fan
tastische naar onderwerpen uit
de hen omringende werkelijk
heid. Werd er in het maniërisme
nog gefantaseerd in realistische-
afbeeldingen, steeds meer nam
de waargenomen realiteit van
alledag bezit van het doek: por
tretten, landschappen, stille
vens, natuurstudies. De realis
tische kunst van de Gouden
Eeuw was geboren en zou uit
groeien tot onze nationale trots.
Heksentoer
De inrichting van 'Dageraad
van de Gouden Eeuw' met zo
veel verschillende kunstwerken
en gebruiksvoorwerpen zou een
heksentoer worden, dat besef
ten de samenstellers. Daarom
trokken ze niemand minder dan
prof. Wim Crouwel aan, de
vormgever die van 1985 tot be
gin deze maand directeur was
van het Museum Boymans yan
Beuningen. Crouwel heeft orde
ning proberen aan te brengen
door middel van kleur, licht en
ruimtelijke ingrepen.
Zijn belangrijkste keuze was
om het daglicht geheel buiten te
sluiten en alle kunstwerken het
licht te geven dat ze verdienen
of - zoals tekeningen en prenten
- kunnen verdragen. Een rijke
afwisseling in kleur, licht en
hoogte van de expositieruimten
moest volgens Crouwel een
theatraal effect tot stand bren
gen waarin de beleving van de
kunstwerken optimaal kan
plaatsvinden.
'Dageraad der Gouden Eeuw',
Noordnederlandse kunst
1580-1620, in het Rijksmuseum in
Amsterdam. Tot en met 6 maart
1994, open dinsdag tot en met
zaterdag van 10 tot 17 uur, zon- en
feestdagen van 13 tot 17 uur (op 1
januari gesloten). Er zijn rondlei
dingen in diverse talen, de catalo
gus kost 95. Op de NS-stations
zijn Trein plus Toegangsbiljetten
verkrijgbaar.
'Dageraad der Gouden Eeuw' is
het belangrijkste onderdeel van de
manifestatie 'De Gouden Eeuw
van Amsterdam', die tot maart
1994 in kerken, musea en histori
sche gebouwen in de Amsterdam
se binnenstad wordt gehouden.
'Rivierlandschap' van Johannes Destrée (1860).
zich gerevancheerd. Onder in
vloed van de Romantiek en later
van het Impressionisme raakten
ook zij aangedaan door verbor
gen verleidingen in het rivieren
landschap.
Daarin is later weer de klad
gekomen. Vanaf het begin van
deze eeuw is er zo aan het land
schap geprutst, dat we nog wel
rivieren hebben, maar alle idylle
is er uit weggesneden. En keert
er ook nooit meer in terug, naar
het zich laat aanzien. Al decen
nia zie je dan ook nauwelijks
meer schilders aan de waterkant.
Troost
Maar de schilders uit de negen
tiende eeuw hebben ons in ieder
geval een 'Noordelijk Arcadië'
achtergelaten. Dat lijkt de troost
die het Noordbrabants museum
ons wil bieden. Zesenzeventig
schilderijen uit de periode
1780-1920 werden er binnenge
dragen, onder meer van J.H.
Koekkoek ('De monding van de
Schelde') en zijn twee zonen,
Jacob Maris ('Gezicht op
Dordt'), Johan Barthold Jong
kind ('De Merwede bij Dord
recht'), Salomon Verveer ('De
Merwede voor Woudrichem met
raderbot en veerpont'), Andreas
Schelfhout, Leo Gestel, Jan
Sluijters, Jan Toorop en Piet
Mondriaan. Of je je er ook wer
kelijk door getroost voelt, be
twijfel ik. Daarvoor pakt de pre
sentatie toch te obligaat uit.
De tentoonstelling leert evenwel
dat je ook in het verleden nooit
een rivierlandschap kon betre
den of je kwam wel iemand
tegen. Zo te zien, hebben we
vanaf het einde van de 18de
eeuw de idylle altijd al lopen
verstoren. De Hollandsche land
schapschilderkunst zoals die ons
in Den Bosch voorgehouden
wordt, dwingt je hoe dan ook tot
het inlaten met de buren.
In dat 'mensen kijken' schuilt
paradoxaal genoeg ook weer een
verborgen verleiding. Want op
zoveel landschappen raak je
toch al gauw uitgekeken. Tenzij
de kunstenaar iets in zijn werk
bedoelde uit te drukken, dat tot
een heel andere orde dan de
dagelijkse werkelijkheid be
hoort. Zoals begin 20-ste eeu-
wers als Piet Mondriaan, Jan
Toorop en Jan Voerman dat voor
ogen stond. Die nieuwe tijd is
wel een hoogtepunt in de ten
toonstelling. Maar met het werk
wat dan gemaakt wordt, praten
we niet meer over landschaps
schilderkunst, maar over schil
derkunst.
Nu gaan. we ons in Den Bosch
maar eens flink te buiten aan
voyeurisme en beloeren van een
afstand onze betovergrootou
ders. De meesten zijn op weg en
trekken hele einden langs het
water. Zo af en toe pakt er
iemand de pont, maar aan de
overkant wacht hem hetzelfde
lot. Ook daar is het weer wande
len geblazen.
Menigeen wendt zijn schreden
naar Dordt: de meest geschilder
de stad aan onze grote rivieren.
Hoewel Arnhem zich ook in eni
ge populariteit mocht verheu
gen. Maar waar en hoe dan ook:
onze betovergrootouders konden
zich vertonen. En nu begrijp ik
ook, waarom je vroeger zo zon
dags gekleed op reis werd ge
stuurd.
Boos geworden
Alleen bij Ferdinand Hart Nib-
brig is het oppassen geblazen.
Deze kunstenaar schilderde een
gezicht op Rhenen, waarbij de
stad met haar karakteristieke to
ren naar de achtergrond, ver
schoven is. Het schilderij gaat
eigenlijk over de mensen, die de
pont uit Rhenen gepakt hebben
en zich lijdzaam laten overzetten
naar Lienden.
Hoe voorzichtig je dan met be
gluren moet zijn, heeft Hart Nib-
brig aan den lijve ondervonden.
Tussen twee witgekapte vrou
wen zit een derde, zwart gekapte
vrouw met een domme vrijposti
ge blik in haar ogen terug te
kijken.
Iemand heeft zich later de moei
te gegeven om te achterhalen
wie er indertijd (omstreeks 1908)
op de pont gezeten hebben. De
vrouw met de zwarte muts blijkt
achteraf in woede onstoken te
zijn, toen zij zich vereeuwigd
zag. Maar of deze mevrouw
Haalboom nu ook met recht de
betrapte onschuld kon spelen?
Niet echt: ze had zich door Hart
Nibbrig twee gulden laten beta
len om model te zijn.
Overigens waren het niet alleen
Nederlanders, die hun blikken
op ons rivierenlandschap lieten
vallen. De buitenlanders die drie
eeuwen geleden absoluut geen
brood in dit onderwerp zagen,
hebben zich in de vorige eeuw
bekeerd. Manet was hier, en
Daubigny, en Kandinsky. En ook
een Duitser, waar ikzelf nooit
van hoorde, maar die sfeervol
schilderen kon: Gustav Schönle-
ber uit Bietigheim. Zijn 'Bliek
über den Fluss Waal' uit 1880 is
een prachtig werk.
Noordbrabants Museum, Ver-
werstraat 41, Den Bosch. Tot 1Q
april 1994. Di. t/m vr. 10-17 uur; za.
zo. en feestdagen 12-17 uur. (25
december, 1 januari en tijdens het
carnaval gesloten).